Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 juni 2007
gepubliceerd op 18 juni 2007

Koninklijk besluit tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2007003294
pub.
18/06/2007
prom.
03/06/2007
ELI
eli/besluit/2007/06/03/2007003294/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 JUNI 2007. - Koninklijk besluit tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (hierna MiFID-richtlijn of de richtlijn) dient in het Belgisch recht omgezet te worden.

Hetzelfde geldt voor de richtlijn van de Commissie 2006/73/EG van 10 augustus 2006 tot uitvoering van richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn (hierna: de uitvoeringsrichtlijn).

Tevens dienen de nodige aanpassingsmaatregelen te worden getroffen ingevolge de verordening 1287/2006 van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de voor beleggingsondernemingen geldende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens, het melden van transacties, de markttransparantie, de toelating van financiële instrumenten tot de handel en de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn betreft (hierna de verordening).

De MiFID-richtlijn komt in de plaats van de beleggingsdienstenrichtlijn 93/22/EEG, die door de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs (en diens uitvoeringsbesluiten) in Belgisch recht was omgezet. De inwerkingtreding van MiFID is voorzien op 1 november 2007.

Het U ter ondertekening voorgelegd besluit strekt er inzonderheid toe de voor de omzetting van MiFID noodzakelijke aanpassingen en wijzigingen op reglementair vlak door te voeren. Het sluit aan bij het koninklijk besluit van 27 april 2007 tot omzetting van de Europese richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten, waarin de wetgevende wijzigingen zijn vervat. Voor nadere toelichting bij deze werkwijze en voor een schets van de Europees kader wordt verwezen naar het Verslag aan de Koning bij laatstgenoemd besluit.

Er wordt voor geopteerd om de reglementaire bepalingen zoveel mogelijk in één besluit te groeperen. Een reglement van de CBFA zal wel nog een aantal organisatorische vereisten voor instellingen die beleggingsdiensten verstrekken, preciseren.

Het ontwerp sluit zo getrouw mogelijk bij de Europese voorschriften aan. Op een beperkt aantal punten wordt wel gebruik gemaakt van opties die de richtlijn laat of worden nationale specificaties van de richtlijnbepalingen gepreciseerd. In een paar domeinen werd gebruikt gemaakt van de vrijheid die de richtlijn aan de lidstaten laat om reglementerend op te treden.

De verschillende onderdelen van dit besluit worden hierna nader toegelicht.

De volgende onderwerpen komen achtereenvolgens aan bod: - de definities van onder meer professionele cliënten en tegenpartijen (titel I en bijlage A); - de gedragsregels (titel II); - de markttransparantie en de multilaterale handelsfaciliteiten (MTF's) (titel III); - de transactiemelding aan de CBFA (titel IV); - de organisatorische vereisten voor instellingen die beleggingsdiensten verstrekken (titel V); - de buitenlandse beleggingsondernemingen (titel VI); - de overgangs- en slotbepalingen (titel VII).

TITEL I. - Algemene bepalingen Artikelen 1 tot 5.

De in deze titel opgenomen artikelen 2 tot 5 bevat de voor dit besluit dienstige definities.

Conform de delegaties in artikel 2 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten omschrijven artikel 2 en bijlage A het begrip professionele cliënt.

Artikel 3 preciseert het begrip « in aanmerking komende tegenpartij ».

Artikel 5 strekt tot omzetting van artikel 3 van de uitvoeringsrichtlijn en bepaalt een aantal voorwaarden in verband met het verstrekken van informatie.

TITEL II - Door gereglementeerde ondernemingen in acht te nemen voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening in uitvoering van artikelen 27 en 28 van de wet Artikel 6.

Deze bepaling omschrijft het toepassingsgebied ratione personae van de gedragsregels bepaald in de artikelen 7 tot 30. De door deze bepalingen geviseerde instellingen worden aangeduid als gereglementeerde ondernemingen. Zoals in de MiFID vormen de gedragsregels voor deze ondernemingen voorwaarden voor hun bedrijfsuitoefening. Ze strekken tot nadere invulling van de artikelen 27, 28 en 28bis, van de wet van 2 augustus 2002. De niet-naleving ervan kan aanleiding zijn tot prudentiële herstelmaatregelen (zie o.m. artikel 57, § 4 van de bankwet van 22 maart 1993) en tot administratieve geldboetes (zie artikel 36 van de wet van 2 augustus 2002).

Artikel 7.

Deze bepaling vult artikel 27, § 1, van de wet van 2 augustus 2002 aan dat voorschrijft dat de gereglementeerde ondernemingen zich bij het voor cliënten verrichten van beleggingsdiensten en nevendiensten, op loyale, billijke en professionele wijze moeten inzetten voor de belangen van hun cliënten. De bepaling preciseert de voorwaarden waaronder gereglementeerde ondernemingen voordelen (« inducements ») mogen ontvangen of toekennen.

Ondernemingen mogen dergelijke voordelen (« inducements ») geven of ontvangen, voornamelijk in twee soorten gevallen. Het eerste geval betreft voordelen gegeven door de cliënt of door personen die namens de cliënt handelen. De tweede categorie betreft andere omstandigheden waarin de cliënt wordt ingelicht, het voordeel de kwaliteit van de desbetreffende dienst ten behoeve van de cliënt ten goede komt en geen afbreuk wordt gedaan aan de plicht van de onderneming om zich in te zetten voor de belangen van de cliënt. Essentieel is dat de betaling of verschaffing van de vergoeding of het niet-geldelijke voordeel (« soft commissions ») de kwaliteit van de desbetreffende dienst ten behoeve van de cliënt ten goede komt en geen afbreuk doet aan de plicht van de onderneming om zich in te zetten voor de belangen van de cliënt.

Voor nadere toelichting bij deze bepaling kan worden verwezen naar de werkzaamheden van CESR (Committee of European Securities Regulators), het Europees netwerk van de effectentoezichthouders (waaronder de Commissie voor het Bank, -Financie- en Verzekeringswezen). Zo heeft CESR twee consultatiedocumenten « Inducements under MiFID » (CESR, 06/687 en 07/228) uitgebracht, waarin het een gemeenschappelijke aanpak over dit thema aanbeveelt.

Op grond van een considerans bij de richtlijn kan reeds worden gepreciseerd dat voor de toepassing van de bepalingen die betrekking hebben op inducements, de aanneming door een gereglementeerde onderneming van een vergoeding in verband met beleggingsadvies of algemene aanbevelingen wanneer het advies of de aanbevelingen daardoor niet negatief worden beïnvloed, kan worden geacht de kwaliteit van het beleggingsadvies aan de cliënt ten goede te komen.

Artikelen 8 tot 14.

Conform de artikelen 27 tot 34 van de uitvoeringsrichtlijn regelen deze bepalingen de aan (potentiële) cliënten te verstrekken informatie.

De bedoeling bestaat erin passende en evenredige informatievoorschriften vast te stellen waarin rekening wordt gehouden met de status van een cliënt als niet-professionele dan wel professionele cliënt. Er wordt beoogd een passend evenwicht te waarborgen tussen enerzijds bescherming van de belegger en anderzijds de informatieverplichtingen van gereglementeerde ondernemingen. Om die reden zijn er ten aanzien van professionele cliënten minder stringente informatievereisten opgenomen dan ten aanzien van niet-professionele cliënten. Professionele cliënten moeten immers behoudens beperkte uitzonderingen zelf kunnen uitmaken welke informatie zij voor een goed gefundeerde beslissing nodig hebben, en moeten de gereglementeerde onderneming alsnog kunnen verzoeken deze informatie te verstrekken.

Wanneer dergelijke informatieverzoeken redelijk en evenredig zijn, moeten gereglementeerde ondernemingen aanvullende informatie verstrekken (zie considerans 44 bij de uitvoeringsrichtlijn).

Gereglementeerde ondernemingen moeten (potentiële) cliënten toereikende informatie verstrekken over de aard van financiële instrumenten en de daaraan verbonden beleggingsrisico's zodat zij hun beleggingsbeslissingen met kennis van zaken kunnen nemen. Het niveau van detail van deze informatie kan variëren al naargelang de indeling van de cliënt in de categorie niet-professionele cliënt dan wel professionele cliënt en al naargelang de aard en het risicoprofiel van de aangeboden financiële instrumenten, maar de informatie mag nooit zo algemeen zijn dat essentiële elementen worden weggelaten. Zo kan bij sommige financiële instrumenten alleen de informatie over het soort instrument al voldoende zijn terwijl bij andere instrumenten de informatie op het specifieke product gericht moet zijn.

De voorwaarden waaraan informatie van gereglementeerde ondernemingen aan (potentiële) cliënten moet voldoen om als correct, duidelijk en niet-misleidend te worden aangemerkt, moeten op een passende en evenredige wijze worden toegepast op mededelingen aan niet-professionele cliënten, waarbij rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld het communicatiemiddel en de informatie die met de mededeling aan de cliënten wordt overgebracht. Met name zou het niet passend zijn om dergelijke voorwaarden toe te passen op publicitaire mededelingen die slechts bestaan uit één of meer van de volgende elementen: de naam van de onderneming, haar logo, een contactadres, of een verwijzing naar de door de onderneming verrichte beleggingsdiensten of naar haar vergoedingen en provisies.

Voor de toepassing van deze afdeling moet informatie als misleidend worden aangemerkt als deze van aard is de personen tot wie ze is gericht of die deze waarschijnlijk ontvangen, te misleiden, ongeacht of de informatieverstrekker zelf deze misleidend acht of misleiding beoogt.

Om uit te kunnen maken wanneer informatie tijdig wordt verstrekt, moet een gereglementeerde onderneming rekening houden met de urgentie van de situatie en met de tijd die de cliënt nodig heeft om de informatie in kwestie in zich op te nemen en daarop te reageren, alsook met de behoefte van de cliënt aan voldoende tijd om deze informatie door te nemen en te begrijpen voordat deze een beleggingsbeslissing neemt.

Cliënten zullen informatie over eenvoudige en gestandaardiseerde producten en diensten of over producten en diensten die zij al eerder hebben gekocht, immers sneller kunnen doornemen dan informatie over meer ingewikkelde of hun onbekende producten en diensten.

Wanneer een gereglementeerde onderneming een cliënt vóór de verrichting van een dienst informatie moet verschaffen, hoeft elke afzonderlijke transactie in hetzelfde soort financiële instrument niet te worden aangemerkt als de verrichting van een nieuwe of andere dienst.

Wanneer een gereglementeerde onderneming die vermogensbeheerdiensten verstrekt, aan niet-professionele cliënten informatie moet verstrekken over de soorten financiële instrumenten die mogen worden opgenomen in de portefeuille van de cliënt, en over de soorten transacties die mogen worden verricht in deze instrumenten, moet in deze informatie afzonderlijk worden aangegeven of de gereglementeerde onderneming gemachtigd wordt om te beleggen in financiële instrumenten die niet tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, in derivaten en in niet-liquide of zeer volatiele instrumenten, dan wel om short sales of aankopen met geleende middelen, effectenfinancieringstransacties, of transacties die margebetalingen, het stellen van zekerheden of valutarisico's meebrengen, te verrichten.

Als een gereglementeerde onderneming aan een cliënt een exemplaar verstrekt van een prospectus dat is opgesteld en gepubliceerd overeenkomstig de prospectusrichtlijn 2003/71/EG mag dit niet worden gezien als de verstrekking door de onderneming van informatie aan een cliënt voor de toepassing van de gedragsregels die betrekking hebben op de kwaliteit en inhoud van deze informatie, indien de onderneming in het kader van die richtlijn zelf niet verantwoordelijk is voor de informatie die in het prospectus wordt gegeven.

De door een gereglementeerde onderneming aan een niet-professionele cliënt te verstrekken informatie over de kosten en bijbehorende lasten bevat ook nadere gegevens over de regelingen voor betaling of uitvoering van de overeenkomst voor de verrichting van beleggingsdiensten. In dit verband zijn betalingsregelingen gewoonlijk van belang wanneer een contract inzake een financieel instrument wordt beëindigd middels afwikkeling in contanten. Uitvoeringsregelingen zijn gewoonlijk van belang wanneer bij beëindiging van het contract inzake een financieel instrument aandelen, obligaties, een warrant, een ander instrument of een grondstof moeten worden geleverd.

Het vereenvoudigde prospectus inzake ICBE's verschaft voldoende informatie over de kosten en bijbehorende lasten met betrekking tot de ICBE zelf. Gereglementeerde ondernemingen die rechten van deelneming in ICBE's distribueren, moeten hun cliënten wel aanvullende informatie verstrekken over alle andere kosten en bijbehorende lasten van de door hen verleende beleggingsdiensten in verband met rechten van deelneming in icbe's.

Artikel 8, § 9 in verband met aanbevelingen die niet voldoen aan de voorwaarden om als research te worden voorgesteld, strekt tot omzetting van artikel 24, lid 2, van de uitvoeringsrichtlijn.

Artikelen 15 tot 19.

Deze bepalingen sluiten getrouw aan bij de voorschriften opgenomen in de uitvoeringsrichtlijn (artikelen 35 tot 38) die betrekking hebben op de beoordeling van het geschikt karakter (« suitability ») van de diensten van vermogensbeheer en beleggingsadvies of van de passendheid (« appropriateness ») van andere aan de cliënt verstrekte diensten. Er wordt aan herinnerd dat voor de toetsing van de geschiktheid als bedoeld in artikel 19, lid 4, van MiFID (artikel 27, § 4, van de wet van 2 augustus 2002) en de toetsing van de passendheid als bedoeld in artikel 19, lid 5, van die richtlijn (artikel 27, § 5, van de wet van 2 augustus 2002) aparte regelingen moeten worden getroffen. Deze toetsingen verschillen immers in die zin dat ze niet worden toegepast op dezelfde beleggingsdiensten en evenmin dezelfde functies en kenmerken hebben. Overeenkomstig artikel 19, lid 4, van Richtlijn (artikel 27, § 4, van de wet van 2 augustus 2002) hoeft een onderneming alleen te toetsen of bepaalde beleggingsdiensten en financiële instrumenten voor een cliënt geschikt zijn als zij aan deze cliënt beleggingsadvies verleent of diens vermogen beheert. Deze bepaling geldt ten aanzien van alle cliënten, zonder uitzondering voor « in aanmerking komende tegenpartijen ». Bij andere beleggingsdiensten moet de onderneming op grond van artikel 19, lid 5, van die richtlijn (artikel 27, § 5, van de wet van 2 augustus 2002) toetsen of een beleggingsdienst of -product voor een cliënt passend is, maar alleen als het product niet wordt aangeboden op louter uitvoerende basis (« execution only ») in de zin van artikel 19, lid 6, van die richtlijn (artikel 27, § 6, van de wet), met dien verstande dat deze laatste bepalingen alleen van toepassing zijn op niet-complexe producten.

Dit besluit herneemt niet de reeds in de wet opgenomen bepaling - die artikel 35, lid 5, van de uitvoeringsrichtlijn omzet - dat geen diensten van vermogensbeheer of beleggingsadvies mogen worden verstrekt wanneer niet de vereiste informatie van de cliënt is ontvangen (zie artikel 27, § 4, tweede lid, van de wet van 2 augustus 2002, als ingevoerd via het KB van 27 april 2007 tot omzetting van de richtlijn).

Een transactie kan ongeschikt zijn voor de cliënt of potentiële cliënt vanwege de aan het desbetreffende financiële instrument verbonden risico's, het soort transactie, de kenmerken van de order of de frequentie van de handel. Een reeks transacties die ieder afzonderlijk beschouwd geschikt zijn, kan ongeschikt zijn als de aanbeveling of de handelsbeslissingen (in het kader van vermogensbeheer) op elkaar volgen in een frequentie die niet in het belang van de cliënt is. Bij vermogensbeheer kan een transactie ook ongeschikt zijn als deze resulteert in een ongeschikte portefeuille.

Omwille van de rechtszekerheid wordt de considerans 59 van de uitvoeringsrichtlijn (over de draagwijdte van de passendheidstest waarvan sprake in artikel 27, § 5, van de wet) in artikel 16 van het besluit zelf opgenomen.

Voor diensten inzake niet-complexe producten die op « execution only » basis worden aangeboden, dient geen profiel van de cliënt te worden opgemaakt. Artikel 18 preciseert nader wat onder niet-complexe producten dient te worden verstaan. Deze bepaling herneemt tevens de considerans 61 bij de uitvoeringsrichtlijn die in dit verband relevant is. Er kan worden aangestipt dat instrumenten die worden verhandeld op niet-gereglementeerde markten zoals Alternext en de Vrije Markt in beginsel ook als niet-complexe producten zijn te beschouwen. « Execution only »-dienstverlening veronderstelt dat de dienst wordt verricht op het initiatief van de cliënt. In het verlengde van considerans 30 van de MiFID, geeft artikel 19 nuttige elementen van interpretatie van dit criterium.

Artikel 20.

Deze bepaling preciseert de inhoud van het contract met niet-professionele cliënten aan wie vermogensbeheerdiensten worden verstrekt. Er kan worden aan herinnerd dat de bestaande regelgeving (Koninklijk besluit van 5 augustus 1991 over het vermogensbeheer en beleggingsadvies) reeds de inhoud van het vermogensbeheercontract reglementeerde. Bestaande contracten dienen aan de nieuwe regels te worden aangepast tegen uiterlijk eind 2008 (zie artikel 103).

Artikelen 21 tot 23.

Deze bepalingen regelen de rapportering aan de cliënten.

Artikelen 24 tot 26.

Deze bepalingen preciseren de in artikel 28 van de wet van 2 augustus 2002 opgenomen verplichtingen inzake optimale uitvoering van cliëntenorders (« best execution »). Ze strekken tot omzetting van de artikelen 44 tot 46 van de uitvoeringsrichtlijn.

Voor nadere toelichting bij deze bepaling kan worden verwezen naar de werkzaamheden van CESR. Zo heeft CESR een consultatiedocument « Best execution under MIFID » (CESR, 07-047) uitgebracht, waarin het een gemeenschappelijke aanpak over dit thema aanbeveelt.

Bij de vaststelling van haar uitvoeringsbeleid moet een gereglementeerde onderneming het relatieve gewicht van de in artikel 28, § 1 van de wet genoemde factoren (zoals o.m. prijs en kosten) bepalen, of in ieder geval vastleggen hoe zij het relatieve gewicht van deze factoren bepaalt om het best mogelijke resultaat voor haar cliënten te kunnen behalen. Ter uitvoering van dit beleid moet een gereglementeerde onderneming de plaatsen van uitvoering uitkiezen die haar in staat stellen om consistent het best mogelijke resultaat bij de uitvoering van orders van cliënten te behalen. Een gereglementeerde onderneming moet haar uitvoeringsbeleid op elke order van een cliënt die zij uitvoert, zodanig toepassen dat voor de cliënt overeenkomstig dit beleid het best mogelijke resultaat wordt behaald. Op grond van het voorschrift van artikel 28 om alle redelijke maatregelen te nemen om het best mogelijke resultaat voor de cliënt te behalen, wordt een gereglementeerde onderneming niet verplicht in haar uitvoeringsbeleid alle beschikbare plaatsen van uitvoering op te nemen.

Om ervoor te zorgen dat een gereglementeerde onderneming bij de uitvoering van een order van een niet-professionele cliënt voor deze cliënt het best mogelijke resultaat behaalt als er geen specifieke instructies zijn gegeven, moet de onderneming rekening houden met alle factoren die haar in staat stellen het best mogelijke resultaat te behalen met betrekking tot de totale tegenprestatie, die bestaat uit de prijs van het financiële instrument en de uitvoeringskosten.

Snelheid, waarschijnlijkheid van uitvoering en afwikkeling, omvang en aard van de order, markteffect en eventuele andere impliciete transactiekosten mogen alleen voorrang krijgen boven de directe prijs- en kostenoverwegingen voor zover ze ertoe bijdragen dat voor de niet-professionele cliënt het best mogelijke resultaat wordt behaald gelet op de totale tegenprestatie.

Wanneer een gereglementeerde onderneming een order volgens specifieke instructies van de cliënt uitvoert, moet zij alleen voor het deel of het aspect van de order waarop de instructies van de cliënt betrekking hebben, geacht worden haar verplichtingen inzake optimale uitvoering te zijn nagekomen. Het feit dat de cliënt specifieke instructies heeft gegeven die gelden voor een deel of aspect van de order, mag de gereglementeerde onderneming niet ontslaan van haar verplichtingen inzake optimale uitvoering voor andere delen of aspecten van de order waarvoor deze instructies niet gelden. Een gereglementeerde onderneming mag een cliënt er niet toe aanzetten om een instructie te geven om een order op een bepaalde wijze uit te voeren, door de inhoud van de instructie expliciet of impliciet aan de cliënt kenbaar te maken, wanneer de onderneming redelijkerwijs zou moeten weten dat zij door een instructie van die strekking wordt belet het best mogelijke resultaat voor de cliënt te behalen. Dit hoeft een onderneming echter niet te beletten een cliënt te vragen een keuze te maken tussen twee of meer specifieke handelsplatforms, mits deze platforms stroken met het uitvoeringsbeleid van de onderneming.

Wanneer een gereglementeerde onderneming voor eigen rekening met cliënten handelt, moet dit worden aangemerkt als de uitvoering van orders van cliënten en daarom onderworpen zijn aan de gedragsregels en met name de voorschriften voor een optimale uitvoering (considerans 69 bij de uitvoeringsrichtlijn). Als een gereglementeerde onderneming echter aan een cliënt een koers afgeeft en deze koers voldoet aan de verplichtingen van de onderneming uit hoofde van artikel 27, § 1, van de wet als de onderneming bij het afgeven van de koers de order tegen deze koers uitvoert, voldoet de onderneming aan deze zelfde verplichtingen als zij de order tegen haar koers uitvoert nadat de cliënt deze heeft aanvaard, tenzij de koers gezien de wisselende marktomstandigheden en de tijd die verstreken is tussen opgave en aanvaarding van de koers, duidelijk niet meer actueel is.

De verplichting om bij de uitvoering van orders van cliënten het best mogelijke resultaat te behalen, geldt voor alle soorten financiële instrumenten. Wel kan het gezien de onderling uiteenlopende structuren van markten en financiële instrumenten moeilijkheden opleveren om voor een optimale uitvoering een uniforme, voor alle categorieën instrumenten geldende, effectieve standaard en procedure vast te stellen. Daarom moeten de voorschriften voor een optimale uitvoering zodanig worden toegepast dat rekening wordt gehouden met het feit dat de omstandigheden per soort financieel instrument waarvoor een order wordt uitgevoerd, verschillen. Zo zijn transacties in een financieel OTC-instrument op maat in het kader van een bijzondere contractuele relatie die op de situatie van de cliënt en de gereglementeerde onderneming toegesneden is, vanuit het oogpunt van optimale uitvoering mogelijkerwijs niet vergelijkbaar met transacties in aandelen die op gecentraliseerde plaatsen van uitvoering worden verhandeld.

De bepalingen van de uitvoeringsrichtlijn en van dit besluit die voorschrijven dat de uitvoeringskosten de eigen provisies of vergoedingen van een gereglementeerde onderneming moeten omvatten die de cliënt voor het verrichten van een beleggingsdienst in rekening worden gebracht, mogen niet worden toegepast om te bepalen welke plaatsen van uitvoering voor de toepassing van artikel 28 van de wet van 2 augustus 2002 in het uitvoeringsbeleid van de onderneming moeten worden opgenomen Om te bepalen wanneer er bij de uitvoering van orders van niet-professionele cliënten sprake is van een optimale uitvoering, moeten - voor welbepaalde doeleinden - de kosten van uitvoering de eigen provisies of vergoedingen van een gereglementeerde onderneming omvatten die aan de cliënt in rekening worden gebracht, wanneer meer dan één in het uitvoeringsbeleid van de onderneming genoemd platform in staat is een bepaald order uit te voeren. In dergelijke gevallen moet met de eigen provisies en vergoedingen van de onderneming voor de uitvoering van de order op elk van de in aanmerking komende plaatsen van uitvoering rekening worden gehouden om een analyse en vergelijking te verrichten van de resultaten die bij uitvoering van de order op elk van deze plaatsen voor de cliënt zouden worden behaald. Het is echter niet de bedoeling dat een onderneming de op basis van haar eigen uitvoeringsbeleid en haar eigen provisies en vergoedingen voor haar cliënt behaalde resultaten moet vergelijken met resultaten die een andere gereglementeerde onderneming op basis van een ander uitvoeringsbeleid of een andere opbouw van provisies of vergoedingen voor dezelfde cliënt zou kunnen behalen. Evenmin is het de bedoeling dat een onderneming de verschillen in haar eigen provisies die te maken hebben met verschillen in de aard van de diensten die de onderneming aan de cliënt aanbiedt, onderling moet vergelijken.

De uitvoeringsrichtlijn en dit besluit willen voorkomen dat in het kader van een optimale uitvoering dubbel werk wordt verricht, namelijk door de gereglementeerde onderneming die orders ontvangt en doorgeeft of vermogen beheert en de gereglementeerde onderneming waaraan deze gereglementeerde onderneming haar orders ter uitvoering doorgeeft (zie in dit verband: de consultatiedocumenten en het advies van CESR voorafgaand aan de latere uitvoeringsrichtlijn).

Artikelen 27 tot 29.

Deze bepalingen strekken tot omzetting van artikelen 48 en 49 van de uitvoeringsrichtlijn.

Onverminderd de marktmisbruikrichtlijn 2003/6/EG mogen, voor de toepassing van de in de uitvoeringsrichtlijn en dit besluit neergelegde bepalingen inzake de verwerking van orders van cliënten, orders van cliënten die langs verschillende dragers worden ontvangen en niet in volgorde van ontvangst kunnen worden afgehandeld, niet als overigens vergelijkbaar worden beschouwd Artikel 30.

Deze bepaling strekt tot omzetting van artikel 20 van de MiFID. TITEL III. - Martktransparantie en MTF's Artikelen 31 tot 48.

Deze titel strekt er toe nadere regels te bepalen in uitvoering van de MiFID-richtlijn op het vlak van enerzijds de markttransparantie en anderzijds de multilaterale handelsfaciliteiten. Deze titel dient te worden samengelezen met de in uitvoering van MiFID getroffen verordening 1287/2006 die rechtstreeks toepasselijk is.

Achtereenvolgens worden hierna de door deze titel bepaalde transparantieregels en de voorschriften van toepassing op multilaterale handelsfaciliteiten (MTF's) toegelicht.

I. Transparantieregime voor tot een gereglementeerde markt toegelaten aandelen (artikelen 31 tot 38) 1. Algemene beginselen De regels inzake markttransparantie dienen te worden gesitueerd in het kader van de door MiFID beoogde hervorming van de organisatie van de financiële markten in de EU.Deze nieuwe marktorganisatie berust op het bevorderen van de concurrentie tussen de verschillende platformen waarop effectentransacties kunnen worden verricht. MiFID laat de lidstaten niet meer toe hun beleggingsondernemingen te verplichten om effectentransacties uitsluitend op een gereglementeerde markt uit te voeren. Dergelijke op motieven van efficiënte prijsvorming berustende verplichting bestaat in tal van landen waaronder België en zal ingevolge de richtlijn niet langer kunnen gehandhaafd worden. In België was deze evolutie reeds in het vooruitzicht gesteld door de wet van 2 augustus 2002 (zie de toelichting tijdens de parlementaire voorbereiding van deze wet, Kamer, Parl. St. nr 1842/001, 2001-2002, p. 50-51). De concurrentie tussen executieplatformen is echter geen doel op zich.

De richtlijn beoogt deze concurrentie te bevorderen teneinde aan beleggers een betere kwaliteit van orderuitvoering te verschaffen (inzonderheid door lagere kosten). Tegelijk beoogt de richtlijn bij te dragen tot deugdelijke prijsvormingsmechanismen, door een doorgedreven transparantieregime en door aangescherpte fiduciaire verplichtingen voor de marktdeelnemers (in het bijzonder het beginsel van « best execution », d.w.z. de optimale behartiging van de cliëntenbelangen bij de orderuitvoering).

Teneinde beleggers of marktdeelnemers te allen tijde in staat te stellen de voorwaarden van een door hen overwogen aandelentransactie te beoordelen en achteraf te verifiëren onder welke voorwaarden deze transactie is uitgevoerd, bepaalt dit besluit, in uitvoering van de MiFID, regels voor de openbaarmaking van bijzonderheden over uitgevoerde aandelentransacties en voor de verstrekking van bijzonderheden over de op een gegeven moment bestaande handelsmogelijkheden. Deze regels zijn noodzakelijk om de effectieve integratie van de aandelenmarkten van de lidstaten te waarborgen, de efficiëntie van het algemene koersvormingsproces van aandelentransacties te bevorderen en tot de effectieve nakoming van de verplichtingen inzake "optimale uitvoering" bij te dragen.

Een hoge graad van markttransparantie is in het bijzonder relevant om een level playing field tussen de verschillende handelsplatformen te waarborgen, zodat het prijsvormingsmechanisme voor individuele aandelen niet in het gedrang komt door de fragmentatie van de liquiditeit, waardoor beleggers zouden kunnen worden gepenaliseerd.

De transparantieregeling geldt voor alle tot een gereglementeerde markt toegelaten aandelen. Voor deze aandelen gelden de regels in beginsel voor alle transacties, ongeacht of deze via een gereglementeerde markt, een MTF, een systematische internaliseerder of daarbuiten worden uitgevoerd.

De richtlijn geldt niet voor andere financiële instrumenten dan aandelen. De richtlijn preciseert wel dat het de lidstaten vrij staat de eisen inzake transparantie vóór en na de handel toe te passen op andere financiële instrumenten dan aandelen. In dit besluit wordt hiertoe niet overgegaan. In dit verband worden de werkzaamheden van de Europese Commissie afgewacht die verslag zal uitbrengen over de al dan niet opportuniteit om communautaire regels terzake voor te stellen (zie in dit verband: CESR/07-108 « « Non-equity markets transparency, Call for evidence »). Dit besluit bevat dan ook geen bepalingen inzake markttransparantie in verband met andere financiële instrumenten dan aandelen. Dit doet geen afbreuk aan de specifieke regels die krachtens artikel 14 van de wet van 2 augustus 2002 voor transacties in overheidseffecten kunnen worden bepaald.

Er dient te worden gepreciseerd dat de door dit besluit krachtens MiFID geldende vereisten om bepaalde koersen, orders of transacties openbaar te maken, er gereglementeerde markten en MTF's niet van mag weerhouden van hun leden of deelnemers te verlangen andere soortgelijke informatie openbaar te maken.

Conform de richtlijn en de in uitvoering ervan getroffen verordening 1287/2006 maakt dit besluit een onderscheid tussen enerzijds de transparantie vóór de handel en anderzijds de transparantie na de handel. 2. Transparantie vóór de handel De artikelen 33 en 34 regelen de transparantie vóór de handel, d.w.z. de informatieverstrekking aan de beleggers over de bestaande mogelijkheden tot verhandeling.

Terwijl voor de gereglementeerde markten en de MTF's dezelfde regels gelden inzake transparantie vóór de handel (zie artikel 33), gelden er voor de daarbuiten afgesloten transacties enkel verplichtingen voor systematische internaliseerders en niet voor andere transacties die bemiddelaars buiten een extern platform afsluiten. Bovendien houden de verplichtingen voor de systematische internaliseerders rekening met de risico's inherent aan de uitoefening van de activiteiten van systematische internalisatie (zie artikel 34 en de hierna volgende toelichting).

Het besluit maakt gebruik van de mogelijkheid om, voor transacties op gereglementeerde markten en MTF's, bepaalde orders (bv. gelet op hun omvang) vrij te stellen van bekendmaking (zie artikel 33, § 2). Deze ontheffing van de verplichtingen inzake transparantie vóór de handel maakt het beleggingsondernemingen echter niet mogelijk zich aan deze verplichtingen te onttrekken met betrekking tot transacties in liquide aandelen die zij - conform de regels van een gereglementeerde markt of een MTF - op bilaterale basis sluiten wanneer voor deze transacties, mochten zij niet volgens de regels van een gereglementeerde markt of een MTF worden uitgevoerd, de in artikel 34 van dit besluit (artikel 27 van MiFID) neergelegde verplichting zou gelden om koersen openbaar te maken (zie overweging 14 bij de verordening).

Voor nadere toelichting bij de activiteiten die onder het begrip systematische internalisatie vallen, wordt verwezen naar de toelichting bij het besluit van 27 april 2007 dat er toe strekt de vereiste wijzigingen in de wet van 2 augustus 2002 aan te brengen in het kader van de omzetting van MiFID. De koersaffichageplicht van de systematische internaliseerders wordt gedetailleerd geregeld in artikel 34.

Krachtens deze bepaling dienen systematische internaliseerders voor de aandelen, waarvoor ze systematisch internaliseren, een bindende prijs (aankoop en/of verkoop) publiek te maken voor een door hen gekozen volume zonder meer te moeten bedragen dan een bepaald transactievolume (dit volume wordt aangeduid als de standaard marktomvang). Nadere regels in dit verband worden in de verordening bepaald.

Hierbij kan worden aangestipt dat systematische internaliseerders kunnen besluiten toegang tot hun koersen te verlenen aan uitsluitend niet-professionele beleggers, uitsluitend professionele beleggers of aan beide categorieën cliënten. Binnen die categorieën cliënten mogen zij niet discrimineren.

Artikel 34 verplicht systematische internaliseerders er niet toe bindende koersen openbaar te maken voor transacties met een omvang die groter is dan het voornoemde transactievolume (standaard marktomvang).

Systematische internaliseerders die uitsluitend boven voornoemd transactievolume handelen, zijn niet geviseerd door de prijsaffichageplicht.

De voornoemde prijsaffichageplicht geldt enkel voor liquide aandelen, vermits voor deze aandelen de mogelijkheden tot indekking groter zijn dan voor illiquide aandelen. De verordening preciseert de criteria om de liquide aandelen te bepalen. Het gaat in wezen om aandelen, hetzij met minstens 500 transacties per dag, hetzij met een dagelijkse omzet van minstens 2 miljoen EUR. Dit besluit maakt geen gebruik van de door de verordening geboden mogelijkheid voor de lidstaten om de definitie van het begrip « liquide aandelen » in te perken door de voornoemde criteria cumulatief toe te passen. In de Belgische context zijn er geen omstandigheden die het gebruik van deze optie rechtvaardigen.

Niet dagelijks verhandelde aandelen kunnen niet worden aangemerkt als aandelen waarvoor een liquide markt in de zin van MiFID bestaat.

Indien de handel in een aandeel wordt opgeschort om uitzonderlijke redenen die met het behouden van een ordelijke markt of overmacht samenhangen en een aandeel bijgevolg gedurende een aantal handelsdagen niet wordt verhandeld, mag dit er evenwel niet toe leiden dat het betrokken aandeel niet kan worden aangemerkt als een aandeel waarvoor een liquide markt bestaat.

Elke internaliseerder zal de lijst van de aandelen waarvoor hij wenst te internaliseren vrij kiezen en zal deze moeten bekendmaken.

De verplichtingen die beleggingsondernemingen op grond van de MiFID hebben tot het vermelden van een bied- en/of laatkoers en tot het uitvoeren van een order tegen de vermelde prijs, ontslaan de beleggingsonderneming niet van de verplichting een order om te leiden naar een andere plaats van uitvoering, wanneer een dergelijke interne afhandeling zou kunnen verhinderen dat de onderneming de verplichtingen inzake optimale uitvoering nakomt. 3. Transparantie na de handel Het besluit bepaalt voorts de algemene regels betreffende de transparantie na de handel voor resp.gereglementeerde markten, MTF's (artikel 35) en beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (artikel 36).

Het besluit maakt gebruik van de mogelijkheid die de richtlijn biedt dat beleggingsondernemingen en kredietinstellingen bloktransacties met vertraging mogen bekendmaken (artikel 35, § 2 en 36, vierde lid).

Aldus erkent de richtlijn dat beleggingsondernemingen en kredietinstellingen die voor hun cliënten liquiditeit verstrekken voor grote transacties in de mogelijkheid moeten zijn om hun daaruit voortvloeiende positie in de markt af te wikkelen zonder een aanzienlijke marktimpact te veroorzaken. Dit wordt aanzien als een noodzakelijke bescherming om een activiteit die bijdraagt tot de globale marktliquiditeit te faciliteren. In het verlengde van het advies van CESR hierover kan de onderneming enkel van uitgestelde bekendmaking genieten, wanneer ze met cliënten handelt, vermits er anders geen sprake is van een dienst van liquiditeitsverschaffing die het uitstel van bekendmaking rechtvaardigt. 4. Limietorderpublicatie Artikel 37 van het besluit zet artikel 22 § 2.van de richtlijn om die voorziet in een regime van limietorderpublicatie. Andersluidende cliënteninstructies zijn echter mogelijk. Bovendien worden bloktransacties uitgesloten van deze regel. 5. Gemeenschappelijke voorschriften voor transparantie vóór de handel en na de handel Conform de verordening wordt de vóór en na de handel te verstrekken informatie beschouwd als zijnde openbaar gemaakt of voor het publiek beschikbaar gesteld wanneer zij via een van de volgende kanalen algemeen beschikbaar is gesteld voor beleggers in de Gemeenschap: a) de voorzieningen van een gereglementeerde markt of een MTF;b) de voorzieningen van een derde partij;c) eigen regelingen. Elke regeling voor de openbaarmaking van informatie dient aan een aantal kwaliteitsvereisten te voldoen. De verordening bepaalt inzonderheid dat dergelijke regelingen alle redelijke maatregelen moeten omvatten die nodig zijn om te waarborgen dat de openbaar te maken informatie betrouwbaar is, voortdurend op fouten wordt gecontroleerd en wordt gecorrigeerd zodra fouten worden ontdekt. De informatie moet tegen niet-discriminerende commerciële voorwaarden en redelijke kosten beschikbaar worden gesteld voor het publiek.

Bovendien dient de samenvoeging van de gegevens met soortgelijke gegevens uit andere bronnen te worden vergemakkelijkt.

In dit verband zijn werkzaamheden aan de gang van het Committee of European Securities Regulators (CESR), het netwerk van EU-effectentoezichthouders. Om een efficiënte prijsvorming te bewerkstellingen en om bij te dragen tot de effectieve nakoming van de verplichtingen inzake "optimale uitvoering" dient de via verschillende kanalen bekendgemaakte marktinformatie immers betrouwbaar te zijn en samengebracht te worden op een wijze die prijsvergelijking toelaat.

CESR formuleerde een aantal voorstellen om de hinderpalen tot de consolidatie van de marktinformatie te verminderen (CESR, « CESR Guidelines and Recommendations on Publication and consolidation of market data », Februari 2007, CESR/07-043). Deze voorstellen sluiten aan bij de verplichting voor de lidstaten om de bestaande belemmeringen voor de consolidatie op Europees niveau wegnemen (zie overweging 34 van de MiFID).

Informatie die openbaar moet worden gemaakt binnen een tijdsspanne die real time zo dicht mogelijk benadert, dient zo prompt mogelijk beschikbaar te worden gesteld als technisch haalbaar is, uitgaande van een redelijke mate van efficiëntie en een redelijke omvang van de uitgaven inzake systemen van de zijde van de betrokken persoon. De openbaarmaking van de informatie mag alleen dichtbij de maximumgrens van drie minuten plaatsvinden in uitzonderlijke gevallen waarin de beschikbare systemen geen openbaarmaking binnen een kortere tijdsspanne mogelijk maken (overweging 18 van de verordening). 6. Bevoegde autoriteit Dit besluit herneemt niet de in de verordening 1287/2006 opgenomen technische voorschriften in verband met markttransparantie, gelet op de rechtstreekse toepasselijkheid van de verordening.Gelet op de leesbaarheid van de regelgeving, zal de verordening wel in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt.

Artikel 38 van dit besluit duidt tevens de CBFA aan als de autoriteit die de door de verordening bepaalde taken zal verrichten.

II. Multilaterale handelsfaciliteiten (artikelen 39 tot 48) Multilaterale handelsfaciliteiten (MTF's) zullen voortaan kunnen worden uitgebaat door kredietinstellingen, daartoe vergunde beleggingsondernemingen en exploitanten van gereglementeerde markten.

De richtlijn bepaalt voor MTF's een aantal regels met het oog op hun goede werking, integriteit en transparantie. Een deel van deze regels zijn bepalingen die gemeenschappelijk zijn voor alle categorieën van beleggingsondernemingen. Deze laatste voorschriften zijn grotendeels terug te vinden in de wet van 6 april 1995, zoals gewijzigd in het kader van de omzetting van MiFID. Dit besluit regelt enerzijds de meer marktgebonden regels voor MTF's en anderzijds de grensoverschrijdende activiteiten van MTF's.

De MiFID regelt niet de markttransparantie voor aandelen die op een MTF worden verhandeld, maar niet tegelijk op een gereglementeerde markt zijn toegelaten. In het verlengde hiervan wordt in dit stadium niet voorgesteld om in de Belgische regelgeving gedetailleerde dwingende bepalingen in dit verband op te nemen.

In uitvoering van artikel 15 van de wet van 2 augustus 2002 bepaalt artikel 40 van dit besluit niettemin dat de marktregels van de MTF's passende transparantievoorschriften dienen vast te stellen voor uitsluitend op een MTF verhandelde effecten. Deze regel zal met name van toepassing zijn op de aandelen die uitsluitend tot de Alternext-markt of tot de Vrije Markt (beide georganiseerd door door Euronext Brussels) worden verhandeld. Deze bepaling past binnen de vereiste dat de marktregels een billijke en ordelijke handel moeten waarborgen. De CBFA zal over het adequaat karakter van de door MTF's voorgeschreven markttransparantie waken, rekening houdend met de aard van de deelnemers op de betrokken markt. Voornoemd artikel 40 slaat enkel op aandelentransacties en niet op andere financiële instrumenten. Er wordt ook aan herinnerd dat voor aandelen die zowel op een MTF als op een gereglementeerde markt worden verhandeld de desbetreffende bepalingen van dit besluit die hoger werden toegelicht, van toepassing zijn.

De artikelen 41 tot 46 van het besluit zijn de loutere omzetting in Belgisch recht van specifieke marktgebonden bedrijfsuitoefeningsvoorschriften voor (exploitanten van) MTF's die er toe strekken een hoge mate van level playing field met de gereglementeerde markten te realiseren.

Artikel 47 van het besluit regelt de vrije dienstverlening door Belgische exploitanten van MTF's in andere lidstaten. Om de CBFA in staat te stellen aan toezichthouders van leden op afstand van Belgische MTF's de identiteit van die leden mee te delen, voert artikel 47, § 2, eerste lid, een verplichting in voor de Belgische MTF's om de CBFA in te lichten over de identiteit van haar leden.

Artikel 48 regelt de markttoegang van buitenlandse MTF's in België inzonderheid door hen toe te staan in België schermen te plaatsen. Het zet ook artikel 62, § 3, van MiFID om dat de CBFA toelaat om t.a.v. dergelijke MTF's maatregelen te treffen ingeval de goede werking van de markten in gevaar is.

De regels voor het oprichten in België van bijkantoren door kredietinstellingen of beleggingsondernemingen, die MTF's uitbaten, worden geregeld in resp. de bankwet van 22 maart 1993 en in de bepalingen getroffen krachtens de wet van 6 april 1995.

TITEL IV. - De transactiemelding Artikelen 49 tot 59.

Om bij te dragen tot de financiële stabiliteit, de beleggersbescherming en de integriteit van de financiële markten, versterkt de Europese richtlijn 2004/39/EG de bevoegdheden van de administratieve autoriteiten die belast zijn met het toezicht op de financiële markten en de financiële transacties.

