Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 juni 2012
gepubliceerd op 08 juni 2012

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel

bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie
numac
2012002027
pub.
08/06/2012
prom.
02/06/2012
ELI
eli/besluit/2012/06/02/2012002027/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

2 JUNI 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen stelt een positieve actie in werking die als doel heeft een aantal obstakels waar vrouwen mee geconfronteerd worden op de arbeidsmarkt weg te nemen en op die manier de ongelijkheden tussen de geslachten die men binnen het federaal administratief openbaar ambt aantreft terug te dringen.

De bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen ontwikkelde zich in eerste instantie op Europees niveau. Artikel 141 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is immers de tekst die de grondslag legt voor de beginselen van gelijke kansen en gelijke beloning van mannen en vrouwen. De toepassing van dit gelijkheidsbeginsel wordt met name gerealiseerd door de invoering van Europese richtlijnen.

Richtlijn 76/207 - gewijzigd door Richtlijn 2002/73 en vervolgens opgeheven en vervangen door Richtlijn 2006/54 - geeft toestemming voor positieve acties om de ongelijkheden waarmee vrouwen te maken krijgen te verhelpen. Om niet veroordeeld te worden moeten de positieve acties echter stroken met het specifieke juridische kader dat wordt aangereikt door de richtlijn.

Het arrest-KALANKE (1) dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in 1995 uitsprak met betrekking tot de geldigheid van positieve acties, « heeft in heel Europa tot grote controverses geleid, wegens de onzekerheid die het arrest heeft geschapen met betrekking tot de wettigheid van quota en andere vormen van positieve actie die bedoeld zijn om het aantal vrouwen in bepaalde sectoren van of op bepaalde niveaus in het arbeidsproces te doen toenemen » (2).

Twee jaar later preciseerde het arrest-MARSCHALL van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen de geldigheidsvoorwaarden voor positieve acties. Zo aanvaardt het Hof de regel van een quotum ten gunste van vrouwen - een geslacht dat ondervertegenwoordigd is in bepaalde betrekkingen - op voorwaarde dat deze positieve actie geen absolute, automatische en onvoorwaardelijke voorrang voor hen ten gevolge heeft. Het Hof is immers van oordeel dat « Voor zover in het ressort van de voor de bevordering bevoegde autoriteit in een te bekleden hoger ambt van een loopbaan minder vrouwen dan mannen werkzaam zijn, moet bij gelijke geschiktheid, bekwaamheid en arbeidsprestatie de voorkeur worden gegeven aan een vrouw, voor zover met de persoon van een medekandidaat verbandhoudende redenen de balans niet in diens voordeel doen doorslaan » (3).

Op 28 maart 2000 heeft hetzelfde Hof in zijn arrest BADECK besloten dat « derhalve is een maatregel volgens welke vrouwelijke kandidaten in sectoren van de openbare dienst waarin zij ondervertegenwoordigd zijn, bij voorrang moeten worden bevorderd, verenigbaar met het gemeenschapsrecht : * wanneer hij vrouwelijke kandidaten met een gelijke kwalificatie als hun mannelijke medekandidaten niet automatisch en onvoorwaardelijk voorrang verleent en * wanneer de sollicitaties worden onderworpen aan een objectieve beoordeling, die rekening houdt met de bijzondere persoonlijke situatie van alle kandidaten. » (4) Bij ons, in zijn arrest nr. 17-2009 van 12 februari 2009, in zijn overweging B.22.2, heeft het Grondwettelijk Hof het volgende standpunt ingenomen : « Een maatregel van positieve actie kan slechts worden genomen wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan : 1° er moet een kennelijke ongelijkheid zijn;2° het verdwijnen van die ongelijkheid moet als een te bevorderen doelstelling worden aangewezen;3° de maatregel van positieve actie moet van tijdelijke aard zijn en van die aard dat hij verdwijnt zodra de beoogde doelstelling is bereikt;4° de maatregel van positieve actie mag de rechten van derden niet onnodig beperken.» In het federaal administratief openbaar ambt situeert het probleem inzake het gebrek aan evenwicht tussen de geslachten zich voornamelijk in wat men de eerste twee trappen van de hiërarchie noemt, d.w.z. op algemene wijze enerzijds de managementfuncties N, N-1 en N-2 en anderzijds de managementfuncties N-3 en de ambtenaren benoemd in de klassen A3, A4 en A5.

Begin 2012 is in de federale overheidsdiensten en de programmatorische overheidsdiensten slechts 13 % van de managers en 27 % van de ambtenaren benoemd in de klassen A3, A4 en A5 vrouw. De ongelijkheid is dus kennelijk.

Om deze reden introduceert het onderhavige besluit geleidelijk per overheidsdienst die tot het federaal administratief openbaar ambt behoort een tweederden-quotum voor de houders van een managementfunctie en de rijksambtenaren behorende tot de klassen A3, A4 en A5, zonder terug te komen op de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen, noch op de bekwaamheden van de kandidaten voor een aanwijzing of een benoeming, noch op het recht op de hernieuwing van de mandaten. Het doel is de ondervertegenwoordiging van vrouwen geleidelijk te verhelpen.

