Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 oktober 2011
gepubliceerd op 11 oktober 2011

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en van het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2011003347
pub.
11/10/2011
prom.
04/10/2011
ELI
eli/besluit/2011/10/04/2011003347/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 OKTOBER 2011. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en van het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat de Regering de eer heeft U ter ondertekening voor te leggen, wijzigt in hoofdzaak het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging (hierna : het koninklijk besluit van 12 augustus 1994). Daarnaast bevat het besluit een aanvulling van het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen. Met deze wijzigingen wordt de Belgische wetgeving inzake geconsolideerd toezicht in overeenstemming gebracht met de gewijzigde Europese wetgeving, zoals hierna verder wordt toegelicht.

Het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 wordt gewijzigd teneinde de regeling aan te passen aan de Richtlijn 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer.

Met de wet van 28 juli 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/07/2011 pub. 31/08/2011 numac 2011003299 bron federale overheidsdienst financien Wet tot omzetting van diverse richtlijnen betreffende het toezicht op de financiële sector en houdende diverse bepalingen sluiten werden de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen (hierna : de bankwet), de wet van 6 april 1995Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/04/1995 pub. 29/05/2012 numac 2012000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de Grondwet en tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen (hierna : de wet op de beleggingsondernemingen), de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België (hierna : de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten), de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten (hierna : de wet betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten) en de wet van 20 juli 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2004 pub. 09/03/2005 numac 2005003063 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles sluiten betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles (hierna : de wet collectief beheer van beleggingsportefeuilles) reeds aan deze richtlijn aangepast.

Artikel 2 Artikel 2 van het wijzigingsbesluit vult artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 aan met de definitie van consoliderende toezichthouder en, ingevolge het koninklijk besluit van 3 maart 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/03/2011 pub. 09/03/2011 numac 2011003096 bron federale overheidsdienst financien, federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie en federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector sluiten betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector, met de definities van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA), de Nationale Bank van België (de Bank) en de prudentiële toezichthouder. Het begrip « prudentiële toezichthouder » wordt geïntroduceerd omdat het toezicht van prudentiële aard berust bij de Nationale Bank van België, wanneer het gaat om het toezicht op de kredietinstellingen en de beursvennootschappen, en bij de FSMA, wanneer het toezicht de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en de beheervennootschappen voor collectieve belegging betreft.

Artikel 3 Artikel 9bis van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 dat handelt over de samenwerking en informatieverstrekking tussen bevoegde autoriteiten wordt aangevuld met een nieuwe paragraaf 5 en paragraaf 6.

De nieuwe paragraaf 5 bepaalt de taken die de prudentiële toezichthouder in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder en de andere betrokken bevoegde autoriteiten verrichten binnen de colleges van toezichthouders. De oprichting van colleges van toezichthouders werd voorzien om het toezicht op de dochterondernemingen en de significatieve bijkantoren te vergemakkelijken. Ook moet worden gezorgd voor passende coördinatie en samenwerking met andere relevante bevoegde autoriteiten. De voornoemde taken betreffen onder meer de uitwisseling van informatie, de overeenstemming over een toewijzing van taken en overdracht van verantwoordelijkheden, de opstelling van de groepprogramma's voor toezichtonderzoek en het vermijden van onnodige duplicatie van toezichtvereisten. De bevoegde autoriteiten die deelnemen aan de colleges van toezichthouders dienen nauw samen te werken.

De nieuwe paragraaf 6 stelt de verplichting in voor de prudentiële toezichthouder om in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder de regeling voor de oprichting en werking van de colleges schriftelijk vast te leggen. Dit dient te gebeuren na raadpleging van de betrokken bevoegde autoriteiten Paragraaf 6 bepaalt verder de autoriteiten die kunnen deelnemen aan de colleges van toezichthouders. De bevoegde autoriteiten van derde landen die deelnemen aan de colleges van toezichthouders dienen geheimhoudingsvereisten die gelijkwaardig zijn met de vereisten in het kader van Titel V, hoofdstuk 1, afdeling 2 van de Richtlijn 2006/48/EG te respecteren.

De prudentiële toezichthouder dient in de hoedanigheid van consoliderende toezichthouder, het Comité van Europese bankentoezichthouders in kennis te stellen van de activiteiten van het college van toezichthouders, met inbegrip van de activiteiten in noodsituaties, en dient dit comité alle informatie mede te delen die voor de convergentie van het toezicht van bijzonder belang is. Hierbij dienen de geheimhoudingsvereisten in het kader van titel V, hoofdstuk 1, afdeling 2, van de Richtlijn 2006/48/EG, te worden gerespecteerd.