De in artikel 25 van deze richtlijn opgenomen verplichting voor de beleggingsondernemingen en banken om hun transacties in financiële instrumenten, die tot een gereglementeerde markt zijn toegelaten, aan de toezichthouder te melden vormt een kernaspect van deze aangescherpte toezichtsbevoegdheden.

In een context van toenemende internationalisering van de financiële markten en van concurrentie tussen verschillende handelsplatformen (gereglementeerde markten, multilaterale verhandelingsfaciliteiten en bemiddelaars die transacties intern afwikkelen) is de transactiemelding van groot belang om de toezichthouders toe te laten hun taken te vervullen. In vergelijking met de regeling die voorheen (op grond van de beleggingsdienstenrichtlijn) gold, voorziet de MiFID bovendien in een uitwisseling van transactiemeldingen tussen bevoegde autoriteiten. Zo zullen alle EU-toezichthouders aan de toezichthouder van de meest liquide markt in een welbepaald financieel instrument de door hen ontvangen meldingen van transacties in dat instrument doorsturen. Dit biedt als pluspunt dat minstens één autoriteit in de Gemeenschap een volledig zicht zal hebben op alle transacties die hebben plaatsgevonden in het betrokken instrument.

Transactiemelding vormt een onmisbaar instrument in het kader van de opsporing en beteugeling van marktmisbruik. Ze kan ook dienstig zijn om mogelijke inbreuken op bepaalde gedragsregels door bemiddelaars op te sporen.

De artikelen 49 tot 59 van dit besluit strekken er toe om de Belgische regelgeving aan te passen aan de desbetreffende communautaire teksten.

Dit besluit zet in de eerste plaats de bepalingen inzake transactiemelding om van de richtlijn 2004/39/EG van 21 april 2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten voor financiële instrumenten.

Met toepassing van de MiFID heeft de Commissie bovendien een verordening getroffen die de nadere regels bepaalt inzake transactiemelding. Deze verordening is rechtstreeks toepasselijk, maar vergt niettemin een aantal aanpassingen van de nationale regelgeving, zoals de aanduiding van de CBFA als de bevoegde Belgische autoriteit aan wie de meldingen dienen te geschieden. Voorts dient de handhaving van de uit de verordening voortvloeiende verplichtingen te worden verzekerd.

Voor nadere toelichting bij een aantal aspecten van de richtlijnbepalingen kan worden verwezen naar de werkzaamheden van CESR (Committee of European Securities Regulators). Zo heeft CESR een consultatiedocument « Transaction reporting » (CESR/07-047) uitgebracht, waarin het een gemeenschappelijke aanpak over een aantal thema's aanbeveelt.

Conform de richtlijn viseert het besluit de Belgische kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, alsook de in België gevestigde bijkantoren van communautaire kredietinstellingen en beleggingsondernemingen voor hun transacties op het Belgisch grondgebied. Deze laatste bijkantoren dienen hun transacties buiten het Belgisch grondgebied aan de toezichthouder van hun land van oorsprong te melden.

De te melden transacties betreffen in de eerste plaats de tot een EER- gereglementeerde markt toegelaten financiële instrumenten, zoals de richtlijn vereist. Het speelt daarbij geen rol of de transacties in deze financiële instrumenten op de betrokken markt werden uitgevoerd of daarbuiten. Met betrekking tot financiële instrumenten die tot een gereglementeerde markt zijn toegelaten dienen derhalve ook te worden gemeld : transacties op een multilaterale handelsfaciliteit of MTF; geïnternaliseerde transacties; andere buitenbeurstransacties.

Daarnaast breidt het besluit het toepassingsgebied ratione personae uit tot de Belgische derivatenspecialisten en de in België gevestigde bijkantoren van niet-communautaire beleggingsondernemingen en kredietinstellingen. Dit sluit aan bij de bestaande regeling als vervat in het koninklijk besluit van 31 maart 2003 over de melding van transacties in financiële instrumenten en over de bewaring van gegevens.

Met toepassing van artikel 15 van de wet van 2 augustus 2002 breidt artikel 59 de meldplicht bovendien uit tot de transacties in financiële instrumenten die tot Alternext (een multilaterale handelsfaciliteit uitgebaat door Euronext Brussels) zijn toegelaten.

Dit is noodzakelijk om de CBFA in staat te stellen om haar toezichtsopdrachten op die markt naar behoren te vervullen. Deze mogelijke uitbreiding werd voorzien in de overweging 45 van de MiFID die bepaalt dat de lidstaten de verplichting uitgevoerde transacties te melden ook kunnen toepassen op financiële instrumenten die niet tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten. Instrumenten die enkel tot een niet-EU markt zijn toegelaten, zijn echter door het besluit niet geviseerd.

Het besluit preciseert voorts de regels inzake de melding van de transacties, de wijze van melding en de inhoud van de melding, met dien verstande dat de lijst van de gegevens niet wordt hernomen vermits ze in de verordening is opgenomen.

De naleving van deze regels wordt gecontroleerd door de CBFA met toepassing van de artikelen 33 e.v. van de wet van 2 augustus 2002.

Artikelen 53 tot 55 regelen voorts de uitwisseling van de informatie over de transacties tussen bevoegde autoriteiten. Naar verwachting zal het Committee of European Securities Regulators (CESR) een belangrijke rol spelen bij de nadere coördinatie van deze informatie-uitwisseling (zie overweging 9 bij de Verordening). De uit te wisselen gegevens zijn terug te vinden in de verordening zelf.

Tenslotte bevat artikel 57 een bijzondere regeling voor de melding van transacties in lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten. De door de CBFA terzake ontvangen informatie (vanwege Belgische bemiddelaars of via het CESR-netwerk van buitenlandse autoriteiten) zal ter beschikking worden gesteld van het Rentenfonds. Deze overmaking van relevante informatie ligt in het verlengde van de taakverdeling tussen de CBFA en het Rentenfonds inzake het toezicht op de secundaire markten in overheidseffecten, zoals geregeld krachtens artikel 14 van de wet van 2 augustus 2002.

TITEL V. - Organisatorische vereisten voor instellingen die beleggingsdiensten verstrekken (artikelen 60 tot 92) Hoofdstuk I - Beschermingsregels voor cliëntentegoeden Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Artikel 60.

Bij wijze van inleiding legt artikel 60 van het ontwerp een aantal definities vast die de tekst uit legistiek oogpunt moeten vereenvoudigen.

Op te merken valt dat de definitie van financieel instrument in het 4° geënt is op de definitie in artikel 3, 1° van de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden, in zoverre expliciet wordt verwezen naar een recht op of ten aanzien van een financieel instrument. De bepaling handelt aldus over de rechten - van zakelijke aard (« een recht op ») of contractuele aard (« een recht ten aanzien van ») - die ontstaan door het deponeren van financiële instrumenten op een rekening bij een bemiddelaar.

Om redenen van efficiëntie worden de effecten van beleggers door de bemiddelaars-bewaarders doorgaans op vervangbare basis aangehouden. De bemiddelaars die optreden als bewaarder maken daartoe gebruik van gezamenlijke cliëntenrekeningen (omnibus account) bij een centrale depositaris (al dan niet via een lokale bemiddelaar) bij wie de onderliggende effecten worden gedeponeerd of aangehouden. Het rechtstreekse eigendomsrecht van een deponent op de effecten die hij in bewaring heeft gegeven, verwordt bijgevolg in principe tot een louter vorderingsrecht, i.e. het recht om een welbepaalde hoeveelheid gelijkaardige effecten op te vragen, tenzij de toepasselijke wetgeving uitdrukkelijk voorziet in een zakelijk recht (meestal een recht van mede-eigendom in het geheel van de aldus samengebrachte effecten). Dit is de oplossing waarvoor in het Belgische recht is geopteerd voor de financiële instrumenten die op basis van vervangbaarheid in bewaring worden gehouden bij vereffeningsinstellingen of hun aangesloten leden (zie artikel 2, derde lid van het koninklijk besluit nr. 62), voor de gedematerialiseerde effecten van de overheidsschuld (zie artikel 3 en artikel 11 van de wet van 2 januari 1991), voor de thesaurie- en depositobewijzen die in gedematerialiseerde vorm zijn uitgegeven (zie artikel 7 van de wet van 22 juli 1991 betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen, dat een aantal bepalingen van de wet van 2 januari 1991 van toepassing verklaart), alsook voor de gedematerialiseerde effecten als bedoeld in de artikelen 468 en volgende van het Wetboek van vennootschappen.

Bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de toepassing van de regels inzake wetsconflicten die toelaten uit te maken welke de toepasselijke wetgeving is die de aard bepaalt van het toepasselijke recht dat ontstaat door het deponeren van financiële instrumenten op een rekening (voor een beschrijving van de communautaire regeling en de bijdrage van het Verdrag van Den Haag van 5 juli 2006 inzake het recht dat van toepassing is op bepaalde rechten ten aanzien van effecten die via een bemiddelaar worden gehouden, zie J.-P. DEGUEE en D. DEVOS, « La loi applicable aux titres intermédiés : l'apport de la Convention de La Haye de décembre 2002 », Tijdschrift voor Belgisch handelsrecht, 2006/1, p. 5).

Daar waar afdeling II betrekking heeft op deposito's van cliëntengelden, handelt afdeling III over deposito's van financiële instrumenten en bevat afdeling IV de regels die gemeenschappelijk zijn voor beide categorieën van tegoeden. Afdeling 2. - Deposito's van cliëntengelden

Artikel 61.

Artikel 61 van het ontwerp zet artikel 16, lid 1, e) van richtlijn 2004/39/EG om door te stellen dat cliëntengelden die worden gedeponeerd bij een entiteit als bedoeld in artikel 77, § 2 van de wet van 6 april 1995, moeten worden geplaatst op rekeningen die strikt gescheiden zijn van de rekeningen die de beursvennootschap voor eigen rekening bij dezelfde instelling heeft geopend.

In het tweede lid van deze ontwerpbepaling is bepaald dat deze afzonderlijke rekeningen waarop de cliëntengelden worden gedeponeerd, gezamenlijke of geïndividualiseerde cliëntenrekeningen mogen zijn. Dit houdt in dat het rekeningen met subrubrieken op naam van individuele cliënten mogen zijn, alsook rekeningen die rechtstreeks op naam van individuele cliënten zijn geopend.

Artikel 62.

Artikel 62 van het ontwerp neemt het verbod over dat voorheen was opgelegd door artikel 3, derde lid van het ministerieel besluit van 31 december 1995 tot goedkeuring van het reglement op de belegging van cliëntengelden, en verbiedt de beursvennootschappen aldus om een valutarisico te lopen op de gelddeposito's die zij conform artikel 77, § 1, tweede lid van de wet in ontvangst nemen.

Artikel 63.

Artikel 63 van het ontwerp zet artikel 18, lid 2 van richtlijn 2006/73/EG om en definieert daarbij, voor de toepassing van artikel 77, § 2 van de wet van 6 april 1995, het begrip geldmarktfonds.

Wanneer een beleggingsonderneming gelden die zij namens een cliënt aanhoudt, bij een erkend geldmarktfonds deponeert, moeten de rechten van deelneming in dit geldmarktfonds worden aangehouden overeenkomstig de vereisten inzake het aanhouden van financiële instrumenten die aan cliënten toebehoren.

Voor de toepassing van deze bepaling wordt een ratingbureau competent geacht als het periodiek op professionele basis ratings voor geldmarktfondsen opstelt en het een externe kredietbeoordelingsinstelling (EKBI) is die voldoet aan de voorwaarden van artikel V.12 van het Besluit van de CBFA van 17 oktober 2006 over het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen.

Artikel 64 Artikel 64 van het ontwerp zet artikel 18, lid 3 van richtlijn 2006/73/EG om door een waakzaamheidsplicht op te leggen bij de keuze van de bemiddelaar bij wie de beursvennootschap cliëntengelden deponeert.

Het tweede lid van deze bepaling in ontwerpvorm verplicht de beursvennootschap om rekening te houden met de beschermingsregeling die is ingesteld door de toepasselijke wetgeving voor de bemiddelaar bij wie de gelden zijn gedeponeerd, inzonderheid met een gelijkaardig wettelijk voorrecht als bedoeld in artikel 77, § 3 van de wet van 6 april 1995 waarin de buitenlandse wetgeving zou voorzien.

Artikel 18, lid 3, derde alinea van richtlijn 2006/73/EG bepaalt dat de cliënt van een beursvennootschap het recht heeft om bezwaar aan te tekenen tegen de storting van zijn geld bij een erkend geldmarktfonds.

Om te kunnen aantonen dat rekening wordt gehouden met een dergelijke weigering, bepaalt het derde lid van de ontwerpbepaling dat de contanten van de cliënten die een weigering te kennen hebben gegeven, gedeponeerd moeten worden op geïndividualiseerde cliëntenrekeningen of op specifiek aan deze cliënten toebehorende gezamenlijke cliëntenrekeningen. Afdeling 3. - Deposito's van financiële instrumenten van cliënten

Artikel 65.

Artikel 65 van het ontwerp zet artikel 17, lid 1 van richtlijn 2006/73/EG om door toe te staan dat beursvennootschappen en kredietinstellingen financiële instrumenten van hun cliënten deponeren bij derde bemiddelaars. Conform de richtlijn verplicht deze bepaling hen daarbij de nodige voorzichtigheid en waakzaamheid aan de dag leggen, meer bepaald bij de selectie, aanwijzing en periodieke beoordeling van deze derde bemiddelaars.

Bij deze beoordeling dient rekening te worden gehouden met de zowel wettelijke als contractuele bepalingen die het aanhouden en bewaren van deze financiële instrumenten regelen, inzonderheid met de bepalingen die de aard bepalen van de rechten die ontstaan door het deponeren van financiële instrumenten op een rekening (doorgaans op basis van vervangbaarheid). Dit is een essentieel aspect aangezien de aard van het recht ten aanzien van de derde bemiddelaar bepalend is voor de beschermingsregeling van de betrokken financiële instrumenten, met name in geval van deficiëntie van de derde bemiddelaar.

Artikel 66.

Voor de omzetting van artikel 16, lid 1, d) van richtlijn 2006/73/EG, bepaalt artikel 66 van het ontwerp dat indien de bemiddelaar van een cliënt financiële instrumenten van cliënten deponeert bij een derde bemiddelaar, hij erop dient toe te zien dat de financiële instrumenten van de cliënten duidelijk worden onderscheiden van de financiële instrumenten die aan hun bemiddelaar toebehoren, alsook van de financiële instrumenten die aan de derde bemiddelaar zelf toebehoren.

Indien de gebruikelijke manier om de financiële instrumenten te onderscheiden erin bestaat afzonderlijke rekeningen te hanteren waarop de financiële instrumenten van cliënten worden geplaatst (in dit geval mogen deze afzonderlijke rekeningen gezamenlijke of geïndividualiseerde cliëntenrekeningen zijn), stelt het tweede lid van deze ontwerpbepaling, om in overeenstemming te zijn met de richtlijn, dat ook andere vergelijkbare maatregelen mogen worden gebruikt waarmee hetzelfde beschermingsniveau wordt bereikt.

Artikel 67.

Artikel 67 van het ontwerp verplicht de bemiddelaar (beursvennootschap of kredietinstelling) om bij de selectie van een derde bemiddelaar rekening te houden met het al dan niet bestaan van een voor deze derde bemiddelaar geldende reglementering die deze derde bemiddelaar verbiedt om aldus gedeponeerde financiële instrumenten zonder uitdrukkelijke toestemming van de cliënt te gebruiken. Rekening houdend met de harmonisatie die artikel 13, lid 7 van richtlijn 2004/39/EG en artikel 19 van richtlijn 2006/73/EG op dit punt verwezenlijken, heeft deze bepaling betrekking op de gevallen waarin de geselecteerde derde bemiddelaar ressorteert onder een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte.

In aansluiting op artikel 65 van het ontwerp, bepaalt het tweede lid van deze ontwerpbepaling eveneens dat indien de bemiddelaar de keuze heeft tussen verschillende derde bemiddelaars, hij de derde bemiddelaar moet trachten te bevoorrechten bij wie de rechten die ontstaan door de plaatsing van financiële instrumenten op een rekening, uit hoofde van hun aard toelaten om de financiële instrumenten terug te vorderen ook al wordt een insolventieprocedure geopend die een weerslag heeft op deze derde bemiddelaar.

Artikel 68.

Met artikel 68 van het ontwerp wordt artikel 17, lid 2 en 3 van richtlijn 2006/73/EG omgezet.

Paragraaf 1 verplicht de bemiddelaar om een derde bemiddelaar te selecteren die onderworpen is aan een specifieke regelgeving en een specifiek prudentieel toezicht die een kader vormen voor het aanhouden van financiële instrumenten voor rekening van derden.

Van deze verplichting kan volgens paragraaf 2 enkel worden afgeweken indien dit vereist is gezien de aard van de betrokken financiële instrumenten of de met deze financiële instrumenten verband houdende beleggingsdiensten, of indien de financiële instrumenten worden aangehouden namens een professionele cliënt die dit uitdrukkelijk heeft gevraagd.

Artikel 69.

Conform artikel 19 van richtlijn 2006/73/EG preciseert artikel 69 van het ontwerp de verplichting om de uitdrukkelijke toestemming van de cliënt te verkrijgen teneinde de financiële instrumenten te mogen gebruiken die hij heeft gedeponeerd.

Paragraaf 1 van deze ontwerpbepaling maakt een onderscheid in het gebruik dat van de financiële instrumenten wordt gemaakt naargelang het niveau waarop zij in bewaring worden genomen, namelijk, enerzijds, het gebruik van financiële instrumenten die worden aangehouden in de boeken van de bemiddelaar (beursvennootschap of kredietinstelling) van de cliënt (eerste niveau van geïntermedieerde bewaarneming), en, anderzijds, het gebruik van financiële instrumenten die de bemiddelaar van de cliënt, voor rekening van de cliënt, aanhoudt bij een derde bemiddelaar (tweede niveau van geïntermedieerde bewaarneming).

Voor dit tweede niveau van bewaarneming waarvan uitdrukkelijk sprake is in de richtlijn (artikel 19, lid 2), regelt § 2 van de ontwerpbepaling het geval van financiële instrumenten die op een gezamenlijke rekening worden aangehouden. Afdeling 4. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de deposito's van

cliëntengelden en de deposito's van financiële instrumenten van cliënten Teneinde herhalingen in de vorige afdelingen te vermijden, zijn in afdeling IV de regels opgenomen die gemeenschappelijk zijn voor de deposito's van gelden en de deposito's van financiële instrumenten. In de eerste onderafdeling wordt artikel 16, leden 1, f), 2 en 3 omgezet.

De tweede onderafdeling handelt over de regels inzake informatieverstrekking aan de cliënten, die voortvloeien uit de artikelen 29, lid 2 en 3, 32 en 43 van richtlijn 2006/73/EG. Artikel 70.

Paragraaf 2 van artikel 70 van het ontwerp leunt nauw aan bij artikel 9 van het voormelde ministerieel besluit van 31 december 1995.

Met paragraaf 3 wordt artikel 16, lid 2 van richtlijn 2006/73/EG omgezet door het nemen van maatregelen op te leggen om de rechten van de cliënten te vrijwaren.

Aldus kunnen de bemiddelaars een analyse maken van de geldende wetgevingen wat betreft het recht op terugvordering van bij een derde bemiddelaar gedeponeerde tegoeden en de insolventieprocedures die tegen deze derde bemiddelaar kunnen worden geopend, en dit zowel in het licht van de geldende internationaal privaatrechtelijke regels als van de materieelrechtelijke regels. Indien de bescherming die door deze regels wordt verleend, beperkter blijkt te zijn dan de bescherming die door artikel 77 van de wet van 6 april 1995 wordt geboden, is het enkel toegestaan tegoeden van cliënten bij een derde bemiddelaar te deponeren indien de bemiddelaar de passende maatregelen neemt om de rechten van zijn cliënten te vrijwaren, met name door passende informatie te verstrekken.

Artikel 71.

Met artikel 71 van het ontwerp wordt artikel 16, lid 3 van richtlijn 2006/73/EG omgezet.

Artikel 72.

Met artikel 72 van het ontwerp worden artikel 32, leden 1 tot 4 en artikel 29, lid 2 van richtlijn 2006/73/EG omgezet.

Het eerste tot vierde lid zetten respectievelijk de leden 1 tot 4 van het voornoemde artikel 32 om.

Artikel 73.

Met artikel 73 van het ontwerp wordt artikel 32, lid 5 omgezet.

Artikel 74.

Met artikel 74 van het ontwerp worden artikel 32, lid 6 en artikel 29, lid 2 van richtlijn 2006/73/EG omgezet.

Artikel 75.

Met artikel 75 van het ontwerp worden artikel 32, lid 7 en artikel 29, lid 2 van richtlijn 2006/73/EG omgezet.

Artikel 76.

Artikel 76 van het ontwerp zet artikel 43 van richtlijn 2006/73/EG om, wat de verplichting betreft om de cliënten een overzicht van de aangehouden tegoeden te bezorgen. Deze bepaling geldt ten aanzien van alle cliënten, zonder uitzondering voor « in aanmerking komende tegenpartijen ». Paragraaf 1, 2° van deze ontwerpbepaling handelt over de specifieke informatie die moet worden verstrekt over het gebruik dat werd gemaakt van de financiële instrumenten van cliënten.

Paragraaf 2 laat, ingeval diensten van vermogensbeheer worden verleend, toe het overzicht van de tegoeden van de cliënt op te nemen in het periodieke overzicht dat met toepassing van ontwerpartikel 22 wordt overgelegd.

Hoofdstuk II. - Specifieke organisatorische vereisten voor instellingen die beleggingsdiensten verrichten Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Artikel 77.

Dit artikel definieert het toepassingsgebied van de specifieke organisatorische vereisten die aan de instellingen worden opgelegd die beleggingsdiensten verrichten.

Wat de beleggingsondernemingen betreft zullen deze bepalingen steeds gelden.

De kredietinstellingen zijn enkel onderworpen aan deze regels in de mate ze beleggingsdiensten verrichten.

Aangezien de beheervennootschappen van ICB's zowel aan collectief beheer doen als aan beleggingsdiensten werd ervoor geopteerd de bepalingen van dit hoofdstuk onverkort op hen van toepassing te verklaren.

Voor de autonoom beheerde ICB's werd ervoor geopteerd om enkel de bepalingen van toepassing te verklaren die betrekking hebben op de persoonlijke transacties van de medewerkers.

De regels gelden tenslotte eveneens voor de in België gevestigde bijkantoren van beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van landen die geen lid zijn van de Europees Economische Ruimte.

Artikel 78.

Dit artikel definieert een aantal begrippen die door de richtlijn worden gebruikt bij de behandeling van de regels inzake de persoonlijke verrichtingen van medewerkers van de instellingen en bij de regels inzake het onderzoek op beleggingsgebied. Afdeling 2. - Belangenconflicten

Artikel 79.

Dit artikel dient te worden gelezen tegen de achtergrond van artikel 62bis van de wet van 6 april 1995 en artikel 20bis van de bankwet.

Deze bepalingen verplichten de verstrekkers van beleggingsdiensten om passende maatregelen van organisatorische en administratieve aard te nemen om te voorkomen dat belangenconflicten de belangen van de cliënten zouden schaden. Onderhavig artikel voert de hieraan voorafgaande verplichting in om redelijke maatregelen te treffen om gebeurlijke belangenconflicten tussen de instelling en haar cliënten of tussen haar cliënten onderling te onderkennen.

De omstandigheden die moeten worden behandeld als omstandigheden die een belangenconflict doen ontstaan, moeten betrekking hebben op gevallen waarin er een conflict bestaat tussen enerzijds de belangen van de onderneming of bepaalde personen die verbonden zijn met de onderneming of de groep waarvan de onderneming deel uitmaakt, en anderzijds de plicht van de onderneming ten aanzien van de cliënt, dan wel tussen de belangen van twee of meer van haar cliënten ten aanzien van wie de onderneming een plicht heeft. Dergelijke plicht kan een plicht zijn onder de uit MiFID volgende regels, maar ook een andere fiduciaire plicht. Het feit dat een onderneming een voordeel kan behalen zonder dat daar een mogelijk nadeel voor een cliënt tegenover staat, of dat een cliënt ten aanzien van wie de onderneming een plicht heeft, een voordeel kan behalen zonder dat daar een verlies voor een van haar andere cliënten tegenover staat, is op zich niet voldoende.

De belangenconflictenregeling geldt ongeacht het soort van cliënten (tegenpartij, professionele of niet-professionele cliënt) waarmee de onderneming handelt.

Er wordt gepreciseerd dat de ondernemingen een verplichting hebben om redelijke maatregelen te treffen om belangenconflicten te onderkennen en te beheersen, en geen absolute verplichting.

Artikel 80.

Dit artikel is het derde luik van de belangenconflictenregeling die er in bestaat dat de instellingen de belangenconflicten dienen te identificeren (zie artikel 79), te beheersen (zie de hierboven vermelde wettelijke bepalingen) en, desgevallend, aan de cliënten bekend te maken. Indien de administratieve en organisatorische maatregelen tot beheersing van de belangenconflicten ontoereikend zouden zijn, dient de instelling de cliënt steeds voorafgaandelijk in te lichten over de aard en de bronnen van het belangenconflict.

De bekendmaking van belangenconflicten door een instelling mag haar niet vrijwaren van de verplichting om de vereiste doeltreffende organisatorische en administratieve regelingen te treffen en te handhaven. Een overmatige nadruk op openbaarmaking zonder voldoende aandacht voor de wijze waarop de conflicten op organisatorisch en administratief vlak het best kunnen worden beheerd, is dan ook niet toegestaan. M.a.w. het is niet toereikend dat ondernemingen hun belangenconflictenbeleid baseren op de bekendmaking van de soorten van mogelijke belangenconflicten waarvoor ze geen maatregelen ter beheersing zouden nemen.

Artikel 81.

Dit artikel voegt conform de richtlijn een aantal niet-exhaustieve criteria in van situaties die de instellingen dienen te onderkennen als mogelijke belangenconflicten.

Artikel 82.

Dit artikel voert de verplichting in voor de instellingen om een belangenconflictenbeleid uit te werken. Het artikel geeft conform de richtlijn een inventaris weer van de minimale inhoud van dit beleid.

Zo dient dit beleid onder meer de omstandigheden te omschrijven die een belangenconflict vormen of kunnen doen ontstaan. Daarbij moet de beleggingsonderneming bijzondere aandacht besteden aan: onderzoek op beleggingsgebied; de verlening van beleggingsadvies; handel voor eigen rekening; vermogensbeheer; activiteiten op het gebied van bedrijfsfinanciering, met inbegrip van het overnemen of verkopen bij een aanbieding van effecten; de advisering over fusies en overnames.

Speciale aandacht is vereist wanneer de onderneming of een persoon die direct of indirect met haar verbonden is door een zeggenschapsband, een combinatie van twee of meer van deze activiteiten verricht.

De instellingen moeten zich verder ten doel stellen de belangenconflicten die zich in de afzonderlijke afdelingen en bij de activiteiten van hun groep voordoen, te onderkennen en te beheren in het kader van een alomvattend belangenconflictenbeleid binnen de instelling of de groep.

Er kan tenslotte worden verwezen naar de bestaande wettelijke regeling in verband met de externe functies van leiders (zie artikel 70 van de wet van 6 april 1995 en artikel 27 van de bankwet) die er eveneens toe strekt bij te dragen tot een effectief belangenconflictenbeleid.

Artikel 83.

Dit artikel heeft betrekking op de modaliteiten van de door artikel 80 voorgeschreven informatieverstrekking aan de cliënten over belangenconflicten.

Artikel 84.

Dit artikel voert de verplichting in voor de instelling om tot registratie over te gaan van de potentiële of reële belangenconflicten waarbij er een wezenlijk risico bestaat dat de belangen van de cliënten worden geschaad. Afdeling 3. - Persoonlijke verrichtingen

Artikel 85.

Dit artikel voert overeenkomstig de richtlijn regels in met betrekking tot de persoonlijke verrichtingen van de medewerkers, de relevante personen, die betrokken zijn bij het verrichten van beleggingsdiensten. De wettelijke basis van deze regels is inzonderheid te vinden in artikel 62bis van de wet van 6 april 1995.

Het artikel gaat uit van een principieel verbod tot persoonlijke verrichtingen indien deze in strijd zou zijn met de verplichtingen die voortvloeien uit de Richtlijn 2003/6/EG inzake marktmisbruik of de Richtlijn 2004/39/EG of die gepaard gaan met misbruik of ongeoorloofde bekendmaking van vertrouwelijke informatie.

Artikel 86.

Dit artikel voorziet in een strenger regime voor de persoonlijke verrichtingen van financiële analisten en andere relevante personen die betrokken zijn bij onderzoek op beleggingsgebied (« research »).

Deze regels doen geen afbreuk aan de regels voor de financiële analisten en relevante personen betrokken bij het onderzoek op beleggingsgebied voorzien bij het koninklijk besluit van 5 maart 2006 betreffende de juiste voorstelling van beleggingsaanbevelingen en de bekendmaking van belangenconflicten.

Conform de richtlijn bevat dit artikel naast de verbodsbepalingen een uitzonderingsregime waarin de betrokken personen toch persoonlijke verrichtingen mogen verrichten, mits schriftelijke toestemming van de compliance functie of van een persoon van de juridische dienst van de instelling. Hieronder mogen bijvoorbeeld de situaties worden gerekend waarin de financiële analist of een andere relevante persoon zich om persoonlijke, met financiële moeilijkheden verband houdende redenen gedwongen ziet een positie te liquideren.

Artikel 87.

Dit artikel voorziet in een specifieke melding- en registratieplicht van alle persoonlijke verrichtingen van de relevante personen die onderworpen zijn aan het specifieke regime van de persoonlijke verrichtingen. Daarbij hebben de instellingen de keuze de betrokken relevante personen te verplichten al hun persoonlijke verrichtingen te melden of zij kunnen een systeem uitwerken waarbij zij in staat zijn alle persoonlijke verrichtingen te onderkennen. Hierbij wordt met name gedacht aan de locatieverplichting, wat inhoudt dat de betrokken relevante personen verplicht worden al hun persoonlijke verrichtingen te doen op een rekening waar de instelling zicht op heeft. Dit kan zowel gaan om een rekening bij de betrokken instelling zelf als om een rekening bij een andere instelling waarmee de betrokken instelling een specifieke overeenkomst heeft afgesloten.

Instellingen kunnen hun relevante personen een verklaring laten ondertekenen waarin deze verklaren zich bewust te zijn van de inzake hun persoonlijke transacties toepasselijke beperkingen.

Wanneer achtereenvolgende persoonlijke verrichtingen namens een persoon worden uitgevoerd conform vooraf door deze persoon gegeven instructies hoeven de verplichtingen inzake persoonlijke verrichtingen niet te gelden voor elk van deze achtereenvolgende verrichtingen als de desbetreffende instructies ongewijzigd van kracht blijven. Ook hoeven deze verplichtingen niet te gelden voor de intrekking of herroeping van dergelijke instructies voor zover de financiële instrumenten die eerder in het kader van de instructies waren verworven, niet tegelijk met de intrekking of herroeping van de instructies van de hand worden gedaan. Wel moeten deze verplichtingen gelden bij een persoonlijke verrichting of bij aanvang van achtereenvolgende persoonlijke verrichtingen die namens een en dezelfde persoon worden uitgevoerd indien deze instructies worden gewijzigd of nieuwe instructies worden gegeven.

Artikel 88.

Dit artikel voorziet conform de richtlijn in een uitzonderingsregime voor de regels inzake persoonlijke verrichtingen. Het betreft de gevallen waarin de persoonlijke verrichtingen gebeuren in het kader van een overeenkomst voor vermogensbeheer of waar deze verrichtingen betrekking hebben op ICB's die voldoen aan de voorwaarden van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles. Afdeling 4. - Specifieke organisatorische vereisten bij onderzoek op

beleggingsgebied Onderzoek op beleggingsgebied wordt in deze afdeling als een subcategorie gedefinieerd van het soort informatie dat in artikel 25bis, § 3 van de wet van 2 augustus 2002 en het koninklijk besluit van 5 maart 2006 betreffende de juiste voorstelling van beleggingsaanbevelingen en de bekendmaking van belangenconflicten, gedefinieerd wordt als een aanbeveling, maar het is van toepassing op alle financiële instrumenten. Voor zover het bij dit soort aanbevelingen niet om onderzoek op beleggingsgebied gaat in de zin van deze afdeling, blijven ze onderworpen aan de bepalingen van artikel 25bis, § 3 van de wet van 2 augustus 2002 en het koninklijk besluit van 5 maart 2006 betreffende de juiste voorstelling van beleggingsaanbevelingen en de bekendmaking van belangenconflicten.

Tot de verspreiding van onderzoek op beleggingsgebied onder cliënten of het publiek dient niet te worden gerekend: de verspreiding uitsluitend onder personen binnen de groep waarvan de beleggingsonderneming deel uitmaakt.

Onverminderd de bepalingen opgenomen in deze afdeling inzake de productie of verspreiding van onderzoek op beleggingsgebied zouden ook andere producenten van onderzoek op beleggingsgebied dan beleggingsondernemingen moeten overwegen een intern beleid en interne procedures vast te stellen die ervoor zorgen dat de in dit besluit neergelegde beginselen betreffende de bescherming van de onafhankelijkheid en objectiviteit van dit onderzoek worden nageleefd.

Artikel 89.

Dit artikel vergt dat de specifieke regels en procedures inzake belangenconflicten voorzien bij artikel 82 van toepassing zijn op de financiële analisten en de andere relevante personen betrokken bij het onderzoek op beleggingsbeleid. Deze getroffen maatregelen en regelingen moeten toereikend zijn om de objectiviteit en onafhankelijkheid te beschermen van de financiële analisten en van het door hen geproduceerde onderzoek op beleggingsgebied. Deze maatregelen en regelingen moeten ervoor zorgen dat financiële analisten voldoende afstand nemen van de belangen van degenen van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hun verantwoordelijkheden of zakelijke belangen in strijd zijn met de belangen van degenen onder wie het onderzoek op beleggingsgebied wordt verspreid. Tot degenen van wie redelijkerwijze mag worden aangenomen dat hun verantwoordelijkheden of zakelijke belangen in strijd zijn met de belangen van de personen onder wie onderzoek op beleggingsgebied wordt verspreid moeten onder meer worden gerekend: de medewerkers die actief zijn op het gebied van bedrijfsfinanciering, alsmede degenen die in naam van cliënten of de onderneming verkopen en handelen.

Artikel 90.

Dit artikel gaat verder in op de concrete inhoud van de maatregelen die moeten worden getroffen om de objectiviteit van de financiële analisten te verzekeren en om het risico op belangenconflicten die de belangen van cliënten kunnen schaden, te voorkomen.

Financiële analisten mogen zich volgens de richtlijn niet inlaten met andere activiteiten dan de productie van onderzoek op beleggingsgebied wanneer een dergelijke betrokkenheid onverenigbaar is met de waarborging van hun objectiviteit. Als onverenigbaar met de waarborging van hun objectiviteit moet gewoonlijk worden aangemerkt: medewerking aan zakenbankactiviteiten als bedrijfsfinanciering en overneming, aan "pitches" voor nieuwe bedrijven, aan roadshows voor nieuwe emissies van financiële instrumenten of aan andere vormen van marketing ten behoeve van uitgevende instellingen.

Kleine giften of kleine gunsten in natura van een lagere waarde dan gespecificeerd in het kader van het door de onderneming gevoerde beleid inzake belangenconflicten en genoemd in de samenvatting van dit beleid die aan cliënten ter beschikking gesteld wordt, hoeven voor de toepassing van de voorschriften voor onderzoek op beleggingsgebied niet te worden aangemerkt als « voordelen » in de zin van artikel 7 van dit besluit.

Artikel 91.

Dit artikel voorziet in een uitzonderingsregime voor de instellingen die gebruik maken van het onderzoek op beleggingsgebied dat door derden wordt geproduceerd. Als voorwaarde wordt daarbij onder meer gesteld dat de instelling geen ingrijpende wijzigingen mag aanbrengen aan dit onderzoek. Indien dit het geval zou zijn, gelden dezelfde eisen als die welke gelden voor de productie van dergelijk onderzoek zelf.

TITEL V. - Buitenlandse beleggingsondernemingen Artikelen 92 tot 100.

De artikelen 92 tot 100 bevatten de wijzigingen in het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen.

Artikel 93 vervangt integraal Titel II van voornoemd besluit dat betrekking heeft op de bijkantoren en dienstverrichtingen in België van beleggingsondernemingen die onder het recht van een andere Lid-Staat van de Europese Economische Ruimte ressorteren. Het betreft in hoofdzaak een herformulering om rekening te houden met de bepalingen van de Europese richtlijn 2004/39/EG. De publicatie door de CBFA in het Belgisch Staatsblad van de lijst van de buitenlandse beleggingsondernemingen wordt voortaan vervangen door een bekendmaking op de website van de CBFA (nieuw artikel 4, derde lid, van het voornoemd koninklijk besluit van 20 december 1995).

Het vereiste (van het bestaande artikel 6 van het koninklijk besluit van 20 december 1995) dat de naam van de beleggingsondernemingen die hun bedrijf in België uitoefenen, dient voorafgegaan of gevolgd te worden door de melding van hun land van herkomst en, desgevallend, hun zetel wordt voortaan weggelaten. De bepalingen ter uitvoering van artikel 30 van de uitvoeringsrichtlijn leggen de beleggingsondernemingen immers op dit vlak uitgebreide informatieverplichtingen op.

De bestaande bepaling (artikel 8 van het voornoemde besluit) die preciseert dat geen afbreuk wordt gedaan aan de naleving, bij de uitoefening van de beleggings- en nevendiensten, van de wettelijke en reglementaire bepalingen, met inbegrip van de gedragsregels die in België van toepassing zijn op de beleggingsondernemingen en hun verrichtingen, om redenen van algemeen belang, wordt opgeheven, evenals de eraan gekoppelde verplichting voor de CBFA om mee te delen welke bepalingen naar haar weten van algemeen belang zijn. De oplegging van dergelijke regels is niet langer mogelijk ingevolge het niveau van harmonisatie dat door de MiFID-richtlijn is gerealiseerd, in de door de richtlijn bestreken materies. Een en ander doet geen afbreuk aan de verplichting voor buitenlandse beleggingsondernemingen tot naleving van de bepalingen die tot de bevoegdheid van de CBFA blijven behoren. Er kan worden verwezen naar de bevoegdheid van de CBFA inzake het toezicht op de naleving door de in België gevestigde bijkantoren van bepaalde gedragsregels, wat hun transacties op het Belgisch grondgebied betreft. In afwijking van het beginsel dat in het kader van de vestiging van bijkantoren de lidstaat van herkomst verantwoordelijk is voor de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving van de verplichtingen, is het immers aangewezen dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst de verantwoordelijkheid op zich neemt voor de naleving van bepaalde verplichtingen met betrekking tot diensten via een bijkantoor binnen het grondgebied waar het bijkantoor gevestigd is, aangezien deze autoriteit het dichtst bij het bijkantoor staat en derhalve in een betere positie verkeert om inbreuken op voor de werkzaamheden van het bijkantoor geldende regels op te sporen en aan te pakken. Deze toewijzing van bevoegdheden belet niet dat tussen toezichthouders praktische afspraken over taakverdeling kunnen worden gemaakt om te komen tot een gestroomlijnde en efficiënte controleaanpak (zie in dit verband de CESR-werkzaamheden en in het bijzonder het consultatiedocument « The Passport under MiFID », December 2006, CESR 06-669). De CBFA kan dergelijke afspraken met buitenlandse toezichthouders maken met toepassing van artikel 77 van de wet van 2 augustus 2002.

Overeenkomstig het nieuwe artikel 6, tweede lid, van het koninklijk besluit van 20 december 1995 kan de CBFA de bijkantoren gelasten om aan haar gegevens mee te delen van dezelfde aard als worden gevraagd van de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht omtrent aspecten die niet behoren tot de bevoegdheid van de toezichthoudende autoriteiten van het land van herkomst. Deze bepaling, die vroeger voorkwam in artikel 9, tweede lid, viseert bijvoorbeeld het jaarlijkse verslag van de onderneming over de toepassing van de witwasreglementering. Er kan immers worden herinnerd aan het feit dat de witwaswetgeving van 11 januari 1993 zich, conform de witwasrichtlijn, eveneens uitstrekt tot de in België gevestigde bijkantoren van communautaire beleggingsondernemingen.

Het in het voornoemde besluit bepaalde regime voor de werkzaamheden in België van niet-communautaire beleggingsondernemingen blijft grotendeels ongewijzigd, behoudens een aantal aanpassingen van verwijzingen.

Er wordt aan herinnerd dat krachtens het communautair recht de bijkantoren van niet EU ondernemingen niet meer gunstig mogen worden gehandeld dan de communautaire ondernemingen. Deze bijkantoren uit derde landen genieten niet van het Europees paspoort.

TITEL VII. - Overgangs-, wijzigings- en slotbepalingen (artikelen 101 tot 106) Deze artikelen regelen de inwerkingtreding van het besluit (conform MiFID op 1 november 2007) en voorziet in een aantal overgangsbepalingen. Tevens worden de bestaande besluiten opgeheven die betrekking hebben op de voortaan door dit besluit geregelde materies.

Gegeven te Brussel, 3 juni 2007.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. RENDERS

3 JUNI 2007. - Koninklijk besluit tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, inzonderheid op artikel 20bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007;

Gelet op de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, inzonderheid op artikel 62bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007, op artikel 77, gewijzigd bij de wet van 30 januari 1996 en de koninklijke besluiten van 22 december 1995 en 27 april 2007, op artikel 77bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007, op artikel 77ter, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007, op artikel 110 en op artikel 111;

Gelet op de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, inzonderheid op artikel 1, eerste lid, 28° en 30°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007, op artikel 9, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 maart 2003 en 27 april 2007, op artikel 14, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 maart 2003 en 27 april 2007, op artikelen 15, 26, 27 en 28 vervangen bij het koninklijk besluit van 27 april 2007, op artikel 28bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007, en op artikel 41, 2°;

Gelet op de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, inzonderheid op artikel 40, op artikel 153, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 april 2007, op artikel 168 en op artikel 169, § 3, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 april 2007;

Gelet op de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten, inzonderheid op artikel 26;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 augustus 1991 over het vermogensbeheer en het beleggingsadvies;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 over de wissel- en depositomakelarij;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 december 1995 over de buitenlandse beleggingsondernemingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 februari 1996 houdende de transparantie van de effectenmarkten van Euronext Brussels, Gelet op het koninklijk besluit van 13 mei 1996 tot bepaling van de voorwaarden volgens dewelke transacties mogen uitgevoerd worden buiten een gereglementeerde markt;

Gelet op het koninklijk besluit van 31 maart 2003 over de melding van transacties in financiële instrumenten en over de bewaring van gegevens;

Gelet op het reglement van het Interventiefonds van de beursvennootschappen op de belegging van cliëntengelden, goedgekeurd bij ministerieel besluit van 31 december 1995;

Gelet op de open raadpleging in de zin van artikel 2, 18°, van de wet van 2 augustus 2002, over titel II, die gezamenlijk werd georganiseerd door de FOD Financiën en de CBFA en die liep van 13 februari 2007 tot 1 maart 2007;

Gelet op het advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, gegeven op 6 februari 2007;

Gelet op de adviesaanvraag binnen de termijn bepaald door artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gericht aan de Raad van State op 24 april 2007;

Gelet op het ontbreken van het advies binnen deze termijn;

Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, vervangen bij de wet van 2 april 2003;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit strekt inzonderheid tot omzetting van de richtlijn 2004/39/EG en richtlijn 2006/73/EG.

