Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 mei 2016
gepubliceerd op 12 mei 2016

Koninklijk besluit tot oprichting van de Federale Interneauditdienst

bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister
numac
2016202356
pub.
12/05/2016
prom.
04/05/2016
ELI
eli/besluit/2016/05/04/2016202356/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 MEI 2016. - Koninklijk besluit tot oprichting van de Federale Interneauditdienst


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit koninklijk besluit richt de Federale Interneauditdienst (FIA) op, in uitvoering van de nota "Voorstel tot oprichting van een Gemeenschappelijke Interne Auditdienst" die op 17 juli 2015 door de Ministerraad werd goedgekeurd.

Het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 betreffende de interne auditactiviteiten binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht voorzag drie mogelijke structuren om de interne audit te organiseren: decentraal (een eigen interne audit voor elke betrokken dienst), centraal (een gezamenlijke interne audit voor verschillende diensten), of outsourcing van de interneauditactiviteit.

Gelet op de schaalvoordelen en effectiviteitswinsten, heeft de regering beslist één enkele interneauditdienst op te richten. Deze dienst zal instaan voor de interne audit van de diensten die eerder onder het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 vielen.

I. Toepassingsgebied en rechtsgrond van het ontwerp van koninklijk besluit In zijn advies nr. 58.829/4 van 3 maart 2016 stelt de Raad van State vragen omtrent het toepassingsgebied ervan, de samenhang met de besluiten inzake interne controle en inzake het Auditcomité van de federale overheid. Deze vragen komen echter opnieuw samen bij het onderzoek van de rechtsgrond van het besluit.

A) Toepassingsgebied en samenhang met de besluiten inzake interne controle en Auditcomité van de federale overheid De Raad stelt enerzijds vast dat slechts een aantal instellingen van openbaar nut in het toepassingsgebied worden opgenomen, en anderzijds dat, gelet op het feit dat het ontwerp deels zijn rechtsgrond vindt in artikel 31 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, het ontwerp ook niet van toepassing is op alle diensten die opgenomen zijn in artikel 2 van deze wet.

Met uitzondering van de Pensioendienst voor de overheidssector die geïntegreerd wordt in de Federale Pensioendienst, behoudt dit besluit echter hetzelfde toepassingsgebied als het eerdere koninklijk besluit van 17 augustus 2007 betreffende de interne auditactiviteiten binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht, net zoals de koninklijke besluiten van dezelfde datum houdende oprichting van het Auditcomité van de federale overheid (ACFO) en betreffende het interne controlesysteem binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht.

In die zin is het een beleidsoptie om voor de drie besluiten, die samenhangen, eenzelfde toepassingsgebied te nemen.

De drie besluiten vormen inderdaad een samenhangend geheel. De goede werking van het interne controlesysteem, bepaald bij het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 betreffende het interne controlesysteem binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht, biedt een waarborg voor de doeltreffende, doelmatige, zuinige, goed geregelde en ethische aard van de manier waarop de verrichtingen worden uitgevoerd, voor de naleving van de verplichtingen tot rekenschap afleggen (en dus van de betrouwbaarheid van de financiële en beheersgegevens), voor de overeenstemming met de bestaande wetten en regelgevingen en voor de bescherming van de overheidsmiddelen tegen verlies, slecht gebruik en schade.

Het interne controlesysteem behoort tot de bevoegdheid van het management van de betrokken diensten en instellingen, maar moet ook worden opgevolgd. Elk interne controlesysteem moet niet enkel mechanismen bevatten voor opvolging en evaluatie van zijn doeltreffendheid, maar ook de waarborg bieden dat alle leemten die aan het licht gebracht worden, onverwijld gemeld worden aan het gepaste niveau en dat ermee rekening wordt gehouden.

De interne controle slaat op alle activiteiten, doelstellingen en risico's van een organisatie : in die zin mag interne audit zich niet beperken tot de loutere processen van boekhouding en financiën.

De interneauditactiviteiten vormen een belangrijke modaliteit voor de opvolging en de evaluatie van de internecontrolesystemen : zij moeten professioneel, onafhankelijk en in dialoog worden uitgevoerd en moeten ertoe leiden de leidinggevende in staat te stellen de activiteit van zijn dienst beter te beheersen.

De auditactiviteiten gebeuren op grond van een auditplan opgesteld door de verantwoordelijke interne audit, na een onafhankelijke risicoanalyse. Het Auditcomité van de federale overheid keurt het auditplan goed.

Het zal ook waken over de kwaliteit van de interne audit en over de harmonisering van de normen en de werkmethodes. Daarenboven zal het de regering in staat stellen een globaal beeld te krijgen van de risicoportefeuille van de federale overheid en van de mate van risicobeheersing waarvan de betrokken leidinggevenden blijk geven.

De FIA zal eveneens het Auditcomité inlichten over de opvolging door elke leidinggevende van de aanbevelingen naar aanleiding van een audit : deze hebben immers tot doel bij te dragen tot een verbetering van het interne controlesysteem.

De aanbeveling moet door het management in een actieplan worden opgenomen met bijbehorend tijdspad. De verantwoordelijke interne audit moet de opvolging van de uitvoering van aanbevelingen verzekeren. De naleving van deze verplichting om uitvoering te geven, is een voorwaarde tot doelmatigheid en doeltreffendheid van de interneauditactiviteiten. Er dient echter ook een dialoog plaats te vinden tussen de verantwoordelijke interne audit en de betrokken leidinggevende over de uitvoering van de aanbevelingen. Indien zich hieromtrent problemen stellen, kan het Auditcomité optreden als facilitator.

Aldus zal het Auditcomité bijdragen voldoende zekerheid te scheppen met betrekking tot de realisatie van de doelstellingen van interne controle binnen elke dienst. Dankzij zijn globale kijk zal dit Comité eveneens kunnen bijdragen tot de uitbouw van een systeem van interne controle op het niveau van de federale overheid, door het meten van de interacties tussen de diensten, en overeenkomstig de analyse van de risico's en van de kwaliteit van de interministeriële controlemaatregelen.

B) Rechtsgrond van het besluit De Raad van State stelt eveneens dat artikel 31 van voormelde wet van 22 mei 2003, een onvoldoende rechtsgrond vormt voor dit besluit.

Dit artikel verplicht de instelling van een interne audit binnen de diensten die onder het toepassingsgebied vallen, geeft een globale omschrijving van interne auditactiviteiten, maar beperkt de machtiging aan U gegeven tot de modaliteiten van de organisatie en van de tussenkomst van de interne audit met betrekking tot de begroting en de boekhouding.

De Raad leidt hieruit af dat dit artikel geen voldoende rechtsgrond biedt voor de uitoefening van interneauditactiviteiten door de FIA voor de diensten van het algemeen bestuur. Daarom stelt de Raad voor om voor die diensten eveneens artikel 107, tweede lid, van de Grondwet als rechtsgrond op te nemen. Voor de andere instellingen raadt hij aan om die bepalingen van hun respectieve oprichtingswetten die voorschrijven dat interne audit moet worden ingericht, mee op te nemen als rechtsgrond.

Het heeft bijgevolg geen zin meer artikel 31 van de wet van 22 mei 2003 als rechtsgrond van dit besluit te behouden.

II. Organisatie van de Federale Interneauditdienst De FIA wordt opgericht bij de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister, maar maakt er geen deel van uit. De FIA kan, als dienst opgericht bij de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister, beschouwd worden als een dienst die "afhangt van" de Kanselarij. In die zin is hij onderdeel van het federaal administratief openbaar ambt gezien hij behoort tot de diensten omschreven in artikel 1, 1°, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken.

Overeenkomstig zijn opdracht bepaald in artikel 2, 6°, van het koninklijk besluit van 15 mei 2001 tot oprichting van de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister, zal deze laatste een administratieve en logistieke ondersteuning van de FIA bieden.

De FIA beschikt over een eigen personeelsenveloppe en -plan.

Budgettair worden de personeels-, werkings- en investeringskredieten ondergebracht in een afzonderlijke organisatie-afdeling binnen de sectie 02 - Kanselarij van de algemene uitgavenbegroting.

De administratieve en logistieke ondersteuning van de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister heeft geen enkel gevolg op dit vlak. Deze ondersteuning betreft niet de terbeschikkingstelling van administratief personeel, zoals de inspectie van Financiën stelt, maar enkel de mogelijkheid om een beroep te doen op de technische knowhow en dienstverlening van de Kanselarij.

Dit is nu bijvoorbeeld reeds het geval voor het Federaal Instituut voor Duurzame Ontwikkeling en het Centrum voor cybersecurity België.

Beide diensten beschikken eveneens over een eigen personeelsenveloppe en -plan en eigen kredieten, maar genieten ook van de vermelde technische ondersteuning door de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister.

In navolging van de opmerking van de Raad van State over het gevaar van inmenging via het administratief gezag van de Eerste Minister in de onafhankelijkheid van de dienst, werd nu bepaald dat de Eerste Minister instaat voor de goede werking van de dienst.

Eveneens zal de FIA over een bestuursovereenkomst beschikken. De bestuursovereenkomst omvat een omgevings- en belanghebbendenanalyse : in dit onderdeel zal het Auditcomité als stakeholder van de FIA aan bod komen. Het besluit voorziet eveneens dat de bestuursovereenkomst aan het ACFO wordt bezorgd. Het Auditcomité, als adviesorgaan van de ministerraad, zal zich zo een goed beeld kunnen vormen van de missies, en de visie en waarden van de dienst, naast de strategische en operationele doelstellingen, de doelstellingen op het vlak van verbetering van de interne werking, de efficiëntieverbetering binnen het door de regering toegekende budget, de resultaatindicatoren en de verantwoordelijkheid voor het bereiken van de doelstellingen. De bestuursovereenkomst beschrijft tenslotte de belangrijkste projecten, processen, initiatieven of acties.

III. Opdrachten van de FIA De FIA evalueert voor elke aangesloten dienst de betrouwbaarheid van het interne controlesysteem, het risicobeheer en het goed bestuur. De bevindingen van de evaluatie geven aanleiding tot een dialoog tussen de interne auditoren en de leidinggevende en leiden tot het formuleren van aanbevelingen om het interne controlesysteem te verbeteren en de zwakke punten ervan bij te sturen.