Artikel 4 Artikel 4 van het wijzigingsbesluit brengt een aantal wijzigingen aan in artikel 9ter van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994.

Vooreerst worden de taken van de prudentiële toezichthouder in zijn hoedanigheid van autoriteit belast met het geconsolideerde toezicht en het toezicht met betrekking tot moederondernemingen die een gemengde holding zijn, gepreciseerd en aangevuld. De prudentiële toezichthouder staat in voor het plannen en coördineren van de toezichtactiviteiten in doorgaande bedrijfsvoering, in samenwerking met de andere bevoegde autoriteiten (vervanging van onderdeel 2° van paragraaf 1). De prudentiële toezichthouder staat tevens in voor het plannen en coördineren van toezichtactiviteiten bij de voorbereiding op en in noodsituaties, met inbegrip van ongunstige ontwikkelingen in kredietinstellingen en op de financiële markten (invoeging onderdeel 2° bis in paragraaf 1). De prudentiële toezichthouder dient verder als consoliderende toezichthouder zo spoedig mogelijk de centrale banken van het Europese stelsel van centrale banken en de andere centrale overheidsdiensten die bevoegd zijn voor de wetgeving inzake het toezicht op [kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, verzekeringsmaatschappijen, herverzekeringsmaatschappijen, vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen en betalingsinstellingen] te waarschuwen en hen alle informatie mee te delen die voor de uitoefening van hun taken essentieel is als zich een noodsituatie voordoet die de liquiditeit van de markt en de stabiliteit van het financiële stelsel kan ondermijnen in een van de lidstaten waar aan entiteiten van een groep met kredietinstellingen of beleggingsonderne-mingen vergunning is verleend of significante bijkantoren zijn gevestigd (nieuw laatste lid van paragraaf 1).

De prudentiële toezichthouder dient ten slotte in de hoedanigheid van consoliderende toezichthouder alles in het werk te stellen om samen met de autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op dochterondernemingen van een EU-moederkredietinstelling of een financiële EU-moederholding in een lidstaat tot een gezamenlijk besluit te komen om uit te maken of het geconsolideerde eigen vermogen van de groep toereikend is voor haar financiële situatie en risicoprofiel en hoeveel eigen vermogen voor elke entiteit binnen de bankgroep en op geconsolideerde basis noodzakelijk is (invoeging nieuwe paragraaf 1bis ). Voor het nemen van het gezamenlijk besluit wordt een termijn bepaald van vier maanden nadat de prudentiële toezichthouder als consoliderende toezichthouder een verslag met de risicobeoordeling van de groep bij de andere relevante autoriteiten heeft ingediend. Tot 31 december 2012 bedraagt deze termijn zes maanden (artikel 6 van het wijzigingsbesluit).

De nieuwe paragraaf 1/1 bepaalt verder hoe de besluitvorming tot stand komt en de vereisten waaraan het besluit dient te voldoen. Ook wordt aangegeven hoe de actualisatie van de besluiten dient te gebeuren.

Artikel 5 Artikel 5 van het wijzigingsbesluit voegt in het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 een nieuw artikel 9quater in, dat een aantal verplichtingen invoert voor de prudentiële toezichthouder.

De eerste paragraaf bepaalt dat de prudentiële toezichthouder als bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst waarin een significant bijkantoor is gevestigd een aantal informaties dient te bezorgen. Het plannen en coördineren van toezichtactiviteiten bij de voorbereiding op en in noodsituaties, dient te gebeuren door de prudentiële toezichthouder als bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst.

Wanneer de prudentiële toezichthouder kennis krijgt van een noodsituatie dient zij zo spoedig mogelijk de centrale banken van het Europese stelsel van centrale banken en andere centrale overheidsdiensten die bevoegd zijn voor de wetgeving inzake het toezicht op kredietinstellingen, financiële instellingen, beleggingsdiensten en verzekeringsmaatschappijen, te waarschuwen.

De tweede paragraaf bevat een aantal bepalingen in verband met de oprichting en de werking van colleges van toezichthouders. De prudentiële toezichthouder dient in de hoedanigheid van bevoegde autoriteit die toezicht houdt op een kredietinstelling of beleggingsonderneming met significante bijkantoren in andere lidstaten, een door hem voorgezeten college van toezichthouders op te richten om de samenwerking te vergemakkelijken. De prudentiële toezichthouder dient in dergelijk geval de regeling voor de oprichting en werking van het college schriftelijk vast te stellen. Tevens beslist zij welke bevoegde autoriteiten deelnemen aan een vergadering of activiteit van het college.