Immers, indien het wegens deze gecoördineerde wetten onmogelijk is om over te gaan tot het benoemen van een kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht is het tweederden-quotum niet van toepassing.

Evenzo is het tweederden-quotum niet van toepassing indien de resultaten van de selectie het niet toelaten om over te gaan tot de aanwijzing of de benoeming van een kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht.

Zoals de Raad van State in zijn advies nr. 51.204/4 van 26 april 2012 opmerkt, voldoet de ontworpen tekst aan het begrip "openingsclausule" zoals uiteengezet in artikel 16, § 2, van de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen sluiten ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen.

Wat de mandaathouder betreft, deze behoudt zijn recht op de hernieuwing van het mandaat in geval van een positieve evaluatie.

Tot slot preciseren we dat noch het ontwerp van koninklijk besluit, noch de overgangsbepaling kunnen leiden tot een teruggang wat betreft de nagestreefde doelstelling.

Wat de DOEB-test betreft, deze is niet van toepassing, want het gaat om een dossier dat betrekking heeft op de autoregulering van de federale overheid (personeelsstatuut). (1) H.J.E.G., 17 oktober 1995, KALANKE/FREIE HANSESTADT BREMEN, nr.

C-450/93, Jur. 1995, I- 3051. (2) COM (96) 88 final 27/03/96. (3) H.J.E.G., 11 november 1997, MARSCHALL, nr. C- 409/95, Jur. 1997, I-06363. (4) H.J.E.G., 28 maart 2000, BADECK, nr. C-158/97, Jur. 2000, I-1919.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedvolle en getrouwe dienaars, De Minister belast met Ambtenarenzaken, S. VANACKERE De Minister belast met Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET De Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, H. BOGAERT

2 JUNI 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen sluiten ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen, artikel 16, § 3;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, het deel VI, opgeheven door het koninklijk besluit van 5 september 2002;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 9 maart 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 19 maart 2012;

Gelet op het protocol nr 661 van 24 april 2012 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op advies nr 51.204/4 van de Raad van State, gegeven op 26 april 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister belast met Ambtenarenzaken, van de Minister belast met de Gelijke Kansen en van de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Deel VI van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, opgeheven door het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt als volgt hersteld : « Deel VI. - De bevordering van de gelijkheid van de geslachten.

Artikel 53.Geen enkele aanwijzing of benoeming kan als gevolg hebben dat meer dan twee derden van de betrekkingen gerangschikt in de eerste trap van de hiërarchie in toepassing van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, worden bekleed door ambtenaren van hetzelfde geslacht. Het resultaat wordt in voorkomend geval naar boven afgerond.

Er wordt evenwel afgeweken van het voorgaande lid indien het met toepassing van de voormelde wetten, wegens de resultaten van de selectie, wegens het recht op de hernieuwing van het mandaat of wegens de rangschikking van de kandidaten in functie van hun titels en verdiensten onmogelijk is om over te gaan tot de aanwijzing of de benoeming van een kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht.

De berekening van de twee derden evenals de voorwaarden voor de eventuele afwijking worden vastgesteld op de dag van de aanwijzing of de benoeming.

Artikel 54.Geen enkele aanwijzing of benoeming kan als gevolg hebben dat meer dan twee derden van de betrekkingen gerangschikt in de tweede trap van de hiërarchie in toepassing van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, worden bekleed door ambtenaren van hetzelfde geslacht. Het resultaat wordt in voorkomend geval naar boven afgerond.

Er wordt evenwel afgeweken van het voorgaande lid indien het met toepassing van de voormelde wetten, wegens de resultaten van de selectie, wegens het recht op de hernieuwing van het mandaat of wegens de rangschikking van de kandidaten in functie van hun titels en verdiensten onmogelijk is om over te gaan tot de aanwijzing of de benoeming van een kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht.

De berekening van de twee derden evenals de voorwaarden voor de eventuele afwijking worden vastgesteld op de dag van de aanwijzing of de benoeming ».

Art. 2.De gegevens met betrekking tot de tewerkstelling van de geslachten in de twee eerste trappen van de hiërarchie worden per trimester doorgegeven aan de Ministers bevoegd voor Ambtenarenzaken en voor de Gelijke Kansen. Er wordt voorzien in een jaarlijkse evaluatie op de Ministerraad.

Elke dienst legt jaarlijks een actieplan voor aan zijn voogdijminister, met daarin initiatieven die er op gericht zijn om de ondervertegenwoordiging van een bepaald geslacht in de twee eerste trappen van de hiërarchie te corrigeren. De voogdijminister bezorgt deze actieplannen aan de Ministers bevoegd voor Ambtenarenzaken en voor de Gelijke Kansen.

Art. 3.In de artikelen 53 et 54 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel worden de woorden "twee derden " vervangen door de woorden " vijf zesden " vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2012.

Art. 4.De Ministers bevoegd voor Ambtenarenzaken en voor Gelijke Kansen zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 juni 2012.

ALBERT Van Koningswege : De Minister belast met Ambtenarenzaken, S. VANACKERE De Minister belast met de Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET De Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, H. BOGAERT

^