De FIA wordt ook belast met het uitvoeren van activiteiten inzake 'forensic' audit. De nadere regelen met betrekking tot deze activiteiten zullen worden bepaald in overleg met het Auditcomité. De uitvoering door de FIA van 'forensic' auditactiviteiten treedt dan ook pas later in werking en uiterlijk op 1 januari 2018.

De interneauditactiviteiten worden uitgeoefend met naleving van de normen die zijn vastgelegd door het Institute of Internal Auditors (IIA).

Met betrekking tot deze normen heeft de Raad van State gesteld dat zij geen juridische waarde hebben in de interne rechtsorde tenzij ze hernomen worden in een wet- of reglementaire tekst. Er moet worden opgemerkt dat de verwijzing naar deze normen, als guidelines voor de uitvoering van de interneauditactiviteiten, op verzoek van de Raad van State was opgenomen zowel in het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 betreffende de interne auditactiviteiten binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht, als in het besluit van dezelfde datum houdende oprichting van het Auditcomité van de Federale Overheid (ACFO).

Artikel 12 van dit laatste besluit bepaalt inderdaad dat het Auditcomité "de internationale beroepsnormen die zijn erkend inzake interne auditpraktijk en opgesteld door het IIA onderschrijft". In dit kader kan eveneens verwezen worden naar de bepalingen van artikel 11 van het vermeld besluit. Meteen krijgen deze normen een vrij dwingend karakter zowel op het vlak van doeltreffendheid van de interneauditactiviteiten als op het vlak van onafhankelijkheid van de FIA, zijn leidinggevende en zijn personeel.

De onafhankelijkheid van de interne auditors en van de verantwoordelijke interne audit vormt inderdaad een belangrijk aspect voor een goede werking van de interne audit. Het ACFO suggereerde om in dit kader een strikte definitie van belangenconflict in het besluit op te nemen, naast een aantal verbintenissen ter zake in hoofde van specifiek de verantwoordelijke interne audit. Deze suggestie wordt echter niet gevolgd. Artikel 9 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel voorziet immers reeds in een algemene bepaling inzake belangenconflicten. Deze regeling aangevuld met de plichten voorzien in de artikelen 7 en 8 van hetzelfde statuut, en met de toepassing van de IIA-normen, biedt voldoende garanties op dit vlak. Het ACFO zal hieraan de nodige aandacht besteden in het toezicht op de interneauditactiviteiten.

Het auditplan, dat door de verantwoordelijke interne audit, zijnde de leidinggevende van de FIA, wordt opgesteld na een eigen risicoanalyse, wordt ter goedkeuring aan het Auditcomité voorgelegd. Dit plan omvat eveneens een meerjaren- en een jaarlijks plan, maar voorziet ook de middelen om in te gaan op specifieke verzoeken, door een minister bevoegd voor een dienst of voor een onderdeel ervan, door de leidinggevende van een dienst die onderworpen zijn aan het toepassingsgebied van dit besluit, of door het Auditcomité. Deze laatste verzoekt hiertoe nadat het werd gevat door de ministerraad, de minister bevoegd voor begroting of de minister bevoegd voor ambtenarenzaken. Omwille van de transparantie, wordt het goedgekeurde auditplan in zijn geheel aan elke leidinggevende bezorgd.

De verantwoordelijke interne audit sluit samenwerkingsprotocollen voor processen die onderworpen zijn aan externe controle, alsook een duidelijk reglementair omlijnd protocol met de Inspectie van Financiën, na gunstig advies van het Auditcomité.

Tenslotte zijn de interneauditactiviteiten onderworpen aan een vijfjaarlijkse externe evaluatie. De Raad van State vraagt om de evaluatie verder te verduidelijken. Deze externe evaluatie vloeit voort uit de bovenvermelde beroepsnormen. Zij schrijven voor dat voorzien wordt in een programma voor verzekering en verbetering van de kwaliteit van de interneauditactiviteiten. Dit programma dient alle aspecten van de activiteiten te bestrijken en de doeltreffendheid ervan voortdurend op te volgen, met inbegrip van interne en externe kwaliteitsevaluaties. De externe evaluatie helpt dus de verantwoordelijke interne audit bij het beheer van de auditactiviteiten zelf. Daarom komt het opstarten van de externe evaluatie toe aan de verantwoordelijke interne audit. Het is dus niet mogelijk om nu reeds reglementair te gaan bepalen hoe en door wie deze externe evaluatie zal worden uitgevoerd, die overigens geenszins mag verward worden met de evaluatie van de verantwoordelijke interne audit zelf.

IV. Structuur en aansturing van de FIA De interne structuur van de FIA zal afgestemd zijn op het auditeren van zowel dienst-specifieke processen als processen die gemeenschappelijk zijn over de diensten heen. De beschikbare expertise binnen de FIA zal door de verantwoordelijke interne audit worden verdeeld, en er zal rekening gehouden worden met het vereiste rotatieprincipe zoals aanbevolen door de internationale normen. De verantwoordelijke interne audit zal eveneens alle vereisten van de internationale normen inzake onafhankelijkheid en regeling van belangenconflicten naleven.

De FIA wordt geleid door een verantwoordelijke interne audit. De functie 'verantwoordelijke interne audit' wordt uitgeoefend via een mandaat gelijkgesteld met een managementfunctie "N", bedoeld in het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten. De bepalingen van dit besluit met betrekking tot de functie "N" kunnen evenwel niet onverkort op de functie van "verantwoordelijke interne audit" worden toegepast, nu de dienst is opgericht bij de FOD Kanselarij van de Eerste Minister en dus geen deel uitmaakt van een federale overheidsdienst. De functie kan dus niet beschouwd worden als een functie van voorzitter van het Directiecomité, voor wie de weging wordt vastgesteld door de ministerraad. De functie kan evenmin gewogen worden door een voorzitter van het directiecomité gelet op het feit dat de FIA het statuut heeft van een autonome dienst. Daarom wordt de weging vastgesteld door de ministers bevoegd voor interne audit.

In lijn met het toezicht door het Auditcomité van de federale overheid op de uitoefening van de interne auditactiviteiten, geeft het Comité advies over de functiebeschrijving en het competentieprofiel voor deze functie en levert het Comité twee externe experten aan de selectiecommissie.

De voorzitter van het Auditcomité treedt eveneens op als eerste evaluator bij de evaluatie van de verantwoordelijke interne audit, terwijl de eerste minister, in overleg met de andere ministers bevoegd voor interne audit, zal optreden als tweede evaluator.

Het mandaat van de verantwoordelijke interne audit is slechts één maal hernieuwbaar en dit indien de andere voorwaarden bepaald in artikel 25 van het voornoemd koninklijk besluit van 29 oktober 2001 werden nageleefd.

V. Samenstelling van de FIA De FIA zal in een eerste fase worden samengesteld uit personeelsleden van de aansluitende diensten die interneauditactiviteiten uitoefenden in het kader van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 betreffende de interneauditactiviteiten binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht, op basis van vrijwillige mobiliteit.

De betrekkingen van interne auditor binnen de aangesloten diensten worden afgeschaft. De personen die deze betrekkingen uitoefenen, kunnen zich kandidaat stellen voor een betrekking van interne auditor bij de FIA. Zij bekomen vervolgens ambtshalve mobiliteit of worden overgedragen naar de FIA zonder dat een bijkomende selectie wordt georganiseerd.

De Raad van State stelt vast dat het ontwerp geen enkele bepaling omvat met betrekking tot de overdracht van administratief personeel of omtrent het personeelskader van de dienst.

Er moet worden opgemerkt dat inderdaad geen administratief personeel vanuit de aansluitende diensten en instellingen wordt overgedragen. De FIA zal zelf administratief personeel aanwerven binnen de perken van zijn personeelskredieten. Er is evenmin een bepaling opgenomen omtrent het personeelskader nu dit formeel niet meer bestaat. Het vroegere personeelskader wordt immers vervangen door een personeelsplan (en bijhorende personeelsenveloppe).

VI. Inwerkingtreding van het besluit Met uitzondering van de FOD Financiën zal de FIA instaan voor de interne audit van in eerste instantie alle federale overheidsdiensten en federale programmatorische overheidsdiensten, Fedasil en de Regie der Gebouwen.

Voor de Federale Overheidsdienst Financiën treedt dit besluit slechts in werking op de datum door U bepaald en uiterlijk op 1 januari 2018.

Voor het Ministerie van Landsverdediging, het Federaal Agentschap voor de Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten en het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, treedt dit besluit in werking op de data en volgens de nadere regels door U bepaald, en uiterlijk op 1 januari 2018.

De Raad van State suggereert om de "nadere regelen" bedoeld in artikel 29 nu reeds op te nemen in dit besluit. Deze nadere regelen hebben echter betrekking op eventuele bijzondere regels met betrekking tot de overdracht van het personeel naar de FIA als met betrekking tot eventuele bijkomende vereisten met betrekking tot de uitvoering van interneauditactiviteiten voor bepaalde diensten omwille van het bijzonder audituniversum van de betrokken diensten.

Deze nadere regelen zullen desgevallend worden bepaald op het ogenblik dat dit besluit voor de betrokken diensten in werking treedt.

De interneauditactiviteiten voor deze diensten blijven onderworpen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 betreffende de interne auditactiviteiten binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht tot op het ogenblik waarop dit besluit voor hen in werking treedt.

Er werd rekening gehouden met de tekstuele opmerkingen van de Raad van State, behalve wat de vraag betreft om ook te voorzien in een definitie van "verantwoordelijke interne audit", "betrekking van interne auditor" en van "verantwoordelijke voor interne auditactiviteiten". De term "verantwoordelijke interne audit" wordt omschreven in artikel 9 dat de functie creëert en wordt doorheen het verdere besluit als dusdanig vermeld. De termen "betrekking van interne auditor" en "verantwoordelijke voor interne auditactiviteiten" worden enkel vermeld in artikel 14 dat de overdracht van personeel regelt, waarin rechtstreeks naar het eerder vermeld koninklijk besluit van 17 augustus 2007 betreffende de interne auditactiviteiten binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht, wordt verwezen.