Artikel 6 Artikel 6 van het wijzigingsbesluit bevat een overgangsregeling Zoals vermeld in dit verslag onder artikel 4 dient de prudentiële toezichthouder tot een gezamenlijk besluit te komen met andere autoriteiten om uit te maken of het geconsolideerde eigen vermogen van de groep toereikend is voor haar financiële situatie en risicoprofiel en hoeveel eigen vermogen voor elke entiteit binnen de bankgroep en op geconsolideerde basis noodzakelijk is. Voor het nemen van het gezamenlijk besluit wordt een termijn bepaald van vier maanden nadat de prudentiële toezichthouder als consoliderende toezichthouder een verslag met de risicobeoordeling van de groep bij de andere relevante autoriteiten heeft ingediend. Tot 31 december 2012 bedraagt deze termijn zes maanden.

Artikel 7 Ingevolge het koninklijk besluit van 3 maart 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/03/2011 pub. 09/03/2011 numac 2011003096 bron federale overheidsdienst financien, federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie en federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector sluiten betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector, berust het toezicht voortaan bij de Nationale Bank van België wanneer het gaat om het toezicht op de kredietinstellingen en de beursvennootschappen, dan wel bij de FSMA wanneer het toezicht de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en de beheervennootschappen voor collectieve belegging betreft. Om die reden wordt « de Commissie » (de vroegere CBFA) in het besluit vervangen door « de prudentiële toezichthouder ».

Artikel 8 Artikel 2 van het koninklijk besluit van 20 december 1995 wordt aangepast teneinde het artikel in overeenstemming te brengen met de huidige benaming van de wet van 6 april 1995Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/04/1995 pub. 29/05/2012 numac 2012000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de Grondwet en tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten.

Artikel 9 Artikel 12 van de wet van 28 juli 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/07/2011 pub. 31/08/2011 numac 2011003299 bron federale overheidsdienst financien Wet tot omzetting van diverse richtlijnen betreffende het toezicht op de financiële sector en houdende diverse bepalingen sluiten heeft het begrip significant bijkantoor ingevoerd evenals de procedure die dient te worden gevolgd voor de aanmerking van een bijkantoor als significant.

Indien de prudentiële toezichthouder de hoedanigheid heeft van consoliderende toezichthouder of van bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst kan zij gevraagd worden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van een bijkantoor van een beleggingsonderneming om dit bijkantoor aan te merken als significant.

In de omgekeerde situatie kan de prudentiële toezichthouder deelnemen aan een college van toezichthouders, opgericht door de bevoegde consoliderende toezichthouder of de bevoegde toezichthouder van de lidstaat van herkomst.

Artikel 9 van het wijzigingsbesluit bevat de regeling met betrekking tot de bijkantoren in België van beleggingsondernemingen die onder een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte ressorteren. De prudentiële toezichthouder kan de bevoegde consoliderende toezichthouder of de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst verzoeken om een Belgisch bijkantoor van een EER-beleggingsonderneming aan te merken als significant.

Artikelen 10 en 11 Zoals hoger aangegeven berust, ingevolge het koninklijk besluit van 3 maart 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/03/2011 pub. 09/03/2011 numac 2011003096 bron federale overheidsdienst financien, federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie en federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector sluiten betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector, het toezicht van prudentiële aard voortaan bij de Nationale Bank van België wanneer het gaat om het toezicht op de beursvennootschappen, en bij de FSMA wanneer het gaat om het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.

Om die reden wordt het begrip prudentiële toezichthouder ingevoerd i.p.v. de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (artikel 11 van het wijzigingsbesluit) en wordt voor de geheimhoudingsplicht voorzien in artikel 11 van het besluit van 20 december 1995, voortaan ook verwezen naar het artikel dat het beroepsgeheim van de Nationale Bank van België bevat (artikel 10 van het wijzigingsbesluit).

Artikel 12 Overeenkomstig artikel 4 van de Richtlijn 2009/111/EG moeten de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om uiterlijk 31 oktober 2010 aan deze richtlijn te voldoen. Zij dienen die maatregelen toe te passen vanaf 31 december 2010.