Art. 2.Voor de toepassing van de wet van 2 augustus 2002 en de in uitvoering ervan getroffen besluiten en reglementen wordt verstaan onder een professionele cliënt: een cliënt die voldoet aan de criteria vastgesteld in de bijlage A bij dit besluit.

Art. 3.§ 1. Voor de toepassing van de wet van 2 augustus 2002 en de in uitvoering ervan getroffen besluiten en reglementen wordt verstaan onder een in aanmerking komende tegenpartij: 1° beleggingsondernemingen;2° kredietinstellingen;3° verzekeringsondernemingen;4° icbe's en de beheermaatschappijen daarvan;5° pensioenfondsen en de beheermaatschappijen daarvan;6° andere krachtens communautaire wetgeving of het nationale recht van een lidstaat vergunninghoudende of gereglementeerde financiële instellingen;7° uit hoofde van artikel 2, lid 1, onder k) en l), van de toepassing van de richtlijn 2004/39/EG vrijgestelde ondernemingen;8° nationale regeringen en hun diensten, met inbegrip van de overheidsinstanties die met het beheer van de overheidsschuld belast zijn;9° centrale banken;10° supranationale organisaties. De classificatie als in aanmerking komende tegenpartij overeenkomstig het eerste lid laat het recht van deze entiteiten onverlet om te verzoeken dat zij, in het algemeen dan wel per transactie, worden behandeld als cliënten waarvan de zakelijke betrekkingen met de gereglementeerde onderneming onderworpen zijn aan de voorschriften bepaald door en krachtens de artikelen 27 en 28 van de wet van 2 augustus 2002.

Wanneer een in aanmerking komende tegenpartij overeenkomstig het tweede lid verzoekt te worden behandeld als een cliënt waarvan de zakelijke betrekkingen met een gereglementeerde onderneming onderworpen zijn aan de voorschriften bepaald door en krachtens de artikelen 27 en 28 van de wet van 2 augustus 2002, maar niet uitdrukkelijk verzoekt te worden behandeld als een niet-professionele cliënt, en de gereglementeerde onderneming dit verzoek inwilligt, behandelt de onderneming deze in aanmerking komende tegenpartij als een professionele cliënt.

Wanneer deze in aanmerking komende tegenpartij evenwel uitdrukkelijk verzoekt te worden behandeld als een niet-professionele cliënt, zijn de in deel I, tweede, derde en vierde lid, van de bijlage A bij dit besluit vervatte voorschriften voor verzoeken om niet-professionele behandeling van toepassing. § 2. Volgende ondernemingen kunnen eveneens als in aanmerking komende tegenpartij worden behandeld: de ondernemingen die in een categorie cliënten vallen die overeenkomstig deel I, punten 1, 2 en 3, van de bijlage A bij dit besluit als professionele cliënten zijn aan te merken, met uitzondering van een categorie die uitdrukkelijk wordt genoemd in § 1, eerste lid.

Op hun verzoek kunnen de volgende ondernemingen ook als in aanmerking komende tegenpartij worden behandeld: de ondernemingen die in een categorie cliënten vallen die overeenkomstig deel II van de bijlage A bij dit besluit als professionele cliënten zijn aan te merken. Wel wordt in dergelijke gevallen de betrokken onderneming alleen als een in aanmerking komende tegenpartij behandeld voor de diensten of transacties waarvoor deze als een professionele cliënt kan worden behandeld.

In geval van een transactie waarbij de potentiële tegenpartijen in verschillende rechtsgebieden gevestigd zijn, richt de gereglementeerde onderneming zich naar de status van de betrokken onderneming zoals deze is vastgelegd op grond van het recht of de maatregelen van de lidstaat waar deze onderneming gevestigd is.

De gereglementeerde onderneming die overeenkomstig het eerste en tweede lid van deze paragraaf, met dergelijke ondernemingen transacties sluit, verkrijgt van de potentiële tegenpartij de uitdrukkelijke bevestiging dat zij ermee instemt als in aanmerking komende tegenpartij te worden behandeld. De gereglementeerde ondernemingen mogen deze bevestiging in het algemeen dan wel per transactie verkrijgen. § 3. Als in aanmerking komende tegenpartijen kunnen ook worden behandeld entiteiten van derde landen die te vergelijken zijn met de in § 1, eerste lid, genoemde categorieën van entiteiten.

Als in aanmerking komende tegenpartijen kunnen ook worden behandeld ondernemingen van derde landen als de in § 2, eerste en tweede lid, genoemde, onder dezelfde voorwaarden en vereisten als bepaald in § 2, vierde lid.

Art. 4.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° « de wet »: de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;2° « de richtlijn 2004/39/EG »: de richtlijn 2004/39/EG van 21 april 2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad;3° « de richtlijn 2006/73/EG »: de richtlijn van de Commissie 2006/73/EG van 10 augustus 2006 tot uitvoering van richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn;4° « de verordening »: de verordening (EG) 1287/2006 van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de voor beleggingsondernemingen geldende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens, het melden van transacties, de markttransparantie, de toelating van financiële instrumenten tot de handel en de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn betreft;5° « de gereglementeerde ondernemingen »: a) de Belgische kredietinstellingen en beleggingsondernemingen;b) de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die onder het recht van een lidstaat van de EER ressorteren, voor hun transacties op het Belgisch grondgebied;c) de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van derde landen;d) de kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van derde landen die rechtsgeldig diensten in België verstrekken, voor hun transacties op het Belgisch grondgebied;e) de in België gevestigde beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, voor hun beleggingsdiensten bedoeld in artikel 3, 10°, van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles;6° « distributiekanalen »: distributiekanalen in de zin van artikel 1, eerste lid, 26° van de wet van 2 augustus 2002;7° « duurzame drager »: ieder hulpmiddel dat een cliënt in staat stelt om persoonlijk aan hem of haar gerichte informatie op te slaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt;8° « relevante persoon », in samenhang met een gereglementeerde onderneming: een van de volgende personen: a) een bestuurder, een vennoot of daarmee gelijk te stellen persoon, een manager of een verbonden agent van de onderneming;b) een bestuurder, een vennoot of daarmee gelijk te stellen persoon, of een manager van een verbonden agent van de onderneming;c) een werknemer van de onderneming of van een verbonden agent van de onderneming, alsook enigerlei andere natuurlijke persoon wiens diensten ter beschikking en onder de zeggenschap staan van de onderneming of een verbonden agent en die betrokken is bij het verrichten door de onderneming van beleggingsdiensten en -activiteiten;d) een natuurlijke persoon die uit hoofde van een uitbestedingsovereenkomst met het oog op het verrichten door de gereglementeerde onderneming van beleggingsdiensten en -activiteiten rechtstreeks betrokken is bij het verrichten van diensten ten behoeve van de gereglementeerde onderneming of haar verbonden agent;9° « financiële analist »: een relevante persoon die de wezenlijke inhoud van onderzoek op beleggingsgebied produceert;10° « groep », in samenhang met een gereglementeerde onderneming: de groep waarvan deze onderneming deel uitmaakt, bestaande uit een moederonderneming, haar dochterondernemingen en de deelnemingen van de moederonderneming en haar dochterondernemingen, alsook ondernemingen die met elkaar verbonden zijn door een betrekking als bedoeld in het Wetboek van Vennootschappen;11° « uitbesteding »: een overeenkomst van om het even welke vorm tussen een gereglementeerde onderneming en een dienstverlener op grond waarvan deze dienstverlener een proces, een dienst of een activiteit verricht die anders door de gereglementeerde onderneming zelf zou worden verricht;12° « persoon met wie een relevante persoon familiebanden heeft »: een van de volgende personen: a) de echtgeno(o)t(e) van de relevante persoon of een partner van deze persoon die door het nationale recht als gelijkwaardig met een echtgeno(o)t(e) wordt aangemerkt;b) een kind of stiefkind ten laste van de relevante persoon;c) een ander familielid van de relevante persoon die op de datum van de persoonlijke transactie in kwestie gedurende ten minste een jaar tot hetzelfde huishouden als de relevante persoon heeft behoord;13° « effectenfinancieringstransactie »: overeenkomstig artikel 2, punt 10 van de voornoemde verordening, een opgenomen of verstrekte lening van aandelen of andere financiële instrumenten, een repo of omgekeerde repo, dan wel een kooptransactie met wederverkoop of een verkooptransactie met wederinkoop;14° « multilaterale handelsfaciliteit (Multilateral trading facility - MTF) »: een door een beleggingsonderneming, kredietinstelling of een marktexploitant geëxploiteerd multilateraal systeem dat meerdere koop- en verkoopintenties van derden met betrekking tot financiële instrumenten - binnen dit systeem en volgens niet-discretionaire regels - samenbrengt op zodanige wijze dat er een overeenkomst uit voortvloeit en dat ressorteert onder Belgisch recht of onder het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte;15° « een systematische internaliseerder »: een beleggingsonderneming of kredietinstelling die op een georganiseerde, frequente en systematische wijze voor eigen rekening cliëntenorders uitvoert buiten een gereglementeerde markt of een MTF;16° « CBFA »: de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen.

Art. 5.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit gelden de in §§ 2 tot 4 bepaalde voorwaarden voor de verstrekking van informatie. § 2. Wanneer voor de toepassing van dit besluit informatie op een duurzame drager moet worden verstrekt, mogen gereglementeerde ondernemingen die informatie slechts op een andere duurzame drager dan papier verstrekken als: a) de verstrekking van deze informatie op de desbetreffende drager in de context past waarin de onderneming met de cliënt zaken doet of zaken gaat doen;en b) de persoon aan wie de informatie moet worden verstrekt, wanneer deze voor de keuze wordt gesteld tussen informatie op papier of op deze andere duurzame drager, specifiek voor deze andere drager kiest. § 3. Wanneer een gereglementeerde onderneming overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 13, 26, § 2, tweede lid, en 72 tot 75 aan een cliënt via een website informatie verstrekt en deze informatie niet tot de cliënt persoonlijk gericht is, moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn: a) de verstrekking van deze informatie op de desbetreffende drager past in de context waarin de onderneming met de cliënt zaken doet of zaken gaat doen;b) de cliënt stemt specifiek in met de verstrekking van informatie in deze vorm;c) de cliënt wordt elektronisch op de hoogte gebracht van het adres van de website en de plaats op de website waar toegang kan worden verkregen tot de informatie;d) de informatie moet actueel zijn;e) via deze website blijft de informatie onafgebroken toegankelijk gedurende de tijd die de cliënt redelijkerwijs nodig heeft om deze in te zien. § 4. Voor de toepassing van dit artikel wordt de verstrekking van informatie via elektronische mededelingen geacht te passen in de context waarin de onderneming met de cliënt zaken doet of zaken gaat doen als bewezen is dat de cliënt regelmatig toegang tot internet heeft. Dit wordt als bewezen aangemerkt als de cliënt een e-mailadres als communicatiemiddel opgeeft om zaken te kunnen doen.

TITEL II. - Door gereglementeerde ondernemingen in acht te nemen voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening in uitvoering van artikel 27 en 28 van de wet Afdeling 1. - Toepassingsgebied

Art. 6.Deze titel is van toepassing op de gereglementeerde ondernemingen bedoeld in artikel 4, 5°. Afdeling 2. - Voordelen

Art. 7.De gereglementeerde ondernemingen worden niet geacht zich op loyale, billijke en professionele wijze in te zetten voor de belangen van cliënten indien zij voor de verrichting van een beleggings- of nevendienst ten behoeve van een cliënt een vergoeding of provisie betalen of ontvangen, dan wel een niet-geldelijk voordeel verschaffen of aannemen, tenzij het gaat om: a) een vergoeding, provisie of niet-geldelijk voordeel betaald of verschaft aan of door de cliënt of een persoon die handelt namens de cliënt;b) een vergoeding, provisie of niet-geldelijk voordeel betaald of verschaft aan of door een derde of een persoon die namens een derde handelt, wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: i) vóór de verrichting van de desbetreffende beleggings- of nevendienst moet de cliënt op uitvoerige, accurate en begrijpelijke wijze mededeling worden gedaan van het bestaan, de aard en het bedrag van de vergoeding, de provisie of het voordeel of, wanneer het bedrag niet kan worden achterhaald, van de wijze van berekening van dit bedrag; ii) de betaling of verschaffing van de vergoeding, de provisie of het niet-geldelijke voordeel moet de kwaliteit van de desbetreffende dienst ten behoeve van de cliënt ten goede komen en mag geen afbreuk doen aan de plicht van de onderneming om zich in te zetten voor de belangen van de cliënt; c) passende vergoedingen die de verrichting van beleggingsdiensten mogelijk maken of daarvoor noodzakelijk zijn, zoals bewaarloon, afwikkelings- en beursprovisies en wettelijke heffingen of juridische kosten, en die van nature niet strijdig zijn met de plicht van de onderneming om zich op loyale, billijke en professionele wijze in te zetten voor de belangen van haar cliënten. De gereglementeerde onderneming mag voor de toepassing van het eerste lid, b), i), in samengevatte vorm mededeling doen van de essentiële voorwaarden van de regelingen voor vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen, mits zij zich ertoe verplicht de cliënt desgevraagd nadere bijzonderheden te verstrekken, en deze verplichting ook nakomt. Afdeling 3. - Informatieverstrekking aan cliënten en potentiële

cliënten

Art. 8.§ 1. De gereglementeerde ondernemingen zorgen ervoor dat alle informatie, met inbegrip van publicitaire mededelingen, die zij richten aan niet-professionele of potentiële niet-professionele cliënten of zodanig verspreiden dat ze waarschijnlijk door deze cliënten wordt ontvangen, voldoet aan de voorwaarden van de §§ 2 tot en met 8. § 2. De in § 1 bedoelde informatie bevat de naam van de gereglementeerde onderneming.

De informatie is accuraat en benadrukt niet de mogelijke voordelen van een beleggingsdienst of financieel instrument zonder dat ook een correcte en duidelijke indicatie van de desbetreffende risico's wordt gegeven.

De informatie is toereikend en wordt voorgesteld op een wijze waarvan aannemelijk is dat ze begrijpelijk is voor het gemiddelde lid van de groep tot wie zij is gericht of door wie zij waarschijnlijk zal worden ontvangen.

Belangrijke zaken, vermeldingen of waarschuwingen worden niet verhuld, afgezwakt of verdoezeld. § 3. Wanneer in de informatie beleggings- of nevendiensten, financiële instrumenten of personen die beleggings- of nevendiensten verrichten, onderling worden vergeleken, wordt aan de volgende voorwaarden voldaan: a) de vergelijking is zinvol en wordt op correcte en evenwichtige wijze voorgesteld;b) de voor de vergelijking gebruikte informatiebronnen worden vermeld;c) de voornaamste voor de vergelijking gebruikte feiten en hypothesen worden vermeld. § 4. Wanneer de informatie een indicatie bevat van de resultaten die in het verleden met een financieel instrument, een financiële index of een beleggingsdienst zijn behaald, wordt aan de volgende voorwaarden voldaan: a) deze indicatie mag niet het meest opvallende kenmerk van de mededeling zijn;b) de informatie bevat passende gegevens over de resultaten over de onmiddellijk voorafgaande vijf jaar of over de gehele periode waarin het financiële instrument is aangeboden, de financiële index is vastgesteld of de beleggingsdienst is verricht, indien deze periode korter is dan vijf jaar, dan wel over een door de onderneming gekozen langere periode;daarbij moet altijd worden uitgegaan van volledige perioden van twaalf maanden; c) de referentieperiode en de informatiebron worden duidelijk aangegeven;d) in de informatie wordt duidelijk gewaarschuwd dat het om resultaten uit het verleden gaat en dat deze geen betrouwbare indicator vormen voor toekomstige resultaten;e) wanneer de indicatie berust op gegevens die in een andere valuta luiden dan die van de lidstaat waarin de niet-professionele cliënt of potentiële niet-professionele cliënt woonachtig is, wordt de desbetreffende valuta duidelijk vermeld en wordt tegelijk gewaarschuwd dat het rendement door valutaschommelingen hoger of lager kan uitvallen;f) wanneer de indicatie op brutoresultaten berust, wordt het effect van provisies, vergoedingen en andere lasten vermeld. § 5. Wanneer de informatie gesimuleerde, in het verleden behaalde resultaten bevat of daarnaar verwijst, moet deze betrekking hebben op een financieel instrument of een financiële index en wordt aan de volgende voorwaarden voldaan: a) de gesimuleerde, in het verleden behaalde resultaten berusten op de feitelijke resultaten die in het verleden zijn behaald met een of meer financiële instrumenten of financiële indices die identiek zijn aan of de onderliggende waarde vormen van het betrokken financiële instrument;b) voor de onder a) bedoelde feitelijke resultaten die in het verleden zijn behaald, wordt voldaan aan de voorwaarden onder a), b), c) , e) en f) van § 4;c) in de informatie wordt duidelijk gewaarschuwd dat het om gesimuleerde, in het verleden behaalde resultaten gaat en dat in het verleden behaalde resultaten geen betrouwbare indicator vormen voor toekomstige resultaten. § 6. Wanneer de informatie gegevens over toekomstige resultaten bevat, wordt aan de volgende voorwaarden voldaan: a) in de informatie mag niet worden uitgegaan van of worden verwezen naar gesimuleerde in het verleden behaalde resultaten;b) er wordt uitgegaan van redelijke hypothesen die worden ondersteund door objectieve gegevens;c) wanneer de informatie op brutoresultaten berust, wordt het effect van provisies, vergoedingen en andere lasten vermeld;d) er wordt duidelijk gewaarschuwd dat dergelijke prognoses geen betrouwbare indicator voor toekomstige resultaten vormen. § 7. Wanneer de informatie verwijst naar een bepaalde fiscale behandeling, wordt duidelijk aangegeven dat deze behandeling afhangt van de individuele omstandigheden van een cliënt en in de toekomst aan wijzigingen onderhevig kan zijn. § 8. In de informatie wordt de naam van de CBFA of een andere bevoegde autoriteit niet zodanig gebruikt dat daarmee wordt aangegeven of gesuggereerd dat deze autoriteit de producten of diensten van de gereglementeerde onderneming steunt of aanbeveelt. § 9. Beleggingsaanbevelingen in de zin van artikel 2, eerste lid, 24°, van de wet van 2 augustus 2002 die niet voldoen aan de voorwaarden van de definitie van « onderzoek op beleggingsgebied » zoals bepaald in artikel 78, 2°, van dit besluit, dienen beschouwd te worden als publicitaire mededelingen. De bepalingen van §§ 1 tot 8 van dit artikel zijn hierop van toepassing.

De gereglementeerde ondernemingen dragen er zorg voor dat deze beleggingsaanbevelingen als publicitaire mededelingen herkend worden.

Zij geven in deze aanbevelingen op duidelijke wijze aan dat deze niet zijn opgesteld overeenkomstig de voorschriften ter bevordering van de onafhankelijkheid van onderzoek op beleggingsgebied en dat deze niet onderworpen zijn aan een verbod om al voor de verspreiding van onderzoek op beleggingsgebied te handelen.

Art. 9.§ 1. De gereglementeerde onderneming brengt nieuwe cliënten, alsook bestaande cliënten die de gereglementeerde onderneming op grond van de voorschriften bepaald door en krachtens de wet van 2 augustus 2002 nieuw in een categorie heeft ingedeeld, op de hoogte van hun indeling in de categorie niet-professionele cliënt, professionele cliënt dan wel in aanmerking komende tegenpartij in de zin van die wet. § 2. De gereglementeerde ondernemingen informeren cliënten op een duurzame drager over enig recht van de cliënt om een andere categorie-indeling te vragen en over het eventueel daaruit voortvloeiende lagere beschermingsniveau voor de cliënt. § 3. De gereglementeerde ondernemingen zijn gerechtigd om op eigen initiatief dan wel op verzoek van de betrokken cliënt: a) een cliënt die anders overeenkomstig artikel 3, § 1, van dit besluit als in aanmerking komende tegenpartij zou worden geclassificeerd, te behandelen als professionele cliënt of niet-professionele cliënt;b) een cliënt die overeenkomstig deel I van bijlage A bij dit besluit als professionele cliënt wordt aangemerkt, te behandelen als een niet-professionele cliënt.

Art. 10.§ 1. De gereglementeerde ondernemingen verstrekken tijdig voordat een niet-professionele cliënt of potentiële niet-professionele cliënt gebonden is aan een contract om bepaalde beleggings- of nevendiensten af te nemen, of - als dit vroeger in de tijd ligt - vóór de verrichting van deze diensten, deze cliënt of potentiële cliënt de volgende informatie: a) de voorwaarden van een dergelijk contract;b) de op grond van artikel 11 vereiste informatie over dit contract of deze beleggings- of nevendiensten. § 2. De gereglementeerde ondernemingen verstrekken tijdig voordat voor niet-professionele cliënten of potentiële niet-professionele cliënten beleggings- of nevendiensten worden verricht, de op grond van de artikelen 11 tot 13 en 72 tot 75 vereiste informatie. § 3. De gereglementeerde ondernemingen verstrekken professionele cliënten de in artikelen 73 en 74 bedoelde informatie, en wel tijdig voordat de desbetreffende dienst wordt verricht. § 4. De in de §§ 1 tot en met 3 bedoelde informatie wordt verstrekt op een duurzame drager of via een website (wanneer deze geen duurzame drager vormt), mits aan de in artikel 5, § 3, genoemde voorwaarden wordt voldaan. § 5. In afwijking van de §§ 1 en 2 mogen gereglementeerde ondernemingen een niet-professionele cliënt de op grond van § 1 vereiste informatie onmiddellijk verstrekken nadat deze gebonden is aan een contract om bepaalde beleggings- of nevendiensten af te nemen, en de op grond van § 2 vereiste informatie onmiddellijk verstrekken na begin van de dienstverlening indien de volgende omstandigheden zich voordoen: a) de onderneming heeft de in de §§ 1 en 2 genoemde termijnen niet in acht kunnen nemen omdat het contract op verzoek van de cliënt is gesloten middels een techniek voor communicatie op afstand die haar belet de informatie overeenkomstig de §§ 1 en/of 2 te leveren;b) wanneer de regels van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, inzake de overeenkomsten op afstand met betrekking tot financiële diensten niet van toepassing zijn, voldoet de gereglementeerde onderneming ten aanzien van de niet-professionele cliënt of potentiële niet-professionele cliënt aan deze regels als ware deze cliënt of potentiële cliënt een « consument » en de gereglementeerde onderneming een « aanbieder » in de zin van die wet. § 6. De gereglementeerde ondernemingen geven een cliënt tijdig kennis van ingrijpende wijzigingen in de op grond van de artikelen 11 tot en met 13 en 72 tot 75 verstrekte informatie die van belang zijn voor een dienst die de onderneming voor deze cliënt verricht. Deze kennisgeving wordt gedaan op een duurzame drager als de desbetreffende informatie ook op een duurzame drager wordt gegeven. § 7. De gereglementeerde ondernemingen zorgen ervoor dat informatie in een publicitaire mededeling in overeenstemming is met alle andere informatie die de onderneming in het kader van de verrichting van beleggings- en nevendiensten aan cliënten verstrekt. § 8. Wanneer een publicitaire mededeling een aanbod of uitnodiging van de volgende aard bevat en aangeeft hoe kan worden gereageerd of een reactieformulier bevat, is daarin ook de in de artikelen 10 tot 13 alsmede 72 tot 75 genoemde informatie opgenomen die voor dit aanbod of deze uitnodiging van belang is: a) een aanbod om een contract aan te gaan dat betrekking heeft op een financieel instrument of een beleggings- of nevendienst, met een persoon die op de mededeling reageert;b) een uitnodiging om een persoon die op de mededeling reageert, een aanbod te doen om een contract aan te gaan dat betrekking heeft op een financieel instrument of een beleggings- of nevendienst. Het eerste lid is echter niet van toepassing als de potentiële niet-professionele cliënt voor een reactie op een aanbod of uitnodiging in de publicitaire mededeling wordt verwezen naar een ander document of andere documenten die afzonderlijk of tezamen deze informatie bevatten.

Art. 11.§ 1. De gereglementeerde ondernemingen verstrekken niet-professionele cliënten of potentiële niet-professionele cliënten voor zover van toepassing de volgende algemene informatie: a) naam, adres en ondernemingsnummer van de gereglementeerde onderneming, alsmede de contactgegevens die cliënten voor een effectieve communicatie met de onderneming nodig hebben;b) de talen waarin de cliënt met de gereglementeerde onderneming kan communiceren en stukken en andere informatie van de onderneming kan ontvangen;c) methoden van communicatie tussen de gereglementeerde onderneming en de cliënt, waaronder, voor zover van toepassing, die voor het versturen en ontvangen van orders;d) een verklaring waarin staat dat de gereglementeerde onderneming over een vergunning beschikt, alsmede de naam en het contactadres van de bevoegde autoriteit die de vergunning heeft verleend;e) wanneer de gereglementeerde onderneming werkt met een verbonden agent: een verklaring waarin dit staat en waarin de lidstaat wordt vermeld waar deze agent in een register ingeschreven staat;f) aard, frequentie en tijdschema van de rapporten over de verrichting van de dienst die overeenkomstig artikel 27, § 8, van de wet van 2 augustus 2002 door de gereglementeerde onderneming aan de cliënt moeten worden toegezonden;g) als de gereglementeerde onderneming financiële instrumenten of gelden van cliënten aanhoudt: een korte beschrijving van de maatregelen die zij neemt om deze te beschermen, alsmede beknopte gegevens over enigerlei beleggerscompensatie- of depositogarantiestelsel dat op de onderneming van toepassing is op grond van haar activiteiten in een lidstaat;h) een beschrijving, die in beknopte vorm mag worden verstrekt, van het beleid inzake belangenconflicten dat de onderneming overeenkomstig de voorschriften bepaald door en krachtens de wet van 22 maart 1993, de wet van 6 april 1995 of de wet van 20 juli 2004 voert;i) wanneer de cliënt daarom verzoekt: nadere bijzonderheden over dit beleid inzake belangenconflicten op een duurzame drager of via een website (wanneer deze geen duurzame drager vormt), mits aan de in artikel 5, § 3, genoemde voorwaarden wordt voldaan. § 2. Wanneer gereglementeerde ondernemingen de dienst van vermogensbeheer verrichten, stellen zij op basis van de beleggingsdoelstellingen van de cliënt en de soorten financiële instrumenten in de portefeuille van de cliënt een geschikte evaluatie- en vergelijkingsmethode, zoals in voorkomend geval een zinvolle benchmark, vast zodat de cliënt voor wie de dienst wordt verricht, de prestaties van de onderneming kan beoordelen. § 3. Wanneer gereglementeerde ondernemingen een niet-professionele cliënt of potentiële niet-professionele cliënt vermogensbeheerdiensten aanbieden, verstrekken zij aan de cliënt, naast de informatie die op grond van § 1 vereist is, voor zover van toepassing de volgende informatie : a) informatie over de waarderingsmethode en -frequentie voor de financiële instrumenten in de portefeuille van de cliënt;b) bijzonderheden over een eventuele delegatie van het beheer op discretionaire basis van alle of een deel van de financiële instrumenten of gelden in de portefeuille van de cliënt;c) een vermelding van enigerlei benchmark waarmee de resultaten van de portefeuille van de cliënt worden vergeleken;d) de soorten financiële instrumenten die mogen worden opgenomen in de portefeuille van de cliënt, en de soorten transacties die in deze instrumenten mogen worden verricht, alsook de begrenzingen;e) de beheersdoelstellingen, de omvang van het risico dat zijn weerslag heeft in het gebruik door de beheerder van zijn discretie, alsmede eventuele specifieke beperkingen in deze discretie.

Art. 12.§ 1. De gereglementeerde ondernemingen verstrekken cliënten of potentiële cliënten een algemene beschrijving van de aard en risico's van financiële instrumenten en houden daarbij inzonderheid rekening met de indeling van de cliënt in de categorie niet-professionele dan wel professionele cliënten. Deze beschrijving omvat toelichting over de aard van het specifieke soort financiële instrument en over de daaraan verbonden risico's die gedetailleerd genoeg is om de cliënt in staat te stellen met kennis van zaken beleggingsbeslissingen te nemen. § 2. De beschrijving van de risico's omvat, voor zover dit van belang is voor het specifieke soort instrument in kwestie en voor de status en het kennisniveau van de cliënt, ook de volgende elementen: a) de risico's die verbonden zijn aan het soort financiële instrument in kwestie, waaronder een uitleg over de hefboomwerking en de gevolgen daarvan, alsook het risico dat de gehele belegging verloren gaat;b) de volatiliteit van de prijs van dergelijke instrumenten en eventuele beperkingen in de bestaande markt voor dergelijke instrumenten;c) het feit dat een belegger ingevolge transacties in dergelijke instrumenten naast de aanschaffingskosten van de instrumenten extra financiële en andere verplichtingen, waaronder voorwaardelijke verplichtingen, zou kunnen aangaan;d) eventuele marge- of soortgelijke verplichtingen die van toepassing zijn op dit soort instrumenten. De CBFA kan, bij reglement, de bewoordingen of de inhoud van de in het kader van deze paragraaf vereiste beschrijving van de risico's nader regelen. § 3. Als een gereglementeerde onderneming een niet-professionele cliënt of potentiële niet-professionele cliënt informatie verstrekt over een financieel instrument dat op dat moment aan het publiek wordt aangeboden en als in verband met deze aanbieding overeenkomstig Richtlijn 2003/71/EG een prospectus is gepubliceerd, deelt deze onderneming de cliënt of potentiële cliënt mede waar dit prospectus verkrijgbaar is. § 4. Wanneer aangenomen mag worden dat de risico's die verbonden zijn aan een financieel instrument dat uit twee of meer verschillende financiële instrumenten of diensten bestaat, groter zijn dan de risico's die verbonden zijn aan elk van de componenten afzonderlijk, verstrekt de gereglementeerde onderneming een adequate beschrijving van de componenten van dit instrument en van de risicoverhogende wisselwerking daartussen. § 5. Bij financiële instrumenten die een garantie van een derde omvatten, bevat de informatie over de garantie voldoende bijzonderheden over de garantiegever en de garantie opdat een niet-professionele cliënt of potentiële niet-professionele cliënt zich een behoorlijk beeld kan vormen van de garantie.

Art. 13.De gereglementeerde ondernemingen verstrekken hun niet-professionele cliënten en potentiële niet-professionele cliënten informatie over de kosten en bijbehorende lasten die voor zover van toepassing uit de volgende elementen bestaat : a) de totale prijs die de cliënt moet betalen voor het financiële instrument of de beleggings- of nevendienst, inclusief alle bijbehorende vergoedingen, provisies, lasten en uitgaven en inclusief alle belastingen die via de gereglementeerde onderneming moeten worden betaald of, als geen exacte prijs kan worden gegeven, de grondslag voor de berekening van de totale prijs zodat de cliënt deze zelf kan verifiëren;b) wanneer een deel van de onder a) bedoelde totale prijs moet worden betaald in of luidt in een buitenlandse valuta: een vermelding van de desbetreffende valuta en de toepasselijke omrekeningskoers en wisselkosten;c) vermelding van de mogelijkheid dat transacties die verband houden met het financiële instrument of de beleggingsdienst, nog andere kosten, waaronder belastingen, voor de cliënt kunnen meebrengen die niet via de gereglementeerde onderneming worden betaald of door haar worden opgelegd;d) de regelingen voor betaling of andere prestaties. Voor de toepassing van punt a) worden de door de onderneming in rekening gebrachte provisies in elk geval afzonderlijk gedetailleerd.

Art. 14.Met betrekking tot rechten van deelneming in een openbare instelling voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming die is ingeschreven op de lijst als bedoeld in artikel 31 of 129 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, wordt een vereenvoudigd prospectus dat aan de voorschriften van die wet voldoet, voor de toepassing van artikel 27, § 3, tweede streepje, van de wet van 2 augustus 2002 als passende informatie aangemerkt Met betrekking tot rechten van deelneming in een openbare instelling voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming die is ingeschreven op de lijst als bedoeld in artikel 31 of 129 van de wet van 20 juli 2004, wordt een vereenvoudigd prospectus dat aan de voorschriften van die wet voldoet, voor de toepassing van artikel 27 § 3, vierde streepje, van de wet van 2 augustus 2002 als passende informatie aangemerkt wat de aan de instellingen voor collectieve belegging zelf verbonden kosten en bijbehorende lasten betreft, inclusief de instap- en uitstapprovisies . Afdeling 4. - Beoordeling van de geschiktheid en passendheid

Art. 15.§ 1. De gereglementeerde onderneming bekomt vanwege cliënten of potentiële cliënten de informatie die de onderneming nodig heeft om inzicht te krijgen in de belangrijkste feiten over de cliënt en om er gelet op de aard en reikwijdte van de verrichte dienst redelijkerwijs van uit te kunnen gaan dat de specifieke transactie die zal worden aanbevolen of in het kader van het vermogensbeheer zal worden aangegaan, aan de volgende criteria voldoet: a) de transactie voldoet aan de beleggingsdoelstellingen van de betrokken cliënt;b) de transactie is van dien aard dat de cliënt in overeenstemming met zijn of haar beleggingsdoelstellingen alle daarmee samenhangende beleggingsrisico's financieel kan dragen;c) de transactie is van dien aard dat de cliënt de nodige ervaring en kennis heeft om te begrijpen welke risico's verbonden zijn aan de transactie of aan het beheer van zijn of haar portefeuille. § 2. Wanneer een gereglementeerde onderneming voor een professionele cliënt een beleggingsdienst verricht, mag zij ervan uitgaan dat de cliënt voor de producten, transacties en diensten waarvoor deze als professionele cliënt wordt aangemerkt, over de nodige ervaring en kennis beschikt als bedoeld in § 1, c).

Wanneer deze beleggingsdienst bestaat in de verlening van beleggingsadvies aan een professionele cliënt die onder deel I van de bijlage A bij dit besluit valt, mag de gereglementeerde onderneming voor de toepassing van § 1, b), ervan uitgaan dat de cliënt in overeenstemming met zijn of haar beleggingsdoelstellingen alle daarmee samenhangende beleggingsrisico's financieel kan dragen. § 3. De informatie over de financiële situatie van de cliënt of potentiële cliënt bevat, voor zover van toepassing, gegevens over de herkomst en omvang van diens reguliere inkomsten, diens vermogen, waaronder liquide middelen, beleggingen en onroerend goed, en diens reguliere financiële verplichtingen. § 4. De informatie over de beleggingsdoelstellingen van de cliënt of potentiële cliënt bevat, voor zover van toepassing, gegevens over de duur van de periode waarin deze de belegging wenst aan te houden, diens voorkeur wat betreft het nemen van bepaalde risico's, diens risicoprofiel en de bedoeling van de belegging.

Art. 16.De gereglementeerde ondernemingen gaan bij de beoordeling of een beleggingsdienst als bedoeld in artikel 27, § 5, van de wet van 2 augustus 2002 passend is voor een cliënt, na of deze cliënt over de nodige ervaring en kennis beschikt om te begrijpen welke risico's verbonden zijn aan het product of de beleggingsdienst die aangeboden of gevraagd wordt.

Wanneer een cliënt gebruik maakt van de diensten van een gereglementeerde onderneming om een reeks transacties te verrichten, hoeft de onderneming elke transactie afzonderlijk niet opnieuw te toetsen. Zij voldoet aan haar plicht uit hoofde van artikel 27, § 5, van de wet als zij vóór het begin van deze dienstverlening de nodige toetsing van de passendheid verricht.

Daartoe mag een gereglementeerde onderneming ervan uitgaan dat een professionele cliënt over de nodige ervaring en kennis beschikt om de risico's te begrijpen, met betrekking tot deze specifieke beleggingsdiensten of transacties of dit soort transactie of product waarvoor de cliënt als professionele cliënt wordt aangemerkt.

Voor de toepassing van de bepalingen van de wet van 2 augustus 2002 die gereglementeerde ondernemingen verplichten de passendheid van aangeboden of verlangde beleggingsdiensten of -producten te toetsen, mag van een cliënt die vóór de datum van toepassing van dit besluit een reeks transacties in een bepaald soort product of dienst heeft verricht, worden aangenomen dat deze over de nodige ervaring en kennis beschikt om te begrijpen welke risico's verbonden zijn aan dit product of deze beleggingsdienst.

Art. 17.§ 1. Bij de beoordeling van de geschiktheid en passendheid waarvan sprake in artikel 27, §§ 4 en 5, van de wet van 2 augustus 2002 leeft de gereglementeerde onderneming de voorschriften van §§ 2 en 4 na. § 2. De informatie over de kennis en ervaring van de cliënt of potentiële cliënt op beleggingsgebied bevat gegevens aangepast aan het soort cliënt, de aard en omvang van de te verrichten dienst en aan het beoogde soort product of transactie, de complexiteit ervan en de eruit voortvloeiende risico's, over: a) het soort dienst, transactie en financiële instrument waarmee de cliënt vertrouwd is;b) de aard, het volume en de frequentie van de transacties van de cliënt in financiële instrumenten en de periode waarover deze zijn verricht;c) het opleidingsniveau en het beroep of, voor zover relevant, het vroegere beroep van de cliënt of potentiële cliënt. § 3. Een gereglementeerde onderneming moedigt een cliënt of potentiële cliënt niet aan om de voor de toepassing van artikel 27 §§ 4 en 5 van de wet van 2 augustus 2002 benodigde informatie niet te verstrekken. § 4. Een gereglementeerde onderneming mag zich verlaten op de informatie die haar cliënten of potentiële cliënten verstrekken, tenzij zij weet of zou moeten weten dat deze informatie kennelijk verouderd, onnauwkeurig of onvolledig is.

Art. 18.Een financieel instrument dat niet genoemd wordt onder artikel 27 § 6, eerste streepje, van de wet van 2 augustus 2002, wordt als niet-complex aangemerkt als voldaan wordt aan de volgende criteria: a) het valt niet onder artikel 1, eerste lid, 1°, d) tot j) of 31°, c) van de wet van 2 augustus 2002;b) er doet zich regelmatig een gelegenheid voor om dit instrument van de hand te doen, te gelde te maken of anderszins te realiseren tegen prijzen die voor de marktdeelnemers publiekelijk beschikbaar zijn en waarbij het gaat om ofwel marktprijzen ofwel prijzen die afkomstig zijn van of gevalideerd zijn door waarderingssystemen die onafhankelijk zijn van de uitgevende instelling;om uit te maken of een recht van deelneming dat bij het publiek mag worden geplaatst en dat betrekking heeft op een instelling voor collectieve belegging die niet voldoet aan Richtlijn 85/611/EEG, als niet-complex mag worden aangemerkt, moeten tot de omstandigheden waarin waarderingssystemen onafhankelijk zijn van de uitgevende instelling, ook omstandigheden worden gerekend waarin een in een lidstaat gereglementeerde aanbieder van bewaardiensten toezicht op deze systemen houdt; c) het brengt voor de cliënt geen feitelijke of mogelijke verplichtingen mee die verder gaan dan de aanschaffingskosten van het instrument;d) er is voor het publiek passende informatie over de kenmerken ervan beschikbaar waarvan mag worden aangenomen dat deze dermate goed te begrijpen is dat de gemiddelde niet-professionele cliënt met kennis van zaken een beslissing over een eventuele transactie in dit instrument kan nemen.

Art. 19.Voor de toepassing van artikel 27, § 6, tweede streepje, van de wet wordt een dienst geacht verricht te zijn op initiatief van een cliënt, tenzij de cliënt om de dienst vraagt in antwoord op een gepersonaliseerde tot die bewuste cliënt gerichte mededeling van of namens de gereglementeerde onderneming, die een uitnodiging behelst of bedoeld is om de cliënt te beïnvloeden met betrekking tot een specifiek financieel instrument of een specifieke transactie. Een dienst kan worden beschouwd als verricht op initiatief van de cliënt niettegenstaande dat de cliënt daarom vraagt op grond van enigerlei mededeling bevattende een promotie of aanbieding van financiële instrumenten, verricht met om het even welk middel en dat uit zijn aard van algemene aard is en tot het publiek of tot een brede groep of categorie cliënten of potentiële cliënten gericht is. Afdeling 5. - Overeenkomst van vermogensbeheer met niet-professionele

cliënten

Art. 20.§ 1. De gereglementeerde ondernemingen mogen geen diensten van vermogensbeheer verlenen aan een niet-professionele cliënt alvorens met hem een schriftelijke overeenkomst te hebben afgesloten waarin de belangrijkste rechten en plichten van de gereglementeerde onderneming en van de cliënt zijn vastgelegd, alsmede de overige voorwaarden waarop de gereglementeerde onderneming diensten voor de cliënt zal verrichten. § 2. In deze overeenkomst moeten inzonderheid de volgende punten zijn opgenomen: 1° het onderwerp van de overeenkomst;2° de vermelding dat de gereglementeerde onderneming, alvorens de overeenkomst af te sluiten, de noodzakelijke informatie heeft ontvangen over de kennis en de ervaring die de cliënt heeft inzake het gevraagde vermogensbeheer alsook over zijn financiële situatie en zijn beleggingsdoelstellingen, teneinde een aan zijn situatie aangepast vermogensbeheer te kunnen bieden;3° de beheersdoelstellingen, de omvang van het risico dat zijn weerslag heeft in het gebruik door de beheerder van zijn discretie, alsmede eventuele specifieke beperkingen in deze discretie;4° de beleggingsstrategie of -strategieën die door de gereglementeerde onderneming met de cliënt is of zijn overeengekomen, rekening houdend met zijn kennis, ervaring, financiële situatie en beleggingsdoelstellingen;5° een door de partijen overeengekomen criterium dat een vergelijking toelaat, zoals in voorkomend geval een referentiewaarde (benchmark), waartegen de resultaten van de portefeuille van de cliënt zullen worden afgezet.Dit criterium moet rekening houden met de beleggingsdoelstellingen van de cliënt en de soorten financiële instrumenten die hij in portefeuille heeft; 6° een overzicht van de liquide middelen alsook een opsomming en een waardering van de financiële instrumenten die in beheer zijn gegeven. Indien bij het sluiten van de overeenkomst geen nauwkeurig overzicht kan worden opgesteld, dient de gereglementeerde onderneming hiervoor te zorgen zodra alle tegoeden daadwerkelijk in beheer zijn gegeven; 7° de bijzonderheden van elke delegatie van het beheer op discretionaire basis van alle of een deel van de financiële instrumenten of gelden die de cliënt in portefeuille heeft;8° de soorten financiële instrumenten die mogen worden opgenomen in de portefeuille van de cliënt, en de soorten transacties die met deze instrumenten mogen worden verricht, alsook de eventuele begrenzingen ter zake.In voorkomend geval dienen ook de verrichtingen te worden vermeld die enkel mogen worden uitgevoerd met toestemming van de cliënt of na hem verwittigd te hebben. Indien de gereglementeerde onderneming gemachtigd is om de onderstaande financiële instrumenten op te nemen in de portefeuille die voor de cliënt wordt beheerd, moet dit uitdrukkelijk zijn vermeld in de overeenkomst: - financiële instrumenten die niet worden verhandeld op een gereglementeerde markt; - niet-liquide of zeer volatiele financiële instrumenten; - transacties met hefboomwerking; - effectenleningen en cessie-retrocessieovereenkomsten; - transacties waarvoor een kredietopening, margebetaling of andere waarborg is vereist; - andere bijzonder risicovolle instrumenten of transacties; 9° de schriftelijke toestemming van de cliënt om zijn portefeuille geheel of gedeeltelijk te beleggen in rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging die de gereglementeerde onderneming beheert;10° de nadere regels voor het overleggen aan de cliënt van de periodieke overzichten van het beheer van zijn portefeuille, en de frequentie waarmee deze overzichten worden verstuurd of meegedeeld;11° de regel of regels voor de waardering van de financiële instrumenten en de liquide middelen die de cliënt in portefeuille heeft en die gehanteerd zullen worden voor het opstellen van de periodieke overzichten van het beheer van de betrokken portefeuille. Hierbij dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de waardering van de effecten die niet op een gereglementeerde markt worden verhandeld; 12° de wijze waarop het resultaat (performance) van de beheerde portefeuille van de cliënt wordt berekend;13° in voorkomend geval, een specifieke procedure voor informatieverstrekking aan de cliënt conform de regeling waarin artikel 23 voorziet;14° de regels voor het vaststellen van de kosten en lasten verbonden aan het vermogensbeheer alsook van de verschuldigde vergoeding voor het vermogensbeheer en de periodiciteit van betaling;15° een duidelijke beschrijving van de risico's verbonden aan een resultaatgebonden beheervergoeding (performance fee) indien in een dergelijke vergoeding is voorzien, en van de wijze waarop deze vergoeding wordt berekend, met vermelding of de niet-gerealiseerde meerwaarden al dan niet in aanmerking worden genomen voor de berekening van deze vergoeding;16° het soort vergoedingen die de gereglementeerde onderneming, rechtstreeks of onrechtstreeks, ontvangt van derden in het kader van haar activiteit van vermogensbeheer of voor in dit kader uitgevoerde verrichtingen, evenwel onverminderd de ter zake vastgelegde regels in artikel 7;17° de identiteit en de functie van de bewaarder;18° de duur van de overeenkomst en de regels inzake de beëindiging ervan conform de onderstaande § 3. § 3. De overeenkomst als bedoeld in de bovenstaande § 2 moet de volgende punten inhouden: 1° de mogelijkheid voor de cliënt om de overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen, onverminderd de vereiste tijd voor de afwikkeling van de lopende transacties en de vereffening van de portefeuille;2° de mogelijkheid voor de gereglementeerde onderneming om de overeenkomst te beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van twee weken, onverminderd de vereiste tijd voor de vereffening van de portefeuille;3° de nadere regels voor het beëindigen van de overeenkomst;4° de vermelding dat, wanneer de vergoeding voor het vermogensbeheer vooraf wordt betaald, deze vergoeding bij de beëindiging van de overeenkomst pro rata temporis aan de cliënt dient te worden terugbetaald. § 4. De gereglementeerde ondernemingen kunnen, in hun overeenkomsten met hun cliënten, hun gemeenrechtelijke aansprakelijkheid niet beperken. Afdeling 6. - Rapportering aan de cliënten betrekking tot de

uitvoering van andere orders dan die in het kader van vermogensbeheer

Art. 21.§ 1. Wanneer de gereglementeerde onderneming voor rekening van een cliënt een order ander dan een order in het kader van vermogensbeheer heeft uitgevoerd, onderneemt zij met betrekking tot deze order de volgende actie: a) de gereglementeerde onderneming verstrekt de cliënt onmiddellijk op een duurzame drager de belangrijkste informatie over de uitvoering van deze order;b) bij een niet-professionele cliënt moet de onderneming de cliënt op een duurzame drager kennis geven van de uitvoering van de order, en wel zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk de eerste werkdag na uitvoering ervan of, indien de gereglementeerde onderneming een bevestiging ontvangt van een derde, uiterlijk de eerste werkdag na ontvangst van de bevestiging van deze derde. Punt b) is niet van toepassing wanneer de bevestiging dezelfde informatie zou bevatten als een bevestiging die door een derde onmiddellijk aan de niet-professionele cliënt wordt toegezonden.