Deze termen behoeven hier dus geen bijzondere definiëring, die louter erin zou kunnen bestaan te verwijzen naar hun definitie in het besluit van 17 augustus 2007. In de mate dat dit besluit blijft bestaan tot op het ogenblik waarop dit besluit, voor elke betrokken dienst of instelling, in werking treedt, kan geen verwarring ontstaan over de draagwijdte van deze termen.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Eerste Minister, Ch. MICHEL De Minister belast met Ambtenarenzaken, S. VANDEPUT De Minister van Begroting, Mevr. S. WILMES

Advies nr. 58.829/4 van 3 maart 2016 van de afdeling Wetgeving van de Raad van State Op 19 januari 2016 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, verzocht binnen een termijn van dertig dagen verlengd tot 4 maart 2016 (*) een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit "tot oprichting van de Federale Interneauditdienst". (*) Bij e-mail van 4 februari 2016.

Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 2 en 3 maart 2016.

De kamer was samengesteld uit Pierre LIENARDY, kamervoorzitter, Martine BAGUET en Bernard BLERO, staatsraden, Christian BEHRENDT en Marianne DONY, assessoren, en Colette GIGOT, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Véronique SCHMITZ, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre LIENARDY. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 3 maart 2016.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Toepassingsgebied 1. Het is de bedoeling van de steller van het ontwerp het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 "betreffende de interne auditactiviteiten binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht" op te heffen (Titel 3, Hoofdstuk 1, artikel 26 van het ontwerp) dat het inzonderheid mogelijk maakte te kiezen voor één van de volgende drie manieren voor het organiseren van activiteiten inzake interne audit : het oprichten van een specifieke auditdienst (decentralisatie), het oprichten van een dienst die met andere openbare diensten gedeeld wordt (centralisatie) of een beroep doen op een externe dienstverlener (outsourcing).[1] Die keuze uit drie mogelijkheden komt door de ontworpen bepalingen te vervallen doordat daarbij de "Federale Interne audit" (hierna de "FIA" genoemd) wordt opgericht die de gemeenschappelijke dienst voor interne audit zal worden voor alle diensten waarop het ontworpen koninklijk besluit betrekking heeft (Titel 2, artikelen 3 tot 21 van het ontwerp). [2] - [3] Uit titel 1 vloeit voort dat het ontworpen koninklijk besluit van toepassing is op de diensten die in artikel 1 ervan vermeld worden, namelijk: 1° de federale overheidsdiensten, de Programmatorische federale overheidsdiensten en de diensten die ervan afhangen;2° het Ministerie van Landsverdediging;3° de Regie der Gebouwen;4° het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers;5° het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten;6° het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;7° de Pensioendienst voor de Overheidssector.[4] Aangaande het toepassingsgebied dat, aldus bij het ontwerp bepaald wordt, moet worden vastgesteld dat: - noch het Instituut voor hygiëne en epidemiologie, noch het Federaal Planbureau - die krachtens artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 "betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut" behoren tot de instellingen van openbaar nut van categorie A - worden opgesomd als instellingen die onder de ontworpen tekst vallen; de overige instellingen die behoren tot de categorieën B, C en D van dezelfde wet, worden evenmin vermeld als instellingen die vallen onder het toepassingsgebied van de ontworpen tekst; - dit toepassingsgebied beperkter is en dus niet volledig overeenstemt met het begrip "diensten" in de zin van artikel 2 van de wet van 22 mei 2003 "houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat", terwijl artikel 31 van die wet een rechtsgrond oplevert voor de ontworpen tekst. [5] Inzonderheid in het licht van de voorgaande bevindingen verdient het aanbeveling dat de steller van het ontwerp in het verslag aan de Koning een uiteenzetting en een omstandige verantwoording zou geven van de omvang van het toepassingsgebied van het ontworpen koninklijk besluit.

Fundamenteler is dat in herinnering moet worden gebracht dat het krachtens artikel 108 van de Grondwet niet aan de Koning staat om diensten die binnen het toepassingsgebied van de wet vallen, aan de gelding van de wet te onttrekken.

Bovendien moet in het verslag aan de Koning uitdrukkelijker omschreven worden hoe de regeling inzake interne audit die bij het ontworpen besluit ingevoerd wordt, zal aansluiten bij het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 "tot oprichting van het Auditcomité van de Federale Overheid (ACFO)" [6] en het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 "betreffende het intern controlesysteem binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht" [7] - [8] Gelet op meer in het bijzonder de essentiële rol die het Auditcomité van de Federale Overheid (hierna het Auditcomité genoemd) te spelen heeft inzonderheid op het vlak van het toezicht op de FIA [9] en van de goedkeuring van het auditplan dat wordt opgesteld door de leidend ambtenaar van de FIA [10], zal noodzakelijkerwijze gezorgd moeten worden voor samenhang tussen het ontworpen besluit en de twee voornoemde koninklijke besluiten van 17 augustus 2007 zodra het toepassingsgebied van het ontworpen besluit naar aanleiding van deze opmerking aangepast wordt.

Voorafgaande vormvereisten Overeenkomstig artikel 10 van het koninklijk besluit van 21 december 2013 "houdende uitvoering van titel 2, hoofdstuk 2 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging", moet aan de aanhef een lid worden toegevoegd waarin melding wordt gemaakt van de reden waarom geen regelgevingsimpactanalyse hoeft te worden uitgevoerd, in casu de vrijstellingsgrond die is ontleend aan artikel 8, § 1, 4°, van de wet van 15 december 2013 "houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging" (autoregulering van de federale overheid [11]). [12] Uit het overleg in de Ministerraad van 15 januari 2016 blijkt dat de vraag om advies aan het Auditcomité gelijktijdig verstuurd is met de vraag om advies aan de Raad van State. Het advies van het Auditcomité bevindt zich bijgevolg niet in het dossier.

Indien de ontworpen tekst naderhand gewijzigd zou worden om rekening te houden met dat advies, moet de aldus gewijzigde tekst opnieuw om advies voorgelegd worden aan de afdeling Wetgeving van de Raad van State. Dat advies dient hoe dan ook in de aanhef van het ontworpen besluit te worden vermeld. [13] Rechtsgronden 1. Voor de diensten van algemeen bestuur (federale overheidsdiensten, programmatorische federale overheidsdiensten en Ministerie van Landsverdediging) moet in het eerste lid van de aanhef artikel 107, tweede lid, van de Grondwet als rechtsgrond toegevoegd worden.[14] 2. In het tweede lid van de aanhef wordt bij wijze van rechtsgrond verwezen naar artikel 31 van de wet van 22 mei 2003, dat luidt als volgt : « Een interne audit wordt ingericht bij de diensten die aan de onderhavige wet zijn onderworpen. De interne audit is een zekerheid en advies verstrekkende activiteit, ingesteld ter verbetering van de werking van die diensten, onder meer met betrekking tot de boekhouding en de procedures van de uitvoering van de begroting. De interne audit wordt onafhankelijk ingericht en uitgeoefend.

Op voordracht van de Minister van Begroting bepaalt de Koning de modaliteiten van de organisatie en van de tussenkomst van de interne audit met betrekking tot de begroting en de boekhouding.

De werkplannen voor het uitvoeren van de interne audit, zijn vaststellingen en aanbevelingen, alsook de gebruikte methodologieën worden zonder uitstel aan de Minister van Begroting en aan het Rekenhof meegedeeld. » Met betrekking tot de tenuitvoerlegging van artikel 31 van de wet van 22 mei 2003 heeft de gemachtigde van de minister het volgende gepreciseerd : « Artikel 31 van de wet van 22 mei 2003 beperkt de interne audit niet tot de audit van de boekhouding en de procedures van uitvoering van de begroting. Dit artikel bepaalt dat de diensten die aan deze wet zijn onderworpen, een interne audit moeten oprichten onder meer met betrekking tot de boekhouding en de procedures van uitvoering van de begroting. De Koning bepaalt de modaliteiten van de organisatie en de tussenkomst van de interne audit met betrekking tot de begroting en de boekhouding. Een logische interpretatie van "audits met betrekking tot de boekhouding en de procedures van uitvoering van de begroting" toont evenwel aan dat er geen verschil bestaat tussen deze audits en het ruimere, algemene "interne audit".

De modaliteiten van tussenkomst van de interne audit met betrekking tot de begroting en boekhouding omvatten zowel het vaststellen van het audituniversum voor deze auditactiviteiten als het vastleggen van de wijze waarop de audits uitgevoerd worden. Wat dit laatste betreft, is het vanzelfsprekend dat de interne audit met betrekking tot de boekhouding en de begroting, net zoals iedere andere interneauditactiviteit, optreedt met inachtneming van de normen die bepaald zijn door het Institute of Internal Auditors. Artikel 8 van het ontwerp van koninklijk besluit bepaalt in dit verband uitdrukkelijk dat de normen van het Institute of Internal Auditors moeten nageleefd worden.

De wet van 22 mei 2003 geeft geen aanduiding over het concrete audituniversum voor de interne audit met betrekking tot de begroting en de boekhouding. Op grond van de literatuur kan het audituniversum voor deze interne audit als volgt bepaald worden; - de interne audit van de procedures van uitvoering van de begroting omvat; - de interne audit van de begrotingsprocessen, dit zijn de processen, procedures en activiteiten voor het opmaken van de begroting voor een bepaald jaar vanaf de raming van de inkomsten, het vaststellen van de budgettaire ruimte en het opmaken van de begrotingsinstructies tot de voltooiing van de begrotingsprocessen binnen de uitvoerende macht, evenals de audit van de meerjarige begrotingsplanning zoals deze beschreven is in artikel 124/3 van de wet van 22 mei 2003; - de interne audit van activiteiten en processen die plaats vinden in uitvoering van de begroting (middelenbegroting en uitgavenbegroting) vanaf de conceptie van een activiteit tot de voltooiing ervan. Deze interne audit omvat de financiële aspecten van de activiteit, het proces of de procedure, maar ook de compliance audit, de operationele audit en de performance audit.

Deze ruime interpretatie van de audit van de procedures van uitvoering van de begroting wordt verantwoord door het feit dat om een redelijke zekerheid te hebben over de correctheid van de financiële rapportering en van de financiële toestand van de overheid, ook een redelijke zekerheid vereist is over de correctheid, de rechtmatigheid (compliance), de effectiviteit en efficiëntie van de activiteiten, processen en procedures die tot een financiële actie en rapportering leiden en/of een impact hebben op de financiële toestand van de overheid. - Interne audit van de boekhouding omvat de interne audit van de boekhoudprocessen.