Om die reden bepaalt artikel 8 van het wijzigingsbesluit dat het besluit in werking treedt de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS Advies 50.161/2/V van 29 augustus 2011 van de afdeling Wetgeving van de Raad van State De Raad van State, afdeling Wetgeving, tweede vakantiekamer, op 2 augustus 2011 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en van het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondermeningen », heeft het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als ze te oordelen heeft of het vaststellen of het wijzigen van een verordening noodzakelijk is, Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1 °, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2003 pub. 02/05/2003 numac 2003000309 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en tot regeling van de overdracht van sommige personeelsleden van de Dienst Veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie type wet prom. 02/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003000376 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van sommige aspecten van de wetgeving met betrekking tot de inrichting en de werkwijze van de afdeling wetgeving van de Raad van State type wet prom. 02/04/2003 pub. 16/04/2003 numac 2003000298 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, en van het Kieswetboek sluiten, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten. Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Voorafgaande opmerking Dit ontwerp heeft, zoals artikel 1 ervan aangeeft, « inzonderheid de gedeeltelijke omzetting tot doel van de Richtlijn 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer ».

Sedert de aanneming van Richtlijn 2009/111/EG is Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement én de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking)' tevens door drie andere richtlijnen gewijzigd, te weten door Richtlijn 2010/16/EU van de Commissie van 9 maart 2010, Richtlijn 2010/76/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 en Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010. Deze twee laatste richtlijnen wijzigen tevens Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (herschikking)'.

Rekening houdend met het feit dat de omzettingstermijnen hetzij verstreken zijn, hetzij weldra verstreken zullen zijn op 31 december 2011, dient de steller van het ontwerp na te gaan of in het voorliggende ontwerp niet de bepalingen moeten worden opgenomen die voorzien in de omzetting in het Belgische recht van de Richtlijnen 2010/16/EU, 2010/76/EU en 2010/78/EU, indien die nog niet zouden zijn omgezet.

Bijzondere opmerkingen Aanhef Eerste tot derde lid Aan het slot van het eerste tot het derde lid moeten meer bepaald de artikelonderverdelingen die de precieze rechtsgrond opleveren van het ontwerp worden vermeld, evenals de nog geldende wijzigingen die eerder in deze onderverdelingen worden aangebracht (1).

Vijfde lid Het vijfde lid dient als volgt te worden geformuleerd (2) : « Gelet op advies 50.161/2/V van de Raad van State, gegeven op 29 augustus 2011, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; ».

In te voegen leden Tussen het derde en het vierde lid moeten twee nieuwe leden worden ingevoegd teneinde te verwijzen naar de koninklijke besluiten van respectievelijk 12 augustus 1994 en van 20 december 1995, die het ontwerp beoogt te wijzigen (3).

Dispositief Artikel 2 Gelet op de artikelen 4 en 16 van de voornoemde wet van 28 juli 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/07/2011 pub. 31/08/2011 numac 2011003299 bron federale overheidsdienst financien Wet tot omzetting van diverse richtlijnen betreffende het toezicht op de financiële sector en houdende diverse bepalingen sluiten, leze men in onderdeel 20° « artikel 3, § 1, 190 » en « artikel 46, 45° ».

Artikel 4 In de onderdelen 1°, 2° en.3° moet melding gemaakt worden van « paragraaf 1, eerste lid' ». Bovendien zou het beter zijn om onderdeel 3° van dit eerste lid te vervangen door de ontworpen tekst sub 2°, veeleer dan deze laatste in te voegen als een « 2° bis » en onderdeel 3° op te lieffen, Artikel 6 In het ontworpen artikel l7bis moet « artikel 9ter, § 1/1 » geschreven worden. Artikel 7 Het koninklijk besluit van 12 augustes 1994 over het toezicht op geconsolideerde oasis op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging' is gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 november 2005, van 29 olctober 2007 en van 23 maart 2009. Dat moet vermeld worden in artikel 7 van het ontwerp (4).

De woorden die dienen te worden vervangen, zijn bovendien « de woorden de Commissie' of de Commissie voor het Bank- en Financiewezen' ». Deze laatste zijn immers de bewoordingen in de oorspronkelijke versie van het besluit.

Artikel 7 Het opschrift dat in de Franse versie moet worden gebruikt, is « loi du 6 avril 1995 relative au statut et au contrôle des entreprises d'investissement » (5).

Artikel 10 De ontworpen tekst moet de opschriften vermelden van de wetten van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België' en van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten'.