De punten a) en b) zijn niet van toepassing wanneer voor rekening van cliënten uitgevoerde orders betrekking hebben op obligaties ter financiering van hypotheekleningovereenkomsten met genoemde cliënten, in welk geval uiterlijk een maand na uitvoering van de order bij de mededeling van de voorwaarden van de hypotheeklening kennis wordt gegeven van de transactie. § 2. Onverminderd § 1, verstrekt de gereglementeerde onderneming de cliënt desgevraagd informatie over de status van diens order. § 3. Bij orders voor een niet-professionele cliënt die betrekking hebben op rechten van deelneming of aandelen in een instelling voor collectieve belegging en die periodiek worden uitgevoerd, onderneemt de gereglementeerde onderneming ofwel de in § 1, b), beschreven actie, ofwel verstrekt zij deze cliënt ten minste om de zes maanden de in § 4 genoemde informatie over de transacties in kwestie. § 4. De kennisgeving als bedoeld in § 1, b), bevat voor zover van toepassing de volgende informatie, in voorkomend geval in overeenstemming met tabel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1287/2006: a) de identificatie van de onderneming die de kennisgeving verricht;b) de naam of andere omschrijving van de cliënt;c) de handelsdag;d) de handelstijd;e) het soort order;f) de identificatie van de plaats van uitvoering;g) de instrumentidentificatie;h) de aankoop/verkoop;i) de aard van de order indien het geen koop- of verkooporder betreft;j) de hoeveelheid;k) de eenheidsprijs;l) de totale vergoeding;m) een totaalbedrag aan provisies en kosten die in rekening zijn gebracht, en indien de niet-professionele cliënt daarom verzoekt: een gedetailleerde opsplitsing daarvan;n) de verantwoordelijkheden van de cliënt met betrekking tot de afwikkeling van de transactie, waaronder de betalings- of levertermijn en de rekeninggegevens voor zover deze gegevens en verantwoordelijkheden nog niet eerder aan de cliënt zijn medegedeeld;o) als de tegenpartij van de cliënt de gereglementeerde onderneming zelf was of een persoon die tot de groep van de gereglementeerde onderneming behoort, dan wel een andere cliënt van de gereglementeerde onderneming: het feit dat dit het geval was, tenzij de order is uitgevoerd via een handelssysteem dat anonieme handel mogelijk maakt. Voor de toepassing van punt k) mag de gereglementeerde onderneming wanneer de order in tranches wordt uitgevoerd, de cliënt informatie over de prijs van elke tranche afzonderlijk dan wel over de gemiddelde prijs verstrekken. Wanneer de gemiddelde prijs wordt gegeven, verstrekt de gereglementeerde onderneming de niet-professionele cliënt desgevraagd informatie over de prijs van elke tranche afzonderlijk. § 5. De gereglementeerde onderneming mag de cliënt de onder § 4 bedoelde informatie middels standaardcodes verstrekken als zij ook een toelichting op de gebruikte codes geeft. Afdeling 7. - Rapportering aan de cliënten in vermogensbeheer en bij

transacties

Art. 22.§ 1. De gereglementeerde onderneming die voor cliënten de dienst van vermogensbeheer verricht, verstrekt aan ieder van hen op een duurzame drager een periodiek overzicht van de vermogensbeheeractiviteiten die namens hem of haar zijn uitgevoerd, tenzij zo'n overzicht al door een andere persoon wordt verstrekt. § 2. Bij niet-professionele cliënten bevat het in § 1 bedoelde periodieke overzicht voor zover van toepassing de volgende gegevens: a) de naam van de gereglementeerde onderneming;b) de naam of een andere omschrijving van de rekening van de niet-professionele cliënt;c) een vermelding van de inhoud en de waardering van de portefeuille, waaronder gegevens over elk financieel instrument dat aangehouden wordt, de marktwaarde of - als deze niet beschikbaar is - de reële waarde (« fair value ») ervan en het kassaldo, aan het begin en het einde van de rapportageperiode, alsmede de portefeuilleresultaten (performance) over de rapportageperiode;d) het totale bedrag aan vergoedingen en kosten over de rapportageperiode met een afzonderlijke specificatie van in elk geval de totale beheersvergoedingen en de totale uitvoeringskosten en, voor zover van toepassing, met de vermelding dat op verzoek een gedetailleerdere specificatie wordt verstrekt;e) een vergelijking van de resultaten (performance) over de overzichtsperiode met enigerlei benchmark voor de beleggingsresultaten die tussen de gereglementeerde onderneming en de cliënt overeengekomen is;f) het totale bedrag aan dividenden, rente en andere betalingen die over de rapportageperiode zijn ontvangen in verband met de portefeuille van de cliënt;g) informatie over andere corporate actions waardoor rechten worden verkregen die verband houden met financiële instrumenten in de portefeuille van de cliënt;h) voor elke in de periode uitgevoerde transactie: de in artikel 21, § 4, onder c) tot en met l), bedoelde informatie voor zover van toepassing, tenzij de cliënt per transactie informatie wenst te ontvangen, in welk geval § 4 van artikel 21 van toepassing is. § 3. Bij niet-professionele cliënten wordt het in § 1 bedoelde periodieke overzicht eens in de zes maanden verstrekt, behalve in de volgende gevallen: a) op verzoek van de cliënt moet het periodieke overzicht eenmaal per kwartaal worden verstrekt;b) wanneer § 4 van toepassing is, moet het periodieke overzicht ten minste eenmaal per jaar worden verstrekt;c) wanneer de vermogensbeheerovereenkomst tussen een gereglementeerde onderneming en een niet-professionele cliënt een portefeuille met hefboomwerking toestaat, moet het periodieke overzicht eenmaal per maand worden verstrekt. Gereglementeerde ondernemingen wijzen hun niet-professionele cliënten erop dat zij het recht hebben om een verzoek als bedoeld onder a) in te dienen.

De uitzondering onder b) geldt echter niet voor transacties in financiële instrumenten die onder artikel 1, eerste lid, 1°, d) tot j) of 31°, c), van de wet van 2 augustus 2002 vallen. § 4. In gevallen waarin de cliënt per uitgevoerde transactie informatie wenst te ontvangen, verstrekt de gereglementeerde onderneming de cliënt bij uitvoering van een transactie door de vermogensbeheerder onmiddellijk de belangrijkste informatie over deze transactie op een duurzame drager.

Wanneer het om een niet-professionele cliënt gaat, moet de onderneming hem of haar een bevestiging van de transactie met daarin de in artikel 21, § 4, bedoelde informatie toezenden, en wel uiterlijk de eerste werkdag na uitvoering ervan of, indien de gereglementeerde onderneming een bevestiging ontvangt van een derde, uiterlijk de eerste werkdag na ontvangst van de bevestiging van deze derde.

Het tweede lid is niet van toepassing wanneer de bevestiging dezelfde informatie bevat als een bevestiging die door een derde zonder verwijl aan de niet-professionele cliënt wordt toegezonden. Afdeling 8. - Aanvullende rapporteringsverplichtingen inzake

vermogensbeheertransacties of transacties waarbij een voorwaardelijke verplichting wordt aangegaan

Art. 23.Wanneer de gereglementeerde onderneming voor niet-professionele cliënten vermogensbeheertransacties verricht of rekeningen van niet-professionele cliënten beheert waarbij sprake is van een ongedekte open positie als gevolg van een transactie waarbij een voorwaardelijke verplichting is aangegaan, stelt zij de niet-professionele cliënt ook in kennis van verliezen die uitstijgen boven een van tevoren tussen de onderneming en de cliënt overeengekomen drempel, en wel uiterlijk aan het eind van de werkdag waarop de drempel wordt overschreden of wanneer de drempel op een niet-werkdag wordt overschreden aan het eind van de eerstvolgende werkdag. Afdeling 9. - Optimale uitvoering

Art. 24.§ 1. De gereglementeerde onderneming neemt bij de uitvoering van orders van cliënten de volgende criteria ter bepaling van het relatieve gewicht van de in artikel 28, § 1, van de wet van 2 augustus 2002 genoemde factoren in aanmerking: a) de kenmerken van de cliënt, waaronder diens indeling in de categorie niet-professionele dan wel professionele cliënt;b) de kenmerken van de order van de cliënt;c) de kenmerken van de financiële instrumenten die het voorwerp zijn van deze order;d) de kenmerken van de plaatsen van uitvoering waar deze order kan worden geplaatst. Voor de toepassing van dit artikel en artikel 26 wordt onder plaats van uitvoering verstaan: een gereglementeerde markt, een MTF, een systematische internaliseerder, een market maker of andere liquiditeitsverschaffer of een entiteit die in een derde land een soortgelijke functie uitoefent als die van één van de voornoemde partijen. § 2. Een gereglementeerde onderneming voldoet aan haar verplichting uit hoofde van artikel 28 § 1, van de voornoemde wet om alle redelijke maatregelen te nemen om het best mogelijke resultaat voor een cliënt te behalen als zij een order of een specifiek aspect van de order uitvoert volgens de instructies die de cliënt voor de order of het specifieke aspect van de order heeft gegeven. § 3. Wanneer een gereglementeerde onderneming een order voor rekening van een niet-professionele cliënt uitvoert, wordt voor de bepaling van het best mogelijke resultaat uitgegaan van de totale tegenprestatie, die bestaat uit de prijs van het financiële instrument en de uitvoeringskosten, die alle uitgaven omvatten die ten laste komen van de cliënt en rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de order, zoals vergoedingen aan de plaats van uitvoering, verrekening- en vereffeningsvergoedingen en alle andere vergoedingen die worden betaald aan derden die bij de uitvoering van de order zijn betrokken.

Om een optimale uitvoering te realiseren wanneer er meer dan één concurrerende plaats van uitvoering is om een order voor een financieel instrument uit te voeren, wordt met het oog op een beoordeling en vergelijking van de resultaten die voor de cliënt zouden worden behaald bij uitvoering van de order op elk van de in het uitvoeringsbeleid van de onderneming genoemde plaatsen van uitvoering die deze order kunnen uitvoeren, in deze beoordeling met de eigen provisies en kosten van de onderneming voor de uitvoering van de order op elk van de in aanmerking komende plaatsen van uitvoering rekening gehouden. § 4. De gereglementeerde onderneming mag haar provisies niet zodanig structureren of in rekening brengen dat de verschillende plaatsen van uitvoering op onbillijke wijze ongelijk worden behandeld.

Een gereglementeerde onderneming wordt geacht haar provisies zodanig te structureren of in rekening te brengen dat zij plaatsen van uitvoering op onbillijke wijze ongelijk behandelt, als zij voor de uitvoering van orders op de diverse plaatsen van uitvoering vergoedingen of spreads in rekening brengt die onderling uiteenlopen zonder dat deze verschillen samenhangen met feitelijke verschillen in kosten die de onderneming voor de uitvoering van orders op deze plaatsen maakt.

Art. 25.§ 1. De gereglementeerde onderneming dient bij de verrichting van de dienst van vermogensbeheer de verplichting van artikel 27, § 1, van de wet van 2 augustus 2002 na te komen om zich voor de belangen van haar cliënten in te zetten in het geval zij bij andere entiteiten orders ter uitvoering plaatst die voortvloeien uit beslissingen van de gereglementeerde onderneming om voor rekening van haar cliënt te handelen in financiële instrumenten. § 2. De gereglementeerde onderneming dient bij de verrichting van de dienst van het ontvangen en doorgeven van orders de verplichting van artikel 27, § 1, van voornoemde wet na te leven om zich voor de belangen van haar cliënten in te zetten in het geval zij orders van cliënten ter uitvoering aan andere entiteiten doorgeeft. § 3. De gereglementeerde onderneming treft de in de §§ 4 tot en met 6 genoemde maatregelen om aan de vereisten van de §§ 1 of 2 te voldoen. § 4. De gereglementeerde onderneming neemt alle redelijke maatregelen om het best mogelijke resultaat voor haar cliënten te behalen, en houdt daarbij rekening met de in artikel 28 § 1, van de wet van 2 augustus 2002 genoemde factoren. Het relatieve gewicht van deze factoren wordt bepaald aan de hand van de criteria van artikel 24, § 1, en voor niet-professionele cliënten aan de hand van het vereiste uit hoofde van artikel 24, § 3.

Een gereglementeerde onderneming voldoet aan haar verplichtingen uit hoofde van §§ 1 of 2 en hoeft niet de in deze paragraaf genoemde maatregelen te nemen voor zover zij bij de plaatsing van een order bij of het doorgeven van een order aan een andere entiteit ter uitvoering ervan specifieke instructies van haar cliënt volgt. § 5. De gereglementeerde onderneming stelt een beleid vast dat haar in staat stelt te voldoen aan de verplichting van § 4, en implementeren dit beleid. In het beleid worden voor alle categorieën van instrumenten de entiteiten geïdentificeerd waarbij de orders worden geplaatst of waaraan de gereglementeerde onderneming orders ter uitvoering doorgeeft. De geïdentificeerde entiteiten moeten beschikken over orderuitvoeringsregelingen die de gereglementeerde onderneming in staat stellen aan haar verplichtingen uit hoofde van dit artikel te voldoen wanneer zij orders ter uitvoering plaatst bij of doorgeeft aan de betrokken entiteit.

De gereglementeerde onderneming verstrekt haar cliënten voldoende informatie over het overeenkomstig deze paragraaf vastgestelde beleid. § 6. De gereglementeerde onderneming houdt periodiek toezicht op de effectiviteit van het overeenkomstig § 5 vastgestelde beleid en met name op de uitvoeringskwaliteit van de in dit beleid opgenomen entiteiten en verhelpt eventuele tekortkomingen.

Voorts onderwerpt de gereglementeerde onderneming het beleid jaarlijks aan een evaluatie. Een dergelijke evaluatie wordt ook verricht telkens als zich een wezenlijke verandering voordoet in de mogelijkheden van de onderneming om steeds het best mogelijke resultaat voor haar cliënten te behalen. § 7. Dit artikel is niet van toepassing wanneer de gereglementeerde onderneming die vermogen beheert en/of orders ontvangt en doorgeeft, ook instaat voor de uitvoering van de ontvangen orders of van de beslissingen om voor rekening van haar cliënt transacties te verrichten met betrekking tot het vermogen van deze cliënt. In deze gevallen is artikel 28 van de wet van 2 augustus 2002 van toepassing.

Art. 26.§ 1. De gereglementeerde onderneming onderwerpt het overeenkomstig artikel 28, § 2, van de wet van 2 augustus 2002 vastgestelde uitvoeringsbeleid en haar orderuitvoeringsregelingen jaarlijks aan een evaluatie.

Een dergelijke evaluatie wordt ook telkens verricht wanneer zich een wezenlijke verandering voordoet in de mogelijkheden van de onderneming om op consistente basis het best mogelijke resultaat te behalen bij de uitvoering van orders van haar cliënten op de plaatsen van uitvoering die in haar uitvoeringsbeleid zijn opgenomen. § 2. De gereglementeerde onderneming verstrekt niet-professionele cliënten tijdig voor de verrichting van de dienst de volgende gegevens over haar uitvoeringsbeleid: a) een uitleg over het relatieve gewicht dat de gereglementeerde onderneming overeenkomstig de criteria van artikel 24, § 1, toekent aan de in artikel 28, § 1, van de wet van 2 augustus 2002 genoemde factoren, of over de wijze waarop de onderneming het relatieve gewicht van deze factoren bepaalt;b) een overzicht van de plaatsen van uitvoering waarop de onderneming een aanzienlijk beroep doet om haar verplichting na te komen om alle redelijke maatregelen te nemen teneinde bij de uitvoering van orders van cliënten op consistente basis het best mogelijke resultaat te behalen;c) een duidelijke waarschuwing dat specifieke instructies van een cliënt de onderneming kunnen beletten de door haar vastgestelde en in haar uitvoeringsbeleid opgenomen maatregelen te nemen om bij de uitvoering van de desbetreffende orders het best mogelijke resultaat te behalen voor de elementen waarvoor deze instructies gelden. Deze informatie wordt verstrekt op een duurzame drager of via een website (wanneer deze geen duurzame drager vormt), mits aan de in artikel 5, § 3, genoemde voorwaarden wordt voldaan. Afdeling 10. - Verwerking van orders van cliënten

Art. 27.§ 1. De gereglementeerde onderneming voldoet bij de uitvoering van orders van cliënten aan de volgende voorwaarden: a) zij moet orders die voor rekening van cliënten worden uitgevoerd, onmiddellijk correct registreren en toewijzen;b) zij moet overigens vergelijkbare orders van cliënten in volgorde van ontvangst en onmiddellijk uitvoeren tenzij de aard van de order of de heersende marktomstandigheden dit onmogelijk maken of in het belang van de cliënt anders moet worden gehandeld;c) zij moet een niet-professionele cliënt op de hoogte brengen van elk probleem dat een correcte uitvoering van een order ernstig belemmert, zodra zij daar kennis van neemt. § 2. Wanneer een gereglementeerde onderneming verantwoordelijk is voor het toezicht op of de regeling van de afwikkeling van een uitgevoerde order, neemt zij alle redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat alle financiële instrumenten of gelden van een cliënt die bij de afwikkeling van deze uitgevoerde order worden ontvangen, onmiddellijk en op correcte wijze op de rekening van de juiste cliënt worden bijgeschreven. § 3. Een gereglementeerde onderneming maakt geen misbruik van informatie over lopende orders van cliënten en neemt alle redelijke maatregelen om misbruik van dergelijke informatie door haar relevante personen te voorkomen.

Art. 28.§ 1. De gereglementeerde onderneming mag een order van een cliënt of een transactie voor eigen rekening niet samen met een andere order van een cliënt uitvoeren, tenzij voldaan is aan de volgende voorwaarden : a) het moet onwaarschijnlijk zijn dat de samenvoeging van de orders en transacties al met al nadelig uitpakt voor enige cliënt van wie een order wordt samengevoegd;b) een cliënt van wie een order wordt samengevoegd, moet ervan op de hoogte worden gebracht dat samenvoeging bij een bepaalde order voor hem of haar nadelig kan uitpakken;c) er moet een ordertoewijzingsbeleid vastgesteld en geïmplementeerd worden dat voldoende nauwkeurig voorziet in een billijke toewijzing van samengevoegde orders en transacties en dat onder meer aangeeft hoe het volume en de prijs van orders bepalend zijn voor de toewijzingen en de behandeling van gedeeltelijke uitvoeringen preciseert. § 2. Wanneer een gereglementeerde onderneming een order samenvoegt met een of meer andere orders van cliënten en de samengevoegde order slechts ten dele wordt uitgevoerd, wijst zij de desbetreffende handelstransacties toe overeenkomstig haar ordertoewijzingsbeleid ter zake.

Art. 29.§ 1. De gereglementeerde onderneming die transacties voor eigen rekening heeft samengevoegd met één of meer orders van cliënten, mag de desbetreffende handelstransacties niet toewijzen op een voor de cliënt nadelige wijze. § 2. Wanneer de gereglementeerde onderneming een order van een cliënt samenvoegt met een transactie voor eigen rekening en de samengevoegde order slechts ten dele wordt uitgevoerd, geeft zij de cliënt bij de toewijzing van de desbetreffende handelstransacties voorrang op de onderneming.

Als de onderneming evenwel aannemelijk kan maken dat zij de order niet op dezelfde gunstige voorwaarden of zelfs helemaal niet had kunnen uitvoeren als deze niet was samengevoegd, mag zij de transactie voor eigen rekening naar evenredigheid toewijzen overeenkomstig haar orderbeleid als bedoeld in artikel 28, § 1, c) , van dit besluit. § 3. De gereglementeerde onderneming zorgt in het kader van het orderbeleid als bedoeld in voornoemd artikel 28, § 1, c) , voor procedures die voorkomen dat transacties voor eigen rekening die samen met orders van cliënten worden uitgevoerd, op een voor de cliënt nadelige wijze opnieuw worden toegewezen. Afdeling 11. - Het verrichten van diensten via een andere

gereglementeerde onderneming

Art. 30.De gereglementeerde onderneming die via een andere gereglementeerde onderneming een instructie krijgt om beleggingsdiensten of nevendiensten voor rekening van een cliënt te verrichten, mag afgaan op de cliëntgegevens die haar worden verstrekt door de onderneming die de instructie doorgeeft. De gereglementeerde onderneming die de instructie doorgeeft, blijft verantwoordelijk voor de volledigheid en juistheid van de verstrekte gegevens.

De gereglementeerde onderneming die op deze wijze een instructie krijgt om diensten voor rekening van een cliënt te verrichten, mag ook afgaan op eventuele aanbevelingen betreffende de dienst of transactie welke door een andere gereglementeerde onderneming aan de cliënt zijn gedaan. De gereglementeerde onderneming die de instructie doorgeeft, blijft verantwoordelijk voor de geschiktheid van de aan de cliënt verstrekte aanbevelingen of adviezen.

De gereglementeerde onderneming die via een andere gereglementeerde onderneming instructies of orders van een cliënt ontvangt, blijft verantwoordelijk voor het op basis van bovenbedoelde gegevens of aanbevelingen verrichten van de dienst of van de transactie in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van de wet van 2 augustus 2002.

TITEL III - Markttransparantie en MTF's HOOFDSTUK I. - Markttransparantie voor tot een gereglementeerde markt toegelaten aandelen Afdeling 1. - Toepassingsgebied en definitie

Art. 31.Dit hoofdstuk is van toepassing op: 1° de Belgische kredietinstellingen en beleggingsondernemingen;2° de Belgische gereglementeerde markten;3° de MTF's geëxploiteerd door de ondernemingen bedoeld in het 1° en 2°.4° de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die onder het recht van een lidstaat van de EER ressorteren, alsook de door die bijkantoren geëxploiteerde MTF's, voor hun transacties op het Belgisch grondgebied;5° de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van derde landen, alsook de door die bijkantoren geëxploiteerde MTF's.

Art. 32.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder een transactie: overeenkomstig artikel 5 van de verordening 1287/2006, de aankoop en verkoop van een financieel instrument, met dien verstande dat de aankoop en verkoop van een financieel instrument geen van de volgende transacties omvat: a) effectenfinancieringstransacties, dit zijn, overeenkomstig artikel 2, punt 10 van de voornoemde verordening, een opgenomen of verstrekte lening van aandelen of andere financiële instrumenten, een repo of omgekeerde repo, dan wel een kooptransactie met wederverkoop of een verkooptransactie met wederinkoop;b) de uitoefening van opties of gedekte warrants;c) transacties op de primaire markt (zoals uitgifte, toewijzing of inschrijving) in financiële instrumenten die vallen onder artikel 2, eerste lid, 31°, a) en b), van de wet. Afdeling 2. - Transparantie vooraf voor gereglementeerde markten en

MTF's

Art. 33.§ 1. Gereglementeerde markten en MTF's maken de via hun systemen afgegeven actuele bied- en laatprijzen en de diepte van de markt tegen deze prijzen voor tot de handel op een gereglementeerde markt toegelaten aandelen openbaar, en dit overeenkomstig de in de verordening bepaalde nadere regels.

Deze informatie wordt tegen redelijke commerciële voorwaarden en tijdens de normale handelstijden doorlopend beschikbaar gemaakt voor het publiek.

Gereglementeerde markten kunnen tegen redelijke commerciële voorwaarden en op niet-discriminerende basis toegang verlenen tot de voorzieningen die zij gebruiken om de in het eerste lid bedoelde informatie openbaar te maken aan beleggingsondernemingen en kredietinstellingen die krachtens artikel 34 hun koersen in aandelen openbaar moeten maken. § 2. De gereglementeerde markten en MTF's zijn ontheven van de verplichting de in § 1 bedoelde informatie openbaar te maken, op basis van het marktmodel of de soort en de omvang van de orders, in de door de verordening bepaalde gevallen, behoudens andersluidende beslissing van de CBFA. Afdeling 3. - Verplichting voor systematische internaliseerders om

bindende koersen openbaar te maken

Art. 34.§ 1. Systematische internaliseerders in aandelen maken een bindende koers openbaar in de tot de handel op een gereglementeerde markt toegelaten aandelen die zij systematisch intern afhandelen en waarvoor een liquide markt bestaat.

In het geval van niet-liquide aandelen maken systematische internaliseerders koersen op verzoek bekend aan hun cliënten.

De bepalingen van dit artikel gelden voor systematische internaliseerders bij een transactieomvang tot de standaard marktomvang. Zij gelden niet voor systematische internaliseerders die uitsluitend werken met een transactieomvang boven de standaard marktomvang.

Systematische internaliseerders kunnen bepalen bij welke transactieomvang zij een koers vermelden. Voor een gegeven aandeel omvat elke koers een bindende bied- en/of laatprijs, resp. bindende bied- en/of laatprijzen voor een transactieomvang die maximaal de standaard marktomvang kan bedragen voor de aandelenklasse waartoe het aandeel behoort. Elk van die prijzen geeft ook de heersende marktsituatie voor het aandeel in kwestie weer.

De aandelen worden in klassen samengevoegd op basis van de rekenkundige gemiddelde waarde van de orders die op de markt voor elk aandeel worden uitgevoerd. De standaard marktomvang voor elke aandelenklasse is een omvang die overeenkomt met de rekenkundige gemiddelde waarde van de orders die worden uitgevoerd op de markt voor de aandelen die van elke aandelenklasse deel uitmaken.

De markt voor elk aandeel bestaat uit alle orders die in de Europese Unie met betrekking tot dat aandeel worden uitgevoerd, met uitzondering van transacties met een omvang die in vergelijking met de normale marktomvang voor dat aandeel aanzienlijk is, overeenkomstig de desbetreffende regels van de verordening. § 2. Voor de aandelen waarvoor de in termen van liquiditeit meest relevante markt zoals bepaald in de verordening zich in België bevindt, bepaalt de CBFA tenminste eenmaal per jaar, op basis van de rekenkundige gemiddelde waarde van de orders die op de markt voor dat aandeel zijn uitgevoerd, tot welke aandelenklasse het behoort. Deze informatie wordt voor alle marktdeelnemers openbaar gemaakt. § 3. Systematische internaliseerders maken hun koersen regelmatig en doorlopend openbaar gedurende de normale handelstijd. Zij mogen hun koersen te allen tijde aanpassen. Zij mogen hun koersen onder uitzonderlijke marktomstandigheden ook intrekken.

De koers wordt tegen redelijke commerciële voorwaarden openbaar gemaakt op zodanige wijze dat hij gemakkelijk toegankelijk is voor andere marktdeelnemers.

Met inachtneming van de bepalingen van artikel 28 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de optimale uitvoering van cliëntenorders, voeren de systematische internaliseerders de van niet-professionele cliënten ontvangen orders met betrekking tot de aandelen die zij systematisch intern afhandelen, uit tegen de op het tijdstip van ontvangst van de order afgegeven prijzen.

Systematische internaliseerders voeren de orders die zij van hun professionele cliënten ontvangen met betrekking tot de aandelen die zij systematisch intern afhandelen, uit tegen de op het tijdstip van ontvangst van de order afgegeven prijzen. Zij mogen die orders evenwel in gerechtvaardigde gevallen uitvoeren tegen betere prijzen, mits deze prijs valt binnen een openbaar gemaakt prijsbereik dat de marktsituatie benadert, en mits de orders een grotere omvang hebben dan de gebruikelijke orderomvang van een niet-professionele belegger.

Bovendien mogen systematische internaliseerders orders die zij van hun professionele cliënten ontvangen, uitvoeren tegen andere dan hun afgegeven prijzen, zonder de in het vierde lid gestelde voorwaarden te moeten naleven, met betrekking tot transacties waarbij uitvoering in verscheidene effecten onderdeel van één transactie is, of met betrekking tot orders waaraan andere voorwaarden dan de huidige marktprijs verbonden zijn.

Wanneer een systematische internaliseerder, die slechts één koers openbaar maakt of wiens hoogste koers een volume betreft dat lager is dan de standaard marktomvang, van een cliënt een order ontvangt met een omvang die groter is dan de kwoteringsomvang, maar kleiner dan de standaard marktomvang, kan zij besluiten het gedeelte van de order dat de kwoteringsomvang te boven gaat, uit te voeren, mits dit tegen de afgegeven prijs gebeurt, behalve wanneer de voorschriften in de twee voorgaande leden anders toestaan. Wanneer een systematische internaliseerder koersen voor verschillende transactievolumes openbaar maakt en een order met een omvang tussen die volumes ontvangt, die hij besluit uit te voeren, doet hij dit, met in achtneming van artikel 27, § 10, van de wet van 2 augustus 2002, tegen een van de afgegeven prijzen, behalve wanneer de voorschriften in de twee voorgaande leden iets anders toestaan. § 4. De CBFA vergewist er zich van: a) dat de systematische internaliseerders de overeenkomstig § 1, eerste lid openbaar gemaakte bied- en/of laatprijzen regelmatig actualiseren en prijzen handhaven die de heersende marktsituatie weergeven;b) dat de systematische internaliseerders voldoen aan de in § 3, vierde lid, vermelde voorwaarden voor prijsverbetering. § 5. Systematische internaliseerders mogen op basis van hun commerciële beleid en op objectieve, niet-discriminerende wijze bepalen aan welke beleggers zij toegang tot hun koersen verlenen.

Daartoe moeten zij beschikken over duidelijke normen inzake de toegang tot hun koersen. Op basis van commerciële overwegingen zoals de kredietwaardigheid van de belegger, het tegenpartijrisico en de definitieve afwikkeling van de transactie kunnen systematische internaliseerders weigeren om met beleggers zakelijke betrekkingen aan te gaan of deze betrekkingen verbreken. § 6. Om het risico van veelvuldige transacties met dezelfde cliënt te beperken mogen systematische internaliseerders het aantal transacties dat zij bereid zijn met die cliënt tegen de openbaar gemaakte voorwaarden te verrichten, op niet-discriminerende wijze beperken.

Zij mogen ook op niet-discriminerende wijze en overeenkomstig de bepalingen van artikel 27, § 10, van de wet het totale aantal transacties met verschillende cliënten op hetzelfde tijdstip beperken, maar uitsluitend wanneer het aantal en/of het volume van de door cliënten gewenste orders de norm aanzienlijk overschrijdt. Afdeling 4. - Transparantie na de handel voor gereglementeerde markten

en MTF's

Art. 35.§ 1. De gereglementeerde markten en de MTF's maken de prijs, de omvang en het tijdstip van de via hun systemen uitgevoerde transacties in tot de handel op een gereglementeerde markt toegelaten aandelen openbaar en dit overeenkomstig de in de verordening bepaalde nadere regels.

De bijzonderheden van al deze transacties worden openbaar gemaakt tegen redelijke commerciële voorwaarden en binnen een tijdsspanne die real time zo dicht mogelijk benadert.

Gereglementeerde markten kunnen tegen redelijke commerciële voorwaarden en op niet-discriminerende basis toegang verlenen tot de voorzieningen die zij gebruiken om de in het eerste lid bedoelde informatie openbaar te maken aan beleggingsondernemingen en kredietinstellingen die krachtens artikel 36 de bijzonderheden van hun aandelentransacties openbaar moeten maken. § 2. De gereglementeerde markten en MTF's mogen de openbaarmaking van de bijzonderheden van de transacties uitstellen op basis van de soort of de omvang van de transactie, in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald in de verordening, behoudens andersluidende beslissing van de CBFA. De gereglementeerde markten en de MTF's moeten vooraf van de CBFA de goedkeuring verkrijgen van de voorgenomen regelingen betreffende de uitgestelde openbaarmaking van handelstransacties. Ze dienen duidelijke informatie over deze voorzieningen aan de marktdeelnemers en het beleggerspubliek te verstrekken. Afdeling 5. - Informatieverstrekking na de handel door

beleggingsondernemingen en kredietinstellingen

Art. 36.De beleggingsondernemingen en de kredietinstellingen die al dan niet als systematische internaliseerder, buiten een gereglementeerde markt of een MTF, hetzij voor eigen rekening, hetzij voor rekening van cliënten, transacties verrichten in aandelen die tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, maken de omvang en prijs van deze transacties openbaar, alsook het tijdstip waarop deze zijn uitgevoerd en dit overeenkomstig de in de verordening bepaalde nadere regels.

Deze informatie wordt binnen een tijdsspanne die real time zo dicht mogelijk benadert, tegen redelijke commerciële voorwaarden openbaar gemaakt op zodanige wijze dat zij gemakkelijk toegankelijk is voor andere marktdeelnemers.

De beleggingsondernemingen en de kredietinstellingen mogen de in het eerste lid bedoelde openbaarmaking van de bijzonderheden van de transacties uitstellen op basis van de soort of de omvang van de transactie, in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald in de verordening, behoudens andersluidende beslissing van de CBFA. Afdeling 6. - Openbaarmaking van limietorders

Art. 37.Ingeval een limietorder van een cliënt inzake tot de handel op een gereglementeerde markt toegelaten aandelen onder de heersende marktomstandigheden niet onmiddellijk wordt uitgevoerd, nemen de beleggingsondernemingen en de kredietinstellingen, tenzij de cliënt uitdrukkelijk andere instructies geeft, maatregelen om tot een zo spoedig mogelijke uitvoering van die order bij te dragen door de bewuste limietorder van de cliënt onmiddellijk op zodanige wijze openbaar te maken dat andere marktdeelnemers daar makkelijk toegang toe kunnen krijgen.

Overeenkomstig de verordening worden beleggingsondernemingen en kredietinstellingen geacht deze verplichting na te leven door de limietorder van de cliënt aan een gereglementeerde markt en/of een MTF door te geven, wanneer zij de order doorgeven aan een gereglementeerde markt of een MTF die een op een orderboek gebaseerd handelssysteem exploiteert, dan wel ervoor zorgt dat de order openbaar wordt gemaakt en gemakkelijk kan worden uitgevoerd zodra de marktomstandigheden zulks mogelijk maken.

Beleggingsondernemingen en kredietinstellingen zijn ontheven van de in het eerste lid bepaalde verplichting, wanneer het gaat om een limietorder die van aanzienlijke omvang is in verhouding tot de normale marktomvang overeenkomstig de desbetreffende regels van artikel 20 van de verordening, behoudens andersluidende beslissing van de CBFA. Afdeling 7. - Bevoegde autoriteit

Art. 38.De CBFA staat in voor de in de artikelen 17 tot 34 van de verordening 1287/2006 bepaalde taken als bevoegde autoriteit. HOOFDSTUK II. - Nadere regels voor MTF's

Art. 39.De artikelen 40 tot 47 zijn van toepassing op de volgende instellingen die een MTF exploiteren: 1° de Belgische kredietinstellingen en beleggingsondernemingen;2° de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van derde landen;3° de Belgische marktondernemingen van gereglementeerde markten. De in het eerste lid bedoelde instellingen worden hierna als MTF-exploitanten aangeduid.

Art. 40.Onverminderd de voorschriften bepaald door en krachtens de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen stellen MTF-exploitanten transparante en niet-discretionaire regels en procedures vast die een billijke en ordelijke handel garanderen, alsmede objectieve criteria voor de efficiënte uitvoering van orders vastleggen.

Wat de door Euronext Brussels georganiseerde markt Alternext betreft, worden de marktregels en alle wijzigingen ervan door de CBFA goedgekeurd.

Onverminderd titel III, hoofdstuk I, voorzien deze regels in passende vereisten inzake de bekendmaking tegen redelijke commerciële voorwaarden van markinformatie van zowel vóór als na de handel betreffende transacties in aandelen uitsluitend verhandeld op de MTF.

Art. 41.De MTF-exploitanten stellen transparante regels op betreffende de criteria aan de hand waarvan wordt vastgesteld welke financiële instrumenten via hun systemen kunnen worden verhandeld.

Art. 42.Waar toepasselijk, moeten MTF-exploitanten voorzien in of zorgen voor toegang tot voldoende voor het publiek beschikbare informatie opdat hun gebruikers zich een beleggingsoordeel kunnen vormen, rekening houdend met zowel de aard van de gebruikers als de categorieën verhandelde instrumenten.

Indien een effect dat tot de handel op een gereglementeerde markt is toegelaten, ook in een MTF wordt verhandeld zonder dat de emittent daarvoor toestemming heeft verleend, is deze emittent met betrekking tot deze MTF niet onderworpen aan enigerlei verplichting op het gebied van de initiële, doorlopend of incidentele te verstrekken financiële informatie.

Art. 43.De MTF-exploitanten moeten op objectieve criteria gebaseerde transparante regels voor de toegang tot de MTF vaststellen en handhaven.

Deze regels bepalen inzonderheid dat als leden kunnen worden toegelaten beleggingsondernemingen en kredietinstellingen, alsook andere personen die: a) deskundig en betrouwbaar zijn;b) over toereikende bekwaamheden en bevoegdheden voor de handel beschikken;c) waar van toepassing, adequate organisatorische regelingen hebben getroffen;d) over voldoende financiële en andere middelen beschikken voor de rol die zij moeten vervullen, rekening houdend met de verschillende financiële regelingen die de MTF-exploitant eventueel heeft vastgesteld om de adequate afwikkeling van transacties te garanderen.

Art. 44.De MTF-exploitanten lichten de gebruikers van een MTF terdege in over hun respectieve verantwoordelijkheden in het kader van de afwikkeling van de via deze faciliteit uitgevoerde transacties. De MTF-exploitanten treffen de nodige voorzieningen om een efficiënte afwikkeling van de volgens de systemen van de MTF uitgevoerde transacties te bevorderen.

Art. 45.De MTF-exploitanten moeten, voor de MTF pertinente en passende regelingen en procedures vaststellen en handhaven om stelselmatig toe te zien op de naleving van de regels van die instelling door de gebruikers.

De MTF-exploitanten zien toe op de transacties die de gebruikers daarvan via hun systemen verrichten opdat inbreuken op deze regels, handelsvoorwaarden die de ordelijke werking van de markt verstoren of gedragingen die op marktmisbruik kunnen wijzen, kunnen worden onderkend.

Art. 46.De MTF-exploitanten melden inbreuken op de regels van de MTF, handelsvoorwaarden die de ordelijke werking van de markt aanzienlijk verstoren of gedragingen die op marktmisbruik kunnen wijzen, aan de CBFA. De MTF-exploitanten verstrekken de relevante informatie zonder verwijl aan de CBFA en verlenen haar volledige medewerking bij het onderzoeken en vervolgen van gevallen van marktmisbruik welke zich in of door tussenkomst van hun systemen hebben voorgedaan.

De in het eerste en tweede lid bepaalde verplichtingen gericht tot exploitanten van MTF's waar lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten worden verhandeld dienen eveneens te worden nageleefd ten aanzien van het Rentenfonds.

Art. 47.§ 1. De Belgische MTF-exploitanten delen aan de CBFA mee in welke lidstaat zij voornemens zijn voorzieningen te treffen waardoor op diens grondgebied gevestigde gebruikers of deelnemers op afstand toegang krijgen tot en gebruik kunnen maken van de systemen van deze MTF. De CBFA deelt deze informatie binnen een maand mee aan de lidstaat waar de MTF voornemens is dergelijke voorzieningen te treffen. § 2. De Belgische MTF-exploitanten delen aan de CBFA de identiteit mee van de leden of deelnemers van de MTF. De CBFA deelt, op verzoek van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst van de MTF, binnen een redelijke termijn, aan die autoriteit de identiteitsgegevens mee van de in die lidstaat gevestigde leden of deelnemers van die MTF.

Art. 48.De buitenlandse beleggingsondernemingen, kredietinstellingen en marktondernemingen die een MTF uitbaten, mogen in België passende voorzieningen installeren waardoor in België gevestigde gebruikers of deelnemers op afstand toegang krijgen tot en gebruik kunnen maken van de systemen van deze MTF. Indien de CBFA als de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst van een MTF duidelijke en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat deze MTF niet voldoet aan de verplichtingen die uit de ter uitvoering van de richtlijn 2004/39/EG vastgestelde bepalingen voortvloeien, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de MTF van deze bevindingen in kennis.