De concrete interneauditactiviteiten die in het kader van de financiële interne audit uitgevoerd worden en de prioriteiten die hierbij in acht worden genomen, worden vastgelegd in het auditplan.

Dit auditplan wordt overeenkomstig de normen van het Institute of Internal Auditors opgemaakt op grond van een risicoanalyse. De interne audit wil niet enkel een redelijke zekerheid verstrekken over de correctheid van de financiële activiteiten en processen maar ook van de operationele en ondersteunende activiteiten en processen die tot een financiële actie en rapportering leiden en/of een impact hebben op de financiële toestand van de overheid. Deze interne audit omvat dus ook de rechtmatigheidsaudit (compliance), de operationele audit en de performance audit. Een afzonderlijke risicoanalyse en prioritering van de processen, procedures en activiteiten met betrekking tot de begroting en de boekhouding lijkt niet logisch en moeilijk aanvaardbaar. Gelet op de ruime reikwijdte van de financiële interne audit zou een afzonderlijke risicoanalyse met een daarop gesteund afzonderlijk auditplan de logische analyse, evaluatie en prioritering van alle auditrisico's waarmee de organisatie geconfronteerd wordt, doorbreken. Een afzonderlijke prioritering van de auditrisico's en auditactiviteiten met betrekking tot de boekhouding impliceert bovendien dat een bijzonder belang wordt toegekend aan de boekhoudprocessen en dat deze minstens impliciet belangrijker worden geacht dan de andere activiteiten, processen en procedures van de organisatie. Hoewel het belang van een correcte financiële rapportering en van de correcte weergave van de financiële toestand van de overheid niet kan onderschat worden, lijken er geen objectieve redenen te bestaan die dit bijzonder belang verantwoorden. Immers, de impact van sommige operationele processen op de financiële rapportering en op de financiële toestand van de organisatie kan vele malen groter zijn dan deze van sommige boekhoudprocessen.

De interneauditactiviteiten die door het ontwerp van koninklijk besluit beoogd worden, vallen dan ook volledig binnen de interne audit zoals deze in de wet van 22 mei 2003 beoogd worden. ».

Uit die toelichtingen en uit de definitie in artikel 2, 5°, van het ontwerp volgt dat de steller van het ontwerp aan de activiteiten op het stuk van interne audit een ruime strekking wil geven.

Er moet evenwel vastgesteld worden dat de wetgever in het tweede lid van artikel 31 weliswaar een ruime definitie van het begrip "interne audit" [15] gegeven heeft, maar de machtiging aan de Koning in het derde lid van hetzelfde artikel beperkt heeft tot de boekhoudkundige en financiële processen.

Teneinde ervoor te zorgen dat een voldoende rechtsgrond voorhanden is voor de instellingen van openbaar nut waarop de ontworpen bepalingen betrekking hebben, moeten in de aanhef dan ook verwijzingen ingevoegd worden naar: - artikel 6 van de wet van 1 april 1971 'houdende oprichting van een Regie der Gebouwen'; - artikel 2, tweede lid, van de wet van 4 februari 2000 "houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen"; - artikel 30 van de wet van 12 januari 2006 'tot oprichting van de "Pensioendienst voor de Overheidssector"'; - artikel 22 van de wet van 20 juli 2006 "betreffende de oprichting en de werking van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten"; - artikel 55, tweede lid, van de wet van 12 januari 2007 'betreffende opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen'.

De aanhef dient in die zin te worden aangevuld.

Algemene opmerking In artikel 2, 6°, van het ontworpen koninklijk besluit wordt de volgende definitie gegeven van een bijzondere categorie auditactiviteiten, de "forensische auditactiviteiten" (in het Frans "activités d'audit judiciaire"): "auditactiviteiten die onder meer onderzoeken omvatten naar aanleiding van een concrete melding of aanwijzing dat fraude werd gepleegd". In artikel 7, § 3, van het ontwerp wordt gepreciseerd dat de FIA "ook forensische auditactiviteiten uit [voert]". Luidens artikel 27, § 1, van het ontwerp treedt dat artikel 7, § 3, in werking op de door de Koning bepaalde datum en uiterlijk op 1 januari 2018.

In verband met die auditactiviteiten bevat het verslag aan de Koning slechts een beknopte uitleg: "De FIA [Federale Interne auditdienst] wordt ook belast met het uitvoeren van activiteiten inzake 'forensische' audit. De nadere regelen met betrekking tot deze activiteiten zullen worden bepaald in overleg met het Auditcomité van de federale overheid. De uitvoering door de FIA van forensische auditactiviteiten treedt dan ook pas later in werking en uiterlijk op 1 januari 2018.".

In dit verband moet evenwel opgemerkt worden dat moeilijk in te schatten valt wat die activiteit werkelijk inhoudt, in het bijzonder "naar aanleiding van een (...) melding", gelet op de verplichting, vervat in artikel 29, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar luid waarvan "[i]edere gestelde overheid, ieder openbaar officier of ambtenaar en, voor de sector van de gezinsbijslag, iedere meewerkende instelling in de zin van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het handvest van de sociaal verzekerde die in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een misdaad of van een wanbedrijf, (...) verplicht [is] daarvan dadelijk bericht te geven aan de procureur des Konings bij de rechtbank binnen wier rechtsgebied die misdaad of dat wanbedrijf is gepleegd of de verdachte zou kunnen worden gevonden, en aan die magistraat alle desbetreffende inlichtingen, processen-verbaal en akten te doen toekomen.".

De inspecteur van Financiën bij de minister van Begroting schrijft in haar advies van 16 november 2015 : "Le volet forensic n'est pas mûr : même dans sa dernière version, le texte ne comporte pas de réelle définition, la spécificité de ces fonctions n'est pas prise en compte (l'article 15, paragraphe 2, évoque la déontologie de la profession alors qu'audit interne et audit forensic constituent deux disciplines distinctes). En outre, le texte est muet sur les modalités d'organisation de ces activités au sein du service d'Audit interne fédéral". [16] In de aanhef van het ontwerp van koninklijk besluit wordt niet alleen artikel 37 van de Grondwet vermeld, maar ook artikel 31 van de wet van 22 mei 2003 'houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat', dat hierboven is weergegeven.

De bespreking van dat artikel in de parlementaire voorbereiding maakt de strekking ervan duidelijk : « Op dat geheel wordt een onafhankelijke interne audit geënt, die vervolgens het voorwerp uitmaakt van de externe controle door het Rekenhof. (...) Dit artikel bepaalt in het bijzonder het wettelijke kader voor de inrichting van de interne audit, die vooral zal worden belast met een kwaliteitscontrole van de werking van de diensten en van het intern toezicht, evenals met de eerbiediging van de voor hen toepasselijke regels. De inachtneming van de gezaghebbende internationale normen op het vlak van de interne audit was een belangrijke bekommernis. De interne audit is een onafhankelijke, objectieve, zekerheid en advies verstrekkende activiteit, ingesteld om een toegevoegde waarde te vormen en ter verbetering van de werking van de organisatie. Zij helpt de organisatie haar doelstellingen te bereiken door een systematische en gedisciplineerde aanpak van de evaluatie en van de verbetering van het risicomanagement, de controlemaatregelen en de managementsmethodes. Meer concreet nog bestaan de opdrachten van de interne audit in : 1) het identificeren en het analyseren van de risico's om deze onder controle te houden;2) het onderzoek en de evaluatie van de goede werking, de doelmatigheid en de effectiviteit van het interne controlesysteem teneinde disfuncties en potentiële risico's van een activiteit op te sporen, de oorzaken hiervan op te zoeken en acties te bepalen om eraan te verhelpen;3) het nagaan of de vastgestelde kwalititeitsnormen worden behaald. De definitie die in de wet is opgenomen, is op een zeer algemene manier geformuleerd en laat de Koning de zorg voor het vaststellen van de concrete modaliteiten van de tussenkomst en de organisatie van de interne audit met betrekking tot de begroting en de boekhouding. Die laatste kan één enkele dienst zijn of worden samengesteld uit cellen die bij elke federale overheidsdienst of dienst worden opgericht. Wat er ook van zij, de interne audit zal echter pas effect sorteren wanneer hij totaal onafhankelijk ten aanzien van de gecontroleerde diensten kan optreden. » Nergens in die tekst wordt het begrip "interne audit" anders gebezigd dan in de gebruikelijke betekenis in de context van een financiële audit zoals in casu het geval is. Daaruit volgt dat artikel 31 van de wet van 22 mei 2003 geen rechtsgrond oplevert voor de voorliggende bepalingen.

In verband met de federale overheidsdiensten, waarvoor de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet gelden, en met de instellingen van openbaar nut, waarvoor hetzij de wet van 16 maart 1954 "betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut", hetzij bijzondere wetten gelden die de Koning machtigen de werking van en de controle op die instellingen te regelen, rijzen er moeilijkheden wanneer het begrip "audit" ruimer opgevat zou worden dan de gebruikelijke werkingssfeer van de budgettaire en financiële controle of van de interne controle op het beheer van de instelling en dat begrip ook zou slaan op de bijzondere categorie van de forensische audit. De afdeling Wetgeving vraagt zich immers af hoe concreet te werk moet worden gegaan bij een forensische audit, dat wil zeggen een audit waarvan het de bedoeling is om inzonderheid gevallen van fraude op te sporen, een administratieve procedure waarbij men gauw het risico zou lopen dat verplichtingen worden opgelegd aan personen die niet behoren tot de overheidsdiensten of de instellingen van openbaar nut, in het bijzonder aan particulieren, verenigingen of ondernemingen, in hun hoedanigheid van aannemer, begunstigde of gerechtigde op sociale uitkeringen. [17] Er bestaat een reëel risico dat de uitvoering van een dergelijke forensische audit niet rond raakt of zelfs mislukt, in het licht van de naleving van andere principes die voortvloeien uit de eerbiediging van de mensenrechten of van strafrechtelijke regels.