Artikel 11 De woorden die dienen te worden vervangen zijn « de woorden de Conunissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen' of de Conunissie voor het Bank- en Financiewezen' ». Deze laatste zijn immers de bewoordingen in de oorspronkelijke versie van het besluit De kamer was samengesteld uit : de heren : R. ANDERSEN, eerste voorzitter van de Raad van State, P. LEWALLE, staatsraden, P. VANDERNOOT, Mevr. B. VIGNERON, griffer, Het verslag werd uitgebracht door de Heer J.-L. PAQUET, eerste auditeur, De overeensternming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. VANDERNOOT. De griffier, De eerste voorzitter, B. VIGNERON R. ANDERSEN _______ Nota's (1) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tabblad « Wetgevingstechniek », aanbevelingen 23 en 27. (2) Ibid, formule F 3-5-2.(3) Ibid, aanbevelingen 29 en 30.(4) Ibid, aanbeveling 113.(5) Artikel 32 van het koninklijk besluit van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/04/2007 pub. 31/05/2007 numac 2007003240 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot omzetting van de Europese richtlijn betreffende de markten voor financiële instrumenten sluiten 'tot omzetting van de Europese richtlijn betreffende de markten voor financiële instrumenten'. 4 OKTOBER 2011. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingenvoor collectieve belegging en van het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de artikelen 49 en 49bis ;

Gelet op de wet van 6 april 1995Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/04/1995 pub. 29/05/2012 numac 2012000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de Grondwet en tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de artikelen 95 en 95bis ;

Gelet op de wet van 20 juli 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2004 pub. 09/03/2005 numac 2005003063 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles sluiten betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, artikel 189 Gelet op het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen;

Gelet op het advies van de Nationale Bank van België, gegeven op 19 juli 2011;

Gelet op advies 50.161/2/V van de Raad van State, gegeven op 29 augustus 2011, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling

Artikel 1.Dit besluit heeft inzonderheid de gedeeltelijke omzetting tot doel van de Richtlijn 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingenvoor collectieve belegging

Art. 2.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 29 oktober 2007 en 23 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 17° wordt vervangen als volgt : « 17° FSMA : de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten;»; 2° het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 18°, 19° en 20°, luidende : « 18° de Bank : de Nationale Bank van België, bedoeld in de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten;19° prudentiële toezichthouder : de Bank of de FSMA, al naargelang het het toezicht van prudentiële aard op de kredietinstellingen en de beursvennootschappen dan wel de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging betreft;20° de consoliderende toezichthouder : een toezichthouder als gedefinieerd in artikel 3, § 1, 19° van de bankwet, respectievelijk artikel 46, 45° van de wet op de beleggingsondernemingen.».

Art. 3.Artikel 9bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 29 oktober 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/2007 pub. 08/11/2007 numac 2007003493 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, van het koninklijk besluit van 17 juni 1996 tot verruiming van de grenzen waarbinnen de kredietinstellingen aandelen en deelnemingen mogen bezitten, van het koninklijk besluit van 26 september 2005 houdende het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, en van het koninklijk besluit van 21 november 2005 over het aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep sluiten wordt aangevuld met de paragrafen 4 en 5, luidende : « § 5. Binnen de colleges van toezichthouders als vermeld in artikel 49, § 5ter, van de bankwet en artikel 95, § 5ter, van de wet op de beleggingsondernemingen, verrichten de prudentiële toezichthouder in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder en de andere betrokken bevoegde autoriteiten de volgende taken : a) zij wisselen onderling informatie uit;b) zij komen in voorkomend geval tot overeenstemming over een toewijzing van taken en overdracht van verantwoordelijkheden op basis van vrijwilligheid;c) zij stellen op basis van een verrichte risicobeoordeling van de groep programma's voor toezichtonderzoek vast;d) zij vergroten de efficiëntie van het toezicht door onnodige duplicatie van toezichtvereisten te vermijden;e) zij passen de prudentiële vereisten in het kader van de Richtlijn 2006/48/EG consequent toe op alle entiteiten in een bankgroep, onverminderd de keuzemogelijkheden en de speelruimte die de Gemeenschapswetgeving biedt;f) zij houden bij de toepassing van artikel 9ter, § 1, 2bis, van dit besluit rekening met het werk van andere fora die eventueel op dit gebied zijn opgericht. De bevoegde autoriteiten die deelnemen aan de colleges van toezichthouders, werken nauw samen. De geheimhoudingsvereisten beletten de bevoegde autoriteiten niet binnen colleges van toezichthouders vertrouwelijke informatie uit te wisselen. De oprichting en werking van colleges doen geen afbreuk aan de rechten en plichten van de bevoegde autoriteiten in het kader van de Richtlijn 2006/48/EG. § 6. Na raadpleging van de betrokken bevoegde autoriteiten stelt de prudentiële toezichthouder als consoliderende toezichthouder de regeling voor de oprichting en werking van de colleges schriftelijk vast.

De autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op dochterondernemingen van een EU-moederkredietinstelling of een financiële EU-moederholding, en de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst waar significante bijkantoren zijn gevestigd in de zin van artikel 49, §§ 5bis en 5ter, van de bankwet en artikel 95, §§ 5bis en 5ter van de wet op de beleggingsondernemingen, eventueel centrale banken, alsook in voorkomend geval en onverminderd geheimhoudingsvereisten die naar het oordeel van alle bevoegde autoriteiten gelijkwaardig zijn met de vereisten in het kader van Titel V, hoofdstuk 1, afdeling 2, van de Richtlijn 2006/48/EG, de bevoegde autoriteiten van derde landen kunnen deelnemen aan colleges van toezichthouders.

De prudentiële toezichthouder zit als consoliderende toezichthouder de bijeenkomsten van het college voor en beslist welke bevoegde autoriteiten deelnemen aan een bijeenkomst of activiteit van het college. De prudentiële toezichthouder informeert in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder alle leden van het college vooraf volledig over het beleggen van bijeenkomsten, de voornaamste agendapunten en de in overweging te nemen activiteiten. De prudentiële toezichthouder informeert in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder alle leden van het college tevens tijdig over de acties of maatregelen die in die bijeenkomsten ondernomen of uitgevoerd worden.

Bij zijn beslissing houdt de prudentiële toezichthouder in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder rekening met de relevantie van de te plannen of te coördineren toezichtactiviteit voor die autoriteiten, en in het bijzonder met de gevolgen die deze beslissing kan hebben voor de stabiliteit van het financiële stelsel in de betrokken lidstaten, met name in noodsituaties, en de in artikel 9quater, § 1, bedoelde verplichtingen.

De prudentiële toezichthouder stelt in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder, onverminderd de geheimhoudingsvereisten in het kader van titel V, hoofdstuk 1, afdeling 2, van de Richtlijn 2006/48/EG, het Comité van Europese bankentoezichthouders in kennis van de activiteiten van het college van toezichthouders, met inbegrip van de activiteiten in noodsituaties, en deelt dit comité alle informatie mede die voor de convergentie van het toezicht van bijzonder belang is. ».

Art. 4.In artikel 9ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 29 oktober 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/2007 pub. 08/11/2007 numac 2007003493 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, van het koninklijk besluit van 17 juni 1996 tot verruiming van de grenzen waarbinnen de kredietinstellingen aandelen en deelnemingen mogen bezitten, van het koninklijk besluit van 26 september 2005 houdende het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, en van het koninklijk besluit van 21 november 2005 over het aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt : « 2° het plannen en coördineren van de toezichtactiviteiten in doorgaande bedrijfsvoering, in samenwerking met de andere bevoegde autoriteiten;»; 2° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de bepaling onder 3° vervangen als volgt : « 3° het plannen en coördineren van toezichtactiviteiten bij de voorbereiding op en in noodsituaties, met inbegrip van ongunstige ontwikkelingen in kredietinstellingen en op de financiële markten, indien mogelijk met gebruikmaking van bestaande welomschreven communicatiekanalen voor de facilitering van crisisbeheersing, in samenwerking met de andere bevoegde autoriteiten en zo nodig de centrale banken.De voornoemde planning en coördinatie omvat ook buitengewone maatregelen, gezamenlijke evaluaties, de uitvoering van calamiteitenplannen en de communicatie met het publiek; »; 3° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende : « De prudentiële toezichthouder waarschuwt als consoliderende toezichthouder zo spoedig mogelijk de centrale banken van het Europese stelsel van centrale banken en de andere centrale overheidsdiensten die bevoegd zijn voor de wetgeving inzake het toezicht op [kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, beheervennoot-schappen van instellingen voor collectieve belegging, verzekeringsmaatschappijen, herverzekeringsmaatschappijen, vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen en betalingsinstellingen] en deelt hen alle informatie mee die voor de uitoefening van hun taken essentieel is als zich een noodsituatie voordoet, waaronder ongunstige ontwikkelingen op de financiële markten, die de liquiditeit van de markt en de stabiliteit van het financiële stelsel kan ondermijnen in een van de lidstaten waar aan entiteiten van een groep met kredietinstellingen of beleggingsonderne-mingen vergunning is verleend of significante bijkantoren zijn gevestigd in de zin van artikel 49, §§ 5bis en 5ter, van de bankwet en artikel 95, §§ 5bis en 5ter, van de wet op de beleggingsondernemingen.»; 4° er wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, luidende : « §1/1.De prudentiële toezichthouder stelt in de hoedanigheid van consoliderende toezichthouder alles in het werk om samen met de autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op dochterondernemingen van een EU-moederkredietinstelling of een financiële EU-moederholding in een lidstaat tot een gezamenlijk besluit te komen om uit te maken of het geconsolideerde eigen vermogen van de groep toereikend is voor haar financiële situatie en risicoprofiel en hoeveel eigen vermogen voor elke entiteit binnen de groep met kredietinstellingen en op geconsolideerde basis noodzakelijk is.

