Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 september 2002
gepubliceerd op 28 september 2002

Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden schorst voor de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het diamantzagen (1)

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002013039
pub.
28/09/2002
prom.
04/09/2002
ELI
eli/besluit/2002/09/04/2002013039/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden schorst voor de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het diamantzagen (PC 324.01) (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 51, § 1, gewijzigd bij de wetten van 26 juni 1992 en 26 maart 1999 en bij het koninklijk besluit nr. 254 van 31 december 1983, en § 3, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990 en 26 juni 1992;

Gelet op het advies van het Paritair Subcomité voor het diamantzagen;

Overwegende dat de regeling van gedeeltelijke arbeid, die minder dan drie arbeidsdagen per week of minder dan één arbeidsweek per twee weken omvat, tengevolge van uitzonderlijke omstandigheden, onvermijdelijk voor een langere duur dan drie maanden moet kunnen ingevoerd worden voor de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor het diamantzagen ressorteren;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de huidige economische situatie het spoedig verlengen van een regeling van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden rechtvaardigt voor de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het diamantzagen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werklieden in het bezit van een loonboek en van de "bijzondere arbeidskaart diamantzagen, zaagverstellen of zaagtekenen" die onder het Paritair Subcomité voor het diamantzagen ressorteren, en op hun werkgevers.

Art. 2.Bij volledig of gedeeltelijk gebrek aan werk wegens economische oorzaken, mag de uitvoering van de overeenkomst geschorst worden, vanaf de eerste arbeidsdag die op deze van de kennisgeving volgt.

De kennisgeving geschiedt door individuele schriftelijke mededeling aan de werkman, die het afschrift ervan voor ontvangst ondertekent.

Zij heeft plaats uiterlijk bij de aanvang van de laatste arbeidsdag die de schorsingsperiode voorafgaat.

Art. 3.De duur van de volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst mag niet meer dan vier weken bedragen.

Art. 4.De maximumduur van de regeling van gedeeltelijke arbeid wordt vastgesteld op vierentwintig weken, indien zij minder dan drie arbeidsdagen per week of minder dan één arbeidsweek per twee weken omvat.

Het maximum aantal werkloosheidsdagen bedraagt vijftien dagen per cyclus van vier weken.

Wanneer in een cyclus van vier opeenvolgende weken maximum tien werkloosheidsdagen noodzakelijk zijn, kan het ingevoerde stelsel met vier weken worden verlengd, mits een bijzondere kennisgeving aan de betrokken werklieden, de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en de voorzitter van het bevoegde Paritair Subcomité. Deze kennisgeving geschiedt volgens dezelfde modaliteiten als voorzien bij artikel 2.

Art. 5.De overgang van het ene stelsel naar het andere kan maar gebeuren na de herneming van de volledige arbeid gedurende ten minste één volledige arbeidsweek.

Art. 6.In geval van volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst of van de invoering van een regeling van gedeeltelijke arbeid, dient de werkgever, hetzij een afschrift van de individuele mededeling die aan de betrokken werklieden werd afgegeven, hetzij een collectieve opgave van de werkloos gestelde werklieden aan het werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening van de plaats waar de onderneming gevestigd is, over te zenden.

De in het vorige lid bedoelde documenten moeten de dag zelf van de kennisgeving, hetzij bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening worden afgegeven, hetzij middels een bij de post aangetekende brief worden verzonden.

Art. 7.De bij artikel 2, tweede lid, en de bij artikel 4, derde lid, bedoelde kennisgeving en de bij artikel 6, eerste lid, bedoelde mededeling moeten de datum vermelden waarop de volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst of de regeling van gedeeltelijke arbeid zal ingaan en de datum waarop die schorsing of die regeling een einde zal nemen en de data waarop de werklieden werkloos zullen zijn.

De bij artikel 6, eerste lid, bedoelde mededeling vermeldt daarenboven de economische redenen die de volledige schorsing van de uitvoering van de overeenkomst of het instellen van een regeling van gedeeltelijke arbeid rechtvaardigen alsook hetzij de naam, de voornamen en het adres van de werkloos gestelde werklieden, hetzij de afdeling(en) van de onderneming waar de arbeid wordt geschorst.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 mei 2002 en treedt buiten werking op 30 april 2004.

Artikel 6 van dit besluit treedt buiten werking op de dag waarop artikel 71 van de programmawet van 30 december 2001 in werking treedt.

Art. 9.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 september 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978. Wet van 29 december 1990, Belgisch Staatsblad van 9 januari 1991.

Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992.

Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999.

Koninklijk besluit nr. 254 van 31 december 1983, Belgisch Staatsblad van 21 januari 1984.

^