Als conclusie kan worden gesteld dat, doordat de forensische audit in het verlengde zou liggen van de budgettaire en financiële audit zoals de wetgever die in de wet van 22 mei 2003 heeft opgevat, de artikelen 2, 6°, 7, § 3, en 27, § 1, van het ontwerp geen rechtsgrond hebben en bijgevolg moeten worden weggelaten. In zoverre diezelfde bepalingen de strekking van de interne audit verruimen, hebben ze een wankele rechtsgrond gelet op de gevolgen die een forensische audit ten aanzien van derden kan hebben, aangezien iedere overheidsdienst of iedere instelling van openbaar nut hoe dan ook artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering moet naleven in geval het vermoeden bestaat dat er fraude, een misdaad of een strafbaar feit is gepleegd.

Bijzondere opmerkingen Aanhef De overweging in de aanhef is overbodig, daar bij de ontworpen tekst een verslag aan de Koning is gevoegd dat zal worden bekendgemaakt. [18] Dispositief Artikel 2 Over de definities in artikel 2 van het ontwerp moet het volgende worden opgemerkt. a) In artikel 2, 1°, van het ontwerp wordt een "organisatie" gedefinieerd als elk der entiteiten bedoeld in artikel 1 van het ontwerp, terwijl in artikel 1, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 "tot oprichting van het Auditcomite van de Federale Overheid (ACFO)" en in artikel 1, tweede lid, eerste zin, van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 "betreffende het intern controlesysteem binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht" daarvoor het woord "dienst" wordt gebruikt. Wanneer drie regelgevende teksten onderling samenhangen en het de bedoeling is dat ze hetzelfde toepassingsgebied hebben, mag daarin geen uiteenlopende terminologie worden gebruikt.

Die opmerking geldt ook voor de andere bepalingen van het ontwerp waarin dat begrip gebezigd wordt (zie in dat verband de artikelen 6, § 1, 7, § 1, 9, § 1, 10, § 1, 14, §§ 1 en 5, 15, 16, § 1, 20 en 27, § 2).

Dezelfde opmerking geldt voor de definitie van "leidend ambtenaar" (artikel 2, 3°). [19] Ze geldt ook voor de andere bepalingen van het ontwerp waarin dat begrip gebezigd wordt (zie in dat verband de artikelen 6, §§ 1 en 3, 7, § 1, 9, § 1, 10, § 1, 17 en 18). b) In artikel 2, 4°, van het ontwerp wordt het "auditplan" gedefinieerd als "het document dat de activiteiten omvat van de Federale Interneauditdienst, bedoeld in titel 2;het bestaat uit een risicoanalyse opgemaakt door de verantwoordelijke van de Federale Interneauditdienst, een meerjarenplan en een jaarlijks plan".

Volgens de gemachtigde van de minister stemt dat auditplan overeen met de "werkplannen voor het uitvoeren van de interne audit", bedoeld in artikel 31, vierde lid, van de wet van 22 mei 2003.

Bijgevolg moet dezelfde wettelijke terminologie worden gebruikt of moet naar die wettelijke bepaling worden verwezen.

Dezelfde opmerking geldt voor de definitie van de "interne auditactiviteiten" in artikel 2, 5°, van het ontwerp, ten aanzien van artikel 31, tweede lid van de wet van 22 mei 2003. c) Bovendien zou het nuttig zijn in artikel 2 van het ontwerp het "Auditcomité van de federale overheid" te definiëren door te verwijzen naar het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 'tot oprichting van het Auditcomite van de Federale Overheid (ACFO)', om in de ontworpen tekst op uniforme wijze gebruik te kunnen maken van de verkorte uitdrukking "auditcomité".Zo ook moet de "interne controle" worden gedefinieerd als de controle ingevoerd bij het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 "betreffende het intern controlesysteem binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht". d) Tot slot zouden de definities die in de ontworpen tekst voorkomen, zoals die van "verantwoordelijke interne audit" (artikelen 9, § 1, eerste lid, en 11 van het ontwerp), van "betrekkingen van interne auditor" en van "verantwoordelijke van interne auditdiensten" (artikel 14, § 1, van het ontwerp) in artikel 2 ondergebracht moeten worden. Artikelen 3 tot 5 Uit de artikelen 3 tot 5 van het ontwerp en uit het verslag aan de Koning blijkt dat de dienst FIA wordt opgericht bij de FOD Kanselarij en onder het administratief gezag van de eerste minister staat. De steller van het ontwerp wordt erop gewezen dat de oprichting van een dienst ad hoc tot gevolg heeft dat de wettelijke en regelgevende bepalingen waarin die dienst niet uitdrukkelijk is vermeld, a priori niet toepasselijk zijn op de FIA. Dat is bijvoorbeeld onder meer het geval met de wet van 22 juli 1993 'houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken'.

De afdeling Wetgeving vraagt zich bovendien af of artikel 4 van het ontwerp, waarin wordt bepaald dat de FIA administratieve en logistieke ondersteuning krijgt van de federale overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister, overeenkomstig wat voorts is bepaald bij artikel 2, § 1, 6°, van het koninklijk besluit van 15 mei 2001 "houdende oprichting van de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister", en artikel 5 van het ontwerp, waarbij aan de FIA een eigen personeelsenveloppe en -plan worden toegekend, elkaar niet overlappen. [20] De artikelen 4 en 5 van het ontwerp moeten in voorkomend geval worden herzien, en hoe dan ook moeten hun strekking en hun onderlinge samenhang in het verslag aan de Koning worden verduidelijkt.

Artikel 3 Luidens het tweede lid "staat [de FIA] onder het administratief gezag van de Eerste Minister".

De vraag rijst wat precies bedoeld wordt met dat begrip "administratief gezag", dat aan de eerste minister, wordt verleend, en of een dergelijke regeling verenigbaar is met de onafhankelijkheid waarover de FIA in de uitoefening van zijn taken moet beschikken ten aanzien van alle betreffende diensten, overeenkomstig artikel 31, tweede lid, tweede zin, van de wet van 22 mei 2003 'houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat', dat luidt als volgt: "De interne audit wordt onafhankelijk ingericht en uitgeoefend". Er moet immers opgemerkt worden dat het begrip "administratief gezag" a priori niet past bij die onafhankelijkheid. [21] De steller van het ontwerp moet zich ervan vergewissen dat het administratief gezag over de FIA dat aan de eerste minister wordt verleend verenigbaar blijft met de onafhankelijkheid van die dienst.

In voorkomend geval moet de tekst worden herzien en hoe dan ook moet het verslag aan de Koning worden aangevuld.

Artikel 7 Paragraaf 1 overlapt met artikel 2, 5°, van het ontwerp en moet dus ofwel worden herzien ofwel worden weggelaten.

Artikel 8 1. Het eerste lid luidt als volgt : « De voorwaarden waaronder de interne auditactiviteiten worden uitgevoerd, hun actiemiddelen en hun kwaliteitsnormen vallen onder de normen die zijn vastgelegd door het Institute of Internal Auditors (IIA).» In dat verband heeft de gemachtigde van de minister op het volgende gewezen : « Artikel 8 van het ontwerp van koninklijk besluit bepaalt uitdrukkelijk dat de Federale Interneauditdienst de IIA-normen moet naleven. Deze normen zijn bepaald in het International Professional Practices Framework van het Institute of Internal Auditors. Aangezien alle IIA-normen van toepassing zijn, is bij de redactie van het ontwerp van koninklijk besluit gekozen geen van deze normen expliciet in het besluit op te nemen. Dit kan immers de onterechte indruk wekken dat bepaalde normen belangrijker geacht worden dan andere. De inspectie van financiën stelt voor om bepaalde normen expliciet in het besluit te vermelden, voornamelijk deze die de noodzakelijke onafhankelijkheid van de interne audit t.o.v. de te auditeren organisaties als van de interne auditor door de afwezigheid van mogelijke belangenconflicten benadrukken.

Zoals reeds vermeld werd geopteerd geen enkele norm specifiek te vermelden. Bovendien wordt door het opnemen van de definitie van interne audit in het besluit reeds de nadruk gelegd op de onafhankelijkheid, de objectiviteit en de professionaliteit van zowel de interneauditdienst als van de interne auditor.

Het is moeilijk om een tabel op te maken die aanduidt welke norm in welke bepaling opgenomen is of tot uitdrukking komt aangezien de bekommernis om de normen verplicht op te leggen expliciet in artikel 8 verwoord is. Bovendien bevat het ontwerp tal van praktische bepalingen o.a. met betrekking tot het statuut van de verantwoordelijke interne audit en van de auditoren die gesteund zijn op de relevante federale regelgeving en die geen band hebben met de IIA-normen. » De steller van de tekst moet er opmerkzaam op gemaakt worden dat die internationale normen aanbevelingen vormen in verband met de uitoefening van het beroep, en dat ze in de interne rechtsorde dus geen juridische waarde hebben wanneer ze niet in een wetgevende of regelgevende tekst opgenomen zijn. 2. Het derde lid is niet duidelijk genoeg, aangezien niet bekend is door wie en hoe die vijfjaarlijkse evaluatie van de FIA zal worden gedaan. Het verslag aan de Koning moet expliciteren hoe en door wie die evaluatie zal worden uitgevoerd.

Artikel 9 In verband met paragraaf 2, tweede lid, wordt verwezen naar het voorbehoud dat de inspecteur-generaal van Financiën heeft geformuleerd en dat luidt als volgt : « (...) Le deuxième alinéa prévoit la conclusion d'un protocole avec l'inspection des finances "en vue de formaliser les conditions pour la coordination des tâches et le partage des informations pour les processus relatifs aux marchés publics, à l'octroi de subsides facultatifs et à l'embauche de personnel contractuel". J'attire l'attention sur le fait que l'Inspection des Finances ne peut renoncer à l'exécution des tâches qui lui sont confiées par la réglementation (en l'occurrence : les AR du 26.4.1968, du 16.11.1994 et du 9.7.2007).

Le protocole en question doit en tenir compte ». [22] Hetzelfde voorbehoud moet worden gemaakt voor het sluiten van de protocollen vermeld in artikel 9, § 2, eerste lid, van het ontwerp.

Artikel 14 Artikel 14 van het ontwerp heeft betrekking op de mobiliteit naar de FIA van de personeelsleden die een betrekking van interne auditor of van verantwoordelijke van interne auditdiensten bekleden, maar de ontworpen tekst bevat noch bepalingen betreffende de overdracht van het administratief personeel noch bepalingen betreffende het personeelskader van de nieuw opgerichte dienst.

