Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 februari 1999
gepubliceerd op 26 februari 1999

Koninklijk besluit tot regeling van de samenwerking tussen het college van procureurs-generaal en de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid

bron
ministerie van justitie
numac
1999009202
pub.
26/02/1999
prom.
04/02/1999
ELI
eli/besluit/1999/02/04/1999009202/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 FEBRUARI 1999. - Koninklijk besluit tot regeling van de samenwerking tussen het college van procureurs-generaal en de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op het artikel 143bis, § 6, ingevoegd bij de wet van 4 maart 1997;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het lid van het college van procureurs-generaal, belast met de relaties met de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid, de Adviseur-generaal voor het strafrechtelijk beleid en de Adjunct-adviseur-generaal voor het strafrechtelijk beleid vergaderen minstens eenmaal per trimester om binnen het kader van het uitstippelen van het door de Minister van Justitie vastgelegde strafrechtelijk beleid en met het oog op de uitvoering ervan te bepalen op welke domeinen ze zullen samenwerken en om de prioriteiten van die samenwerking vast te leggen, alsook om de eerdere samenwerking te evalueren.

Zij bepalen samen de agenda en de organisatie van de vergaderingen. De agenda's en de verslagen van deze vergaderingen worden door de directeur van het secretariaat van het college van procureurs-generaal opgesteld en aan de Minister van Justitie medegedeeld. De Minister van Justitie of zijn gemachtigde kunnen deelnemen aan deze vergaderingen.

Art. 2.Onder voorbehoud van de artikelen 28quinquies, § 1, en 57, § 1 van het Wetboek van Strafvordering, wisselen het college van procureurs-generaal en de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid de voor de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden noodzakelijke informatie uit. Indien de vertrouwelijkheid van de informatie de voorafgaande akkoordbevinding van de Minister van Justitie vereist, zal dit worden ingewonnen. Zij stellen bovendien de Minister van Justitie in kennis van de aard van elke informatie-uitwisseling.

Art. 3.De Adviseur-generaal en de Adjunct-adviseur-generaal voor het strafrechtelijk beleid stellen het college van procureurs-generaal op de hoogte van alle vergaderingen van werkgroepen die op hun initiatief worden bijeengeroepen en betrekking hebben op materies behorende tot de bevoegdheden van het college van procureurs-generaal. Zij stellen hiervan ook de Minister van Justitie in kennis. Het college van procureurs-generaal kan hierop vertegenwoordigers delegeren.

Art. 4.In het kader van de samenwerking kunnen de Adviseur-generaal en de Adjunct-adviseur-generaal voor het strafrechtelijk beleid relaties onderhouden met de nationaal magistraten en de leden van het openbaar Ministerie die het college bijstaan of waarop het college beroep doet voor de uitvoering van zijn opdrachten. De contacten met de nationaal magistraten verlopen via de procureur-generaal belast met de leiding en het toezicht over die magistraten. In dringende en uitzonderlijke omstandigheden zijn evenwel rechtstreekse contacten met de nationaal magistraten mogelijk. Deze laatsten zijn op dat ogenblik gehouden onverwijld de met hun leiding en toezicht belaste procureur-generaal hiervan in te lichten.

Art. 5.De directeur van het secretariaat van het college van procureurs-generaal deelt de agenda's en de verslagen van de vergaderingen van het college van procureurs-generaal via de Minister van Justitie aan de Adviseur-generaal en de Adjunct-adviseur-generaal voor het strafrechtelijk beleid mee.

De Adviseur-generaal en de Adjunct-adviseur-generaal voor het strafrechtelijk beleid worden uitgenodigd op de vergaderingen van het college van procureurs-generaal, hetzij op initiatief van de Minister van Justitie als hij daarop aanwezig is, hetzij op verzoek van de voorzitter van het college van procureurs-generaal, wanneer zij van oordeel zijn dat hun aanwezigheid noodzakelijk is omwille van de bespreking van aangelegenheden met betrekking tot hun opdrachten of van de samenwerking tussen het college van procureurs-generaal en de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid Zij kunnen de Minister van Justitie of, met de instemming van de Minister rechtstreeks de voorzitter van het college van procureurs-generaal, verzoeken bepaalde punten op de agenda van de vergaderingen van het college van procureurs-generaal te plaatsen.

Tijdens de in het tweede lid bedoelde vergaderingen kunnen de Adviseur-generaal en de Adjunct-adviseur-generaal voor het strafrechtelijk beleid zich, met de instemming van de Minister van Justitie als deze op de vergaderingen aanwezig is of van de voorzitter van het college van procureurs-generaal, laten vervangen en zich laten bijstaan door één of meer medewerkers.

Art. 6.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 februari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

^