Indien de MTF in weerwil van de aldus door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst getroffen maatregelen, of omdat deze maatregelen ontoereikend zijn, blijft handelen op een wijze die de belangen van beleggers in België of de ordelijke werking van de markten kennelijk schaadt, neemt de CBFA, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis te hebben gesteld, de nodige maatregelen om de beleggers en de goede werking van de markten te beschermen. Daartoe behoort de mogelijkheid om de MTF te beletten diens voorzieningen beschikbaar te stellen voor in België gevestigde leden of deelnemers op afstand. De Europese Commissie wordt onverwijld van deze maatregelen in kennis gesteld.

Onverminderd de afdelingen 8 en 9 van hoofdstuk II van de wet van 2 augustus 2002, worden zij die zich niet conformeren aan het voornoemd bevel, met toepassing van artikel 41, 2°, van de wet van 2 augustus 2002, gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot één jaar en een geldboete van 50 euro tot 10.000 euro of met één van die straffen alleen.

TITEL IV - Transactiemelding HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Art. 49.Deze titel is van toepassing op: 1° de Belgische kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, met inbegrip van hun transacties in vrije dienstverlening en van de transacties van in een andere lidstaat gevestigd bijkantoor verricht buiten het grondgebied van deze laatste lidstaat;2° de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die onder het recht van een lidstaat van de EER ressorteren, voor hun transacties op het Belgisch grondgebied;3° de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van derde landen;4° de derivatenspecialisten naar Belgisch recht. De in het eerste lid bedoelde instellingen worden hierna als « meldingsplichtige ondernemingen » aangeduid. HOOFDSTUK II. - Transactiemelding aan de CBFA Afdeling 1. - Verplichting tot transactiemelding

Art. 50.De meldingsplichtige ondernemingen die transacties in tot de verhandeling op een gereglementeerde markt toegelaten financiële instrumenten verrichten, melden zo spoedig mogelijk en uiterlijk aan het einde van de volgende werkdag bijzonderheden over deze transacties aan de CBFA. Deze verplichting is van toepassing ongeacht of deze transacties op een gereglementeerde markt hebben plaatsgevonden of niet.

De CBFA kan nadere regels bepalen over de aan de verplichting onderworpen transacties en over het tijdstip van melding. Afdeling 2. - Wijze van melding

Art. 51.§ 1. De meldingen aan de CBFA worden verricht door de meldingsplichtige onderneming zelf, een namens haar optredende derde, een door de CBFA goedgekeurd systeem voor matching van orders of melding, de gereglementeerde markt of de MTF waarvan de systemen werden gebruikt om de transactie te sluiten. In de gevallen waarin de transacties door een gereglementeerde markt, een MTF of een door de CBFA goedgekeurd systeem voor matching van orders of melding rechtstreeks aan de CBFA worden gemeld, kan de meldingsplichtige onderneming door de CBFA worden ontheven van de in artikel 50 neergelegde verplichting.

De CBFA bepaalt de vorm en de technische modaliteiten en identificatiestandaarden van de transactiemelding.

Overeenkomstig artikel 12, § 1, van de verordening 1287/2006 worden de meldingen van transacties in financiële instrumenten verricht in elektronische vorm, behalve in uitzonderlijke omstandigheden: dan mogen zij worden verricht op een andere drager dan een elektronische die het mogelijk maakt de informatie op te slaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik door de CBFA. De methoden voor het verrichten van de meldingen voldoen aan de volgende voorwaarden: a) zij waarborgen de veiligheid en vertrouwelijkheid van de gemelde gegevens;b) zij omvatten mechanismen voor het opsporen en corrigeren van fouten in een transactiemelding;c) zij omvatten mechanismen voor het natrekken van de bron van de transactiemelding;d) zij omvatten passende voorzorgsmaatregelen om de meldingen spoedig te kunnen hervatten in geval van een systeemuitval;e) zij maken het mogelijk de krachtens artikel 52 vereiste gegevens te melden in de door de CBFA voorgeschreven en overeenkomstig dit lid vereiste vorm en binnen het in artikel 50 vastgelegde tijdsbestek. § 2. Overeenkomstig artikel 12, § 2, van de verordening 1287/2006 wordt een systeem voor de matching van orders of melding door de CBFA goedgekeurd voor de toepassing van dit artikel indien de regelingen voor het melden van transacties waarin dat systeem voorziet, voldoen aan § 1, derde lid, van dit artikel.

De CBFA toetst of doorlopend aan de voorwaarden van genoemd lid wordt voldaan.

De CBFA maakt een lijst op van de door haar goedgekeurde systemen en maakt deze op haar website bekend. Afdeling 3. - Inhoud van de transactiemelding

Art. 52.De melding behelst inzonderheid de naam en de aantallen van de gekochte of verkochte instrumenten, de hoeveelheid, de datum en het uur van de transactie, de prijs van de transactie, en een wijze van identificatie van de betrokken beleggingsondernemingen of kredietinstellingen.

Overeenkomstig artikel 13, § 1, van de verordening 1287/2006 bevatten de in artikelen 50 en 51 bedoelde transactiemeldingen de in tabel 1 van bijlage I bij de voornoemde verordening gespecificeerde gegevens die relevant zijn voor het soort financiële instrument in kwestie en waarvoor de CBFA te kennen geeft dat deze nog niet in haar bezit zijn of niet anderszins voor haar beschikbaar zijn.

Overeenkomstig artikel 13, § 2, van de verordening 1287/2006 maakt de CBFA, met het oog op de identificatie, op de in tabel 1 van bijlage I van voornoemde verordening omschreven wijze, van een tegenpartij bij een transactie die een gereglementeerde markt, een MTF of een andere centrale tegenpartij is, een lijst openbaar met de identificatiecodes van de gereglementeerde markten en MTF's waarvoor zij telkens de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst is, alsook van de entiteiten die eventueel als centrale tegenpartij voor deze gereglementeerde markten en MTF's optreden. HOOFDSTUK III. - Uitwisseling van informatie over transacties tussen bevoegde autoriteiten Afdeling 1. - Uitwisseling met de bevoegde autoriteit van de meest

liquide markt

Art. 53.De CBFA treft de nodige regelingen om ervoor te zorgen dat de informatie die zij ontvangt krachtens de artikelen 50 en 51 wordt beschikbaar gemaakt aan: de bevoegde autoriteit van de in termen van liquiditeit voor de betrokken financiële instrumenten meest relevante markt; enige andere autoriteit die om de informatie verzoekt met het oog op de vervulling van diens toezichtsopdrachten waarvan sprake in artikel 25, § 1 van de richtlijn 2004/39/EG. De CBFA komt met de betrokken autoriteit overeen of deze uitwisseling al dan niet betrekking heeft op de transactiemeldingen van de ondernemingen waarvan sprake in artikel 49, 3° en 4°.

De CBFA staat in voor de in artikelen 9 tot 11 van de verordening 1287/2006 bepaalde taken, in het bijzonder als bevoegde autoriteit voor de financiële instrumenten waarvoor België de in termen van liquiditeit meest relevante markt is. Afdeling 2. - Uitwisseling inzake meldingen door bijkantoren

Art. 54.Wanneer de in de artikelen 50 en 51 bedoelde meldingen door in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die onder een lidstaat van de EER ressorteren worden toegezonden aan de CBFA, wordt deze informatie toegezonden aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de onderneming, tenzij deze besluiten dat zij die informatie niet wensen te ontvangen.

Art. 55.De CBFA beslist of zij de meldingen die door in andere EER-staten gevestigde bijkantoren van door haar vergunde ondernemingen worden toegezonden aan de bevoegde autoriteiten van die lidstaten wenst te ontvangen en deelt haar beslissing mee aan deze autoriteiten. HOOFDSTUK IV. - Afspraken tussen bevoegde autoriteiten

Art. 56.De CBFA staat, in voorkomend geval samen met de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten, in voor het bepaalde in artikel 14 van de verordening 1287/2006.

De CBFA kan met andere autoriteiten nadere afspraken maken over de uitwisseling van gegevens opgenomen in de transactiemeldingen, met inbegrip van gegevens die de lidstaten vereisen overeenkomstig artikel 13, § 3 en 4, van de verordening 1287/2006.

De CBFA kan met andere bevoegde autoriteiten afspraken maken over verdeling en delegatie van taken in verband met de in deze titel geregelde transactiemeldingen.

De CBFA kan toestaan dat kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die onder het recht van een andere lidstaat van de EER ressorteren, er voor kiezen om hun via een in België gevestigd bijkantoor verrichte transacties aan de CBFA te melden.

De CBFA kan toestaan aan Belgische kredietinstellingen en beleggingsondernemingen om hun transactiemeldingen aan een andere bevoegde autoriteit te melden volgens de regels van die laatste autoriteit, wanneer het gaat om transacties afgesloten via een bijkantoor gevestigd in de lidstaat van die autoriteit. HOOFDSTUK V. - Bijzondere regelen voor meldingen van transacties in lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten.

Art. 57.De transacties in financiële instrumenten bedoeld in dit hoofdstuk zijn de aankopen en de verkopen uitgevoerd in tot een gereglementeerde markt toegelaten: 1° lineaire obligaties bedoeld door het koninklijk besluit van 16 oktober 1997 betreffende de lineaire obligaties;2° gesplitste effecten ontstaan uit de splitsing van lineaire obligaties overeenkomstig hoofdstuk VI van het koninklijk besluit van 16 oktober 1997 betreffende de lineaire obligaties;3° schatkistcertificaten bedoeld in het ministerieel besluit van 12 december 2000 betreffende algemene regels inzake de schatkistcertificaten. Dit hoofdstuk is van toepassing ongeacht of de transacties op of buiten de gereglementeerde markt plaatsvinden.

Art. 58.De CBFA brengt het Rentenfonds op de hoogte van de krachtens dit besluit ontvangen transactiemeldingen in lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten volgens de nadere regels die tussen de CBFA en het Rentenfonds worden overeengekomen. HOOFDSTUK VI. - Transactiemeldingen inzake MTF's

Art. 59.De artikelen 49 tot 52 zijn van toepassing op de transacties in financiële instrumenten die zijn toegelaten tot Alternext georganiseerd door Euronext Brussels.

TITEL V. - Organisatorische vereisten voor instellingen die beleggingsdiensten verstrekken HOOFDSTUK I. - Beschermingsregels voor cliëntentegoeden Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 60.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 1° « de wet »: de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen;2° « bemiddelaar »: een beursvennootschap of een kredietinstelling;3° « gereglementeerde onderneming »: een onderneming in de zin van artikel 4, 5° van dit besluit, met uitzondering van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging;4° « financieel instrument »: een financieel instrument in de zin van artikel 2, eerste lid, 1° van de voormelde wet van 2 augustus 2002, alsook een recht op of ten aanzien van een dergelijk instrument;5° « tegoeden »: financiële instrumenten of gelden;6° « derde bemiddelaar »: een bemiddelaar bij wie de bemiddelaar van de cliënt cliëntentegoeden deponeert. Afdeling 2. - Deposito's van cliëntengelden

Art. 61.Cliëntengelden die door een beursvennootschap worden gedeponeerd bij een in artikel 77, § 2 van de wet bedoelde entiteit, moeten op rekeningen worden geplaatst die strikt gescheiden zijn van de rekeningen die deze beursvennootschap voor eigen rekening bij deze zelfde entiteit heeft geopend.

Deze afzonderlijke rekeningen waarop de cliëntengelden worden gedeponeerd, mogen gezamenlijke of geïndividualiseerde cliëntenrekeningen zijn.

Art. 62.De beursvennootschappen mogen geen valutarisico lopen op de gelddeposito's die zij conform artikel 77, § 1, tweede lid van de wet in ontvangst nemen.

Art. 63.Voor de toepassing van artikel 77, § 2 van de wet wordt onder « erkend geldmarktfonds » verstaan: 1° een Belgische openbare instelling voor collectieve belegging die geopteerd heeft voor de categorie van toegelaten beleggingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, 1° of 2° van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles;of 2° een instelling voor collectieve belegging die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die voldoet aan de voorwaarden van richtlijn 85/611/EEG;of 3° een instelling voor collectieve belegging die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, die niet voldoet aan de voorwaarden van richtlijn 85/611/EEG en die onderworpen is aan het toezicht en, in voorkomend geval, een vergunning heeft verkregen van een autoriteit overeenkomstig het nationale recht van de betrokken lidstaat, en die voldoet aan de volgende voorwaarden: 1° haar primaire beleggingsdoelstelling moet zijn dat de intrinsieke waarde van de instelling constant a pari (exclusief winsten) dan wel op de waarde van het aanvangskapitaal plus winsten wordt gehouden;2° om deze primaire beleggingsdoelstelling te verwezenlijken, mag zij uitsluitend beleggen in hoogwaardige geldmarktinstrumenten met een looptijd of een resterende looptijd van niet meer dan 397 dagen of met periodieke rendementsaanpassingen die aansluiten bij een dergelijke looptijd, en met een gewogen gemiddelde looptijd van 60 dagen.Zij mag deze doelstelling ook verwezenlijken door bij wijze van nevenactiviteit in deposito's bij kredietinstellingen te beleggen; 3° zij moet liquiditeit verschaffen door afwikkeling op dezelfde dag of de dag daarop. Voor de toepassing van het 2° wordt een geldmarktinstrument als hoogwaardig aangemerkt als elk competent ratingbureau dat dit instrument heeft beoordeeld, daaraan de hoogste rating heeft toegekend. Een instrument dat niet door een competent ratingbureau wordt beoordeeld, wordt niet als hoogwaardig aangemerkt.

Voor de toepassing van het vorige lid wordt een ratingbureau competent geacht als het periodiek op professionele basis ratings voor geldmarktfondsen opstelt en het een externe kredietbeoordelingsinstelling (EKBI) is die voldoet aan de voorwaarden bepaald in de in uitvoering van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen getroffen voorschriften inzake het eigen vermogen van de kredietinstellingen.

Art. 64.Bij het kiezen van een bewaarder als bedoeld in artikel 77, § 2, legt de beursvennootschap, tenzij het een centrale bank is, de nodige voorzichtigheid, zorgvuldigheid en waakzaamheid aan de dag bij de selectie, aanwijzing en periodieke beoordeling van de kredietinstelling of het geldmarktfonds waar zij de gelden van haar cliënten deponeert, alsook wat de zowel wettelijke als contractuele bepalingen betreft voor het aanhouden van de betrokken gelden.

De beursvennootschap dient in het bijzonder rekening te houden met de deskundigheid en de marktreputatie van de kredietinstelling of het geldmarktfonds, alsook met alle op het aanhouden van cliëntengelden betrekking hebbende wettelijke en reglementaire bepalingen of marktpraktijken die een invloed kunnen hebben op de rechten van de cliënten, inzonderheid met de mogelijkheid om het in artikel 77, § 3 van de wet bedoelde bijzondere voorrecht uit te oefenen of om een soortgelijk voorrecht uit te oefenen dat is verleend door een buitenlandse wetgeving die van toepassing is op de derde bemiddelaar, en, meer algemeen, met de beschermingsregeling die door deze wetgeving is ingesteld.

De cliënten van een beursvennootschap kunnen weigeren dat de gelden die zij deponeren conform artikel 77, § 1, tweede lid van de wet, bij een geldmarktfonds worden gedeponeerd. Om te kunnen aantonen dat rekening wordt gehouden met een dergelijke weigering, moeten de conform artikel 77, § 2 van de wet gedeponeerde tegoeden van de cliënten die een dergelijke weigering te kennen hebben gegeven, worden gedeponeerd op geïndividualiseerde cliëntenrekeningen of op specifiek aan deze cliënten toebehorende gezamenlijke cliëntenrekeningen. Afdeling 3. - Deposito's van financiële instrumenten van cliënten

Art. 65.De bemiddelaars mogen de financiële instrumenten die zij namens hun cliënt aanhouden, deponeren op een rekening of rekeningen die zijn geopend bij derde bemiddelaars, mits zij de nodige voorzichtigheid, zorgvuldigheid en waakzaamheid aan de dag leggen bij de selectie, aanwijzing en periodieke beoordeling van deze derde bemiddelaars bij wie zij financiële instrumenten van hun cliënten deponeren, alsook wat de zowel wettelijke als contractuele bepalingen betreft voor het aanhouden en bewaren van de betrokken financiële instrumenten.

De bemiddelaar van de cliënt dient in het bijzonder rekening te houden met de deskundigheid en de marktreputatie van deze derde bemiddelaars, alsook met alle op het aanhouden van de financiële instrumenten betrekking hebbende wettelijke en reglementaire bepalingen of marktpraktijken, inzonderheid wanneer die de aard bepalen van de rechten die ontstaan door het deponeren van financiële instrumenten op een rekening en, zelfs onrechtstreeks, een invloed kunnen hebben op de rechten van de cliënten.

Art. 66.Indien de bemiddelaar van een cliënt financiële instrumenten van cliënten deponeert bij een derde bemiddelaar, dient hij erop toe te zien dat deze derde bemiddelaar de financiële instrumenten van cliënten duidelijk onderscheidt van de financiële instrumenten die aan hun bemiddelaar toebehoren, alsook van de financiële instrumenten die aan de derde bemiddelaar zelf toebehoren.

De financiële instrumenten worden onderscheiden zoals bedoeld in het vorige lid, door gebruik te maken van afzonderlijke rekeningen waarop de financiële instrumenten van cliënten worden geplaatst of door andere vergelijkbare maatregelen waarmee hetzelfde beschermingsniveau wordt bereikt. Indien gebruik wordt gemaakt van afzonderlijke rekeningen, mogen dit gezamenlijke of geïndividualiseerde cliëntenrekeningen zijn.

Art. 67.Bij het naleven van zijn bij artikel 65 opgelegde verplichting aangaande de selectie, aanwijzing en periodieke beoordeling van de derde bemiddelaars, houdt de bemiddelaar van de cliënt rekening met het bestaan van wettelijke of reglementaire bepalingen die het gebruik van financiële instrumenten van cliënten zonder hun voorafgaande toestemming verbieden.

Indien de bemiddelaar bovendien de keuze heeft tussen verschillende derde bemiddelaars, moet hij, voor zover mogelijk, de derde bemiddelaar trachten te bevoorrechten bij wie de rechten die ontstaan door het deponeren van financiële instrumenten op een rekening, uit hoofde van hun aard toelaten om de financiële instrumenten terug te vorderen ook al wordt een insolventieprocedure geopend met betrekking tot deze derde bemiddelaar.

Art. 68.§ 1. De bemiddelaar mag enkel financiële instrumenten van cliënten deponeren bij een derde bemiddelaar indien deze laatste onderworpen is aan een specifieke regelgeving en een specifiek prudentieel toezicht die een kader vormen voor het aanhouden van financiële instrumenten voor rekening van derden. § 2. In afwijking van de vorige paragraaf mag een bemiddelaar financiële instrumenten van cliënten deponeren bij een derde bemiddelaar die ressorteert onder een Staat waarvan de wetgeving het aanhouden van financiële instrumenten voor rekening van derden niet reglementeert, mits 1° de aard van de financiële instrumenten of van de met deze financiële instrumenten verband houdende beleggingsdiensten vereist dat ze worden gedeponeerd in een Staat waar geen dergelijke regeling van kracht is;of 2° de financiële instrumenten worden aangehouden namens een professionele cliënt die uitdrukkelijk heeft gevraagd om zijn financiële instrumenten te deponeren bij een bemiddelaar in een Staat waar geen dergelijke regeling van kracht is.

Art. 69.§ 1. De verplichting om de toestemming van de cliënt te verkrijgen als voorgeschreven door artikel 77bis, § 1 van de wet is van toepassing voor het gebruik van zijn financiële instrumenten die bij de bemiddelaar of de bemiddelaar van deze laatste zijn gedeponeerd, namelijk 1° voor om het even welk gebruik van financiële instrumenten die worden aangehouden in de boeken van de bemiddelaar van de cliënt, en 2° voor om het even welk gebruik van financiële instrumenten die de bemiddelaar van de cliënt, voor rekening van cliënten, aanhoudt bij een derde bemiddelaar. § 2. Indien in het in § 1, 2° bedoelde geval, financiële instrumenten van cliënten zijn gedeponeerd op een gezamenlijke rekening bij een derde bemiddelaar zonder dat een scheiding is verricht in zijn boeken, mag de bemiddelaar van de cliënt bovendien de financiële instrumenten die op de betrokken gezamenlijke rekening zijn geplaatst niet gebruiken zonder conform § 1 een toestemming te hebben verkregen van alle cliënten waarvan de financiële instrumenten op deze gezamenlijke rekening zijn geplaatst, of zonder te beschikken over systemen en controlemiddelen die waarborgen dat alleen financiële instrumenten aldus worden gebruikt die toebehoren aan cliënten die overeenkomstig § 1, vooraf uitdrukkelijk hun instemming hebben verleend. § 3. Voornoemde uitdrukkelijke toestemming met het gebruik van de instrumenten dient bij een niet-professionele cliënt te wordt aangetoond door zijn of haar handtekening of een gelijkwaardig alternatief mechanisme. Afdeling 4. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de deposito's van

cliëntengelden en de deposito's van financiële instrumenten van cliënten Onderafdeling 1. - Bepaalde cliëntenbeschermingsmaatregelen

Art. 70.§ 1. De bemiddelaars treffen passende organisatorische maatregelen om het risico van verlies of vermindering van de tegoeden van cliënten, als gevolg van misbruik van deze tegoeden, fraude, wanbeheer, het bijhouden van ontoereikende gegevens of, meer algemeen, nalatigheid, tot een minimum te beperken. § 2. De bemiddelaars gaan aldus in het bijzonder geregeld na of de tegoeden die zij bij derde bemiddelaars hebben gedeponeerd overeenkomen met de hiermee overeenstemmende verplichtingen ten aanzien van hun eigen cliënten. Voor de gelddeposito's wordt deze controle dagelijks verricht. Zij brengen de CBFA onmiddellijk op de hoogte van elk betekenisvol verschil in de deposito's bij derde bemiddelaars. § 3. De in § 1 bedoelde maatregelen kunnen een analyse inhouden van de wetgevingen die van toepassing zijn wat betreft het recht op terugvordering van bij een derde bemiddelaar gedeponeerde tegoeden en de insolventieprocedures die tegen deze derde bemiddelaar kunnen worden geopend, en dit zowel in het licht van de geldende internationaal privaatrechtelijke regels als van de materieelrechtelijke regels.

Indien uit de van toepassing zijnde regels blijkt dat de cliënten een beperktere bescherming wordt verleend dan voorgeschreven door artikel 77 van de wet, is het enkel toegestaan tegoeden van cliënten bij een derde bemiddelaar te deponeren indien de bemiddelaar de passende maatregelen neemt om de rechten van zijn cliënten te vrijwaren, met name door passende informatie te verstrekken conform artikel 74 van dit besluit.

Art. 71.Indien het toepasselijke recht van het rechtsgebied waarin de gelden of financiële instrumenten van een cliënt worden aangehouden, bemiddelaars belet zich naar artikelen 61 of 66 te voegen, nemen de bemiddelaars alle passende maatregelen die de rechten van de cliënten op gelijkwaardige wijze vrijwaren, inzonderheid door passende informatie te verstrekken conform artikel 72 van dit besluit.

Onderafdeling 2. - Informatieverstrekking aan de cliënten

Art. 72.Wanneer een derde de financiële instrumenten of gelden van de niet-professionele cliënt of potentiële niet-professionele cliënt namens de gereglementeerde onderneming kan aanhouden, brengt de onderneming deze cliënt tijdig voor het verstrekken van beleggingsdiensten op de hoogte van dit feit.

De gereglementeerde onderneming stelt haar niet-professionele cliënten tijdig vóór het verlenen van beleggingsdiensten inzonderheid in kennis van de verantwoordelijkheid die zij zelf draagt ingeval de derde bemiddelaar een fout begaat of ingeval tegen hem een insolventieprocedure wordt geopend, alsook van de gevolgen van een dergelijke procedure voor de rechten van de cliënt.

Ingeval de financiële instrumenten van cliënten bij een derde bemiddelaar mogelijkerwijs op een gezamenlijke rekening zullen worden geplaatst zonder dat een scheiding wordt verricht in de boeken van deze derde bemiddelaar, brengt de gereglementeerde onderneming haar niet-professionele cliënten tijdig vóór het verlenen van beleggingsdiensten op de hoogte van de hieraan verbonden risico's.

In de in artikel 71 bedoelde gevallen stelt de gereglementeerde onderneming haar niet-professionele cliënten tijdig vóór het verlenen van beleggingsdiensten in kennis van de risico's die hieraan verbonden zijn.

Art. 73.Wanneer rekeningen met financiële instrumenten of gelden die aan de cliënt of potentiële cliënt toebehoren, onderworpen zijn of zullen zijn aan de wetgeving van een derde land, brengt de gereglementeerde onderneming haar cliënten tijdig vóór het verlenen van diensten daarvan op de hoogte en wijst zij erop dat dit van invloed kan zijn op de rechten van de cliënt of potentiële cliënt welke aan deze financiële instrumenten of gelden verbonden zijn.

Art. 74.De gereglementeerde onderneming brengt haar cliënten, tijdig voor het verstrekken van beleggingsdiensten, op de hoogte van het bestaan en de voorwaarden van enigerlei zakelijk zekerheidsrecht of voorrecht dat de onderneming heeft of kan hebben op financiële instrumenten of gelden van de cliënt, of van haar recht van schuldvergelijking op deze instrumenten of gelden. Voor zover van toepassing brengt zij de cliënt er ook van op de hoogte dat een bewaarder een zakelijk zekerheidsrecht, een voorrecht of een recht van compensatie op deze instrumenten of gelden kan hebben.

In het in artikel 70, § 3, bedoelde geval stelt de gereglementeerde onderneming haar niet-professionele cliënten tijdig vóór het verlenen van beleggingsdiensten in kennis van de risico's die hieraan verbonden zijn.

Art. 75.Ingeval gebruik wordt gemaakt van financiële instrumenten van cliënten, moet de gereglementeerde onderneming ervoor zorgen om volgens de in artikel 69 van dit besluit vastgelegde regels de toestemming te verkrijgen van haar cliënten als vereist door artikel 77bis van de wet, en moet zij haar niet-professionele cliënten tevens tijdig vóór enig gebruik van de financiële instrumenten, op een duurzame drager in kennis stellen van de op haar rustende verplichtingen en verantwoordelijkheden, inzonderheid wat de vergoeding voor de cliënt betreft en meer bepaald welke de voorwaarden zijn voor de restitutie van de financiële instrumenten alsook welke risico's de cliënt loopt.

Art. 76.§ 1. De gereglementeerde ondernemingen bezorgen hun cliënten die hun tegoeden hebben toevertrouwd, ten minste eenmaal per jaar een overzicht daarvan dat tenminste de volgende informatie bevat: 1° gegevens over de tegoeden die voor de cliënt worden aangehouden aan het eind van de overzichtsperiode;2° de gevallen waarin de financiële instrumenten van cliënten door de gereglementeerde onderneming werden gebruikt voor effectenfinancieringstransacties, alsook de vergoeding die aan de cliënt is toegekend en de berekeningsbasis voor deze vergoeding. Indien de portefeuille van de cliënt de opbrengsten uit een of meer niet afgewikkelde transacties bevat, mag voor de in het 1° bedoelde gegevens worden uitgegaan van hetzij de verrichtingsdatum, hetzij de afwikkelingsdatum, mits voor al dergelijke gegevens in het overzicht steeds dezelfde grondslag wordt gehanteerd. § 2. De gereglementeerde ondernemingen die financiële instrumenten of gelden van een cliënt aanhouden en hem diensten van vermogensbeheer verlenen, mogen het in § 1 bedoelde overzicht van de activa van de cliënt opnemen in het periodieke overzicht dat zij met toepassing van artikel 22 van dit besluit aan deze cliënt bezorgen. § 3. Dit artikel is niet van toepassing op de kredietinstellingen wat de terugbetaalbare deposito's of andere gelden van derden betreft die zij aanhouden. HOOFDSTUK II. - Specifieke organisatorische vereisten voor instellingen die beleggingsdiensten verrichten Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 77.Dit hoofdstuk is van toepassing op: 1° de Belgische beleggingsondernemingen;2° de Belgische kredietinstellingen die beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten en nevendiensten, verrichten;3° de Belgische beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging;4° de Belgische instellingen voor collectieve belegging wat de bepalingen inzake de persoonlijke verrichtingen betreft;5° de in België gevestigde bijkantoren van de beleggingsondernemingen, de krediet-instellingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die beleggingsdiensten verrichten voor zover deze ressorteren onder het recht van een land dat geen lid is van de Europese Economische Ruimte. Deze vennootschappen en bijkantoren worden voor de toepassing van dit hoofdstuk gezamenlijk aangeduid als « de instellingen ».

Art. 78.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 1° persoonlijke verrichting: een verrichting in een financieel instrument die wordt verricht door of in naam van een relevante persoon, waarbij aan ten minste een van de volgende criteria wordt voldaan: a) de betrokken relevante persoon handelt buiten het kader van de werkzaamheden die hij of zij in die hoedanigheid verricht;b) de verrichting gebeurt voor een van de volgende personen: i.de relevante persoon; ii. een persoon met wie hij of zij familiebanden of nauwe banden heeft; iii. een persoon wiens relatie met de relevante persoon van dien aard is dat de relevante persoon een direct of indirect wezenlijk belang heeft bij het resultaat van de verrichting, afgezien van de vergoeding of provisie voor de uitvoering van deze verrichting; 2° onderzoek op beleggingsgebied: onderzoek of andere voor distributiekanalen of voor het publiek bestemde informatie waarbij expliciet of impliciet een beleggingsstrategie wordt aanbevolen of voorgesteld ten aanzien van één of meerdere financiële instrumenten of uitgevende instellingen van financiële instrumenten, met inbegrip van adviezen betreffende de huidige of toekomstige waarde of koers van dergelijke instrumenten waarbij dit onderzoek voldoet aan de volgende criteria: a) het wordt als onderzoek op beleggingsgebied bestempeld of in soortgelijke bewoordingen aangeduid of wordt op enigerlei andere wijze voorgesteld als een objectieve of onafhankelijke verklaring van de aangelegenheden die in de aanbeveling aan de orde komen;b) het zou geen verlening van beleggingsadvies betreffen mocht de aanbeveling in kwestie door een instelling aan een cliënt worden gedaan;3° gelieerd financieel instrument: een financieel instrument waarvan de prijs sterk wordt beïnvloed door prijsschommelingen van een ander financieel instrument dat het onderwerp van onderzoek op beleggingsgebied is, met inbegrip van een van dit andere financiële instrument afgeleid instrument (derivaat). Afdeling 2. - Belangenconflicten

Art. 79.De instellingen nemen alle redelijke maatregelen om belangenconflicten te onderkennen welke zich bij het verrichten van beleggingsdiensten en nevendiensten of combinaties daarvan voordoen tussen hunzelf, met inbegrip van hun bestuurders, effectieve leiders, werknemers en verbonden agenten of een persoon die rechtstreeks of onrechtstreeks met hen verbonden is door een zeggenschapsband en hun cliënten of tussen hun cliënten onderling.

Art. 80.Indien de door een instelling getroffen organisatorische of administratieve regelingen voor het beheer van belangenconflicten ontoereikend zijn om redelijkerwijs te mogen aannemen dat het risico dat de belangen van de cliënt worden geschaad, zal worden voorkomen, maakt de instelling op heldere wijze de algemene aard en/of de bronnen van belangenconflicten bekend aan de cliënt alvorens voor zijn rekening zaken te doen.

Art. 81.De instellingen dienen ter bepaling van de soorten belangenconflicten die zich bij het verrichten van beleggings- en nevendiensten of beleggingsactiviteiten of een combinatie daarvan voordoen en de belangen van een cliënt kunnen schaden, ten minste rekening te houden met de vraag of op de instelling of een relevante persoon, dan wel op een persoon die direct of indirect met de instelling verbonden is door een zeggenschapsband, een van de volgende situaties van toepassing is, ongeacht of deze voortvloeit uit de verrichting van beleggings- of nevendiensten of beleggingsactiviteiten, dan wel een andere oorzaak heeft: a) de instelling of deze persoon kan financieel gewin behalen of een financieel verlies vermijden ten koste van de cliënt;b) de instelling of deze persoon heeft een belang bij het resultaat van een ten behoeve van de cliënt verrichte dienst of een namens de cliënt uitgevoerde transactie, dat verschilt van het belang van de cliënt bij dit resultaat;c) de instelling of deze persoon heeft een financiële of andere drijfveer om het belang van een andere cliënt of groep cliënten te laten primeren op het belang van de cliënt;d) de instelling of deze persoon oefent hetzelfde bedrijf uit als de cliënt;e) de instelling of deze persoon ontvangt van een andere persoon dan de cliënt voor een ten behoeve van de cliënt verrichte dienst een voordeel in de vorm van geld, goederen of diensten dat verschilt van de gebruikelijke provisie of vergoeding voor deze dienst, of zal een dergelijk voordeel ontvangen.

Art. 82.§ 1. De instelling dient in schriftelijke vorm een effectief beleid inzake belangenconflicten vast te stellen, te implementeren en in stand te houden dat evenredig is aan de omvang en organisatie van de instelling en aan de aard, schaal en complexiteit van haar bedrijf.

Wanneer de instelling tot een groep behoort, moet het beleid ook rekening houden met alle omstandigheden waarvan de instelling weet of redelijkerwijze zou moeten weten dat ze een belangenconflict kunnen doen ontstaan als gevolg van de structuur en bedrijfsactiviteiten van andere leden van de groep. § 2. Het overeenkomstig § 1 vastgesteld beleid inzake belangenconflicten: a) moet onder verwijzing naar de specifieke beleggingsdiensten en -activiteiten en nevendiensten die door of in naam van de instelling worden verricht, de omstandigheden omschrijven die een belangenconflict vormen of kunnen doen ontstaan dat een wezenlijk risico met zich brengt dat de belangen van een of meer cliënten worden geschaad;b) moet de te volgen procedures en te nemen maatregelen voor het beheer van een dergelijk conflict vermelden. § 3. De in § 2, onder b), bedoelde procedures en maatregelen garanderen dat relevante personen die betrokken zijn bij verschillende bedrijfsactiviteiten waarbij het risico bestaat op een belangenconflict als bedoeld in § 2, onder a), deze activiteiten verrichten in een mate van onafhankelijkheid die evenredig is aan de omvang en activiteiten van de instelling en de groep waartoe zij behoort, en aan de grootte van het risico dat de belangen van de cliënt worden geschaad. § 4. Voor de toepassing van § 2, onder b) omvatten de te volgen procedures en te nemen maatregelen voor zover deze voor de instelling nodig en passend zijn om de voorgeschreven mate van onafhankelijkheid te garanderen: a) effectieve procedures ter voorkoming of ter controle van de uitwisseling van informatie tussen relevante personen die verschillende activiteiten verrichten waarbij het risico bestaat op een belangenconflict wanneer de uitwisseling van deze informatie de belangen van een of meer cliënten kan schaden;b) apart toezicht op relevante personen wier hoofdtaken bestaan in het uitoefenen van activiteiten in naam van, of het verlenen van diensten aan cliënten wier belangen met elkaar in strijd kunnen zijn, of die anderszins verschillende belangen (met inbegrip van die van de instelling) hebben die met elkaar in strijd kunnen zijn;c) de uitschakeling van elk direct verband tussen enerzijds de beloning van relevante personen die hoofdzakelijk betrokken zijn bij de ene activiteit en anderzijds de beloning van of de inkomsten gegenereerd door andere relevante personen die hoofdzakelijk betrokken zijn bij een andere activiteit, wanneer met betrekking tot deze activiteiten een belangenconflict kan ontstaan;d) maatregelen om te voorkomen of het risico te beperken dat een persoon ongepaste invloed uitoefent op de wijze waarop een relevante persoon beleggingsdiensten of -activiteiten of nevendiensten verricht;e) maatregelen ter voorkoming of ter controle van de gelijktijdige of achtereenvolgende betrokkenheid van een relevante persoon bij aparte beleggingsdiensten of -activiteiten of nevendiensten wanneer een dergelijke betrokkenheid afbreuk kan doen aan een passend beheer van belangenconflicten. § 5. Indien bij vaststelling of toepassing van een of meer van deze maatregelen en procedures niet de voorgeschreven mate van onafhankelijkheid gegarandeerd is, dienen de instellingen alternatieve of aanvullende maatregelen en procedures vast te stellen die daartoe nodig en passend zijn.

Art. 83.De informatie aan cliënten bedoeld in artikel 80 dient te gebeuren op een duurzame drager. Deze dient afhankelijk van de aard van de cliënt voldoende bijzonderheden te bevatten om deze cliënt in staat te stellen met kennis van zaken een beslissing te nemen ten aanzien van de beleggings- of nevendienst in verband waarmee het belangenconflict rijst.

Art. 84.De instellingen dienen de gegevens bij te houden en regelmatig te actualiseren die betrekking hebben op de soorten door of in naam van de instelling verrichte beleggings- of nevendiensten of beleggingsactiviteiten waarbij een belangenconflict is ontstaan of - in het geval van een nog lopende dienst of activiteit - kan ontstaan dat een wezenlijk risico met zich brengt dat de belangen van een of meer cliënten worden geschaad. Afdeling 3. - Persoonlijke verrichtingen

Art. 85.§ 1. De instellingen dienen passende regels vast te stellen, te implementeren en in stand te houden met betrekking tot de relevante personen die: a) betrokken zijn bij activiteiten die een belangenconflict kunnen doen ontstaan;b) als gevolg van een activiteit die zij in naam van de instelling uitoefenen, toegang hebben tot voorkennis in de zin van artikel 2, eerste lid, 14°, van de wet van 2 augustus 2002;c) toegang hebben tot andere vertrouwelijke informatie over de cliënten of over verrichtingen met of voor de cliënten. § 2. De in § 1 bedoelde regels voorzien onder meer in een verbod tot het verrichten van de volgende activiteiten: a) het aangaan van een persoonlijke verrichting: i.die verboden is met toepassing van artikel 25 van de wet van 2 augustus 2002; of ii. die gepaard gaat met misbruik of ongeoorloofde bekendmaking van vertrouwelijke informatie; of iii. die in strijd is of in strijd kan zijn met een op de instelling rustende verplichting voorgeschreven door of krachtens de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles of de artikelen 27, 28 en 28bis van de wet van 2 augustus 2002; b) advisering of aansporing, in een ander kader dan het normale kader van zijn of haar arbeids- of dienstenovereenkomst, van een andere persoon om een transactie in financiële instrumenten aan te gaan die, mocht dit een persoonlijke transactie van de relevante persoon zijn, een misbruik van informatie zou betekenen over de lopende orders van cliënten;c) onverminderd artikel 25, § 1, b) van de wet van 2 augustus 2002, bekendmaking in een ander kader dan het normale kader van zijn of haar arbeids- of dienstencontract, van informatie of advies aan een andere persoon indien de relevante persoon weet of redelijkerwijze zou moeten weten dat de andere persoon daardoor een van de volgende stappen zet of zou kunnen zetten: i.aangaan van een transactie in financiële instrumenten die, mocht dit een persoonlijke transactie van de relevante persoon zijn, een misbruik van informatie zou betekenen over de lopende orders van cliënten; ii. adviseren of aansporen van een andere persoon om een dergelijke transactie aan te gaan.

Art. 86.§ 1. Voor zover de betrokken instellingen onderzoek op beleggingsgebied produceren dienen de in artikel 85 bedoelde regels bijkomende bepalingen op te nemen die van toepassing zijn op de financiële analisten en de andere relevante personen. § 2. Deze regels voorzien meer bepaald in een verbod om persoonlijke verrichtingen aan te gaan in financiële instrumenten waarop het onderzoek op beleggingsgebied betrekking heeft dan wel in enigerlei daarmee gelieerde financiële instrumenten.

Het verbod dient slechts te gelden: i. voor zover de financiële analisten en de andere relevante personen kennis hebben van de vermoedelijke timing of van de inhoud van dit onderzoek op beleggingsgebied en deze kennis niet beschikbaar is voor het publiek of voor de cliënten en evenmin direct kan worden afgeleid uit de informatie die wel beschikbaar is; ii. totdat de ontvangers van het onderzoek op beleggingsgebied een redelijke kans hebben gehad om ernaar te handelen. § 3. Deze regels voorzien verder in een verbod voor financieel analisten en andere relevante personen die bij de productie van onderzoek op beleggingsgebied zijn betrokken om in de gevallen die niet in § 2 zijn geviseerd, persoonlijke verrichtingen aan te gaan in financiële instrumenten waarop het onderzoek op beleggingsgebied betrekking heeft, dan wel in enigerlei daarmee gelieerde financiële instrumenten, indien deze verrichtingen in strijd zijn met de gangbare aanbevelingen van de instelling ten aanzien van haar cliënteel.

Op dit principe kan een uitzondering gemaakt worden voor zover de betrokken financiële analisten of andere relevante personen een voorafgaande toestemming hebben bekomen van een medewerker van de juridische functie of van de compliancefunctie van de instelling. § 4. Deze regels voorzien tenslotte in een verbod tot het verrichten van volgende activiteiten: a) advisering of aansporing, in een ander kader dan het normale kader van zijn of haar arbeids- of dienstenovereenkomst, van een andere persoon om een transactie in financiële instrumenten aan te gaan die de financiële analist of de andere relevante persoon niet zelf zou mogen verrichten met toepassing van §§2 en 3.b) onverminderd artikel 25, §1, b) van de wet van 2 augustus 2002, bekendmaking in een ander kader dan het normale kader van zijn of haar arbeids- of dienstencontract, van informatie of advies aan een andere persoon indien de financiële analist of de relevante persoon weet of redelijkerwijze zou moeten weten dat de andere persoon daardoor een van de volgende stappen zet of zou kunnen zetten : i.aangaan van een verrichting in financiële instrumenten die de financiële analist of de andere relevante persoon niet zelf zou mogen verrichten met toepassing van §§ 2 en 3; ii. adviseren of aansporen van een andere persoon om een dergelijke transactie aan te gaan.

Art. 87.Teneinde de instelling toe te laten de naleving van de artikelen 85 en 86 te verzekeren bepalen de in deze artikelen bedoelde regels verder dat : a) elk onder de artikelen 85 en 86 vallende relevante persoon en financiële analist zich bewust dient te zijn van de beperkingen op persoonlijke verrichtingen en van de maatregelen die de instelling overeenkomstig de artikelen 85 en 86 heeft vastgesteld ten aanzien van persoonlijke verrichtingen en de meldingsplicht hiervan;b) de instelling onmiddellijk in kennis wordt gesteld van elke persoonlijke verrichting die door een in de artikelen 85 en 86 bedoelde relevante persoon of financiële analist wordt aangegaan, hetzij door melding van een dergelijke verrichting, hetzij volgens andere procedures die de instelling in staat stellen dergelijke verrichtingen te onderkennen; Bij uitbestedingsovereenkomsten moet de instelling ervoor zorgen dat de onderneming waaraan de activiteit wordt uitbesteed, gegevens bijhoudt over persoonlijke verrichtingen die door een relevante persoon worden aangegaan, en deze informatie desgevraagd onmiddellijk aan de instelling verstrekt. c) gegevens over de aan de instelling gemelde of door haar onderkende persoonlijke verrichtingen worden bijgehouden waarin in voorkomend geval ook wordt gemeld of de desbetreffende transactie goedgekeurd of verboden werd.