De ontworpen tekst moet dienovereenkomstig worden aangevuld.

Artikel 21 Zoals de gemachtigde van de minister heeft beaamd, moet artikel 21 van het ontwerp worden geredigeerd in de vorm van een bepaling tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 "betreffende het intern controlesysteem binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht" en moet het in hoofdstuk 1 van titel 3 van de ontworpen tekst ondergebracht worden, aangezien het strekt tot het aanvullen van de opdracht die bij artikel 6 van dat koninklijk besluit aan de federale overheidsdienst Budget en Beheerscontrole is toevertrouwd.

Artikel 22 In de bepaling onder 3° moeten de woorden "interne audit" worden toegevoegd tussen de woorden "verantwoordelijke" en "van de Federale Interneauditdienst".

Artikel 27 Artikel 27 van het ontwerp heeft tot gevolg dat de ontworpen tekst met toepassing van artikel 6 van de wet van 31 mei 1961 "betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen" in werking zal treden de tiende dag na die van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, voor de federale overheidsdiensten - de FOD Financiën uitgezonderd -, voor de programmatorische federale overheidsdiensten en voor de diensten die daaronder ressorteren, alsook voor de Regie der Gebouwen, voor het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers en voor de Pensioendienst voor de Overheidssector.

Voor de FOD Financiën, het Ministerie van Landsverdediging, het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten en het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen is bepaald dat de tekst in werking treedt uiterlijk op 1 januari 2018, behalve indien de Koning een eerdere datum van inwerkingtreding vaststelt (artikel 27, § 2, eerste en tweede lid, van het ontwerp).

In artikel 27, § 2, tweede lid, van het ontwerp wordt gesteld dat de Koning ook "nadere regels" kan vaststellen voor de organisaties (lees: "diensten") bedoeld in artikel 1, 2°, 5° en 6°, van het ontwerp.

Het is het één of het ander: ofwel gaat het om bijzondere bepalingen in verband met de overdracht naar de FIA, ofwel gaat het om een afwijkende regeling voor de wijze waarop de FIA de interne audit in die organisaties moet uitvoeren. In beide gevallen moet het voorliggende ontwerp nu reeds worden aangevuld met die nadere regels, en moeten het eerste en het tweede lid van artikel 27, § 2, van het ontwerp worden samengevoegd zodat ze enkel de inwerkingtredingsbepaling bevatten zoals die voor de FOD Financiën is vastgesteld.

De ontworpen tekst moet dienovereenkomstig worden aangevuld en artikel 27, § 2, eerste en tweede lid, van het ontwerp moet worden herzien.

Slotopmerking De ontworpen tekst moet nauwkeurig worden nagelezen met het oog op de verbetering van verscheidene vergissingen (zie bijvoorbeeld de artikelen 2, 3°, 8, derde lid, 12, elfde lid, 13 en 27, § 2, derde lid, in de Franse tekst van het ontwerp).

De Griffier, Colette GIGOT De Voorzitter, Pierre LIENARDY

4 MEI 2016. - Koninklijk besluit tot oprichting van de Federale Interneauditdienst FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, de artikelen 37 en 107, tweede lid;

Gelet op de wet van 1 april 1971 houdende oprichting van een Regie der Gebouwen, artikel 6;

Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, artikel 2, tweede lid;

Gelet op de wet van 20 juli 2006 betreffende de oprichting en de werking van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten, artikel 22;

Gelet op de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen, artikel 55, tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 tot oprichting van het Auditcomité van de federale overheid (ACFO);

Gelet op het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 betreffende de interne auditactiviteiten binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht;

Gelet op de adviezen van de inspecteurs van Financiën, gegeven op 10 en 16 november 2015;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 4 december 2015;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister belast met Ambtenarenzaken, gegeven op 4 december 2015;

Gelet op het protocol nr. 715 van 23 december 2015 van het Comité van de federale, de gemeenschaps- en gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op het advies van het Auditcomité van de Federale Overheid gegeven op 2 februari 2016;

Gelet op de vrijstelling van een impactanalyse op basis van artikel 8, § 1, 4°, van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op advies 58.829/4 van 3 maart 2016 van de Raad van State, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Eerste Minister, de Minister belast met Ambtenarenzaken en de Minister van Begroting en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL 1. - Draagwijdte van dit besluit en terminologie

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op : 1° de federale overheidsdiensten en de programmatorische overheidsdiensten evenals de diensten die ervan afhangen;2° het Ministerie van Landsverdediging;3° de Regie der gebouwen;4° het federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers;5° het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten;6° het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.

Art. 2.In dit besluit verstaat men onder : 1° " dienst" : elk der entiteiten bedoeld in artikel 1;2° "interne auditor" : personeelslid van de Federale Interneauditdienst, bedoeld in Titel 2, dat interne auditactiviteiten uitvoert;3° "leidinggevende" : de hoogste administratief verantwoordelijke van elk van de betrokken diensten;4° "auditplan": het document dat de activiteiten omvat van de Federale Interneauditdienst, bedoeld in Titel 2;het bestaat uit een meerjarenplan en een jaarlijks plan die gebaseerd zijn op een risicoanalyse opgemaakt door de verantwoordelijke van de Federale Interneauditdienst; 5° "interne controle" of "interne controlesysteem" : de interne controle of het interne controlesysteem voorzien bij het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 betreffende het intern controlesysteem binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht;6° "Auditcomité" : het Auditcomité van de Federale Overheid, opgericht bij koninklijk besluit van 17 augustus 2007 tot oprichting van het Auditcomité van de Federale Overheid (ACFO). TITEL 2. - De Federale Interneauditdienst HOOFDSTUK 1. - Oprichting

Art. 3.Bij de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister wordt de Federale Interneauditdienst opgericht.

Art. 4.De Eerste Minister staat in voor de goede werking van de Federale Interneauditdienst.

Voor de uitvoering van zijn opdrachten kan de Federale Interneauditdienst een beroep doen op de administratieve en logistieke ondersteuning van de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister.

Art. 5.De Federale Interneauditdienst beschikt over een eigen personeelsenveloppe en -plan. HOOFDSTUK 2. - Opdrachten van de Federale Interneauditdienst

Art. 6.§ 1. De Federale Interneauditdienst evalueert binnen elke dienst de betrouwbaarheid van de interne controle, het risicobeheer en het goed bestuur. Door voorstellen te doen om de doelmatigheid ervan te versterken, helpen de evaluaties de dienst haar doelstellingen te halen.

De bevindingen van deze evaluatie geven aanleiding tot een dialoog tussen de interne auditoren en de leidinggevende van de dienst en in voorkomend geval met de verantwoordelijke voor het betrokken onderdeel van de dienst, en mondt uit in het formuleren van aanbevelingen om het interne controlesysteem te verbeteren en de zwakke punten ervan bij te sturen. Deze aanbevelingen worden gericht aan de leidinggevende van elke dienst en aan het betrokken management.

Een samenvatting wordt bezorgd aan de minister bevoegd voor de dienst of het onderdeel ervan waarop de evaluatie betrekking heeft. § 2. De Federale Interneauditdienst oefent zijn activiteiten uit onder toezicht van het Auditcomité. § 3. De leidinggevende heeft geen beslissingsbevoegdheid over het voorwerp van de interne auditactiviteiten of over de verspreiding van de resultaten ervan.

Art. 7.§ 1. De interne auditactiviteiten worden opgevat en uitgevoerd op basis van een onafhankelijke, objectieve, systematische en methodologische aanpak. Ze geven de dienst redelijke zekerheid over de graad van beheersing van haar verrichtingen en geven raad om deze te verbeteren. Zij dragen bij tot het scheppen van toegevoegde waarde.

Zij helpen de diensten of hun onderdelen hun doelstellingen te halen door hun processen van risicobeheer, controlebeheer en bedrijfsvoering te evalueren en door voorstellen te doen om de doelmatigheid ervan te versterken.

Zij beogen de activiteiten, processen, procedures en structuren die onder het gezag vallen van de leidinggevende en die bijdragen tot de openbare dienstverlening of die een impact hebben op de overheidsmiddelen, te verbeteren. § 2. De interne auditactiviteiten slaan niet op de evaluatie van personen. § 3. De Federale Interneauditdienst voert ook "forensic audit"-activiteiten uit.

Art. 8.De voorwaarden waaronder de interne auditactiviteiten worden uitgevoerd, hun actiemiddelen en hun kwaliteitsnormen vallen onder de normen die zijn vastgelegd door het Institute of Internal Auditors (IIA).

De interne auditactiviteiten worden zo georganiseerd dat de externe controle-instanties zich kunnen beroepen op de besluiten ervan.

De interne auditactiviteiten worden minstens vijfjaarlijks geëvalueerd door een bevoegd en onafhankelijk evaluator of team, bestaande uit personen extern aan de Federale Interneauditdienst.

Art. 9.§ 1. De prioriteiten van de interne auditactiviteiten worden vastgelegd in een auditplan dat wordt opgesteld door de verantwoordelijke van de Federale Interneauditdienst, bedoeld in artikel 11, hierna "verantwoordelijke interne audit" genoemd. De leidinggevende van elke dienst verstrekt hem ter zake relevante informatie.

Het auditplan wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het Auditcomité.

Het plan wordt regelmatig bijgewerkt. De wijzigingen en alle aanvullende documenten worden door het Auditcomité goedgekeurd. Het Comité kan echter afzien van voorafgaande goedkeuring van kleine of spoedeisende wijzigingen.

Het goedgekeurde auditplan wordt aan elke leidinggevende bezorgd.

Het auditplan voorziet eveneens middelen om tegemoet te komen aan specifieke verzoeken bedoeld in artikel 10. § 2. Voor processen die verrichtingen omvatten die onderworpen zijn aan een externe controle sluit de verantwoordelijke interne audit protocollen af om de regeling van de coördinatie van de taken en uitwisseling van informatie te formaliseren.

De verantwoordelijke interne audit sluit, na gunstig advies van het Auditcomité, een protocol af met de Inspectie van Financiën. Dit protocol strekt ertoe de voorwaarden te formaliseren voor het coördineren van de taken en het uitwisselen van informatie voor de processen met betrekking tot overheidsopdrachten, de toekenning van facultatieve toelagen en de werving van contractuele personeelsleden.

