Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 december 1997
gepubliceerd op 18 december 1997

Koninklijk besluit tot oprichting van een centrale preventiedienst voor de sector van de uitzendarbeid

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1997012821
pub.
18/12/1997
prom.
04/12/1997
ELI
eli/besluit/1997/12/04/1997012821/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 DECEMBER 1997. Koninklijk besluit tot oprichting van een centrale preventiedienst voor de sector van de uitzendarbeid (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, inzonderheid op artikel 26, eerste lid;

Gelet op het advies van het paritair comité voor de uitzendarbeid, gegeven op 8 juli 1993;

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen, gegeven op 19 april 1996;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene principes

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de arbeidsbetrekking bedoeld bij hoofdstuk II van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.

Art. 2.De uitzendbureaus zijn er toe gehouden zich aan te sluiten bij een centrale preventiedienst voor de sector van de uitzendarbeid, die bevoegd is voor specifieke opdrachten in verband met de uitzendkrachten en die hierna « Dienst » wordt genoemd. HOOFDSTUK II. - Oprichting en beheer van de dienst

Art. 3.De Dienst wordt opgericht en beheerd door een vereniging gevormd op basis van de wet van 27 juni 1921, waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend.

Deze vereniging wordt beheerd door vertegenwoordigers van de privé-uitzendbureaus, vertegenwoordigers voor de uitzendbureaus voor de publieke sector en vertegenwoordigers van de uitzendkrachten.

De vertegenwoordigers van de privé-uitzendbureaus worden aangeduid door de Beroepsvereniging van Uitzendkantoren. Zij zijn met tien in aantal.

De vertegenwoordigers van de uitzendbureau's voor de publieke sector worden aangewezen door de bevoegde overheden (VDAB, FOREM, BGDA). Zij zijn met drie in aantal.

De vertegenwoordigers van de uitzendkrachten worden aangewezen door de representatieve organisaties van de werknemers die vertegenwoordigd zijn in het Paritair Comité voor de Uitzendarbeid. Zij zijn met vijf in aantal.

Art. 4.Het beheerscomité is bevoegd : 1° voor de financiële problemen inzake beheer en voor de administratieve organisatie van de Dienst.De financiële problemen vallen enkel onder de verantwoordelijkheid van de vertegenwoordigers van de uitzendbureau's. De vertegenwoordigers van de uitzendkrachten beschikken in deze over een advies- en informatierecht. 2° voor de aanwijzing, de vervanging, de aanduiding van een tijdelijk plaatsvervanger en de verwijdering uit zijn functie van een lid van de centrale cel.3° voor het algemeen voorkomingsbeleid en voor de voor de Dienst nodige middelen om dat voorkomingsbeleid toe te passen en dit onverminderd de bevoegdheden van de uitzendbureau's en hun leden van de hiërarchische lijn terzake.4° voor het opstellen van een jaarlijks actieplan.5° om verbindingspersonen te wraken of voor te stellen hen te vervangen.

Art. 5.Met uitzondering van de beslissingen bedoeld in artikel 4, 2°, waarvoor unanimiteit wordt vereist, worden de beslissingen van het beheerscomité genomen met een eenvoudige meerderheid van elk van de groepen die respectievelijk de uitzendbureaus en de uitzendkrachten vertegenwoordigen, voor zover er minstens twee derde van de vertegenwoordigers van beide groepen aanwezig zijn of vertegenwoordigd worden.

Art. 6.De Dienst ontvangt zijn financiële inkomsten onder de vorm van jaarlijkse forfaitaire bijdragen van elk aangesloten uitzendbureau.

Zij dekken het geheel van de kosten voor de reglementaire opdrachten van de Dienst.

Enkel prestaties met het oog op het in orde brengen met de reglementering op het ogenblik van de oprichting van de Dienst en extra-reglementaire prestaties kunnen het voorwerp uitmaken van betalingen per prestatie.

Art. 7.Contractuele bepalingen tussen de deelnemers en de Dienst mogen niet in tegenspraak zijn met de bepalingen van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, en van haar uitvoeringsbesluiten. HOOFDSTUK III. - Organisatie van de dienst

Art. 8.De Dienst omvat : a) een centrale cel die bij elk van de uitzendbureaus tussenkomt;b) per uitzendbureau één of meerdere verbindingspersonen, in hun uitzendbureau belast met het verzekeren van de permanentie van de werking van de Dienst.