Het gezamenlijk besluit wordt genomen binnen vier maanden nadat de prudentiële toezichthouder als consoliderende toezichthouder een verslag met de risicobeoordeling van de groep bij de andere relevante bevoegde autoriteiten heeft ingediend. In het gezamenlijk besluit worden ook naar behoren de risicobeoordelingen in aanmerking genomen die door de relevante bevoegde autoriteiten zijn verricht over dochterondernemingen.

Het gezamenlijk besluit wordt op schrift gesteld met volledige opgaaf van redenen en de prudentiële toezichthouder doet als consoliderende toezichthouder dit document aan de EU-moederkredietinstelling toekomen. Bij een geschil raadpleegt de prudentiële toezichthouder als consoliderende toezichthouder op verzoek van een van de andere betrokken bevoegde autoriteiten het Comité van Europese bankentoezichthouders. De prudentiële toezichthouder kan als consoliderende toezichthouder dit comité ook op eigen initiatief raadplegen.

Als de bevoegde autoriteiten niet binnen vier maanden tot een gezamenlijk besluit komen, wordt een besluit over de toepassing van artikel 43, § 3 van de bankwet en artikel 90, § 3, van de wet op de beleggingsondernemingen op geconsolideerde basis genomen door de prudentiële toezichthouder als consoliderende toezichthouder nadat zij de door de relevante bevoegde autoriteiten verrichte risicobeoordeling van de dochterondernemingen naar behoren in overweging heeft genomen.

Het besluit over de toepassing, op niet-geconsolideerde of gesubconsolideerde basis, van artikel 43, § 3 van de bankwet en artikel 90, § 3, van de wet op de beleggingsondernemingen wordt genomen door de desbetreffende bevoegde autoriteiten die belast zijn met het toezicht op dochterondernemingen van een EU-moederkredietinstelling of een financiële EU-moederholding, nadat de door de prudentiële toezichthouder als consoliderende toezichthouder geuite standpunten en voorbehouden naar behoren in overweging zijn genomen.

De besluiten worden op schrift gesteld met volledige opgaaf van redenen en met inachtneming van de gedurende de vier maanden door de andere bevoegde autoriteiten geuite risicobeoordelingen, standpunten en voorbehouden. De prudentiële toezichthouder doet als consoliderende toezichthouder het document toekomen aan alle betrokken bevoegde autoriteiten en aan de EU-moederkredietinstelling.

In geval van raadpleging van het Comité van Europese bankentoezichthouders houden alle bevoegde autoriteiten rekening met het advies en wanneer duidelijk wordt afgeweken van dit advies, leggen zij uit waarom.

Het in de eerste alinea bedoelde gezamenlijk besluit en de door de bevoegde autoriteiten genomen besluiten als zij niet tot een gezamenlijk besluit konden komen, worden als bepalend erkend en worden door de bevoegde autoriteiten in de betrokken lidstaat toegepast.

Het in de eerste alinea bedoelde gezamenlijk besluit en de in de vierde en de vijfde alinea bedoelde besluiten die zijn genomen als de autoriteiten niet tot een gezamenlijk besluit konden komen, worden jaarlijks geactualiseerd; zij kunnen in uitzonderlijke gevallen worden geactualiseerd indien een bevoegde autoriteit die belast is met het toezicht op dochterondernemingen van een EU-moederkredietinstelling of een financiële EU-moederholding, de prudentiële toezichthouder als consoliderende toezichthouder schriftelijk en met volledige opgaaf van redenen verzoekt het besluit betreffende de toepassing van artikel 43, § 3, van de bankwet en artikel 90, § 3, van de wet op de beleggingsondernemingen, te actualiseren. In dit laatste geval kan de actualisering op bilaterale grondslag worden verricht door de prudentiële toezichthouder als consoliderende toezichthouder en de verzoekende bevoegde autoriteit. ».

Art. 5.In hoofdstuk V van hetzelfde besluit wordt een artikel 9quater ingevoegd, luidende : « Art. 9quater § 1. De prudentiële toezichthouder als bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst zendt de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst waarin een significant bijkantoor is gevestigd, de volgende informatie : - gegevens over ongunstige ontwikkelingen bij kredietinstellingen of beleggingsondernemingen of andere entiteiten van een groep die ernstige nadelige gevolgen voor kredietinstellingen of beleggingsondernemingen zouden kunnen hebben; en - gegevens over belangrijke sancties en buitengewone maatregelen die zij als bevoegde autoriteit heeft getroffen.