Daartoe houdt hij desgevallend rekening met het protocol bedoeld in artikel 12, 5°, van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 tot oprichting van het Auditcomité van de federale overheid (ACFO).

Art. 10.§ 1. Het specifiek verzoek om een audit uit te voeren, gaat uit van de minister bevoegd voor een dienst of een onderdeel ervan, van de leidinggevende van een dienst of van het Auditcomité. Het Auditcomité handelt nadat het gevat werd door de ministerraad, de minister bevoegd voor begroting of de minister bevoegd voor ambtenarenzaken.

Het verzoek bepaalt de doelstellingen, de aard en het domein van de opdracht.

Een afschrift van elk specifiek verzoek door de minister bevoegd voor een dienst of een onderdeel ervan of door een leidinggevende, wordt bezorgd aan het Auditcomité. § 2. De verantwoordelijke interne audit overweegt de specifieke verzoeken geval per geval. De aard van de opdrachten en de werklast die zij meebrengen, moeten verenigbaar zijn met de basisopdrachten van de Federale Interneauditdienst. Als de verantwoordelijke interne audit een specifiek verzoek aanvaardt, schrijft hij deze in in het auditplan.

Alle activiteiten die een tussenkomst veronderstellen van de interne auditoren in de besluitvorming en de uitvoering van de interne controle worden ambtshalve uitgesloten. § 3. Als de Inspectie van Financiën overeenkomstig de artikelen 12, 13 en 15, § 3, van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole belast wordt met een opdracht tot evaluatie van de beheerssystemen, of met een opdracht bedoeld in artikel 34 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, brengt de Korpschef van de Inspectie van Financiën het Auditcomité hiervan op de hoogte. HOOFDSTUK 3. - Organisatie van de Federale Interneauditdienst Afdeling 1. - De verantwoordelijke interne audit

Art. 11.De Federale Interneauditdienst wordt geleid door de verantwoordelijke interne audit.

De functie 'verantwoordelijke interne audit' is een beheersfunctie en wordt uitgeoefend in het kader van een mandaat, zijnde een hernieuwbare tijdelijke aanstelling overeenkomstig artikel 10 van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten.

Art. 12.De bepalingen van voornoemd besluit van 29 oktober 2001 die van toepassing zijn op de managementfunctie bedoeld in artikel 2, § 1, 1°, van dat besluit, zijn van toepassing op de aanduiding en de uitoefening van de functie van verantwoordelijke interne audit, behoudens voor wat bepaald is in de volgende leden. Voor de toepassing van alle andere reglementaire bepalingen wordt de functie niet gelijkgesteld met deze van voorzitter van een directiecomité of voorzitter.

De functiebeschrijving en het competentieprofiel worden bepaald door de ministers bevoegd inzake interne audit, na advies van het Auditcomité. Indien van dit advies wordt afgeweken, wordt dit gemotiveerd.

De twee externe experten bedoeld in artikel 8, § 1, eerste lid, 4°, van voornoemd besluit, worden aangewezen onder de leden van het Auditcomité. Artikel 8, § 1, derde lid, van hetzelfde besluit is op hen niet van toepassing.

Het resultaat van de procedure bedoeld in artikel 7 van voornoemd besluit wordt meegedeeld aan de ministers bevoegd voor interne audit.

De ministers wijzen diegene onder hen aan die het aanvullend onderhoud voert waarvan sprake in artikel 9, § 1, van voornoemd besluit. Hij handelt in overleg met de andere bevoegde ministers.

Op de voordracht van de ministers bevoegd voor interne audit, wordt de verantwoordelijke interne audit door Ons aangesteld voor een periode van zes jaar.

De bestuursovereenkomst wordt bezorgd aan de voorzitter van het Auditcomité en aan de ministers bevoegd voor interne audit.

De tussentijdse evaluaties en de eindevaluatie van de verantwoordelijke interne audit hebben betrekking op : 1° de verwezenlijking van de doelstellingen die werden vastgelegd in het managementplan;2° de uitvoering van het auditplan;3° de kwaliteit van de interne auditactiviteiten, met verwijzing naar de normen en de evaluatie bedoeld in artikel 8;4° de wijze waarop de verantwoordelijke interne audit dat kwaliteitsniveau heeft bereikt;5° de persoonlijke bijdrage van de verantwoordelijke interne audit tot de kwaliteit van de interne auditactiviteiten;6° de inspanningen die hij heeft geleverd op het vlak van de ontwikkeling van de competenties;7° de realisatie en de kwaliteit van het geheel van evaluaties, doorgevoerd binnen de Federale Interneauditdienst. De evaluatie van de verantwoordelijke interne audit wordt uitgevoerd door : 1° de voorzitter van het Auditcomité, als eerste evaluator;2° de eerste minister, als tweede evaluator.Hij handelt in overleg met de andere ministers bevoegd voor interne audit.

Het evaluatieverslag wordt door elke evaluator ondertekend.

Indien de verantwoordelijke interne audit beroep instelt met toepassing van artikel 19, § 1, van voornoemd besluit, kan de beroepsinstantie de evaluatoren horen.

Met behoud van de toepassing van artikel 25 van voornoemd besluit, is het mandaat van verantwoordelijke interne audit slechts één maal hernieuwbaar.

Art. 13.Het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde is van toepassing op de functie "verantwoordelijke interne audit". In afwijking van artikel 6, § 1, van dat besluit leggen de ministers bevoegd voor interne audit de weging vast van deze functie. Afdeling 2. - Mobiliteit naar de Federale Interneauditdienst

Art. 14.§ 1. De betrekkingen van interne auditor en van verantwoordelijke voor interne auditactiviteiten voorzien in de personeelsplannen of het organiek kader van de diensten vermeld in artikel 1 worden afgeschaft. Onder "betrekkingen van interne auditor" en van "verantwoordelijke voor interne auditactiviteiten" wordt verstaan elk personeelslid dat, in toepassing van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 betreffende de interne auditactiviteiten binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht, interne auditactiviteiten uitvoerde of aangesteld werd als interne auditor of verantwoordelijke voor interne auditactiviteiten binnen deze diensten ongeacht het statuut of de voorwaarden waaronder hij deze uitvoerde op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit voor de betrokken dienst. § 2. De houders van de betrekkingen bedoeld in § 1, die federaal statutair ambtenaar zijn en zich kandidaat stellen voor een betrekking van interne auditor bij de Federale Interneauditdienst, bekomen ambtshalve mobiliteit naar de Federale Interneauditdienst. § 3. De houders van de betrekkingen bedoeld in § 1, die zijn aangeworven bij arbeidsovereenkomst en zich kandidaat stellen voor een betrekking van interne auditor bij de Federale Interneauditdienst, genieten louter door de ondertekening van een aanhangsel aan hun arbeidsovereenkomst, van dezelfde arbeidsvoorwaarden bij de Federale Interneauditdienst waarnaar ze worden overgedragen.

De overdracht bedoeld in het eerste lid, vormt geen benoeming. § 4. De overgedragen personeelsleden blijven onderworpen aan het statuut van het Rijkspersoneel, desgevallend wanneer dit van toepassing is op het overgedragen personeel aangeworven bij arbeidsovereenkomst.

De overgedragen personeelsleden behouden de hoedanigheid, de klasse overeenstemmend met de betrekking waarvoor zij werden aangeworven, de geldelijke en administratieve anciënniteit en de weddenschaal die hen werd toegekend. Zij behouden ook de toelagen, de vergoedingen en de premies waarvan zij genoten overeenkomstig de gemeenschappelijke reglementering die op hen van toepassing was. Zij behouden enkel de voordelen die verbonden zijn aan hun functie in zoverre de voorwaarden voor de toekenning ervan in de Federale Interneauditdienst behouden blijven.

De overgedragen personeelsleden waarop het koninklijk besluit van 24 september 2013 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt van toepassing is, behouden de evaluaties die hen werden toegekend op grond van dat besluit. § 5. De houder van een betrekking bedoeld in § 1 die zich geen kandidaat stelt voor een betrekking bij de Federale Interneauditdienst wordt gereaffecteerd in een passende functie die hem voorgesteld wordt door zijn dienst van oorsprong. Afdeling 3. - Uitoefening van de interne auditactiviteiten

Art. 15.Voor interne auditactiviteiten die betrekking hebben op processen die gemeenschappelijk zijn over de diensten heen, worden binnen de Federale Interneauditdienst hierop gerichte horizontale structuren ingericht.

Voor interne auditactiviteiten die betrekking hebben op dienstspecifieke processen worden hierop gerichte verticale structuren ingericht.

De interne auditors worden ingedeeld binnen deze structuren voor welbepaalde periodes volgens de richtlijnen van de verantwoordelijke interne audit.

Art. 16.§ 1. De interne auditoren hebben ongehinderd toegang tot de informatie waarover de dienst beschikt en die zij nodig achten voor de uitvoering van hun opdracht, tot de personen bij wie de informatie berust, ongeacht hun hiërarchisch niveau, alsook tot de plaatsen en lokalen waar de activiteiten van de dienst uitgevoerd worden.

De auditactiviteiten sluiten aan op de controleketen. Zij houden rekening met verificaties die reeds verricht zijn door andere actoren en zijn zelf natrekbaar en controleerbaar. § 2. De interne auditoren dienen de deontologie van het beroep na te leven.

De ministers bevoegd voor begroting en ambtenarenzaken kunnen deze deontologische regels in gemeenschappelijk overleg aanvullen.

Art. 17.De opdracht van de verantwoordelijke interne audit en van de interne auditoren en hun rechten en plichten worden verduidelijkt in een charter. Dit wordt met eerbiediging van de beroepsnormen en in overleg met de leidinggevenden opgesteld en door het Auditcomité goedgekeurd.

Het charter bepaalt bovendien : 1° de regeling van de samenwerking tussen het management en de Federale Interneauditdienst;2° de regeling inzake rapportering;3° de regels van de tegensprekelijke procedure en vertrouwelijkheid.

Art. 18.De verantwoordelijke interne audit staat in voor de opvolging van de aanbevelingen van de interne auditoren.