Art. 88.De regels bedoeld in de artikelen 85 tot 87 behoeven geen toepassing te vinden in geval van: a) persoonlijke verrichtingen verricht in het kader van vermogensbeheer waarbij de portefeuille op discretionaire basis wordt beheerd en waarbij over de transactie geen voorafgaande communicatie heeft plaatsgevonden tussen de vermogensbeheerder en de relevante persoon of de andere persoon voor wiens rekening de transactie wordt uitgevoerd;b) persoonlijke verrichtingen in rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van de Richtlijn 85/611/EEG, dan wel voldoen aan de wet van 22 juli 2004, wanneer de relevante persoon en enigerlei andere persoon voor wiens rekening de verrichtingen worden verricht, niet bij het beheer van de instelling in kwestie betrokken zijn. Afdeling 4. - Specifieke organisatorische vereisten bij onderzoek op

beleggingsgebied

Art. 89.De instellingen die onderzoek op beleggingsgebied produceren of laten produceren waarvan het de bedoeling is of aangenomen mag worden dat het daarna onder eigen verantwoordelijkheid of onder de verantwoordelijkheid van een lid van hun groep onder cliënten van de instelling of onder het publiek wordt verspreid, dragen er zorg voor dat de procedures en maatregelen inzake belangenconflicten, voorzien bij artikel 82, §§ 2 en 3 ten uitvoer worden gelegd ten aanzien van de financiële analisten die betrokken zijn bij de productie van het onderzoek op beleggingsgebied, en andere relevante personen wier verantwoordelijkheden of zakelijke belangen in strijd kunnen zijn met de belangen van de personen onder wie het onderzoek op beleggingsgebied wordt verspreid.

Art. 90.De in artikel 89 bedoelde instellingen dienen regelingen te treffen die ervoor zorgen dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a) financiële analisten en andere relevante personen mogen niet in naam van een andere persoon, met inbegrip van de instelling, handelen in financiële instrumenten waarop het onderzoek op beleggingsgebied betrekking heeft dan wel in enigerlei daarmee gelieerde financiële instrumenten. Het verbod dient slechts te gelden: i. voor zover de financiële analisten en de andere relevante personen kennis hebben van de vermoedelijke timing of van de inhoud van dit onderzoek op beleggingsgebied en deze kennis niet beschikbaar is voor het publiek of voor de cliënten en evenmin direct kan worden afgeleid uit de informatie die wel beschikbaar is; ii. totdat de ontvangers van het onderzoek op beleggingsgebied een redelijke kans hebben gehad om ernaar te handelen.

Het verbod heeft evenmin betrekking op de financiële analisten of de andere relevante personen die handelen als bonafide market makers die hun gewone activiteiten uitoefenen of die niet gesolliciteerde cliëntenorders uitvoeren; b) de instellingen zelf, de financiële analisten en de andere relevante personen die bij de productie van onderzoek op beleggingsgebied zijn betrokken, mogen geen voordelen aanvaarden van degenen die een wezenlijk belang hebben bij het onderwerp van het onderzoek op beleggingsgebied;c) de instellingen zelf, de financiële analisten en de andere relevante personen die bij de productie van onderzoek op beleggingsgebied zijn betrokken, mogen uitgevende instellingen geen gunstige behandeling in hun onderzoek beloven;d) uitgevende instellingen, relevante personen die geen financiële analist zijn, en andere personen mogen vóór de verspreiding van onderzoek op beleggingsgebied geen inzage krijgen in een ontwerp van het onderzoek op beleggingsgebied ter controle van de juistheid van de feitelijke beweringen in dit onderzoek of voor enigerlei andere doeleinden dan een controle op de naleving van de juridische verplichtingen van de onderneming, indien het ontwerp-onderzoek een aanbeveling of richtprijs bevat.

Art. 91.De artikelen 89 en 90 zijn niet van toepassing op de instellingen die door een andere persoon geproduceerd onderzoek op beleggingsgebied onder het publiek of onder cliënten verspreiden, mits aan de volgende criteria wordt voldaan: a) de persoon die dit onderzoek op beleggingsgebied produceert, is geen lid van de groep waartoe de instelling behoort;b) de instelling brengt geen ingrijpende wijzigingen aan in de aanbevelingen in dit onderzoek op beleggingsgebied;c) de instelling stelt dit onderzoek op beleggingsgebied niet voor als onderzoek dat zij zelf heeft geproduceerd;d) de instelling vergewist zich ervan dat de producent van het onderzoek aan verplichtingen voldoet die wat de productie van dit onderzoek betreft gelijkwaardig zijn aan de verplichtingen van deze afdeling dan wel een beleid heeft vastgesteld waarin dergelijke verplichtingen zijn opgenomen. TITEL VI. - Buitenlandse beleggings-ondernemingen

Art. 92.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen worden de woorden « Europese Gemeenschap » vervangen door de woorden « Europese Economische Ruimte ».

Art. 93.Titel II van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt: « TITEL II. - Bijkantoren en dienstverrichtigen in belgie van beleggingsondernemingen die onder het recht van een andere lid-staat van de Europese Economische ruimte Ressorteren HOOFDSTUK I. - Toegang tot de activiteit

Art. 3.Iedere beleggingsonderneming die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en op grond van haar nationaal recht in haar lidstaat van herkomst beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten en nevendiensten mag verrichten, mag, via de vestiging van een bijkantoor, deze diensten in België aanvatten zodra de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen er haar met een aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs van in kennis heeft gesteld dat zij als bijkantoor van een beleggingsonderneming uit de Europese Economische Ruimte is geregistreerd.

Nevendiensten mogen alleen tezamen met een beleggingsdienst en/of een beleggingsactiviteit worden verricht.

Deze kennisgeving geschiedt uiterlijk twee maanden nadat de toezichthoudende autoriteiten voor de beleggingsondernemingen van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming, het op grond van de Europeesrechtelijke regels ter zake vereiste informatiedossier hebben meegedeeld. Bij gebreke van ontvangst van een kennisgeving binnen de vastgestelde termijn mag zij haar bijkantoor openen en de voornoemde werkzaamheden aanvatten. Zij stelt de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen hiervan in kennis.

De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen stelt elk jaar de lijst op van de geregistreerde bijkantoren en maakt die alsook alle wijzigingen die hierin tijdens het jaar zijn aangebracht, bekend op haar website.

Art. 4.Iedere beleggingsonderneming die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en op grond van haar nationaal recht in haar lidstaat van herkomst beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten en nevendiensten mag verrichten, mag deze werkzaamheden in België aanvatten in het kader van het vrij verrichten van diensten, zodra de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen mededeling heeft gedaan van de op grond van de Europeesrechtelijke regels ter zake vereiste kennisgeving.

Deze kennisgeving omvat de opgave van het programma van werkzaamheden waarin wordt aangegeven welke beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten alsmede nevendiensten de beleggingsonderneming voornemens is te verrichten, alsook of zij van plan is om in het kader van het vrije dienstenverkeer in België gebruik te maken van verbonden agenten.

Nevendiensten mogen alleen tezamen met een beleggingsdienst en/of beleggingsactiviteit worden verricht.

De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen maakt op haar website de lijst bekend van de beleggingsondernemingen die hun voornemen hebben meegedeeld om in België de beleggingsdiensten en -activiteiten bedoeld in artikel 46, 1°, van de wet te verrichten. Zij maakt op haar website eveneens de aangebrachte wijzigingen bekend.

De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen vraagt bij de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat van herkomst informatie op met betrekking tot de identiteitsgegevens van de verbonden agenten waarvan de beleggingsonderneming voornemens is gebruik te maken. Zij maakt deze gegevens bekend op haar website. HOOFDSTUK II. - Verplichtingen en verbodsbepalingen

Art. 5.Onverminderd de voorschriften bepaald door en krachtens de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en onverminderd andere bepalingen die de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bevoegdheid verlenen ten aanzien van de in artikel 3 bedoelde bijkantoren en de in artikel 4 bedoelde ondernemingen, zijn de volgende bepalingen van toepassing : 1° artikel 62bis, § 5, van de wet van 6 april 1995, met betrekking tot door een bijkantoor verrichte transacties;2° artikel 77, § 3, van de wet van 6 april 1995 in de mate dat de in artikel 3 bedoelde bijkantoren, met de instemming van de toezichthoudende autoriteiten van de Staat van herkomst, kiezen voor vrijwillige naleving van de regels inzake de plaatsing van gelddeposito's waarvan sprake in artikel 77, § 2, van de wet en de ter uitvoering hiervan genomen besluiten;3° de krachtens artikel 80 van de wet getroffen besluiten. HOOFDSTUK III. - Periodieke informatieverstrekking en boekhoudregels

Art. 6.De in artikel 3 bedoelde bijkantoren bezorgen de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, in de vorm en volgens de frequentie die zij vaststelt, voor statistische doeleinden bestemde periodieke staten over hun werkzaamheden in België.

De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan de in artikel 3 bedoelde bijkantoren gelasten haar, in de vorm en volgens de frequentie die zij vaststelt, gegevens mee te delen van dezelfde aard als worden gevraagd van de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht, omtrent aspecten die niet behoren tot de bevoegdheid van de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst.

De in artikel 3 bedoelde bijkantoren en de in artikel 4 bedoelde ondernemingen kunnen ook verplicht worden gegevens die worden gevraagd aan de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht mee te delen aan de Nationale Bank van België en de Europese Centrale Bank.

Art. 7Artikel 91, tweede en derde lid, van de wet is van toepassing op de in artikel 3 bedoelde beleggingsondernemingen. HOOFDSTUK IV. - Toezicht

Art. 8.Onverminderd de bevoegdheden bepaald door en krachtens de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, staan de in artikel 3 bedoelde bijkantoren en de in artikel 4 bedoelde ondernemingen onder het toezicht van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen met betrekking tot het bepaalde in de artikelen 5 tot 7 voor de in deze bepalingen voorkomende aspecten waarvoor de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bevoegd is.

De artikelen 92, tweede tot vierde lid, en 93 van de wet zijn dienovereenkomstig van toepassing.

Art. 9.§ 1. Op verzoek van de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming mag de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, als een vorm van bijstand aan deze autoriteiten, bij de in artikel 3 bedoelde bijkantoren inspecties verrichten, die zowel op de in artikel 8 van dit besluit als de in artikel 94, eerste lid, van de wet bedoelde aspecten kunnen slaan.

De kosten voor de in het eerste lid bedoelde inspecties en controles worden gedragen door de autoriteit die daarom verzoekt. § 2. De buitenlandse autoriteiten die bevoegd zijn voor het prudentieel toezicht op de beleggingsondernemingen die in België een bijkantoor hebben geopend als bedoeld in artikel 3, mogen, na voorafgaande kennisgeving aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, in het kader van de uitoefening van hun verantwoordelijkheden zelf in dat bijkantoor inspecties ter plaatse verrichten of op hun kosten controles laten uitvoeren door deskundigen die zij aanstellen.

Art. 10.De leiders van de in artikel 3 bedoelde bijkantoren van beleggingsondernemingen die in België fondsen van beleggers mogen in ontvangst nemen of de in artikel 46, 2°, 1, van de wet bedoelde dienst mogen verrichten, stellen voor een vernieuwbare termijn van drie jaar één of meer revisoren of revisorenvennootschappen aan, die daartoe zijn erkend door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen overeenkomstig artikel 52 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen.

De artikelen 96, derde lid, 97, 99, 100, eerste tot vierde lid, van de wet zijn van toepassing op deze revisoren en vennootschappen.

Vooraleer een erkende revisor of een erkende revisorenvennootschap van zijn of haar opdracht te ontslaan, moet het advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen worden ingewonnen.

Art. 11.§ 1. De overeenkomstig artikel 10 aangestelde erkende revisoren of revisorenvennootschappen verlenen hun medewerking aan het toezicht van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen op hun eigen en uitsluitende verantwoordelijkheid en overeenkomstig dit artikel, volgens de regels van het vak en de richtlijnen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen.

Daartoe : 1° beoordelen zij de interne controlemaatregelen die de bijkantoren hebben getroffen tot naleving van de wetten, besluiten en reglementen die op de bijkantoren van toepassing zijn en waarvoor de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bevoegd is, en delen zij hun bevindingen mee aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen; 2° bevestigen zij aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen dat de haar overeenkomstig artikel 6 bedoelde staten die haar aan het einde van het eerste halfjaar en aan het einde van het boekjaar worden bezorgd, wat de boekhoudkundige gegevens betreft, in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld en bevestigen zij geen kennis te hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten niet volgens de geldende richtlijnen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen zijn opgemaakt en, wat de boekhoudkundige gegevens betreft, niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening, of, voor de periodieke staten die geen betrekking hebben op het einde van het boekjaar, niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar; de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen.

De erkende revisoren kunnen door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, op verzoek van de Nationale Bank van België of van de Europese Centrale Bank, worden gelast de gegevens te bevestigen die de bijkantoren aan deze autoriteiten moeten verstrekken met toepassing van artikel 6; 3° brengen zij bij de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen op haar verzoek een bijzonder verslag uit over de werkzaamheden van de bijkantoren;de kosten voor de opstelling van dit verslag worden door de beleggingsonderneming gedragen; 4° brengen zij op eigen initiatief verslag uit bij de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, inzake aspecten waarvoor zij bevoegd is alsook in het kader van de samenwerking met de toezichthoudende autoriteiten van de Staat van herkomst, zodra zij kennis krijgen van : a) beslissingen, feiten of ontwikkelingen die de positie van het bijkantoor financieel of op het vlak van zijn interne controle, op betekenisvolle wijze kunnen beïnvloeden;b) beslissingen of feiten die kunnen wijzen op een overtreding van de voorschriften van dit besluit en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen of andere wettelijke en reglementaire voorschriften die op hun bedrijf in België van toepassing zijn, voor zover de in deze voorschriften bedoelde aangelegenheden tot de bevoegdheid van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen behoren;5° brengen zij bij de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, op haar verzoek, verslag uit, wanneer een andere Belgische overheid de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen ter kennis brengt dat een inbreuk werd gepleegd op een reglementering die op het bijkantoor van toepassing is, omtrent materies die niet behoren tot de bevoegdheid van de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst. De erkende revisoren delen aan de leiders van het bijkantoor de verslagen mee die zij aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen richten overeenkomstig het eerste lid, 3°. Voor deze mededeling geldt de geheimhoudingsplicht als geregeld bij de artikelen 74 tot 77 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. Zij bezorgen de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen een kopie van de mededelingen die zij aan deze leiders richten en die betrekking hebben op aspecten waarvoor de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen toezichtsbevoegdheid heeft.

In bijkantoren waar een ondernemingsraad is opgericht met toepassing van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, oefenen de erkende revisoren en revisorenvennootschappen de in artikel 15bis van deze wet bedoelde opdrachten uit.

Artikel 15quater, tweede lid, eerste en derde zin, en derde lid, van voornoemde wet van 20 september 1948 zijn van toepassing.

Op verzoek en op kosten van de autoriteiten die bevoegd zijn voor het prudentieel toezicht in de lidstaat van herkomst van het bijkantoor, mogen zij als een vorm van bijstand, en na voorafgaande kennisgeving aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, in dit bijkantoor toezicht uitoefenen op de in artikel 94, eerste lid, van de wet en artikel 8 van dit besluit bedoelde aspecten. § 2. De erkende revisoren of erkende revisorenvennootschappen certificeren de krachtens artikel 7 openbaar gemaakte jaarlijkse boekhoudkundige gegevens. HOOFDSTUK V. - Uitzonderingsmaatregelen, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke sancties

Art. 12.§ 1. Wanneer de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen duidelijke en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat een beleggingsonderneming die op Belgisch grondgebied door middel van het vrij verrichten van diensten werkzaamheden uitoefent, de verplichtingen schendt die uit de ter uitvoering van de richtlijn 2004/39/EG vastgestelde bepalingen voortvloeien, of dat een beleggingsonderneming met een bijkantoor op het Belgisch grondgebied de verplichtingen schendt die voortvloeien uit de ter uitvoering van de voornoemde richtlijn vastgestelde bepalingen waarbij aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen geen bevoegdheden worden verleend, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van deze bevindingen in kennis.

Indien de beleggingsonderneming, in weerwil van de door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst getroffen maatregelen, of omdat deze maatregelen ontoereikend zijn, blijft handelen op een wijze die de belangen van beleggers in België of de ordelijke werking van de markten kennelijk schaadt, kan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis te hebben gesteld, maatregelen treffen om de beleggers en de goede werking van de markten te beschermen. Ten aanzien van bijkantoren gaat het om de in artikel 104, § 1, 1°, 2° en 3° en § 2 van de wet bedoelde maatregelen;ten aanzien van beleggingsondernemingen die bedrijvig zijn via het verrichten van diensten betreft het de in artikel 104, § 1, 2° en § 2 bedoelde maatregelen. De Europese Commissie wordt onverwijld van deze maatregelen in kennis gesteld. § 2. Indien de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen vaststelt dat een beleggingsonderneming die in België een bijkantoor heeft, zich niet conformeert aan de in België geldende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die met toepassing van de in § 1 vermelde richtlijn tot de bevoegdheidssfeer van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen behoren, maant zij de beleggingsonderneming aan om, binnen de termijn die zij bepaalt, de vastgestelde toestand te verhelpen.

Indien de betrokken beleggingsonderneming niet het nodige doet, neemt de Commissie voor het Bank-, Financie en Assurantiewezen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de betrokken beleggingsonderneming een eind maakt aan deze onregelmatige situatie. Van de strekking van deze maatregelen wordt mededeling gedaan aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst.

Wanneer de overtredingen van een bijkantoor beoogd in artikel 3 blijven aanhouden, kan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, na de autoriteiten van de lidstaat van herkomst hiervan in kennis te hebben gesteld, de in artikel 104, § 1, 1°, 2° en 3°, van de wet bedoelde maatregelen treffen. Artikel 104, §§ 2 en 3, van de wet is ook van toepassing. Artikel 104, § 3, van de wet geldt eveneens voor de in artikel 4 bedoelde beleggingsondernemingen werkzaam via het vrij verrrichten van diensten. De Europese Commissie wordt onverwijld van deze maatregelen in kennis gesteld. § 3. Het bepaalde in § 2 van dit artikel, behalve de laatste zin, is eveneens van toepassing wanneer een bijkantoor beoogd in artikel 3 verplichtingen schendt die niet uit de ter uitvoering van de richtlijn 2004/39/EG vastgestelde bepalingen voortvloeien, maar die wel tot de bevoegdheid behoren van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen.

Art. 13.Bij intrekking of herroeping van de vergunning van een beleggingsonderneming door de toezichthoudende autoriteiten van haar lidstaat van herkomst, beveelt de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, na deze autoriteiten hiervan in kennis te hebben gesteld, de sluiting van het bijkantoor dat deze onderneming in België heeft gevestigd. Zij kan een voorlopige zaakvoerder aanstellen die waakt over de tegoeden en de financiële instrumenten van het bijkantoor in afwachting van een uitspraak omtrent hun bestemming en die gemachtigd is in het belang van de schuldeisers alle bewarende maatregelen te treffen.

Art. 14.De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan de autoriteiten die toezicht houden op een beleggingsonderneming die onder het recht van een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte ressorteert, meedelen om welke redenen zij van oordeel is dat de positie van het bijkantoor van deze onderneming in België niet de nodige waarborgen biedt voor een goede administratieve of boekhoudkundige organisatie of interne controle.

Art. 15.Artikel 108 van de wet is van toepassing op de in deze titel bedoelde beleggingsondernemingen.

Art. 16.Artikel 109, eerste lid, a), en tweede en derde lid, van de wet is van toepassing op de in artikel 3 bedoelde beleggingsondernemingen.

Art. 17.Artikel 148, § 4, van de wet is van toepassing op : 1° elke bestuurder, zaakvoerder of directeur die de bepalingen waarvan sprake in artikel 7 van dit besluit en de in uitvoering van die bepalingen getroffen besluiten overtreedt;2° elke bestuurder en zaakvoerder die zich niet houdt aan de voorschriften van artikel 10, § 1, eerste lid;3° wie handelingen stelt of verrichtingen uitvoert zonder daartoe toestemming te hebben gekregen van de speciale commissaris bedoeld in artikel 104, § 1,1°, van de wet, in de gevallen waarvan sprake in artikel 12, §§ 1 en 2, van dit besluit;4° wie handelingen stelt of verrichtingen uitvoert die indruisen tegen een schorsingsbevel of een verbod bedoeld in artikel 104, § 1, 2°, van de wet, in de gevallen bedoeld in artikel 12, §§ 2 en 3, van dit besluit;5° wie zich niet conformeert aan het verbod van artikel 12 of aan de bewarende maatregelen bedoeld in datzelfde artikel of aan het in artikel 13 bedoelde bevel.

Art. 18.Artikel 150 van de wet is van toepassing op de misdrijven geviseerd door artikel 17 van dit besluit. HOOFDSTUK VI. - Bijkantoren en dienstverrichtingen in België van beleggingsondernemingen die niet onder de richtlijn 2004/39/EG vallen

Art. 19.De artikelen 3 tot 18 van dit besluit zijn niet van toepassing op de beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die niet in het toepassingsgebied van de richtlijn 2004/39/EEG van het Europees Parlement en de Raad vallen op grond van artikel 2, § 1, m) en n) en artikel 3 van deze richtlijn.

Voor de bijkantoren en de dienstverrichtingen in België van deze ondernemingen zijn de bepalingen van Titels III en IV van dit besluit van toepassing. ».

Art. 94.In het opschrift van Titel III van hetzelfde besluit worden de woorden « Europese Gemeenschap » vervangen door « Europese Economische Ruimte ».

Art. 95.Artikel 20, § 1, 4° en 6°, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: « 4° artikel 58, §§1 en 2, waarbij het aanvangskapitaal wordt vervangen door een dotatie; de Commissie voor het Bank- Financie- en Assurantiewezen is bevoegd om de bestanddelen van die dotatie te beoordelen; »; « 6° de artikelen 60, 61, 62 en 62bis ; ».

Art. 96.Artikel 21 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: «

Art. 21.De volgende artikelen van de wet zijn van toepassing: 1° artikel 66, § 1, eerste lid, en § 2;2° artikel 67, § 7, wanneer de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen grond heeft om aan te nemen dat de invloed van natuurlijke of rechtspersonen die rechtstreeks of onrechtstreeks een gekwalificeerde deelneming bezitten in de zin van artikel 67, § 1, een gezond en voorzichtig beleid van de beleggingsonderneming zou kunnen belemmeren, kan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, onverminderd de andere bij dit besluit bepaalde maatregelen, de vergunning van het bijkantoor voor de termijn die zij bepaalt schorsen of herroepen;artikel 104, § 1, 2° en 4°, en § 2 van de wet is van toepassing op deze beslissingen; 3° artikel 70, in verband met de leiders van het bijkantoor;4° de artikelen 71, eerste en tweede lid, eerste en tweede zin, 73 en 74;5° artikel 75;6° artikelen 77 tot 77ter en hun uitvoeringsmaatregelen;7° artikelen 78 tot 82;8° artikelen 90 en 91.».

Art. 97.Artikel 23, vierde lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: « De artikelen 9, tweede lid, tweede zin en 11, § 1, vierde en vijfde lid van dit besluit zijn ook van toepassing. De erkende revisoren of erkende revisorenvennootschappen certificeren de krachtens artikel 21, 8°, van dit besluit openbaar gemaakte jaarlijkse boekhoudkundige gegevens. ».

Art. 98.In het opschrift van Titel IV en in artikel 25 van hetzelfde besluit worden de woorden « Europese Gemeenschap » vervangen door « Europese Economische Ruimte »

Art. 99.In artikel 25 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° in § 1, eerste lid, d), worden de woorden « de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs » vervangen door de woorden « de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen »;2° § 2, derde lid, wordt vervangen als volgt: « De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen maakt op haar website de lijst bekend van de in dit artikel bedoelde beleggingsondernemingen, die de in artikel 46, 1°, van de wet bedoelde diensten in België verrichten.»

Art. 100.Artikel 27, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: « Artikel 80 is van toepassing op de in artikel 25 bedoelde ondernemingen. ».

TITEL VII. -Overgangs-, wijzigings- en slotbepalingen

Art. 101.De bijkantoren van beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die in België bij de inwerkingtreding van dit besluit met toepassing van artikel 3, eerste lid van het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen, rechtsgeldig beleggingsdiensten of nevendiensten verrichten, worden van rechtswege geregistreerd op de lijst bedoeld in artikel 3, vierde lid van voormeld koninklijk besluit, als gewijzigd door dit besluit, voor de beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten en nevendiensten zoals opgenomen in artikel 46, 1° en 2° van de wet van 6 april 1995 die overeenstemmen met de door de bestaande registratie gedekte diensten.

Art. 102.De beleggingsondernemingen ressorterend onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die in België, zonder er gevestigd te zijn, bij de inwerkingtreding van dit besluit met toepassing van artikel 4 van het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen, rechtsgeldig beleggings- of nevendiensten verrichten, worden van rechtswege opgenomen op de lijst bedoeld in artikel 4, vierde lid, van voormeld koninklijk besluit, als gewijzigd door dit besluit, voor de beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten zoals opgenomen in artikel 46, 1° en 2° van de wet van 6 april 1995 die overeenstemmen met de door de bestaande kennisgeving gedekte diensten.

Art. 103.De gereglementeerde ondernemingen bedoeld in artikel 4, 5°, brengen hun bij de inwerkingtreding van dit besluit met niet-professionele cliënten afgesloten overeenkomsten van vermogensbeheer uiterlijk op 31 december 2008 in overeenstemming met artikel 20 van dit besluit.

Art. 104.Worden opgeheven: 1° het koninklijk besluit van 5 augustus 1991 over het vermogensbeheer en het beleggingsadvies;2° het koninklijk besluit van 25 november 1991 over de wissel- en depositomakelarij;3° het koninklijk besluit van 16 februari 1996 houdende de transparantie van de effectenmarkten van Euronext Brussels, 4° het koninklijk besluit van 13 mei 1996 tot bepaling van de voorwaarden volgens dewelke transacties mogen uitgevoerd worden buiten een gereglementeerde markt;5° het koninklijk besluit van 31 maart 2003 over de melding van transacties in financiële instrumenten en over de bewaring van gegevens;6° het reglement van het Interventiefonds van de beursvennootschappen over het reglement van de belegging van cliëntengelden, goedgekeurd bij ministerieel besluit van 31 december 1995.

Art. 105.Artikel 5, § 1, vierde lid tot zesde lid, van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten, als gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007 tot omzetting van de Europese richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten, treedt in werking op 1 november 2007.

Art. 106.Dit besluit en haar bijlage A treden in werking op 1 november 2007, met uitzondering van de artikelen 38 en 53, derde lid die in werking treden op de datum van bekendmaking van dit besluit.

Evenwel, bepaalt de Minister van Financiën de inwerkingtreding van de artikelen 49 tot 53, tweede lid, en 54 tot 59. Hij zal een bericht publiceren in het Belgisch Staatsblad waarbij de inwerkingtreding van deze artikelen wordt aangekondigd.

Art. 107.Onze Minister, bevoegd voor Financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 juni 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS

Bijlage A bij het koninklijk besluit tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten PROFESSIONELE CLIENTEN Onder professionele cliënt wordt verstaan een cliënt die de nodige ervaring, kennis en deskundigheid bezit om zelf beleggingsbeslissingen te nemen en de door hem gelopen risico's adequaat in te schatten. Om als professionele cliënt te worden aangemerkt, moet de cliënt aan de onderstaande criteria voldoen.

I. Categorieën cliënten die als professioneel worden aangemerkt Voor de toepassing van dit besluit moeten alle onderstaande entiteiten als professionele cliënten op het gebied van beleggingsdiensten en -activiteiten en financiële instrumenten worden aangemerkt. (1) Entiteiten die een vergunning moeten hebben of gereglementeerd moeten zijn om op financiële markten actief te mogen zijn. Onderstaande lijst moet worden gezien als een lijst van alle vergunninghoudende entiteiten die de karakteristieke werkzaamheden van de genoemde entiteiten uitoefenen : entiteiten waaraan een lidstaat op grond van een richtlijn vergunning heeft verleend, entiteiten waaraan een lidstaat vergunning heeft verleend of die door een lidstaat gereglementeerd zijn, zonder dat zulks op grond van een richtlijn geschiedt, en entiteiten waaraan een derde land vergunning heeft verleend of die door een derde land gereglementeerd zijn : (a) kredietinstellingen;(b) beleggingsondernemingen;(c) andere vergunninghoudende of gereglementeerde financiële instellingen;(d) verzekeringsondernemingen;(e) instellingen voor collectieve belegging en de beheermaatschappijen daarvan;(f) pensioenfondsen en de beheermaatschappijen daarvan;(g) handelaren in grondstoffen en van grondstoffen afgeleide instrumenten;(h) « locals »;(i) andere institutionele beleggers; (2) grote ondernemingen andere dan sub (1) die op individueel niveau aan twee van de onderstaande omvangvereisten voldoen : - balanstotaal : 20.000.000 EUR, - netto-omzet : 40.000.000 EUR, - eigen vermogen : 2.000.000 EUR; (3) de Belgische Staat, de Gemeenschappen en Gewesten en buitenlandse nationale en regionale overheden, overheidsorganen die de overheidsschuld beheren, centrale banken, internationale en supranationale instellingen zoals de Wereldbank, het IMF, de ECB, de EIB en andere vergelijkbare internationale organisaties;(4) andere institutionele beleggers wier belangrijkste activiteit bestaat uit het beleggen in financiële instrumenten, inclusief instanties die zich bezig houden met de effectisering van activa of andere financieringstransacties. Bovenstaande entiteiten worden als professionele cliënten beschouwd.

Zij moeten echter om behandeling als niet-professionele cliënt kunnen verzoeken, en gereglementeerde ondernemingen kunnen ermee instemmen hen een hoger beschermingsniveau te bieden. Wanneer de cliënt van een gereglementeerde onderneming als bedoeld in artikel 4, 5°, van dit besluit een grote onderneming is als hierboven bedoeld, moet de gereglementeerde onderneming, alvorens enigerlei diensten te verrichten, de cliënt ervan in kennis stellen dat hij op grond van de informatie waarover de gereglementeerde onderneming beschikt, als professionele cliënt wordt beschouwd en derhalve als zodanig zal worden behandeld, tenzij de gereglementeerde onderneming en de cliënt anders overeenkomen. De gereglementeerde onderneming moet de cliënt er tevens van in kennis stellen dat deze om een wijziging van de voorwaarden van de overeenkomst kan verzoeken teneinde een hoger beschermingsniveau te genieten.

Het is de verantwoordelijkheid van de cliënt die als professionele cliënt wordt beschouwd om een hoger beschermingsniveau te verzoeken wanneer hij zichzelf niet in staat acht de gelopen risico's adequaat in te schatten of te beheren.

Dit hoger beschermingsniveau zal worden geboden wanneer een cliënt die als professionele cliënt wordt beschouwd, met een gereglementeerde onderneming een schriftelijke overeenkomst aangaat om voor de toepassing van de geldende gedragsregels niet als professionele cliënt te worden behandeld. In deze overeenkomst moet worden aangegeven of deze behandeling voor één of meer specifieke diensten of transacties, dan wel voor één of meer soorten producten of transacties geldt.

II. Cliënten die op verzoek als professionele cliënt kunnen worden behandeld II. 1. Criteria aan de hand waarvan wordt bepaald of een cliënt als professioneel aan te merken is Ook aan andere cliënten dan diegenen die in deel I zijn vermeld - met inbegrip van overheidsinstellingen en particuliere beleggers -, kan worden toegestaan afstand te doen van een deel van de bescherming die hun door de gedragsregels wordt geboden.

Het is gereglementeerde ondernemingen als bedoeld in artikel 4, 3°, van dit besluit derhalve toegestaan elke bovenbedoelde cliënt als professionele cliënt te behandelen, mits aan de onderstaande toepasselijke criteria is voldaan en de hieronder beschreven procedure wordt gevolgd. Er mag evenwel niet worden aangenomen dat de marktkennis en -ervaring van deze cliënten vergelijkbaar is met die van de in deel I genoemde categorieën professionele cliënten.

Er kan slechts op geldige wijze van de door de gedragsregels geboden bescherming afstand worden gedaan wanneer een door de gereglementeerde onderneming verrichte adequate beoordeling van de deskundigheid, ervaring en kennis van de cliënt in het licht van de aard van de beoogde transacties of diensten redelijke zekerheid oplevert dat de cliënt in staat is zelf zijn beleggingsbeslissingen te nemen en de daaraan verbonden risico's in te schatten.

De toetsing van de geschiktheid van de bestuurders en de effectieve leiders van entiteiten waaraan op grond van richtlijnen op financieel gebied vergunning is verleend, kan als voorbeeld dienen voor de beoordeling van de deskundigheid en kennis. Bij kleine entiteiten moet de persoon die aan bovenbedoelde beoordeling wordt onderworpen, de persoon zijn die gemachtigd is om transacties voor rekening van de entiteit te verrichten.

In het kader van bovenbedoelde beoordeling moet ten minste aan twee van de volgende criteria zijn voldaan : - tijdens de voorafgaande vier kwartalen heeft de cliënt op de desbetreffende markt per kwartaal gemiddeld 10 transacties van significante omvang verricht; - de omvang van de portefeuille financiële instrumenten van de cliënt, welke zowel deposito's in contanten als financiële instrumenten omvat, is groter dan 500.000 EUR; - de cliënt is gedurende ten minste een jaar werkzaam of werkzaam geweest in de financiële sector, waar hij een beroepsbezigheid uitoefent of heeft uitgeoefend waarbij kennis van de beoogde transacties of diensten vereist is of was.

II. 2. Procedure De hierboven omschreven cliënten kunnen slechts van de bescherming door de toepassing van de gedragsregels afstand doen mits de volgende procedure wordt gevolgd : - zij moeten de gereglementeerde onderneming schriftelijk laten weten dat zij als professionele cliënt wensen te worden behandeld, hetzij in het algemeen, hetzij met betrekking tot een specifieke beleggingsdienst of transactie, dan wel een categorie transacties of producten; - de gereglementeerde onderneming moet hen aan de hand van een duidelijke schriftelijke waarschuwing in kennis stellen van de bescherming en beleggerscompensatierechten die zij kunnen verliezen; - zij moeten in een document dat los staat van de overeenkomst schriftelijk bevestigen dat zij zich bewust zijn van de gevolgen die aan het verlies van deze bescherming verbonden zijn.

Voordat een gereglementeerde onderneming een verzoek om afstand te doen van de toepassing van de gedragsregels mag inwilligen, is zij gehouden alle redelijke maatregelen te nemen om zich ervan te vergewissen dat een cliënt die om behandeling als professionele cliënt verzoekt, aan de in deel II.1, gestelde toepasselijke voorwaarden voldoet.

De gereglementeerde ondernemingen moeten passende, op schrift gestelde interne beleidslijnen en procedures toepassen om cliënten in categorieën onder te brengen. Het is de verantwoordelijkheid van de professionele cliënten om de gereglementeerde onderneming in kennis te stellen van elke wijziging die van invloed kan zijn op hun categorie-indeling. Indien de gereglementeerde onderneming evenwel tot de bevinding komt dat de cliënt niet langer voldoet aan de initiële voorwaarden op grond waarvan hij voor behandeling als professionele cliënt in aanmerking kwam, dan moet zij passende actie ondernemen.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 3 juni 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 3 juni 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 3 juni 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS

Mededeling bij het koninklijk besluit tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten Verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de voor beleggingsondernemingen geldende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens, het melden van transacties, de markttransparantie, de toelating van financiële instrumenten tot de handel en de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn betreft (Voor de EER relevante tekst) De Commissie van de Europese Gemeenschappen, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad [1], en met name op artikel 4, lid 1, punten 2 en 7, en lid 2, artikel 13, lid 10, artikel 25, lid 7, artikel 27, lid 7, artikel 28, lid 3, artikel 29, lid 3, artikel 30, lid 3, artikel 40, lid 6, artikel 44, lid 3, artikel 45, lid 3, artikel 56, lid 5, en artikel 58, lid 4, Overwegende hetgeen volgt : (1) Richtlijn 2004/39/EG stelt het algemene regelgevingskader voor financiële markten in de Gemeenschap vast, dat onder meer in het volgende voorziet : de voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening welke beleggingsondernemingen in acht moeten nemen bij het verrichten van beleggings- en nevendiensten en beleggingsactiviteiten, de organisatorische eisen (met inbegrip van verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens) waaraan moet worden voldaan door beleggingsondernemingen die dergelijke diensten en activiteiten beroepsmatig verrichten, alsmede door gereglementeerde markten, de vereisten die moeten worden nageleefd bij het melden van transacties in financiële instrumenten, en de transparantievereisten die in acht moeten worden genomen bij aandelentransacties.(2) Het is aangewezen dat het wetgevingsinstrument de vorm aanneemt van een verordening teneinde in alle lidstaten een geharmoniseerde regeling tot stand te brengen, de marktintegratie en het grensoverschrijdend verrichten van beleggings- en nevendiensten te bevorderen en de verdere consolidatie van de interne markt te faciliteren.Er bestaan immers weinig raakpunten tussen, enerzijds, de bepalingen van de verordening die op bepaalde aspecten van het bijhouden van gegevens, op het melden van transacties, op de transparantie en op van grondstoffen afgeleide instrumenten betrekking hebben en, anderzijds, de vigerende nationale wetgeving en de bestaande specifieke wetgeving die de betrekkingen met cliënten regelt. (3) Het verdient aanbeveling gedetailleerde en volledig geharmoniseerde transparantievereisten en voorschriften voor het melden van transacties vast te stellen teneinde overal in de Gemeenschap gelijkwaardige marktomstandigheden en een goede werking van de effectenmarkten te garanderen, en tevens de effectieve integratie van deze markten te vergemakkelijken.Bepaalde aspecten van het bijhouden van gegevens staan daar nauw mee in verband, aangezien in het kader daarvan dezelfde begrippen worden gehanteerd als die welke voor het melden van transacties en transparantiedoeleinden zijn gedefinieerd. (4) De bij Richtlijn 2004/39/EG ingestelde regeling voor het melden van transacties in financiële instrumenten heeft ten doel ervoor te zorgen dat de relevante bevoegde autoriteiten naar behoren worden ingelicht over transacties die voor de uitoefening van hun taak als toezichthouder van belang zijn.Te dien einde is het noodzakelijk dat van alle beleggingsondernemingen een eenvormige gegevensverzameling wordt verlangd waarbij er zo min mogelijk verschillen zijn tussen de lidstaten, zodat de mate waarin over de grenzen heen actief zijnde ondernemingen aan uiteenlopende rapportageverplichtingen onderworpen zijn, tot een minimum wordt beperkt en het percentage van de gegevens die een bevoegde autoriteit met andere bevoegde autoriteiten kan delen, zo groot mogelijk is. De bovenbedoelde regeling moet de bevoegde autoriteiten tevens in staat stellen zich zo vlot en zo efficiënt mogelijk van hun verplichtingen uit hoofde van genoemde richtlijn te kwijten. (5) De bij Richtlijn 2004/39/EG ingestelde regeling inzake de transparantievereisten die gelden voor transacties in aandelen die tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, heeft ten doel ervoor te zorgen dat beleggers op adequate wijze worden ingelicht over de ware omvang van zowel feitelijke als potentiële transacties in dergelijke aandelen, ongeacht of deze transacties op gereglementeerde markten, via multilaterale handelsfaciliteiten (multilateral trading facility - MTF), door beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling of buiten deze handelsplatforms plaatsvinden.Deze vereisten passen in een breder kader van voorschriften waarmee wordt beoogd de concurrentie tussen handelsplatforms op het gebied van uitvoeringsdiensten te bevorderen, zodat beleggers over meer keuzemogelijkheden beschikken, innovatie wordt aangemoedigd, transactiekosten dalen en het koersvormingsproces op het niveau van de Gemeenschap als geheel efficiënter verloopt. Een hoge mate van transparantie vormt een essentieel onderdeel van dit kader en moet ervoor zorgen dat handelsplatforms op voet van gelijkheid met elkaar in concurrentie kunnen treden, zodat wordt vermeden dat het koersvormingsmechanisme voor bepaalde aandelen als gevolg van de fragmentatie van de liquiditeit wordt verstoord en beleggers daarvan nadeel ondervinden. In Richtlijn 2004/39/EG wordt er evenwel ook rekening mee gehouden dat er zich bepaalde omstandigheden kunnen voordoen waarin het noodzakelijk kan blijken ontheffing van verplichtingen inzake transparantie vóór de handel of uitstel van verplichtingen inzake transparantie na de handel te verlenen. In deze verordening worden deze omstandigheden nader omschreven, aangezien het noodzakelijk is een hoog niveau van transparantie te waarborgen en tegelijk te vermijden dat onbedoeld afbreuk wordt gedaan aan de liquiditeit op de handelsplatforms en elders als gevolg van verplichtingen om transacties openbaar te maken en zodoende ingenomen risicoposities publiek te maken. (6) Voor de toepassing van de bepalingen inzake het bijhouden van gegevens dient een verwijzing naar de soort order te worden begrepen als een verwijzing naar het ordertype, zoals limietorder, marktorder of enigerlei ander specifiek ordertype.Voor de toepassing van de bepalingen inzake het bijhouden van gegevens dient een verwijzing naar de aard van de order of transactie te worden begrepen als een verwijzing naar een order tot inschrijving op effecten of de inschrijving op effecten, een order tot uitoefening van een optie of de uitoefening van een optie, dan wel soortgelijke cliëntorders of transacties. (7) Het is nu nog niet nodig het type, karakter en niveau van complexiteit van de regelingen voor de uitwisseling van gegevens tussen bevoegde autoriteiten in detail te specificeren of voor te schrijven.(8) Wanneer niet binnen een redelijke termijn wordt gereageerd op een kennisgeving van een bevoegde autoriteit betreffende de alternatieve bepaling van de in termen van liquiditeit meest relevante markt of wanneer een bevoegde autoriteit het niet eens is met de door de andere autoriteit gemaakte berekening, dienen de betrokken bevoegde autoriteiten te trachten tot een oplossing te komen.Het staat de bevoegde autoriteiten vrij om, in voorkomend geval, de aangelegenheid binnen het Comité van Europese effectenregelgevers te bespreken. (9) De bevoegde autoriteiten dienen de opzet en de instelling van regelingen voor de uitwisseling van transactiegegevens onderling te coördineren.Het staat de bevoegde autoriteiten wederom vrij om deze aangelegenheden binnen het Comité van Europese effectenregelgevers te bespreken. De bevoegde autoriteiten dienen deze regelingen mee te delen aan de Commissie, die op haar beurt het Europees Comité voor het effectenbedrijf daarvan in kennis dient te stellen. Bij de coördinatie dienen de bevoegde autoriteiten aandacht te besteden aan het feit dat effectief toezicht moet worden gehouden op de activiteiten van beleggingsondernemingen zodat deze optreden op loyale, billijke en professionele wijze en op een manier die bevorderlijk is voor de integriteit van de markt in de Gemeenschap, dat beslissingen moeten worden genomen op basis van een grondige kosten-batenanalyse, dat moet worden gewaarborgd dat transactiegegevens uitsluitend worden aangewend voor een goede uitoefening van de taken van de bevoegde autoriteiten, en dat voor elk eventueel noodzakelijk geacht gemeenschappelijk systeem effectieve beheerregelingen dienen te worden getroffen in het kader waarvan verantwoording dient te worden afgelegd. (10) De criteria die nodig zijn om te bepalen wanneer de werkzaamheden van een gereglementeerde markt in een lidstaat van ontvangst van aanzienlijk belang zijn geworden en voor het bepalen van de gevolgen van deze ontwikkeling, dienen op een zodanige wijze te worden vastgesteld dat wordt vermeden dat voor een gereglementeerde markt een verplichting ontstaat met meer dan een bevoegde autoriteit betrekkingen te onderhouden of zich aan het toezicht van meer dan een bevoegde autoriteit te onderwerpen wanneer een dergelijke verplichting anders niet zou bestaan.(11) ISO 10962 (Classification of financial instruments code) is een voorbeeld van een uniforme, internationaal aanvaarde norm voor de classificatie van financiële instrumenten.(12) Bij het verlenen van ontheffingen van verplichtingen inzake transparantie vóór de handel of van uitstel voor het voldoen aan verplichtingen inzake transparantie na de handel dienen de bevoegde autoriteiten alle gereglementeerde markten en MTF's gelijk en op niet-discriminerende wijze te behandelen, zodat ofwel aan alle gereglementeerde markten en MTF's waaraan zij op grond van Richtlijn 2004/39/EG een vergunning hebben toegekend, ofwel aan geen enkele daarvan ontheffing of uitstel wordt verleend.Bevoegde autoriteiten mogen geen aanvullende eisen stellen bij het verlenen van ontheffingen of uitstellen. (13) Er mag ervan worden uitgegaan dat een handelsalgoritme van een gereglementeerde markt of MTF doorgaans beoogt het verhandelde volume te maximaliseren, maar er dienen ook andere handelsalgoritmen mogelijk te zijn.(14) Een door een bevoegde autoriteit verleende ontheffing van uit hoofde van artikel 29 of 44 van Richtlijn 2004/39/EG opgelegde verplichtingen inzake transparantie vóór de handel mag beleggingsondernemingen niet in staat stellen zich aan deze verplichtingen te onttrekken met betrekking tot transacties in liquide aandelen die zij volgens de regels van een gereglementeerde markt of een MTF op bilaterale basis sluiten, wanneer voor deze transacties, mochten zij niet volgens de regels van een gereglementeerde markt of een MTF worden uitgevoerd, de in artikel 27 van genoemde richtlijn neergelegde verplichting zou gelden om koersen openbaar te maken.(15) Een activiteit dient als een activiteit met een wezenlijke zakelijke rol voor een beleggingsonderneming te worden aangemerkt indien de activiteit een significante bron van inkomsten, dan wel een significante bron van kosten is.Bij het beoordelen van wat in dit verband als significant moet worden beschouwd, dient in elk geval rekening te worden gehouden met de mate waarin de activiteit afzonderlijk wordt uitgeoefend of is georganiseerd, de geldelijke waarde van de activiteit en de betekenis ervan in vergelijking met zowel de totale bedrijfsactiviteit van de onderneming als haar totale activiteit op de markt voor het aandeel waarop zij actief is. Het dient tevens mogelijk te zijn een activiteit als een significante bron van inkomsten van een onderneming aan te merken in gevallen waarin slechts een of twee van bovengenoemde criteria van toepassing zijn. (16) Niet dagelijks verhandelde aandelen mogen niet worden aangemerkt als aandelen waarvoor een liquide markt in de zin van Richtlijn 2004/39/EG bestaat.Indien de handel in een aandeel wordt opgeschort om uitzonderlijke redenen die met het behouden van een ordelijke markt of overmacht samenhangen en een aandeel bijgevolg gedurende een aantal handelsdagen niet wordt verhandeld, mag dit er evenwel niet toe leiden dat het betrokken aandeel niet kan worden aangemerkt als een aandeel waarvoor een liquide markt bestaat. (17) Het krachtens de artikelen 27, 28, 29, 30, 44 en 45 van Richtlijn 2004/39/EG en deze verordening geldende vereiste om bepaalde koersen, orders of transacties openbaar te maken, mag gereglementeerde markten en MTF's er niet van weerhouden van hun leden of deelnemers te verlangen om andere soortgelijke informatie openbaar te maken.(18) Informatie die openbaar moet worden gemaakt binnen een tijdsspanne die realtime zo dicht mogelijk benadert, dient zo prompt mogelijk beschikbaar te worden gesteld als technisch haalbaar is, uitgaande van een redelijke mate van efficiëntie en een redelijke omvang van de uitgaven voor systemen van de zijde van de betrokken persoon.De openbaarmaking van de informatie mag alleen dicht bij de maximumgrens van drie minuten plaatsvinden in uitzonderlijke gevallen waarin de beschikbare systemen geen openbaarmaking binnen een kortere tijdsspanne mogelijk maken. (19) Voor de toepassing van de bepalingen van deze verordening betreffende de toelating tot de handel op een gereglementeerde markt van een effect zoals omschreven in artikel 4, lid 1, punt 18, onder c), van Richtlijn 2004/39/EG, mag er in het geval van een effect in de zin van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG [2] van worden uitgegaan dat er voldoende informatie voor het publiek beschikbaar is die het mogelijk maakt de waarde van het betrokken financiële instrument te bepalen.(20) De toelating tot de handel op een gereglementeerde markt van rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging in effecten mag het niet mogelijk maken om de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) [3], en met name de artikelen 44 tot en met 48 van deze richtlijn, te omzeilen.(21) Een derivatencontract mag alleen als een financieel instrument in de zin van deel C, punt 7, van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG worden aangemerkt indien het betrekking heeft op een grondstof en voldoet aan de in deze verordening vastgelegde criteria om uit te maken of een contract de kenmerken van andere afgeleide financiële instrumenten heeft en niet voor commerciële doeleinden is bestemd.Een derivatencontract mag alleen als een financieel instrument in de zin van deel C, punt 10, van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG worden aangemerkt indien het betrekking heeft op een in deel C, punt 10, van genoemde bijlage of in deze verordening gespecificeerde onderliggende waarde en voldoet aan de in deze verordening vastgelegde criteria om uit te maken of het moet worden aangemerkt als een contract dat de kenmerken van andere afgeleide financiële instrumenten heeft. (22) Verwacht mag worden dat de in Richtlijn 2004/39/EG neergelegde vrijstellingen die gelden voor het handelen voor eigen rekening in, dan wel voor het handelen in of het verrichten van andere beleggingsdiensten met betrekking tot van grondstoffen afgeleide instrumenten die vallen onder deel C, punten 5, 6 en 7, van bijlage I bij genoemde richtlijn, dan wel derivaten die vallen onder deel C, punt 10, van deze zelfde bijlage, ertoe zullen leiden dat een groot aantal commerciële producenten en verbruikers van energie en andere grondstoffen, met inbegrip van energieleveranciers, grondstoffenhandelaren en hun dochterondernemingen, van de werkingssfeer van de richtlijn zal worden uitgesloten en dat van deze partijen derhalve niet zal worden verlangd dat zij de in deze verordening vastgelegde criteria toepassen om uit te maken of de contracten die zij verhandelen financiële instrumenten zijn.(23) Overeenkomstig deel B, punt 7, van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG mogen beleggingsondernemingen gebruikmaken van de vrijheid om in een andere lidstaat dan hun lidstaat van herkomst nevendiensten te verlenen door het verrichten van beleggingsdiensten en -activiteiten alsmede nevendiensten van het type vermeld in deel A of B van deze bijlage die verband houden met de onderliggende waarde van de derivaten, zoals bedoeld in deel C, punten 5, 6, 7 en 10 van deze bijlage, voorzover deze in verband staan met de verlening van beleggings- of nevendiensten.Op deze manier zou een onderneming die beleggingsdiensten of -activiteiten en de daarmee samenhangende handel in spotcontracten verricht, in staat moeten zijn te profiteren van de vrijheid om nevendiensten met betrekking tot deze handel te verrichten. (24) De definitie van grondstof dient andere definities van deze term in de nationale en in de overige communautaire wetgeving onverlet te laten.De criteria om na te gaan of een contract moet worden aangemerkt als een contract dat de kenmerken van andere afgeleide financiële instrumenten heeft en niet voor commerciële doeleinden is bestemd, zijn alleen bedoeld om te kunnen uitmaken of contracten vallen onder deel C, punt 7, dan wel onder deel C, punt 10, van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG. (25) Een derivatencontract moet worden aangemerkt als een contract dat op een grondstof of andere productiefactor betrekking heeft wanneer er een rechtstreeks verband bestaat tussen dit contract en de desbetreffende onderliggende grondstof of productiefactor.Een derivatencontract dat op de prijs van een grondstof betrekking heeft, dient derhalve te worden gezien als een derivatencontract dat op de grondstof in kwestie betrekking heeft, terwijl een derivatencontract dat op de vervoerkosten van een grondstof betrekking heeft, niet mag worden gezien als een derivatencontract dat op de grondstof betrekking heeft. Een derivaat dat betrekking heeft op een van grondstoffen afgeleid instrument, zoals een optie op een future voor grondstoffen (een derivaat dat betrekking heeft op een derivaat), is een indirecte belegging in grondstoffen en dient derhalve nog steeds als een van grondstoffen afgeleid instrument in de zin van Richtlijn 2004/39/EG te worden beschouwd. (26) Onder het begrip « grondstof » mogen geen diensten of andere zaken vallen die geen goederen zijn, zoals valuta's of rechten op onroerend goed, of die geheel van immateriële aard zijn.(27) Bij het Comité van Europese effectenregelgevers, dat bij Besluit 2001/527/EG van de Commissie [4] is ingesteld, is technisch advies ingewonnen.(28) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf, Heeft de volgende verordening vastgesteld : HOOFDSTUK I.- Algemeen Artikel 1 Voorwerp en werkingssfeer 1. Bij deze verordening worden de gedetailleerde uitvoeringsbepalingen vastgesteld van artikel 4, lid 1, punten 2 en 7, artikel 13, lid 6, en de artikelen 25, 27, 28, 29, 30, 40, 44, 45, 56 en 58 van Richtlijn 2004/39/EG.2. De artikelen 7 en 8 zijn van toepassing op beheermaatschappijen zoals bedoeld in artikel 5, lid 4, van Richtlijn 85/611/EEG. Artikel 2 Definities In de zin van deze verordening wordt verstaan onder : 1. « grondstof » : fungibele goederen die kunnen worden geleverd, met inbegrip van metalen, metaalertsen, metaallegeringen en landbouwproducten, alsook energie, zoals elektriciteit;2. « uitgevende instelling » : entiteit die effecten en, in voorkomend geval, andere financiële instrumenten uitgeeft;3. « uitgevende instelling uit de Gemeenschap » : een uitgevende instelling waarvan de statutaire zetel in de Gemeenschap is gelegen;4. « uitgevende instelling uit een derde land » : een uitgevende instelling die geen uitgevende instelling uit de Gemeenschap is;5. « normale handelstijden » van een handelsplatform of een beleggingsonderneming : de tijden die het handelsplatform of de beleggingsonderneming van tevoren vaststelt en openbaar maakt als zijn, respectievelijk haar, handelstijden;6. « portefeuilletransactie » : een transactie in meer dan één effect, waarbij deze effecten worden samengevoegd en als één enkele partij worden verhandeld tegen een specifieke referentieprijs;7. « relevante bevoegde autoriteit » voor een financieel instrument : de bevoegde autoriteit van de in termen van liquiditeit voor het betrokken financiële instrument meest relevante markt;8. « handelsplatform » : een gereglementeerde markt, een MTF of een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling die in deze hoedanigheid optreedt, en, in voorkomend geval, een systeem van buiten de Gemeenschap met functies die vergelijkbaar zijn met die van een gereglementeerde markt of een MTF;9. « omzet » met betrekking tot een financieel instrument : de som van de bedragen die worden verkregen door het aantal eenheden van het instrument dat binnen een bepaalde periode tussen kopers en verkopers wordt overgedragen uit hoofde van transacties die op een handelsplatform of anderszins plaatsvinden, te vermenigvuldigen met de eenheidsprijs die op elk van deze transacties van toepassing is;10. « effectenfinancieringstransactie » : een opgenomen of verstrekte lening van aandelen of andere financiële instrumenten, een repo of omgekeerde repo, dan wel een kooptransactie met wederverkoop of een verkooptransactie met wederinkoop. Artikel 3 Transacties met betrekking tot een afzonderlijk aandeel in het kader van een portefeuilletransactie en transacties tegen een volumegewogen gemiddelde prijs 1. Voor de toepassing van artikel 18, lid 1, onder b), punt ii), wordt een transactie met betrekking tot een afzonderlijk aandeel in het kader van een portefeuilletransactie aangemerkt als een transactie waaraan andere voorwaarden dan de courante marktprijs verbonden zijn. Tevens wordt een dergelijke transactie voor de toepassing van artikel 27, lid 1, onder b), aangemerkt als een transactie waarbij andere factoren dan de actuele marktwaarde van het aandeel bepalend zijn voor de overdracht van de aandelen. 2. Een transactie tegen een volumegewogen gemiddelde prijs wordt voor de toepassing van artikel 18, lid 1, onder b), punt ii), aangemerkt als een transactie waaraan andere voorwaarden dan de courante marktprijs verbonden zijn, en voor de toepassing van artikel 25 als een order waaraan andere voorwaarden dan de courante marktprijs verbonden zijn. Tevens wordt een dergelijke transactie voor de toepassing van artikel 27, lid 1, onder b), aangemerkt als een transactie waarbij andere factoren dan de actuele marktwaarde van het aandeel bepalend zijn voor de overdracht van de aandelen.

Artikel 4 Verwijzingen naar een handelsdag 1. Een verwijzing naar een handelsdag in verband met een handelsplatform, dan wel in verband met de informatie die op grond van artikel 30 of artikel 45 van Richtlijn 2004/39/EG na de handel over een aandeel openbaar moet worden gemaakt, is een verwijzing naar een dag waarop het handelsplatform open is voor de handel. Een verwijzing naar de opening van de handelsdag is een verwijzing naar de aanvang van de normale handelstijden van het handelsplatform.

Een verwijzing naar het midden van de handelsdag is een verwijzing naar het midden van de dag in de tijdzone waarin het handelsplatform zich bevindt.

Een verwijzing naar het einde van de handelsdag is een verwijzing naar het einde van de normale handelstijden van het handelsplatform. 2. Een verwijzing naar een handelsdag in verband met de in termen van liquiditeit voor een aandeel meest relevante markt, dan wel in verband met de informatie die op grond van artikel 28 van Richtlijn 2004/39/EG na de handel over een aandeel openbaar moet worden gemaakt, is een verwijzing naar een normale handelsdag op de handelsplatforms van de betrokken markt. Een verwijzing naar de opening van de handelsdag is een verwijzing naar de vroegste aanvang van de normale handel in het aandeel in kwestie op de handelsplatforms van de betrokken markt.

Een verwijzing naar het midden van de handelsdag is een verwijzing naar het midden van de dag in de tijdzone van de betrokken markt.

Een verwijzing naar het einde van de handelsdag is een verwijzing naar de laatste sluiting van de normale handel in het aandeel in kwestie op de handelsplatforms van de betrokken markt. 3. Een verwijzing naar een handelsdag in verband met een spotcontract in de zin van artikel 38, lid 2, is een verwijzing naar een dag waarop het betrokken contract in het kader van de normale handel op handelsplatforms wordt verhandeld. Artikel 5 Verwijzingen naar een transactie Voor de toepassing van deze verordening is een verwijzing naar een transactie alleen een verwijzing naar de aankoop en verkoop van een financieel instrument. Voor de toepassing van deze verordening, met uitzondering van hoofdstuk II, omvatten de aankoop en verkoop van een financieel instrument geen van de volgende transacties : a) effectenfinancieringstransacties;b) de uitoefening van opties of gedekte warrants;c) transacties op de primaire markt (zoals uitgifte, toewijzing of inschrijving) in financiële instrumenten die vallen onder artikel 4, lid 1, punt 18, onder a) en b), van Richtlijn 2004/39/EG. Artikel 6 Eerste toelating van een aandeel tot de handel op een gereglementeerde markt Voor de toepassing van deze verordening wordt de in artikel 40 van Richtlijn 2004/39/EG bedoelde eerste toelating van een aandeel tot de handel op een gereglementeerde markt geacht plaats te vinden op het tijdstip waarop aan een van de volgende voorwaarden is voldaan : a) het aandeel is nog niet eerder tot de handel op een gereglementeerde markt toegelaten;b) het aandeel is eerder tot de handel op een gereglementeerde markt toegelaten, maar het is uit de handel genomen op elke gereglementeerde markt waarop het tot de handel was toegelaten. HOOFDSTUK II. - Bijhouden van gegevens : orders van cliënten en transacties Artikel 7 (Artikel 13, lid 6, van Richtlijn 2004/39/EG)Bijhouden van gegevens over orders van cliënten en handelsbeslissingen In verband met elke van een cliënt ontvangen order en elke handelsbeslissing die in het kader van het verrichten van de dienst van vermogensbeheer is genomen, legt een beleggingsonderneming onmiddellijk een dossier aan met de volgende gegevens, voorzover deze toepasselijk zijn in het geval van de order of de handelsbeslissing in kwestie : a) de naam of een andere omschrijving van de cliënt;b) de naam of een andere omschrijving van enigerlei relevante persoon die handelt in naam van de cliënt;c) de in de punten 4 en 6 en in de punten 16 tot en met 19 van tabel 1 van bijlage I gespecificeerde gegevens;d) de aard van de order indien het geen koop- of verkooporder betreft;e) de soort order;f) enigerlei andere bijzonderheden, voorwaarden en speciale instructies van de cliënt welke specificeren hoe de order moet worden uitgevoerd;g) de datum en het exacte tijdstip waarop de beleggingsonderneming de order heeft ontvangen of de handelsbeslissing heeft genomen. Artikel 8 (Artikel 13, lid 6, van Richtlijn 2004/39/EG) Bijhouden van gegevens over transacties 1. Onmiddellijk na de uitvoering van een order van een cliënt of, in het geval van beleggingsondernemingen die orders aan een andere persoon doorgeven voor de uitvoering ervan, onmiddellijk na ontvangst van de bevestiging dat een order is uitgevoerd, legt een beleggingsonderneming een dossier aan met de volgende gegevens over de transactie in kwestie : a) de naam of een andere omschrijving van de cliënt;b) de in de punten 2, 3, 4, 6 en in de punten 16 tot en met 21 van tabel 1 van bijlage I gespecificeerde gegevens;c) de totale prijs, die gelijk is aan het product van de eenheidsprijs met de hoeveelheid;d) de aard van de transactie indien het geen aankoop of verkoop betreft;e) de natuurlijke persoon die de transactie heeft uitgevoerd of die verantwoordelijk is voor de uitvoering ervan.2. Indien een beleggingsonderneming een order ter uitvoering aan een andere persoon doorgeeft, legt zij onmiddellijk na het doorgeven van de order een dossier aan met de volgende gegevens : a) de naam of een andere omschrijving van de cliënt van wie de order is doorgegeven;b) de naam of een andere omschrijving van de persoon aan wie de order is doorgegeven;c) de aan de doorgegeven order verbonden voorwaarden;d) de datum en het exacte tijdstip waarop de order is doorgegeven. HOOFDSTUK III. - Melden van transacties Artikel 9 (Artikel 25, lid 3, tweede alinea, van Richtlijn 2004/39/EG) Bepaling van de in termen van liquiditeit meest relevante markt 1. De in termen van liquiditeit meest relevante markt voor een financieel instrument dat tot de handel op een gereglementeerde markt is toegelaten, hierna « de meest relevante markt » genoemd, wordt bepaald conform de leden 2 tot en met 8.2. Bij een aandeel of een ander onder artikel 4, lid 1, punt 18, onder a), van Richtlijn 2004/39/EG vallend effect, dan wel een recht van deelneming in een instelling voor collectieve belegging, is de meest relevante markt de lidstaat waarin het aandeel of het recht van deelneming voor het eerst tot de handel op een gereglementeerde markt is toegelaten.3. Bij een obligatie of een ander onder artikel 4, lid 1, punt 18, onder b), van Richtlijn 2004/39/EG vallend effect, dan wel een geldmarktinstrument, waarbij het effect in beide gevallen is uitgegeven door ofwel een dochteronderneming in de zin van Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening [5], ofwel een entiteit met statutaire zetel in een lidstaat, is de meest relevante markt de lidstaat waarin de statutaire zetel van de moederentiteit is gelegen.4. Bij een obligatie of een ander onder artikel 4, lid 1, punt 18, onder b), van Richtlijn 2004/39/EG vallend effect, dan wel een geldmarktinstrument, waarbij het effect in beide gevallen is uitgegeven door een uitgevende instelling uit de Gemeenschap en niet valt onder lid 3 van dit artikel, is de meest relevante markt de lidstaat waarin de statutaire zetel van de uitgevende instelling is gelegen.5. Bij een obligatie of een ander onder artikel 4, lid 1, punt 18, onder b), van Richtlijn 2004/39/EG vallend effect, dan wel een geldmarktinstrument, waarbij het effect in beide gevallen is uitgegeven door een uitgevende instelling uit een derde land en niet valt onder lid 3 van dit artikel, is de meest relevante markt de lidstaat waarin de obligatie of het effect voor het eerst tot de handel op een gereglementeerde markt is toegelaten.6. Bij een derivatencontract, een financieel contract ter verrekening van verschillen (contract for differences) of een onder artikel 4, lid 1, punt 18, onder c), van Richtlijn 2004/39/EG vallend effect is de meest relevante markt : a) ingeval het onderliggende effect een aandeel of een ander onder artikel 4, lid 1, punt 18, onder a), van Richtlijn 2004/39/EG vallend effect is dat tot de handel op een gereglementeerde markt is toegelaten, de lidstaat die overeenkomstig lid 2 als de in termen van liquiditeit voor het onderliggende effect meest relevante markt wordt beschouwd;b) ingeval het onderliggende effect een obligatie of een ander onder artikel 4, lid 1, punt 18, onder b), van Richtlijn 2004/39/EG vallend effect, dan wel een geldmarktinstrument is dat tot de handel op een gereglementeerde markt is toegelaten, de lidstaat die overeenkomstig lid 3, 4 of 5 als de in termen van liquiditeit voor het onderliggende effect meest relevante markt wordt beschouwd;c) ingeval de onderliggende waarde een index is die is samengesteld uit aandelen die allemaal op een specifieke gereglementeerde markt worden verhandeld, de lidstaat waarin deze gereglementeerde markt is gelegen.7. In elk niet door de leden 2 tot en met 6 bestreken geval is de meest relevante markt de lidstaat waarin de gereglementeerde markt is gelegen waarop het effect, het derivatencontract of het financiële contract ter verrekening van verschillen voor het eerst tot de handel is toegelaten.8. Ingeval een door lid 2, 5 of 7 bestreken financieel instrument of het onderliggende financiële instrument van een door lid 6 bestreken financieel instrument waarvoor een van de leden 2, 5 en 7 relevant is, tegelijk op meer dan één gereglementeerde markt voor het eerst tot de handel is toegelaten en al deze gereglementeerde markten dezelfde lidstaat van herkomst hebben, dan is die lidstaat de meest relevante markt. Ingeval de betrokken gereglementeerde markten niet dezelfde lidstaat van herkomst hebben, is de in termen van liquiditeit voor het betrokken instrument meest relevante markt de markt waarop de omzet voor dat instrument het hoogst is.

Voor de bepaling van de meest relevante markt waarop de omzet voor het betrokken instrument het hoogst is, berekent elke bevoegde autoriteit die aan een van de betrokken gereglementeerde markten vergunning heeft verleend, de omzet voor dat instrument op haar respectieve markt tijdens het voorgaande kalenderjaar, voorzover het instrument aan het begin van dat jaar tot de handel was toegelaten.

Ingeval de omzet voor het betrokken financiële instrument niet kan worden berekend omdat er onvoldoende of geen gegevens voorhanden zijn en indien de statutaire zetel van de uitgevende instelling in een lidstaat is gelegen, dan is de meest relevante markt de markt van de lidstaat waarin de statutaire zetel van de uitgevende instelling is gelegen.

Ingeval de statutaire zetel van de uitgevende instelling echter niet in een lidstaat is gelegen, dan is de voor het betrokken instrument meest relevante markt de markt waarop de omzet voor de categorie instrumenten waartoe dat instrument behoort, het hoogst is. Voor de bepaling van die markt berekent elke bevoegde autoriteit die aan een van de betrokken gereglementeerde markten vergunning heeft verleend, de omzet voor de instrumenten van dezelfde categorie op haar respectieve markt voor het voorgaande kalenderjaar.

De relevante categorieën financiële instrumenten zijn : a) aandelen;b) obligaties of andere vormen van gesecuritiseerde schuld;c) andere financiële instrumenten. Artikel 10 (Artikel 25, lid 3, tweede alinea, van Richtlijn 2004/39/EG) Alternatieve bepaling van de in termen van liquiditeit meest relevante markt 1. In januari van elk jaar kan een bevoegde autoriteit de voor een bepaald financieel instrument relevante bevoegde autoriteit ervan in kennis stellen dat zij voornemens is de overeenkomstig artikel 9 uitgevoerde bepaling van de voor het betrokken instrument meest relevante markt te betwisten.2. Binnen vier weken na de zending van de kennisgeving berekenen beide autoriteiten de omzet voor dat financiële instrument op hun respectieve markten gedurende het voorgaande kalenderjaar. Indien uit de resultaten van deze berekening blijkt dat de omzet hoger is op de markt van de bevoegde autoriteit die de bepaling betwist, dan wordt deze markt de voor het betrokken financiële instrument meest relevante markt. Wanneer het financiële instrument van het in artikel 9, lid 6, onder a) of b), bedoelde type is, is de betrokken markt ook de meest relevante markt voor een derivatencontract, een financieel contract ter verrekening van verschillen of een onder artikel 4, lid 1, punt 18, onder c), van Richtlijn 2004/39/EG vallend effect waarvan dat financiële instrument de onderliggende waarde is.

Artikel 11 (Artikel 25, lid 3, van Richtlijn 2004/39/EG) Lijst van financiële instrumenten De voor één of meer financiële instrumenten relevante bevoegde autoriteit ziet erop toe dat een actuele lijst van deze financiële instrumenten wordt opgesteld en bijgehouden. Deze lijst wordt beschikbaar gesteld voor de ene bevoegde autoriteit die elke lidstaat overeenkomstig artikel 56 van Richtlijn 2004/39/EG als contactpunt heeft aangewezen. Deze lijst wordt voor het eerst beschikbaar gesteld op de eerste handelsdag van juni 2007.

Teneinde de bevoegde autoriteiten te helpen om zich naar het bepaalde in de eerste alinea te voegen, verstrekt elke gereglementeerde markt aan zijn bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst identificatiereferentiegegevens in elektronische en gestandaardiseerde vorm over elk financieel instrument dat tot de handel is toegelaten.

Deze gegevens worden voor elk afzonderlijk financieel instrument verstrekt voordat de handel in dat specifieke instrument een aanvang neemt. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst ziet erop toe dat de gegevens worden meegedeeld aan de voor het betrokken financiële instrument relevante bevoegde autoriteit. De referentiegegevens worden geactualiseerd telkens als er zich veranderingen in de gegevens betreffende een instrument voordoen. Van de in deze alinea neergelegde vereisten kan ontheffing worden verleend indien de voor het betrokken financiële instrument relevante bevoegde autoriteit de desbetreffende referentiegegevens langs andere weg verkrijgt.

Artikel 12 (Artikel 25, lid 5, van Richtlijn 2004/39/EG) Wijze van melding van transacties 1. Meldingen van transacties in financiële instrumenten worden verricht in elektronische vorm, behalve in uitzonderlijke omstandigheden : dan mogen zij worden verricht op een andere drager dan een elektronische, die het mogelijk maakt de informatie op te slaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik door de bevoegde autoriteiten.De methoden voor het verrichten van de meldingen voldoen aan de volgende voorwaarden : a) zij waarborgen de veiligheid en vertrouwelijkheid van de gemelde gegevens;b) zij omvatten mechanismen voor het opsporen en corrigeren van fouten in een transactiemelding;c) zij omvatten mechanismen voor het natrekken van de bron van de transactiemelding;d) zij omvatten passende voorzorgsmaatregelen om de meldingen spoedig te kunnen hervatten in geval van een systeemuitval;e) zij maken het mogelijk de krachtens artikel 13 vereiste gegevens te melden in de door de bevoegde autoriteit voorgeschreven en overeenkomstig dit lid vereiste vorm en binnen het in artikel 25, lid 3, van Richtlijn 2004/39/EG vastgelegde tijdsbestek.2. Een systeem voor de matching of melding van orders wordt door de bevoegde autoriteit goedgekeurd voor de toepassing van artikel 25, lid 5, van Richtlijn 2004/39/EG indien de regelingen voor het melden van transacties waarin dat systeem voorziet, voldoen aan lid 1 van dit artikel en door een bevoegde autoriteit worden getoetst op het feit of doorlopend aan de voorwaarden van genoemd lid wordt voldaan. Artikel 13 (Artikel 25, leden 3 en 5, van Richtlijn 2004/39/EG) Inhoud van een transactiemelding 1. De in artikel 25, leden 3 en 5, van Richtlijn 2004/39/EG bedoelde transactiemeldingen bevatten de in tabel 1 van bijlage I bij deze verordening gespecificeerde gegevens die relevant zijn voor het soort financiële instrument in kwestie en waarvoor de bevoegde autoriteit te kennen geeft dat deze nog niet in haar bezit zijn of niet anderszins voor haar beschikbaar zijn.2. Met het oog op de identificatie op de in tabel 1 van bijlage I omschreven wijze van een tegenpartij bij een transactie die een gereglementeerde markt, een MTF of een andere centrale tegenpartij is, maakt elke bevoegde autoriteit een lijst openbaar met de identificatiecodes van de gereglementeerde markten en MTF's waarvoor zij telkens de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst is, alsook van de entiteiten die eventueel als centrale tegenpartij voor deze gereglementeerde markten en MTF's optreden.3. De lidstaten kunnen voorschrijven dat overeenkomstig artikel 25, leden 3 en 5, van Richtlijn 2004/39/EG verrichte meldingen met de transacties in kwestie verband houdende gegevens moeten bevatten die een aanvulling vormen op die welke in tabel 1 van bijlage I zijn gespecificeerd, mits deze aanvullende gegevens nodig zijn om de bevoegde autoriteit in staat te stellen toezicht uit te oefenen op de werkzaamheden van beleggingsondernemingen teneinde te garanderen dat deze optreden op loyale, billijke en professionele wijze en op een manier die bevorderlijk is voor de integriteit van de markt, en op voorwaarde dat aan een van de volgende criteria is voldaan : a) het financiële instrument waarop de melding betrekking heeft, vertoont kenmerken die eigen zijn aan een dergelijk instrument en die niet door de in genoemde tabel gespecificeerde gegevens worden bestreken;b) de handelsmethoden die eigen zijn aan het handelsplatform waarop de transactie heeft plaatsgevonden, vertonen kenmerken die niet door de in genoemde tabel gespecificeerde gegevens worden bestreken.4. De lidstaten kunnen ook voorschrijven dat in een overeenkomstig artikel 25, leden 3 en 5, van Richtlijn 2004/39/EG verrichte transactiemelding de cliënten moeten worden geïdentificeerd in wier naam de beleggingsonderneming de transactie in kwestie heeft uitgevoerd. Artikel 14 (Artikel 25, leden 3 en 5, van Richtlijn 2004/39/EG) Uitwisseling van informatie over transacties 1. De bevoegde autoriteiten treffen de nodige regelingen om ervoor te zorgen dat de in overeenstemming met artikel 25, leden 3 en 5, van Richtlijn 2004/39/EG ontvangen gegevens beschikbaar worden gesteld voor de volgende bevoegde autoriteiten : a) de voor het betrokken financiële instrument relevante bevoegde autoriteit;b) in geval van bijkantoren, de bevoegde autoriteit die vergunning heeft verleend aan de beleggingsonderneming die de gegevens verstrekt, onverminderd haar in artikel 25, lid 6, van Richtlijn 2004/39/EG neergelegde recht om te besluiten dat zij deze informatie niet wenst te ontvangen;c) enigerlei andere bevoegde autoriteit die om de gegevens verzoekt voor een goede uitoefening van haar toezichthoudende taken overeenkomstig artikel 25, lid 1, van Richtlijn 2004/39/EG.2. De overeenkomstig lid 1 beschikbaar te stellen informatie bevat de gegevens die in de tabellen 1 en 2 van bijlage I worden beschreven.3. De in lid 1 bedoelde informatie wordt zo spoedig mogelijk beschikbaar gesteld. Met ingang van 1 november 2008 wordt deze informatie uiterlijk aan het einde van de eerste werkdag van de bevoegde autoriteit die de gegevens of het verzoek heeft ontvangen welke volgt op de dag waarop de bevoegde autoriteit de gegevens of het verzoek heeft ontvangen, beschikbaar gesteld. 4. De bevoegde autoriteiten coördineren het volgende : a) de opzet en instelling van regelingen voor de uitwisseling van transactiegegevens tussen bevoegde autoriteiten, zoals voorgeschreven bij Richtlijn 2004/39/EG en deze verordening;b) elke toekomstige verbetering van de regelingen.5. Vóór 1 februari 2007 brengen de bevoegde autoriteiten over de opzet van de in overeenstemming met lid 1 te treffen regelingen verslag uit aan de Commissie, die het Europees Comité voor het effectenbedrijf daarvan in kennis stelt. Ook telkens als wijzigingen van betekenis in die regelingen worden voorgesteld, brengen zij verslag uit aan de Commissie, die het Europees Comité voor het effectenbedrijf daarvan in kennis stelt.

Artikel 15 (Artikel 58, lid 1, van Richtlijn 2004/39/EG) Verzoek om samenwerking en uitwisseling van gegevens 1. Ingeval een bevoegde autoriteit wenst dat een andere bevoegde autoriteit gegevens verstrekt of uitwisselt in overeenstemming met artikel 58, lid 1, van Richtlijn 2004/39/EG, dient zij bij die bevoegde autoriteit een schriftelijk verzoek in dat gedetailleerd genoeg is om deze in staat te stellen de gevraagde gegevens te verstrekken. In dringende gevallen mag het verzoek evenwel mondeling worden doorgegeven, op voorwaarde dat het schriftelijk wordt bevestigd.

De bevoegde autoriteit die een dergelijk verzoek ontvangt, bevestigt de ontvangst ervan zodra dit doenbaar is. 2. Wanneer de overeenkomstig lid 1 gevraagde gegevens intern beschikbaar zijn bij de bevoegde autoriteit die het verzoek ontvangt, zendt deze autoriteit de gevraagde gegevens onmiddellijk toe aan de bevoegde autoriteit die het verzoek heeft ingediend. Indien de bevoegde autoriteit die het verzoek ontvangt, echter niet in het bezit is van of geen zeggenschap heeft over de gevraagde gegevens, onderneemt zij onmiddellijk de nodige stappen om deze gegevens te verkrijgen en volledig aan het verzoek te voldoen. Deze bevoegde autoriteit stelt de bevoegde autoriteit die het verzoek heeft ingediend tevens in kennis van de redenen waarom de gevraagde gegevens niet onmiddellijk worden toegezonden.

Artikel 16 (Artikel 56, lid 2, van Richtlijn 2004/39/EG) Bepalen van het aanzienlijke belang van de werkzaamheden van een gereglementeerde markt in een lidstaat van ontvangst De werkzaamheden van een gereglementeerde markt in een lidstaat van ontvangst worden geacht van aanzienlijk belang te zijn voor de werking van de effectenmarkten en de bescherming van de beleggers in die lidstaat van ontvangst wanneer aan een van de volgende criteria is voldaan : a) de lidstaat van ontvangst is voorheen de lidstaat van herkomst van de betrokken gereglementeerde markt geweest;b) de betrokken gereglementeerde markt heeft door middel van een fusie, een overname of enigerlei andere vorm van overdracht de bedrijfsactiviteit verworven van een gereglementeerde markt waarvan de statutaire zetel of het hoofdkantoor in de lidstaat van ontvangst was gelegen. HOOFDSTUK IV. - Markttransparantie Afdeling 1. - Transparantie vóór de handel voor gereglementeerde

markten en MTF's Artikel 17 (Artikelen 29 en 44 van Richtlijn 2004/39/EG) Verplichtingen inzake transparantie vóór de handel 1. Een beleggingsonderneming of marktexploitant die een MTF exploiteert, dan wel een gereglementeerde markt maakt voor elk aandeel dat tot de handel op een gereglementeerde markt is toegelaten en binnen een door de betrokken entiteit geëxploiteerd en in tabel 1 van bijlage II gespecificeerd systeem wordt verhandeld, ten minste de in de leden 2 tot en met 6 beschreven informatie openbaar.2. Wanneer een van de in lid 1 bedoelde entiteiten een op een continue veiling en een orderboek gebaseerd handelssysteem exploiteert, maakt zij gedurende haar normale handelstijden doorlopend voor elk in lid 1 bedoeld aandeel het geaggregeerde aantal orders en het daarmee overeenkomende geaggregeerde aantal aandelen op elk koersniveau openbaar voor de beste vijf bied- en laatkoersen.3. Wanneer een van de in lid 1 bedoelde entiteiten een prijsgedreven handelssysteem exploiteert, maakt zij gedurende haar normale handelstijden doorlopend voor elk in lid 1 bedoeld aandeel de beste bied- en laatkoers van elke marketmaker voor dat aandeel openbaar samen met de volumes die bij deze koersen horen. De openbaar gemaakte koersen zijn die welke overeenstemmen met bindende toezeggingen om de aandelen te kopen en te verkopen, waarbij tevens wordt aangegeven tegen welke koers en welke hoeveelheid aandelen de geregistreerde marketmakers bereid zijn te kopen of te verkopen.

In uitzonderlijke marktomstandigheden kunnen gedurende een beperkte tijd evenwel indicatieve of enkelzijdige koersen worden toegestaan. 4. Wanneer een van de in lid 1 bedoelde entiteiten een op een periodieke veiling gebaseerd handelssysteem exploiteert, maakt zij voor elk in lid 1 bedoeld aandeel gedurende haar normale handelstijden doorlopend de volgende gegevens openbaar : de koers die het best aan het handelsalgoritme van het systeem voldoet, en het volume dat potentieel uitvoerbaar is tegen die koers door de deelnemers aan het systeem.5. Wanneer een van de in lid 1 bedoelde entiteiten een handelssysteem exploiteert dat niet volledig onder lid 2, 3 of 4 valt, omdat het een hybride systeem betreft dat onder meer dan een van deze leden valt, of omdat het koersvormingsproces van een andere aard is, neemt zij een standaard op het gebied van transparantie vóór de handel in acht die waarborgt dat voor elk in lid 1 bedoeld aandeel steeds adequate informatie over het prijsniveau van de orders of de koersen en over de diepte van de markt openbaar wordt gemaakt. Met name worden de beste vijf bied- en laatkoersen en/of dubbele koersen van elke marketmaker voor dat aandeel openbaar gemaakt indien de kenmerken van het koersvormingsmechanisme zulks mogelijk maken. 6. In tabel 1 van bijlage II wordt een overzicht gegeven van de informatie die overeenkomstig de leden 2 tot en met 5 openbaar moet worden gemaakt. Artikel 18 (Artikel 29, lid 2, en artikel 44, lid 2, van Richtlijn 2004/39/EG) Ontheffingen op basis van marktmodel en soort order of transactie 1. De bevoegde autoriteiten kunnen ontheffingen op grond van artikel 29, lid 2, en artikel 44, lid 2, van Richtlijn 2004/39/EG verlenen aan door een MTF of een gereglementeerde markt geëxploiteerde systemen, mits deze systemen aan een van de volgende voorwaarden voldoen : a) zij moeten gebaseerd zijn op een handelsmethode waarbij de prijs wordt bepaald op grond van een door een ander systeem gegenereerde referentieprijs, waarbij deze referentieprijs op ruime schaal wordt bekendgemaakt en door marktdeelnemers doorgaans als een betrouwbare referentieprijs wordt beschouwd;b) zij formaliseren bilateraal overeengekomen transacties die elk aan een van de volgende criteria voldoen : i) de transactie wordt verricht ofwel tegen een koers die gelijk is aan de onder- of bovengrens van of valt binnen de courante volumegewogen spread zoals die blijkt uit het orderboek of de koersen van de marketmakers van de gereglementeerde markt of de MTF die dat systeem exploiteert, ofwel, ingeval het aandeel niet continu wordt verhandeld, tegen een koers die valt binnen een bandbreedte van een bepaald percentage aan weerszijden van een passende referentieprijs, waarbij het percentage en de referentieprijs van tevoren door de exploitant van het systeem worden vastgesteld; ii) voor de transactie gelden andere voorwaarden dan de courante marktprijs van het aandeel.

Voor de toepassing van punt b) moet ook zijn voldaan aan de overige voorwaarden die in de regels van de gereglementeerde markt of de MTF voor een dergelijke transactie zijn gespecificeerd.

Ingeval een systeem nog andere functies heeft dan die welke onder a) of b) worden beschreven, is de ontheffing niet op deze andere functies van toepassing. 2. De op grond van artikel 29, lid 2, en artikel 44, lid 2, van Richtlijn 2004/39/EG toegekende ontheffingen op basis van de soort orders mogen alleen worden verleend voor orders die in een faciliteit voor orderadministratie van de gereglementeerde markt of de MTF worden bijgehouden in afwachting van de bekendmaking ervan op de markt. Artikel 19 (Artikel 29, lid 2, en artikel 44, lid 2, van Richtlijn 2004/39/EG) Verwijzingen naar een bilateraal overeengekomen transactie Voor de toepassing van artikel 18, lid 1, onder b), wordt onder een bilateraal overeengekomen transactie een transactie verstaan waarbij leden of deelnemers van een gereglementeerde markt of een MTF betrokken zijn, die onderhands wordt gesloten maar op de gereglementeerde markt of via de MTF wordt uitgevoerd, en in het kader waarvan het betrokken lid of de betrokken deelnemer : a) handelt voor eigen rekening met een ander lid dat of een andere deelnemer die handelt voor rekening van een cliënt;b) handelt met een ander lid of een andere deelnemer, waarbij beiden orders voor eigen rekening uitvoeren;c) handelt voor rekening van zowel de koper als de verkoper;d) handelt voor rekening van de koper, waarbij een ander lid of een andere deelnemer handelt voor rekening van de verkoper;e) handelt voor eigen rekening als tegenpartij bij een order van een cliënt. Artikel 20 (Artikel 29, lid 2, artikel 44, lid 2, en artikel 27, lid 1, vijfde alinea, van Richtlijn 2004/39/EG) Ontheffingen voor transacties van aanzienlijke omvang Een order wordt aangemerkt als een order van aanzienlijke omvang in verhouding tot de normale marktomvang indien de order gelijk is aan of groter is dan de in tabel 2 van bijlage II gespecificeerde minimale orderomvang. Om te bepalen of een order van aanzienlijke omvang is in verhouding tot de normale marktomvang, worden alle aandelen die tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten geclassificeerd volgens hun gemiddelde dagomzet, die wordt berekend volgens de procedure van artikel 33. Afdeling 2. - Transparantie vóór de handel voor

beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling Artikel 21 (Artikel 4, lid 1, punt 7, van Richtlijn 2004/39/EG) Criteria om te bepalen of een beleggingsonderneming een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling is 1. Wanneer een beleggingsonderneming voor eigen rekening handelt door orders van cliënten buiten een gereglementeerde markt of een MTF uit te voeren, wordt zij behandeld als een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling indien zij voldoet aan de volgende criteria die erop duiden dat zij deze activiteit frequent op georganiseerde, regelmatige en systematische wijze verricht : a) de activiteit vervult een wezenlijke zakelijke rol voor de onderneming en wordt verricht volgens niet-discretionaire regels en procedures;b) de activiteit wordt verricht door personeel of door middel van een geautomatiseerd technisch systeem dat voor dat doel is bestemd, ongeacht of dat personeel of dat systeem uitsluitend voor dat doel wordt ingezet;c) de activiteit is doorlopend en op regelmatige basis beschikbaar voor cliënten.2. Een beleggingsonderneming is geen beleggingsonderneming meer die één of meer aandelen systematisch intern afhandelt, wanneer zij de in lid 1 omschreven activiteit met betrekking tot deze aandelen niet langer uitoefent, op voorwaarde dat zij van tevoren heeft aangekondigd dat zij voornemens is deze activiteit te staken en dat zij bij deze aankondiging van dezelfde publicatiekanalen gebruik heeft gemaakt als die welke zij benut voor de bekendmaking van haar koersen, of, wanneer dat niet mogelijk is, gebruik heeft gemaakt van een kanaal dat voor haar cliënten en voor andere marktdeelnemers gelijkelijk toegankelijk is.3. De activiteit van het handelen voor eigen rekening door orders van cliënten uit te voeren wordt niet behandeld als een activiteit die frequent op georganiseerde, regelmatige en systematische wijze wordt verricht wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan : a) de activiteit wordt ad hoc en op onregelmatige en bilaterale basis verricht met tegenpartijen in het « wholesale » -segment en maakt deel uit van een zakelijke relatie die op haar beurt wordt gekenmerkt door transacties die groter zijn dan de standaardmarktomvang;b) de transacties worden uitgevoerd buiten de systemen waarvan de betrokken onderneming gewoonlijk gebruikmaakt voor de werkzaamheden die zij als beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling verricht.4. Door elke bevoegde autoriteit wordt een lijst bijgehouden en gepubliceerd van alle beleggingsondernemingen die systematisch intern aandelen afhandelen die tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en waaraan zij een vergunning als beleggingsonderneming heeft verleend. De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat de lijst actueel is door deze ten minste jaarlijks aan een nieuw onderzoek te onderwerpen.