Het plannen en coördineren van toezichtactiviteiten bij de voorbereiding op en in noodsituaties, met inbegrip van ongunstige ontwikkelingen in kredietinstellingen of beleggingsondernemingen en op de financiële markten door de prudentiële toezichthouder als bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst gebeurt in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst.

Als de prudentiële toezichthouder als bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst kennis krijgt van een noodsituatie in een kredietinstelling of beleggingsonderneming, waarschuwt zij zo spoedig mogelijk de centrale banken van het Europese stelsel van centrale banken en de andere centrale overheidsdiensten die bevoegd zijn voor de wetgeving inzake het toezicht op kredietinstellingen, financiële instellingen, beleggingsdiensten en verzekeringsmaatschappijen. § 2. De prudentiële toezichthouder als bevoegde autoriteit die toezicht houdt op een kredietinstelling of beleggingsonderneming met significante bijkantoren in andere lidstaten, richt een door hem voorgezeten college van toezichthouders op om de samenwerking te vergemakkelijken. Na raadpleging van de betrokken bevoegde autoriteiten stelt de prudentiële toezichthouder als bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de regeling voor de oprichting en werking van het college schriftelijk vast. De prudentiële toezichthouder als bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst beslist welke bevoegde autoriteiten deelnemen aan een vergadering of activiteit van het college.

Bij zijn beslissing houdt de prudentiële toezichthouder als bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst rekening met de relevantie van de te plannen of te coördineren toezichtactiviteit voor die autoriteiten en in het bijzonder met de gevolgen die deze beslissing kan hebben voor de stabiliteit van het financiële stelsel in de betrokken lidstaten.

De prudentiële toezichthouder als bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst informeert alle leden van het college vooraf volledig over het beleggen van vergaderingen, de voornaamste agendapunten en de in overweging te nemen activiteiten. De prudentiële toezichthouder informeert alle leden van het college tevens tijdig over de acties of maatregelen die in die bijeenkomsten ondernomen of uitgevoerd worden. ».

Art. 6.In hoofdstuk VII van hetzelfde besluit wordt een artikel 17bis ingevoegd, luidende : « Art. 17bis Tot 31 december 2012 bedraagt de in artikel 9ter, § 1/1, bedoelde periode zes maanden. ».

Art. 7.In artikel 2, §§ 2 en 3, in artikel 3, §§ 1 en 2, in artikel 4, §§ 1 en 3, in artikel 5, §§ 1 en 5, in artikel 6, in artikel 7, in artikel 7bis, §§ 2, 4 en 5, in artikel 8, in artikel 8bis, in artikel 9, in artikel 9bis, in artikel 9ter, in artikel 10, §§ 1, 2, 3 en 3bis, in artikel 11, in artikel 13, §§1 en 2, en in artikel 18 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 november 2005, van 29 oktober 2007 en van 23 maart 2009, worden de woorden « de Commissie » of « de Commissie voor het Bank- en Financiewezen » vervangen door de woorden « de prudentiële toezichthouder ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen

Art. 8.Artikel 2 van het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen, wordt vervangen als volgt : «

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder de wet : de wet van 6 april 1995Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/04/1995 pub. 29/05/2012 numac 2012000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de Grondwet en tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen. »

Art. 9.Artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 juni 2007, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende : « § 3. De prudentiële toezichthouder kan de bevoegde consoliderende toezichthouder of anders de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst verzoeken een bijkantoor van een beleggingsonderneming als significant aan te merken in de zin van artikel 95, § 5 bis, van de wet. ».

Art. 10.In artikel 11, § 1, derde lid, van hetzelfde besluit, wordt de tweede zin vervangen als volgt : « Voor deze mededeling geldt de geheimhoudingsplicht als geregeld bij artikel 35 van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België en de artikelen 74 tot 77 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. »

Art. 11.In artikel 3, in artikel 4, in artikel 5, in artikel 6, in artikel 8, in artikel 9, in artikel 10, in artikel 11, in artikel 12, in artikel 13, in artikel 14, in artikel 20, in artikel 21, in artikel 25, § 2, in artikel 29, in artikel 30, in artikel 34, in artikel 35 en in artikel 36 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 april 2009Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/04/2009 pub. 13/05/2009 numac 2009003172 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit betreffende de buitenlandse beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging sluiten, worden de woorden « de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen » of « de Commissie voor het Bank- en Financiewezen » vervangen door de woorden « de prudentiële toezichthouder ». HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 12.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 13.De Minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 oktober 2011.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS

^