Zij worden door elke leidinggevende op adequate wijze en op het gepaste niveau in aanmerking genomen. Hij wordt geacht rekening te hebben gehouden met de aanbevelingen wanneer de verantwoordelijke interne audit vaststelt dat één van volgende voorwaarden vervuld is : 1° de leidinggevende aan wie de Federale Interneauditdienst de zwakke punten heeft gemeld, heeft maatregelen genomen of heeft zich ertoe verbonden om binnen een welbepaalde termijn maatregelen te nemen die de verantwoordelijke interne audit voldoende acht;2° de leidinggevende is van plan binnen een welbepaalde termijn een maatregel te treffen om risico's terug te brengen tot een aanvaardbaar peil;3° er werd aangetoond dat de zwakke punten die door de interne audit zijn blootgelegd, geen bijsturing vereisen. Op grond van uitgevoerde opvolgingsaudits, meldt de Federale Interneauditdienst het Auditcomité de elementen waarmee de leidinggevende geen rekening heeft gehouden.

Art. 19.De verantwoordelijke interne audit maakt het opleidingsplan op voor de Federale Interneauditdienst met inbegrip van zijn eigen opleidingsbehoeften. Dit plan moet de interne auditors en de verantwoordelijke interne audit in staat stellen het gewenste competentieniveau te behalen en te behouden. De verantwoordelijke interne audit bezorgt het plan aan het Auditcomité.

Art. 20.Een interne auditor die deelgenomen heeft aan auditactiviteiten voor een onderdeel van een dienst kan enkel worden benoemd of aangesteld in een betrekking binnen dit onderdeel van de dienst binnen een periode van één jaar na de uitoefening van de interne auditactiviteiten mits het akkoord van de verantwoordelijke interne audit.

Het vorig lid is van toepassing op de verantwoordelijke interne audit, mits het akkoord van het Auditcomité.

TITEL 3. - Slotbepalingen HOOFDSTUK 1. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen

Art. 21.Artikel 1, eerste lid, 6°, van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 betreffende het interne controlesysteem binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht, wordt opgeheven.

Art. 22.Artikel 6, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, wordt aangevuld met de volgende zinnen : « Deze opdracht omvat de methodologische en technische ondersteuning bij de uitvoering en de harmonisatie van de interne controle binnen de federale overheid. Deze dienst mag zelf geen opdrachten van interne audit uitvoeren. ».

Art. 23.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 tot oprichting van het Auditcomité van de federale overheid (ACFO), worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid, 6°, wordt opgeheven;2° in paragraaf 2 wordt tussen de bepaling onder 1° en 2°, een 1°/1 ingevoegd, luidende : « 1°/1 "Federale Interneauditdienst" : de auditdienst bedoeld in titel 2 van het koninklijk besluit van 4 mei 2016 tot oprichting van de Federale Interneauditdienst, »;3° in paragraaf 2 wordt de bepaling onder 2° aangevuld met de woorden "of elk personeelslid van de Federale Interneauditdienst die interne auditactiviteiten uitoefent,";4° in paragraaf 2 wordt de bepaling onder 3° aangevuld met de woorden "of de verantwoordelijke interne audit van de Federale Interneauditdienst,".

Art. 24.Artikel 11, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 25.In artikel 12, derde lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 1° wordt aangevuld met de woorden "of door het koninklijk besluit van 4 mei 2016 tot oprichting van de Federale Interneauditdienst";b) in de bepaling onder 2° vervallen de woorden "krachtens het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 betreffende de interne auditactiviteiten binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht";c) in de bepaling onder 4° worden de woorden "het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 betreffende de interne auditactiviteiten binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht" vervangen door de woorden "de interne auditactiviteiten".

Art. 26.In artikel 13, § 1, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het derde lid, laatste zin, worden tussen de woorden "auditdiensten" en "met" de woorden "en de Federale Interneauditdienst" ingevoegd;2° in het vijfde lid worden de woorden "bij het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 betreffende de interne auditactiviteiten binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht" vervangen door de woorden "in artikel 1, § 1, eerste lid" en vervallen de woorden "en op de informatie van het netwerk van verantwoordelijken voor de interne auditactiviteiten".

Art. 27.De artikelen 20 en 21 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 28.Het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 betreffende de interne auditactiviteiten binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 2. - Inwerkingtreding en overgangsbepaling

Art. 29.§ 1. Artikel 7, § 3, treedt in werking op de door Ons bepaalde datum en uiterlijk op 1 januari 2018. § 2. Voor de Federale Overheidsdienst Financiën treedt dit besluit in werking op de datum bepaald door Ons en uiterlijk op 1 januari 2018.

Voor de organisaties bedoeld in artikel 1, 2°, 5° en 6°, treedt dit besluit in werking op de data en volgens de nadere regels bepaald door Ons en uiterlijk op 1 januari 2018.

Tot de in het vorig lid bedoelde data blijven de bepalingen van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 betreffende de interne auditactiviteiten binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht van toepassing op de respectievelijke diensten.

Art. 30.De eerste minister en de ministers bevoegd voor begroting en voor ambtenarenzaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 mei 2016.

FILIP Van Koningswege : De Eerste Minister, Ch. MICHEL De Minister belast met Ambtenarenzaken, S. VANDEPUT De Minister van Begroting, Mevr. S. WILMES _______ Nota's [1] Zie artikel 7, § 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007. [2] Zie in verband met de oprichting van één enkele dienst Parl. St.

Kamer 2001-02, nr. 1870/1, inzonderheid 81-82. [3] Zie, ter vergelijking, het besluit van de Vlaamse Regering van 18 oktober 2013 'tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Audit Vlaanderen" en tot wijziging van diverse besluiten'. [4] Wat de Pensioendienst voor de Overheidssector (artikel 1, 7°, van het ontwerp) betreft, heeft de gemachtigde van de minister het volgende gesteld : "[Met] de integratie van PDOS in de nieuwe Federale Pensioendienst zal rekening moeten gehouden worden bij de eindredactie van het koninklijk besluit." [5] Artikel 2 van de wet van 22 mei 2003 luidt als volgt : « Voor de toepassing van deze wet wordt onder "diensten" verstaan de administraties, instellingen en ondernemingen van de federale Staat, behorende tot een van de volgende categorieën : 1° het algemeen bestuur, dat alle federale overheidsdiensten hergroepeert;2° de administraties met beheersautonomie maar zonder rechtspersoonlijkheid, "administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie" genaamd;3° de overheidsinstellingen met rechtspersoonlijkheid, "administratieve openbare instellingen" genaamd, met uitzondering van de openbare instellingen van sociale zekerheid van de categorie D van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut en van de openbare instellingen van sociale zekerheid bedoeld in het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid;4° de ondernemingen met een handels-, industrieel of financieel karakter, met een vorm van autonomie maar zonder rechtspersoonlijkheid, "staatsbedrijven" genaamd. De diensten met rechtspersoonlijkheid die niet op basis van het eerste lid, 3° worden uitgesloten en die door de Nationale Bank van België, in overleg met het Instituut voor de Nationale Rekeningen, geclassificeerd worden onder de centrale overheid, zijnde code S.1311, vallen onder het toepassingsgebied van deze wet. » [6] Artikel 1, § 1, eerste lid. [7] Artikel 1, eerste lid. [8] Bij die gelegenheid moet de steller van het ontwerp bijvoorbeeld uitleggen hoe de tenuitvoerlegging van de bepalingen van artikel 18 van het ontwerp zich verdragen met de bepalingen van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 in zoverre ze voorzien in het optreden van het Auditcomité zodra de verantwoordelijke interne audit aan het einde van een procedure inzake interne audit vastgesteld heeft dat de leidinggevende van de aan een audit onderworpen dienst geen gevolg gegeven heeft aan de aanbevelingen die de interne auditoren geformuleerd hebben. [9] Artikel 6, § 2, van het ontwerp. [10] Artikel 9, § 1, tweede lid, van het ontwerp. [11] Zie, in verband met het begrip "autoregulering (of zelfregulering) van de federale overheid" wat de federale overheidsdiensten en de federale instellingen van openbaar nut betreft, advies 52.494/2 gegeven op 27 december 2012 over een ontwerp dat geleid heeft tot het koninklijk besluit van 4 juli 2013 "tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de overgang naar het niveau A". [12] Zie in dezelfde zin bijvoorbeeld advies 56.500/1 gegeven op 11 juli 2014 over een ontwerp dat geleid heeft tot het koninklijk besluit van 31 augustus 2014 "ter uitvoering van artikel 2, tweede lid van de wet van 19 juli 2012 betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector", wat betreft het personeel van het Secretariaat van de Nationale Arbeidsraad'. [13] Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbevelingen 33 tot 35. [14] Zie in dezelfde zin advies 42.766/4 gegeven op 2 mei 2007 over een ontwerp dat geleid heeft tot het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 "betreffende de interne auditactiviteiten binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht". [15] Zie voetnoot 2. [16] Vergelijk met de wet van 26 april 1962 "tot verlening der bevoegdheden van de gerechtelijke politie aan sommige personeelsleden van het Hoog Comité van Toezicht" en het koninklijk besluit van 29 juli 1970 "houdende organiek reglement van het Hoog Comité van Toezicht", in het bijzonder artikel 35 ervan. [17] De federale overheidsdiensten werken vandaag de dag immers niet zozeer voor zichzelf als wel voor een brede waaier aan begunstigden - particulieren, verenigingen of ondernemingen - die hetzij via procedures inzake overheidsopdrachten voorzien in openbare noden, hetzij aan verschillende vormen van bestuurlijke politie onderworpen zijn, inzonderheid in de vorm van vergunningen, hetzij voordeel trekken van diverse publieke beleidskeuzes of helpen die te verwezenlijken, inzonderheid via subsidies. [18] Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 39. [19] Te vergelijken met artikel 1, § 2, 5°, van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 "tot oprichting van het Auditcomite van de Federale Overheid (ACFO)" en met artikel 1, tweede lid, tweede zin, van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 "betreffende het intern controlesysteem binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht". [20] Zie het advies van de inspecteur-generaal van Financiën (P&O) van 16 november 2015 (artikelen 4 en 5). [21] De regel die erin bestaat aan de eerste minister de taak op te dragen "te zorgen voor de goede werking" van de dienst zou daarentegen geen bezwaar opleveren: zie GwH 21 november 2013, nr. 158/2013, B.11.8. [22] Zie het advies van de inspecteur-generaal van Financiën (P&O) van 16 november 2015 (artikel 9).

^