De lijst wordt beschikbaar gesteld voor het Comité van Europese effectenregelgevers. Zij wordt als gepubliceerd beschouwd wanneer zij overeenkomstig artikel 34, lid 5, door het Comité van Europese effectenregelgevers is gepubliceerd.

Artikel 22 (Artikel 27 van Richtlijn 2004/39/EG) Bepaling van liquide aandelen 1. Een aandeel dat tot de handel op een gereglementeerde markt is toegelaten, wordt aangemerkt als een aandeel waarvoor een liquide markt bestaat indien het aandeel dagelijks wordt verhandeld, indien de waarde van de vrij verhandelbare aandelen niet kleiner is dan 500 miljoen EUR en indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan : a) het gemiddelde dagelijkse aantal transacties in het aandeel is niet kleiner dan 500;b) de gemiddelde dagomzet voor het aandeel is niet kleiner dan 2 miljoen EUR. Een lidstaat kan evenwel met betrekking tot aandelen waarvoor hij de meest relevante markt is, bij kennisgeving specificeren dat aan beide bovenstaande voorwaarden moet zijn voldaan. Deze kennisgeving wordt openbaar gemaakt. 2. Een lidstaat kan voor zichzelf een minimumaantal liquide aandelen specificeren.Dit minimumaantal mag niet groter zijn dan 5. Deze specificatie wordt openbaar gemaakt. 3. Wanneer een lidstaat overeenkomstig lid 1 voor minder liquide aandelen dan het conform lid 2 gespecificeerde minimumaantal de meest relevante markt is, kan de bevoegde autoriteit van die lidstaat één of meer extra liquide aandelen aanwijzen, op voorwaarde dat het totale aantal aandelen dat als gevolg daarvan wordt beschouwd als liquide aandelen waarvoor die lidstaat de meest relevante markt is, niet hoger is dan het door die lidstaat gespecificeerde minimumaantal. De bevoegde autoriteit wijst de extra liquide aandelen aan in dalende orde van de gemiddelde dagomzet onder de tot de handel op een gereglementeerde markt toegelaten en dagelijks verhandelde aandelen waarvoor zij de relevante bevoegde autoriteit is. 4. Voor de toepassing van lid 1, eerste alinea, worden bij de berekening van de waarde van de vrij verhandelbare aandelen alle deelnemingen die meer dan 5 % van de totale stemrechten van de uitgevende instelling vertegenwoordigen, buiten beschouwing gelaten, tenzij een dergelijke deelneming in het bezit is van een instelling voor collectieve belegging of een pensioenfonds. De stemrechten worden berekend op basis van alle aandelen waaraan stemrechten verbonden zijn, ook al is de uitoefening van deze rechten opgeschort. 5. Een aandeel wordt pas zes weken na de eerste toelating ervan tot de handel op een gereglementeerde markt aangemerkt als een aandeel waarvoor een liquide markt bestaat voor de toepassing van artikel 27 van Richtlijn 2004/39/EG, mits de overeenkomstig artikel 33, lid 3, verstrekte raming van de totale marktkapitalisatie voor dat aandeel aan het begin van de eerste handelsdag na de toelating ervan tot de handel minder dan 500 miljoen EUR bedraagt.6. Elke bevoegde autoriteit ziet erop toe dat een lijst wordt bijgehouden en gepubliceerd van alle liquide aandelen waarvoor zij de relevante bevoegde autoriteit is. De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat de lijst actueel is door deze ten minste jaarlijks aan een nieuw onderzoek te onderwerpen.

De lijst wordt beschikbaar gesteld voor het Comité van Europese effectenregelgevers. Zij wordt als gepubliceerd beschouwd wanneer zij overeenkomstig artikel 34, lid 5, door het Comité van Europese effectenregelgevers is gepubliceerd.

Artikel 23 (Artikel 27, lid 1, vierde alinea, van Richtlijn 2004/39/EG)Standaardmarktomvang Voor de bepaling van de standaardmarktomvang voor liquide aandelen worden deze aandelen overeenkomstig tabel 3 van bijlage II in klassen samengevoegd op basis van de gemiddelde waarde van de uitgevoerde orders.

Artikel 24 (Artikel 27, lid 1, van Richtlijn 2004/39/EG) Koersen die de heersende marktsituatie weergeven Een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling zorgt ervoor dat zij voor elk aandeel dat zij systematisch intern afhandelt : a) een koers of koersen hanteert die dicht in de buurt ligt of liggen van vergelijkbare koersen voor hetzelfde aandeel op andere handelsplatforms;b) gegevens over de door haar afgegeven prijzen bewaart, die zij bijhoudt gedurende een periode van twaalf maanden of langer indien zij dit aangewezen acht. De in punt b) neergelegde verplichting laat de in artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2004/39/EG neergelegde verplichting voor de beleggingsonderneming onverlet om alle relevante gegevens over de door haar verrichte transacties gedurende ten minste vijf jaar ter beschikking van de bevoegde autoriteit te houden.

Artikel 25 (Artikel 27, lid 3, vijfde alinea, en artikel 27, lid 6, van Richtlijn 2004/39/EG) Uitvoering van orders door beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling 1. Voor de toepassing van artikel 27, lid 3, vijfde alinea, van Richtlijn 2004/39/EG wordt uitvoering in verscheidene effecten als één transactie aangemerkt indien deze ene transactie een portefeuilletransactie is die op tien of meer effecten betrekking heeft. Voor de toepassing van dezelfde bepaling is een order waaraan andere voorwaarden dan de courante marktprijs verbonden zijn, een order dat noch een order voor de uitvoering van een aandelentransactie tegen de gangbare marktprijs, noch een limietorder is. 2. Voor de toepassing van artikel 27, lid 6, van Richtlijn 2004/39/EG wordt aangenomen dat het aantal of het volume van de orders de norm aanzienlijk overschrijdt indien een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling deze orders niet kan uitvoeren zonder dat zij zich aan een buitensporig risico blootstelt. Om het aantal en het volume van de orders te bepalen die zij kan uitvoeren zonder zich aan een buitensporig risico bloot te stellen, volgt een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling in het kader van haar risicomanagementbeleid overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2006/73/EG van de Commissie [6] een niet-discriminerende gedragslijn waarbij rekening wordt gehouden met het volume van de transacties, het kapitaal waarover de onderneming beschikt om het aan dat type handelstransactie verbonden risico af te dekken, en de heersende situatie op de markt waarop de onderneming actief is. 3. Wanneer een beleggingsonderneming in overeenstemming met artikel 27, lid 6, van Richtlijn 2004/39/EG het aantal of het volume van de orders dat zij bereid is uit te voeren, beperkt, legt zij de regelingen die ervoor moeten zorgen dat een dergelijke beperking niet in een discriminerende behandeling van cliënten resulteert, schriftelijk vast en stelt zij deze beschikbaar voor cliënten en potentiële cliënten. Artikel 26 (Artikel 27, lid 3, vierde alinea, van Richtlijn 2004/39/EG) Gebruikelijke orderomvang van niet-professionele beleggers Voor de toepassing van artikel 27, lid 3, vierde alinea, van Richtlijn 2004/39/EG wordt een order aangemerkt als een order met een grotere omvang dan de gebruikelijke orderomvang van een niet-professionele belegger wanneer de omvang van de order groter is dan 7500 EUR. Afdeling 3. - Transparantie na de handel voor gereglementeerde

markten, MTF's en beleggingsondernemingen Artikel 27 (Artikelen 28, 30 en 45 van Richtlijn 2004/39/EG) Verplichtingen inzake transparantie na de handel 1. Beleggingsondernemingen en gereglementeerde markten, alsmede beleggingsondernemingen en marktexploitanten die een MTF exploiteren, maken de volgende bijzonderheden openbaar in verband met de door hen of, in het geval van gereglementeerde markten en MTF's, binnen hun systemen gesloten transacties in aandelen die tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten : a) de in de punten 2, 3, 6, 16, 17, 18 en 21 van tabel 1 van bijlage I gespecificeerde gegevens;b) in voorkomend geval, een indicatie dat de overdracht van de aandelen wordt bepaald door andere factoren dan de actuele marktwaarde van het aandeel;c) in voorkomend geval, een indicatie dat het om een bilateraal overeengekomen handelstransactie gaat;d) eventuele wijzigingen in eerder openbaar gemaakte informatie. Deze gegevens worden openbaar gemaakt voor elke afzonderlijke transactie of in een vorm waarbij het volume en de prijs van alle gelijktijdig tegen dezelfde prijs plaatsvindende transacties in eenzelfde aandeel zijn geaggregeerd. 2. Bij wijze van uitzondering mag een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling het acroniem « SI » in plaats van de in lid 1, onder a), bedoelde identificatie van de plaats van uitvoering gebruiken voor een transactie in een aandeel welke zij uitvoert in de hoedanigheid van een beleggingsonderneming die het betrokken aandeel systematisch intern afhandelt. De beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling mag dit recht alleen uitoefenen indien zij over de transacties die zij heeft uitgevoerd in de hoedanigheid van beleggingsonderneming die het betrokken aandeel systematisch intern afhandelt, voor het publiek geaggregeerde kwartaalgegevens beschikbaar stelt die betrekking hebben op het meest recente kalenderkwartaal of deel van een kalenderkwartaal gedurende hetwelk de onderneming heeft gehandeld als een beleggingsonderneming die het betrokken aandeel systematisch intern afhandelt. Deze gegevens worden uiterlijk een maand na het einde van elk kalenderkwartaal beschikbaar gesteld.

Zij mag dit recht ook uitoefenen gedurende de periode die valt tussen de in artikel 41, lid 2, gespecificeerde datum of de datum waarop de beleggingsonderneming een aandeel systematisch intern begint af te handelen, indien deze datum later valt, en de datum waarop de geaggregeerde kwartaalgegevens in verband met een aandeel voor het eerst dienen te worden gepubliceerd. 3. De in lid 2, tweede alinea, bedoelde geaggregeerde kwartaalgegevens bevatten de volgende informatie over het aandeel met betrekking tot elke handelsdag van het kalenderkwartaal in kwestie : a) de hoogste koers;b) de laagste koers;c) de gemiddelde koers;d) het totale aantal verhandelde aandelen;e) het totale aantal transacties;f) alle andere informatie die de beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling besluit voor het publiek beschikbaar te stellen.4. Ingeval de transactie niet volgens de regels van een gereglementeerde markt of een MTF wordt uitgevoerd, treft een van de hierna opgesomde beleggingsondernemingen, die in onderlinge overeenstemming tussen de partijen wordt aangewezen, de nodige regelingen om deze informatie openbaar te maken : a) de beleggingsonderneming die het betrokken aandeel verkoopt;b) de beleggingsonderneming die namens de verkoper optreedt of de transactie voor hem regelt;c) de beleggingsonderneming die namens de koper optreedt of de transactie voor hem regelt;d) de beleggingsonderneming die het betrokken aandeel koopt. Indien geen overeenstemming wordt bereikt, worden achtereenvolgens de punten a) tot en met d) in beschouwing genomen totdat het eerste punt wordt bereikt dat op het geval in kwestie van toepassing is, en wordt de informatie openbaar gemaakt door de in het betrokken punt genoemde beleggingsonderneming.

De partijen nemen alle redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de transactie als één enkele transactie openbaar wordt gemaakt. In dit verband worden twee gematchte handelstransacties die gelijktijdig tegen dezelfde prijs met eenzelfde partij als tussenpersoon worden aangegaan, als één enkele transactie aangemerkt.

Artikel 28 (Artikelen 28, 30 en 45 van Richtlijn 2004/39/EG) Uitgestelde openbaarmaking van grote transacties De openbaarmaking van informatie over transacties mag worden uitgesteld gedurende een periode die niet langer is dan in tabel 4 van bijlage II voor de klasse aandelen en transacties in kwestie is gespecificeerd, op voorwaarde dat aan de volgende criteria is voldaan : a) de transactie vindt plaats tussen een beleggingsonderneming die voor eigen rekening handelt, en een cliënt van de betrokken beleggingsonderneming;b) de omvang van de transactie is gelijk aan of groter dan de relevante minimumomvang zoals gespecificeerd in tabel 4 van bijlage II. Voor de bepaling van de relevante minimumomvang voor de toepassing van punt b) worden alle tot de handel op een gereglementeerde markt toegelaten aandelen in klassen ondergebracht volgens hun overeenkomstig artikel 33 te berekenen gemiddelde dagomzet. Afdeling 4. - Gemeenschappelijke bepalingen voor transparantie vóór en

na de handel Artikel 29 (Artikel 27, lid 3, artikel 28, lid 1, artikel 29, lid 1, artikel 44, lid 1, en artikel 45, lid 1, van Richtlijn 2004/39/EG) Openbaarmaking en beschikbaarheid van gegevens in het kader van de transparantie vóór en na de handel 1. Een gereglementeerde markt, een MTF of een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling wordt geacht tijdens de normale handelstijden doorlopend informatie vóór de handel te verstrekken wanneer deze informatie openbaar wordt gemaakt zodra zij tijdens de normale handelstijden van de betrokken gereglementeerde markt, MTF of beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling beschikbaar komt en blijft totdat zij wordt geactualiseerd.2. Vóór en na de handel te verstrekken informatie over transacties die tijdens de normale handelstijden op handelsplatforms plaatsvinden, wordt openbaar gemaakt binnen een tijdsspanne die realtime zo dicht mogelijk benadert.Informatie na de handel over dergelijke transacties wordt steeds binnen de drie minuten na de betrokken transactie beschikbaar gesteld. 3. In geval van een portefeuilletransactie wordt de informatie over elke deeltransactie daarvan beschikbaar gesteld binnen een tijdsspanne die realtime zo dicht mogelijk benadert, gezien de noodzaak om aan elk specifiek aandeel een prijs toe te wijzen.Elke deeltransactie wordt apart beoordeeld om uit te maken of deze overeenkomstig artikel 28 voor uitstel van openbaarmaking in aanmerking komt. 4. Na de handel te verstrekken informatie over transacties die op een handelsplatform maar buiten de normale handelstijden daarvan plaatsvinden, wordt openbaar gemaakt vóór de opening van de volgende handelsdag van het handelsplatform waarop de transacties hebben plaatsgevonden.5. Voor transacties die buiten een handelsplatform plaatsvinden, wordt de na de handel te verstrekken informatie op het volgende tijdstip openbaar gemaakt : a) indien de transactie tijdens een handelsdag van de voor het aandeel in kwestie meest relevante markt, dan wel tijdens de normale handelstijden van de beleggingsonderneming plaatsvindt binnen een tijdsspanne die realtime zo dicht mogelijk benadert.Informatie na de handel over dergelijke transacties wordt steeds binnen de drie minuten na de betrokken transactie beschikbaar gesteld; b) in een geval dat niet door punt a) wordt bestreken, onmiddellijk bij de aanvang van de normale handelstijden van de beleggingsonderneming of ten laatste vóór de opening van de volgende handelsdag op de voor het aandeel in kwestie meest relevante markt. Artikel 30 (Artikelen 27, 28, 29, 30, 44 en 45 van Richtlijn 2004/39/EG) Beschikbaarheid van informatie vóór en na de handel voor het publiek Voor de toepassing van de artikelen 27, 28, 29, 30, 44 en 45 van Richtlijn 2004/39/EG en van deze verordening wordt vóór en na de handel te verstrekken informatie beschouwd als zijnde openbaar gemaakt of voor het publiek beschikbaar gesteld wanneer zij via een van de volgende kanalen algemeen beschikbaar is gesteld voor beleggers in de Gemeenschap : a) de voorzieningen van een gereglementeerde markt of een MTF;b) de voorzieningen van een derde partij;c) eigen regelingen. Artikel 31 (Artikel 22, lid 2, van Richtlijn 2004/39/EG) Openbaarmaking van limietorders van cliënten Een beleggingsonderneming wordt geacht een niet onmiddellijk uitvoerbare limietorder van een cliënt openbaar te hebben gemaakt wanneer zij de order doorgeeft aan een gereglementeerde markt of een MTF die een op een orderboek gebaseerd handelssysteem exploiteert, dan wel ervoor zorgt dat de order openbaar wordt gemaakt en gemakkelijk kan worden uitgevoerd zodra de marktomstandigheden zulks mogelijk maken.

Artikel 32 (Artikel 22, lid 2, en de artikelen 27, 28, 29, 30, 44 en 45 van Richtlijn 2004/39/EG) Regelingen voor de openbaarmaking van informatie Elke voor de toepassing van de artikelen 30 en 31 getroffen regeling voor de openbaarmaking van informatie voldoet aan de volgende voorwaarden : a) zij moet alle redelijke maatregelen omvatten die nodig zijn om te waarborgen dat de openbaar te maken informatie betrouwbaar is, voortdurend op fouten wordt gecontroleerd en wordt gecorrigeerd zodra fouten worden ontdekt;b) zij moet de samenvoeging van de gegevens met soortgelijke gegevens uit andere bronnen vergemakkelijken;c) zij moet de informatie tegen niet-discriminerende commerciële voorwaarden en redelijke kosten beschikbaar stellen voor het publiek. Artikel 33 (Artikelen 27, 28, 29, 30, 44 en 45 van Richtlijn 2004/39/EG) Berekeningen en ramingen voor aandelen die tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten 1. Voor elk aandeel dat tot de handel op een gereglementeerde markt is toegelaten, ziet de voor dat aandeel relevante bevoegde autoriteit erop toe dat onmiddellijk na afloop van elk kalenderjaar de volgende berekeningen met betrekking tot dat aandeel worden gemaakt : a) de gemiddelde dagomzet;b) het gemiddelde dagelijkse aantal transacties;c) voor de aandelen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 22, lid 1, onder a) of b) (al naar gelang van het geval), de waarde van de vrij verhandelbare aandelen per 31 december;d) indien het gaat om een liquide aandeel, de gemiddelde waarde van de uitgevoerde orders. Dit lid en lid 2 zijn niet van toepassing op een aandeel dat vier weken of minder vóór het einde van het kalenderjaar voor het eerst tot de handel op een gereglementeerde markt wordt toegelaten. 2. Bij de berekening van de gemiddelde dagomzet, de gemiddelde waarde van de uitgevoerde orders en het gemiddelde dagelijkse aantal transacties wordt rekening gehouden met alle orders die met betrekking tot het aandeel in kwestie in de Gemeenschap zijn uitgevoerd tussen 1 januari en 31 december van het voorgaande jaar of, in voorkomend geval, tijdens het deel van het jaar waarin het aandeel tot de handel op een gereglementeerde markt was toegelaten en de handel in dat aandeel op een gereglementeerde markt niet was opgeschort. Bij de berekening van de gemiddelde dagomzet, de gemiddelde waarde van de uitgevoerde orders en het gemiddelde dagelijkse aantal transacties voor een aandeel worden niet-handelsdagen in de lidstaat van de voor het betrokken aandeel relevante bevoegde autoriteit buiten beschouwing gelaten. 3. Vóór de eerste toelating van een aandeel tot de handel op een gereglementeerde markt ziet de voor het betrokken aandeel relevante bevoegde autoriteit erop toe dat met betrekking tot dat aandeel ramingen worden verstrekt van de gemiddelde dagomzet, de marktkapitalisatie aan het begin van de eerste dag waarop het aandeel wordt verhandeld, en, wanneer de marktkapitalisatie op 500 miljoen EUR of meer wordt geraamd : a) het gemiddelde dagelijkse aantal transacties en, voor aandelen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 22, lid 1, onder a) of b) (al naar gelang van het geval), de waarde van de vrij verhandelbare aandelen;b) ingeval het een aandeel betreft waarvoor de ramingen uitwijzen dat het een liquide aandeel is, de gemiddelde waarde van de uitgevoerde orders. De ramingen hebben betrekking op de periode van zes weken volgende op de toelating ervan tot de handel of op het einde van die periode al naargelang het geval, en houden rekening met eventuele eerdere ervaringen met de handel in het aandeel in kwestie, alsook met ervaringen met de handel in aandelen die geacht worden soortgelijke kenmerken te bezitten. 4. Na de eerste toelating van een aandeel tot de handel op een gereglementeerde markt ziet de voor het betrokken aandeel relevante bevoegde autoriteit erop toe dat met betrekking tot dat aandeel de in lid 1, onder a), b), c) en d), bedoelde cijfergegevens worden berekend aan de hand van gegevens die betrekking hebben op de eerste vier weken waarin het aandeel wordt verhandeld, waarbij de in lid 1, onder c), voorkomende verwijzing naar 31 december wordt opgevat als een verwijzing naar het einde van de eerste vier weken waarin het aandeel wordt verhandeld;deze berekeningen worden verricht zodra dat doenbaar is na het beschikbaar komen van deze gegevens en in ieder geval vóór het einde van de in artikel 22, lid 5, genoemde periode van zes weken. 5. De relevante bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de gemiddelde dagomzet, de gemiddelde waarde van de uitgevoerde orders, het gemiddelde dagelijkse aantal transacties en de waarde van de vrij verhandelbare aandelen in de loop van een kalenderjaar worden gecontroleerd en indien nodig worden herberekend telkens als er zich een wijziging met betrekking tot het aandeel of de uitgevende instelling ervan voordoet welke een significante en blijvende invloed heeft op de eerder gemaakte berekeningen.6. De in de leden 1 tot en met 5 bedoelde berekeningen, die uiterlijk op de eerste handelsdag van maart 2009 openbaar dienen te worden gemaakt, worden verricht op basis van de gegevens met betrekking tot de gereglementeerde markt of markten van de lidstaat die de in termen van liquiditeit voor het aandeel in kwestie meest relevante markt is. Bij deze berekeningen worden bilateraal overeengekomen transacties in de zin van artikel 19 buiten beschouwing gelaten.

Artikel 34 (Artikelen 27, 28, 29, 30, 44 en 45 van Richtlijn 2004/39/EG) Publicatie en effect van de uitkomsten van de vereiste berekeningen en ramingen 1. Elke bevoegde autoriteit ziet er voor elk aandeel waarvoor zij de relevante bevoegde autoriteit is en dat aan het einde van het voorgaande kalenderjaar tot de handel op een gereglementeerde markt was toegelaten, op toe dat op de eerste handelsdag van maart van elk jaar de volgende informatie wordt gepubliceerd : a) de gemiddelde dagomzet en het gemiddelde dagelijkse aantal transacties, zoals berekend in overeenstemming met artikel 28, leden 1 en 2;b) de waarde van de vrij verhandelbare aandelen en de gemiddelde waarde van de uitgevoerde orders, zoals berekend in overeenstemming met artikel 28, leden 1 en 2. Dit lid is niet van toepassing op aandelen waarop artikel 28, lid 1, tweede alinea, van toepassing is. 2. De uitkomsten van de uit hoofde van artikel 33, lid 3, 4 of 5, vereiste berekeningen en ramingen worden gepubliceerd zodra dat doenbaar is na de uitvoering ervan.3. De in de leden 1 en 2 bedoelde informatie wordt als gepubliceerd beschouwd wanneer zij overeenkomstig lid 5 door het Comité van Europese effectenregelgevers is gepubliceerd.4. Voor de toepassing van deze verordening geldt het volgende : a) de classificatie op basis van de in lid 1 bedoelde publicatie is van toepassing gedurende de periode van twaalf maanden die aanvangt op 1 april na de publicatie en eindigt op 31 maart een jaar later;b) de classificatie op basis van de in artikel 33, lid 3, bedoelde ramingen is van toepassing vanaf de relevante eerste toelating tot de handel tot het einde van de in artikel 22, lid 5, bedoelde periode van zes weken;c) de classificatie op basis van de in artikel 33, lid 4, gespecificeerde berekeningen is van toepassing vanaf het einde van de in artikel 22, lid 5, bedoelde periode van zes weken tot de volgende datum : i) wanneer het einde van deze periode van zes weken tussen 15 januari en 31 maart (beide data inbegrepen) van een gegeven jaar valt, 31 maart van het daaropvolgende jaar; ii) in alle andere gevallen, de volgende 31 maart na het einde van deze periode.

De classificatie op basis van de in artikel 33, lid 5, bedoelde herberekeningen is evenwel van toepassing vanaf de datum van publicatie ervan tot de daaropvolgende 31 maart, tenzij er uit hoofde van artikel 33, lid 5, verdere herberekeningen plaatsvinden. 5. Op basis van gegevens die door of namens bevoegde autoriteiten aan het Comité van Europese effectenregelgevers worden verstrekt, publiceert dit Comité op zijn website geconsolideerde en regelmatig geactualiseerde lijsten van : a) alle beleggingsondernemingen die systematisch intern een aandeel afhandelen dat tot de handel op een gereglementeerde markt is toegelaten;b) alle tot de handel op een gereglementeerde markt toegelaten aandelen, met vermelding van : i) de gemiddelde dagomzet, het gemiddelde dagelijkse aantal transacties en, voor de aandelen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 22, lid 1, onder a) of b) (al naar gelang van het geval), de waarde van de vrij verhandelbare aandelen; ii) indien het gaat om een liquide aandeel, de gemiddelde waarde van de uitgevoerde orders en de standaardmarktomvang voor het betrokken aandeel; iii) indien het gaat om een liquide aandeel dat overeenkomstig artikel 22, lid 3, als een extra liquide aandeel is aangewezen, de naam van de bevoegde autoriteit die dit als zodanig heeft aangewezen, en iv) de relevante bevoegde autoriteit. 6. Elke bevoegde autoriteit ziet erop toe dat de in lid 1, onder a) en b), bedoelde gegevens voor de referentieperiode van 1 april 2006 tot en met 31 maart 2007 voor het eerst worden gepubliceerd op de eerste handelsdag van juli 2007.In afwijking van lid 4 is de op deze publicatie gebaseerde classificatie van toepassing gedurende de periode van vijf maanden die aanvangt op 1 november 2007 en eindigt op 31 maart 2008. HOOFDSTUK V. - Toelating van financiële instrumenten tot de handel Artikel 35 (Artikel 40, lid 1, van Richtlijn 2004/39/EG) Effecten 1. Effecten worden als vrij verhandelbaar in de zin van artikel 40, lid 1, van Richtlijn 2004/39/EG aangemerkt indien zij tussen de partijen bij een transactie kunnen worden verhandeld en vervolgens zonder enige beperking kunnen worden overgedragen, en indien alle effecten die tot dezelfde klasse als het effect in kwestie behoren, fungibel zijn.2. Effecten waarvan de overdracht aan een beperking is onderworpen, worden niet als vrij verhandelbaar aangemerkt, tenzij het onwaarschijnlijk is dat de beperking de markt verstoort.3. Effecten die niet volgestort zijn, mogen als vrij verhandelbaar worden aangemerkt indien regelingen zijn getroffen om te vermijden dat de verhandelbaarheid van deze effecten beperkt is en om ervoor te zorgen dat voldoende informatie voor het publiek beschikbaar is gesteld over het feit dat de effecten niet volgestort zijn, alsook over de gevolgen daarvan voor de aandeelhouders.4. Bij de uitoefening van de discretionaire bevoegdheid om een aandeel al dan niet tot de handel toe te laten, houdt een gereglementeerde markt bij de beoordeling of een aandeel op billijke, ordelijke en efficiënte wijze kan worden verhandeld, rekening met het volgende : a) de verspreiding van deze aandelen onder het publiek;b) of de overeenkomstig Richtlijn 2003/71/EG te verstrekken historische financiële informatie en informatie over de uitgevende instelling en de bedrijfsactiviteiten ervan beschikbaar is of anderszins beschikbaar zal zijn voor het publiek.5. Een effect dat overeenkomstig Richtlijn 2001/34/EG van het Europees Parlement en de Raad [7] tot de officiële notering is toegelaten en waarvan de notering niet is opgeschort, wordt aangemerkt als een effect dat vrij verhandelbaar is en dat op billijke, ordelijke en efficiënte wijze kan worden verhandeld.6. Voor de toepassing van artikel 40, lid 1, van Richtlijn 2004/39/EG houdt de gereglementeerde markt bij de beoordeling of een in artikel 4, lid 1, punt 18, onder c), van genoemde richtlijn bedoeld effect op billijke, ordelijke en efficiënte wijze kan worden verhandeld, al naar gelang van de aard van het toe te laten effect, rekening met het feit of aan de volgende criteria is voldaan : a) de aan het effect verbonden voorwaarden zijn duidelijk en ondubbelzinnig en maken het mogelijk een correlatie te maken tussen de prijs van het effect en de prijs of een andere waardemaatstaf van de onderliggende waarde;b) de prijs of een andere waardemaatstaf van de onderliggende waarde is betrouwbaar en beschikbaar voor het publiek;c) voor het publiek is voldoende informatie beschikbaar die het mogelijk maakt de waarde van het effect te bepalen;d) de regelingen voor de bepaling van de afwikkelingsprijs van het effect waarborgen dat deze prijs de prijs of een andere waardemaatstaf van de onderliggende waarde op adequate wijze weerspiegelt;e) voor de gevallen waarin de afwikkeling van het effect moet of kan geschieden door middel van de levering van een onderliggend effect of van een onderliggende waarde in plaats van in contanten, bestaan er adequate afwikkelings- en leveringsprocedures voor deze onderliggende waarde, alsook adequate regelingen om relevante informatie over de betrokken onderliggende waarde te verkrijgen. Artikel 36 (Artikel 40, lid 1, van Richtlijn 2004/39/EG) Rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging 1. Bij de toelating tot de handel van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging, ongeacht of deze conform Richtlijn 85/611/EEG is opgericht, vergewist een gereglementeerde markt zich ervan dat de betrokken instelling voor collectieve belegging voldoet of heeft voldaan aan de registratie-, kennisgevings- en andere procedures die moeten worden doorlopen voordat de rechten van deelneming in de instelling voor collectieve belegging op de markt mogen worden gebracht in de lidstaat die jurisdictie heeft over de betrokken gereglementeerde markt.2. Onverminderd Richtlijn 85/611/EEG of enigerlei andere communautaire of nationale wetgeving ten aanzien van instellingen voor collectieve belegging kunnen de lidstaten bepalen dat het voldoen aan de in lid 1 bedoelde vereisten geen noodzakelijke voorwaarde is voor de toelating van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging tot de handel op een gereglementeerde markt.3. Bij de beoordeling of rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging van het open-end-type in overeenstemming met artikel 40, lid 1, van Richtlijn 2004/39/EG op billijke, ordelijke en efficiënte wijze kunnen worden verhandeld, houdt de gereglementeerde markt rekening met de volgende aspecten : a) de verspreiding van deze rechten van deelneming onder het publiek;b) of er adequate market-makingregelingen bestaan, dan wel of de beheermaatschappij van de instelling voor collectieve belegging passende alternatieve regelingen heeft getroffen opdat beleggers de rechten van deelneming terugbetaald kunnen krijgen;c) of de waarde van de rechten van deelneming transparant genoeg is gemaakt voor de beleggers door middel van de periodieke openbaarmaking van de intrinsieke waarde.4. Bij de beoordeling of rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging van het closed-end-type in overeenstemming met artikel 40, lid 1, van Richtlijn 2004/39/EG op billijke, ordelijke en efficiënte wijze kunnen worden verhandeld, houdt de gereglementeerde markt rekening met de volgende aspecten : a) de verspreiding van deze rechten van deelneming onder het publiek;b) of de waarde van de rechten van deelneming transparant genoeg is gemaakt voor de beleggers, ofwel door middel van de openbaarmaking van informatie over de beleggingsstrategie van het fonds, ofwel door middel van de periodieke openbaarmaking van de intrinsieke waarde. Artikel 37 (Artikel 40, leden 1 en 2, van Richtlijn 2004/39/EG) Derivaten 1. Bij de toelating tot de handel van een financieel instrument van een in deel C, punten 4 tot en met 10, van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG bedoeld type gaan gereglementeerde markten na of aan de volgende voorwaarden is voldaan : a) de voorwaarden van het contract waarbij het financiële instrument in het leven wordt geroepen, moeten duidelijk en ondubbelzinnig zijn en het tevens mogelijk maken om een correlatie te maken tussen de prijs van het financiële instrument en de prijs of een andere waardemaatstaf van de onderliggende waarde;b) de prijs of een andere waardemaatstaf van de onderliggende waarde moet betrouwbaar zijn en beschikbaar zijn voor het publiek;c) voor het publiek moet voldoende informatie beschikbaar zijn die het mogelijk maakt de waarde van het derivaat te bepalen;d) de regelingen voor de bepaling van de afwikkelingsprijs van het contract moeten van dien aard zijn dat deze prijs de prijs of een andere waardemaatstaf van de onderliggende waarde op adequate wijze weerspiegelt;e) voor de gevallen waarin de afwikkeling van het derivaat moet of kan geschieden door middel van de levering van een onderliggend effect of van een onderliggende waarde in plaats van in contanten, moeten er adequate regelingen bestaan om de marktdeelnemers in staat te stellen relevante informatie over de betrokken onderliggende waarde te verkrijgen, alsook adequate afwikkelings- en leveringsprocedures voor de onderliggende waarde voorhanden zijn.2. Wanneer de betrokken financiële instrumenten van een in deel C, punt 5, 6, 7 of 10, van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG bedoeld type zijn, is lid 1, onder b), niet van toepassing indien aan de volgende voorwaarden is voldaan : a) het contract waarbij het instrument in kwestie in het leven wordt geroepen, moet de mogelijkheid bieden om de markt in te lichten over, dan wel in staat te stellen zich een oordeel te vormen van de prijs of een andere waardemaatstaf van de onderliggende waarde wanneer deze prijs of waardemaatstaf niet anderszins beschikbaar is voor het publiek;b) de gereglementeerde markt moet ervoor zorgen dat er passende regelingen bestaan om toezicht uit te oefenen op de handel in en de afwikkeling van dergelijke financiële instrumenten;c) de gereglementeerde markt moet ervoor zorgen dat afwikkeling en levering, ongeacht of het daarbij om materiële levering dan wel om afwikkeling in contanten gaat, kunnen worden verricht in overeenstemming met de contractvoorwaarden van de betrokken financiële instrumenten. HOOFDSTUK VI. - Afgeleide financiële instrumenten Artikel 38 (Artikel 4, lid 1, punt 2, van Richtlijn 2004/39/EG) Kenmerken van andere afgeleide financiële instrumenten 1. Voor de toepassing van deel C, punt 7, van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG wordt een contract dat geen spotcontract in de zin van lid 2 van dit artikel is en dat niet valt onder lid 4, geacht de kenmerken van andere afgeleide financiële instrumenten te hebben en niet voor commerciële doeleinden te zijn bestemd indien aan de volgende voorwaarden is voldaan : a) het voldoet aan een van de volgende reeksen criteria : i) het wordt verhandeld op een handelsfaciliteit van een derde land die een functie vervult die vergelijkbaar is met die van een gereglementeerde markt of een MTF; ii) het bepaalt uitdrukkelijk dat het wordt verhandeld op, dan wel onderworpen is aan de regels van een gereglementeerde markt, een MTF of een soortgelijke handelsfaciliteit van een derde land; iii) het bepaalt uitdrukkelijk dat het gelijkwaardig is aan een contract dat op een gereglementeerde markt, een MTF of een soortgelijke handelsfaciliteit van een derde land wordt verhandeld; b) de clearing ervan geschiedt door een clearinghouse of een andere entiteit die dezelfde functies als een centrale tegenpartij vervult, of er bestaan regelingen voor het verrichten van margebetalingen of -stortingen in verband met het contract;c) het is zodanig gestandaardiseerd dat met name de prijs, partij, leverdatum of andere voorwaarden hoofdzakelijk worden bepaald onder verwijzing naar periodiek bekendgemaakte prijzen, standaardpartijen of standaardleverdata.2. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder spotcontract het volgende verstaan : een contract voor de verkoop van een grondstof, een activum of een recht, waarin is bepaald dat de levering moet plaatsvinden binnen een van de volgende termijnen, al naargelang welke termijn de langste is : a) twee handelsdagen;b) de termijn die op de markt voor de grondstof, het activum of het recht in kwestie algemeen wordt aanvaard als de standaardlevertermijn. Een contract is evenwel geen spotcontract indien er, ongeacht de uitdrukkelijke voorwaarden ervan, tussen de contractpartijen een afspraak bestaat dat de levering van de onderliggende waarde mag worden uitgesteld en niet binnen de in de eerste alinea omschreven termijn behoeft plaats te vinden. 3. Voor de toepassing van deel C, punt 10, van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG wordt een derivatencontract met betrekking tot een onderliggende waarde zoals bedoeld in dat deel of in artikel 39, geacht de kenmerken van andere afgeleide financiële instrumenten te bezitten indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan : a) het contract wordt in contanten afgewikkeld of kan op verzoek van één of meer van de partijen in contanten worden afgewikkeld, anderszins dan op grond van een verzuim of een ander ontbindend element;b) het contract wordt op een gereglementeerde markt of een MTF verhandeld;c) het contract voldoet aan de voorwaarden van lid 1.4. Een contract wordt niet beschouwd als een contract bestemd voor commerciële doeleinden in de zin van deel C, punt 7, van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG en als een contract met de kenmerken van andere afgeleide financiële instrumenten in de zin van deel C, punten 7 en 10, van deze zelfde bijlage, wanneer het wordt gesloten met of door een exploitant of beheerder van een energietransportnetwerk, een mechanisme voor de balancering van de energiestromen, dan wel een pijpleidingennetwerk, en noodzakelijk is om de energielevering en -afname op een gegeven tijdstip in evenwicht te houden. Artikel 39 (Artikel 4, lid 1, punt 2, van Richtlijn 2004/39/EG)Onder deel C, punt 10, van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG vallende derivaten Naast de derivatencontracten die tot een in deel C, punt 10, van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG genoemde categorie behoren, valt ook een op een van de volgende aspecten betrekking hebbend derivatencontract onder dat deel, mits het voldoet aan de criteria die in dat deel en in artikel 38, lid 3, zijn vastgelegd : a) breedbandtelecommunicatie;b) grondstofopslagcapaciteit;c) transmissie- of transportcapaciteit voor grondstoffen, ongeacht of het om kabels, pijpleidingen of andere middelen gaat;d) een rechtstreeks met de levering, de distributie of het verbruik van energie uit duurzame hulpbronnen verband houdend(e) vergoeding, krediet, vergunning, recht of vergelijkbaar activum;e) een geologische, ecologische of andere fysieke variabele;f) andere fungibele activa of rechten die geen rechten op de ontvangst van diensten zijn en kunnen worden overgedragen;g) een index of maatstaf die betrekking heeft op de prijs of waarde, dan wel het volume van transacties in een activum, recht, dienst of verbintenis. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen Artikel 40 Herziening 1. Ten minste eens om de twee jaar onderwerpt de Commissie in overleg met het Comité van Europese effectenregelgevers de definitie van « transactie » voor de toepassing van deze verordening, de in bijlage II opgenomen tabellen, alsook de in artikel 22 vervatte criteria voor de bepaling van liquide aandelen aan een nieuw onderzoek.2. In overleg met het Comité van Europese effectenregelgevers heronderzoekt de Commissie de bepalingen van de artikelen 38 en 39 in verband met de criteria die nodig zijn om te bepalen welke instrumenten dienen te worden behandeld als instrumenten die de kenmerken van andere afgeleide financiële instrumenten bezitten, die voor commerciële doeleinden bestemd zijn, of die onder deel C, punt 10, van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG vallen, indien in verband daarmee aan de andere in dat deel vastgelegde criteria is voldaan. De Commissie brengt verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad op hetzelfde tijdstip waarop zij haar verslagen uit hoofde van artikel 65, lid 3, onder a) en d), van Richtlijn 2004/39/EG indient. 3. Uiterlijk twee jaar na de toepassingsdatum van deze verordening onderwerpt de Commissie, na raadpleging van het Comité van Europese effectenregelgevers, tabel 4 van bijlage II aan een nieuw onderzoek, waarover zij verslag uitbrengt aan het Europees Parlement en de Raad. Artikel 41 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 november 2007, met uitzondering van artikel 11 en artikel 34, leden 5 en 6, die met ingang van 1 juni 2007 van toepassing zijn.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 augustus 2006.

Voor de Commissie : Ch. McCreevy, Lid van de Commissie _______ Nota's (1) PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2006/31/EG (PB L 114 van 27.4.2006, blz. 60). (2) PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64. (3) PB L 375 van 31.12.1985, blz. 3. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/1/EG (PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9). (4) PB L 191 van 13.7.2001, blz. 43. (5) PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1. (6 Zie bladzijde 26 van dit Publicatieblad. (7) PB L 184 van 6.7.2001, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/1/EG. BIJLAGE I Tabel 1 : Lijst van te gebruiken velden voor meldingsdoeleinden Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Tabel 2 : Verdere bijzonderheden bestemd voor de bevoegde autoriteiten Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

BIJLAGE II Tabel 1 : Overeenkomstig artikel 17 openbaar te maken informatie Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Tabel 2 : Orders van aanzienlijke omvang in verhouding tot de normale marktomvang (in EUR) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Tabel 3 : Standaardmarktomvang (in EUR) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Tabel 4 : Voor het uitstellen van de openbaarmaking geldende drempels en tijdsspannen In onderstaande tabel wordt voor elke tijdsspanne gedurende welke de openbaarmaking mag worden uitgesteld, en voor elke aandelenklasse in termen van gemiddelde dagomzet (GDO) aangegeven welke minimumomvang een transactie moet hebben om de openbaarmaking in verband met een aandeel van het betrokken type gedurende de vermelde tijdsspanne te mogen uitstellen.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^