Art. 9.Het hoofd van de dienst is een burgerlijk of industrieel ingenieur in het bezit van een getuigschrift waaruit blijkt dat hij met vrucht een cursus aanvullende vorming van niveau 1 heeft gevolgd, in het kader van het koninklijk besluit van 10 augustus 1978 tot vaststelling van de aanvullende vorming opgelegd aan de diensthoofden voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen en aan hun adjuncten, of geniet van de overgangsmaatregelen voorzien bij dat besluit.

Art. 10.De centrale cel bevat naast het diensthoofd, ten minste vier adjuncten in het bezit van een attest waaruit blijkt dat zij met vrucht een cursus aanvullende vorming hebben gevolgd in het kader van het besluit bedoeld in artikel 9 of genieten van de overgangsmaatregelen voorzien bij dat besluit en waarvan minstens één van de adjuncten in het bezit is van een attest niveau 1.

Art. 11.Het personeel van de centrale cel oefent geen andere functies uit dan hun functies voortvloeiend uit de bepalingen van dit besluit.

Zij zijn met de dienst verbonden door een arbeidsovereenkomst en zij hebben een voltijdse betrekking.

Art. 12.De centrale cel wordt bijgestaan door voldoende administratief personeel. HOOFDSTUK IV. - Opdrachten van de dienst

Art. 13.Het personeel van de centrale cel wordt belast met de volgende taken : a) Sensibilisatie : - organisatie van sensibilisatiecampagnes; - verzamelen en verdelen van werkmiddelen met als doel het welzijn op het werk van de uitzendkrachten te bevorderen; - het nemen van alle initiatieven die toelaten de objectieven te realiseren inzonderheid door samenwerking met de officiële instanties en andere organisaties die tot doel hebben de veiligheid en de gezondheid te bevorderen. b) Advies in verband met het welzijn op het werk en preventie verstrekken aan de bedrijfsleiding van de uitzendbureau's.c) Wetenschappelijk onderzoek : - de gevaren en de gebreken in de preventiemaatregelen voor arbeidsongevallen opsporen; - realiseren en analyseren van statistieken over arbeidsongevallen op individuele en collectieve basis; - verrichten van studies op basis van kwalitatieve en kwantitatieve gegevens. d) Vorming inzake welzijn op het werk voor de uitzendkrachten.e) Het opstellen voor elk uitzendbureau van een maandverslag over de activiteiten van de Dienst betreffende de hierboven vermelde opdrachten.f) Het opstellen van een jaarverslag van de Dienst over zijn activiteiten in het raam van de opdrachten vermeld onder de littera's a tot e van dit artikel. Het jaarverslag bevat bijlagen met afzonderlijke gegevens over elk van de betrokken uitzendbureau's. HOOFDSTUK V. - Verplichtingen van de uitzendbureau's

Art. 14.Elk uitzendbureau stelt één of meerdere verbindingspersonen aan die in hun uitzendbureau belast zijn met het verzekeren van de permanentie van de Dienst.

Art. 15.De verbindingspersonen vervullen hun opdracht in verband met preventie en bescherming uitsluitend in overleg en samenwerking met het hoofd van de Dienst.

Art. 16.De verbindingspersonen hebben een aanvullende vorming die overeenstemt met deze die wordt opgelegd aan een adjunct van het diensthoofd voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen waarbij het aantal in aanmerking genomen werknemers voor de berekening bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 augustus 1978 overeenkomt met het aantal uitzendkrachten dat in dienst is van het uitzendbureau.

Art. 17.Onverminderd de bepalingen van dit besluit, is de gebruiker van de uitzendkracht er toe gehouden de bepalingen betreffende de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk na te leven ten aanzien van deze uitzendkracht gedurende de periode waarin deze bij hem werkt, evenals ten aanzien van zijn eigen werknemers.

Totdat de uitvoeringsbesluiten van hoofdstuk VI van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk zijn vastgesteld worden met de in het eerste lid bedoelde bepalingen, de bepalingen bedoeld die betrekking hebben op de dienst voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing der werkplaatsen.

Art. 18.De uitzendbureaus zijn er toe gehouden zich te schikken naar elke door het beheerscomité genomen beslissing die, in toepassing van dit besluit, tot haar bevoegdheid behoort.

Art. 19.Zijn belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit besluit : 1° de ingenieurs, de industrieel ingenieurs, technisch ingenieurs en de technisch controleurs van de Technische Inspectie van de Administratie van de arbeidsveiligheid;2° de geneesheren-arbeidsinspecteurs en de adjunct-inspecteurs arbeidshygiëne van de Medische inspectie van de Administratie van de arbeidshygiëne en -geneeskunde.

Art. 20.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 december 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^