Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 augustus 2011
gepubliceerd op 20 september 2011

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2011203889
pub.
20/09/2011
prom.
05/08/2011
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 AUGUSTUS 2011. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het garagebedrijf;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.

Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 5 augustus 2011.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het garagebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 Wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel (Overeenkomst geregistreerd op 13 december 2010 onder het nummer 102583/CO/112) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het garagebedrijf. § 2. Worden uitgesloten van het toepassingsgebied van deze overeenkomst, de buiten België gevestigde werkgevers waarvan de werknemers in België gedetacheerd worden in de zin van de bepalingen van titel II van de Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad. § 3. Onder "arbeiders" wordt verstaan : de mannelijke en vrouwelijke arbeiders. HOOFDSTUK II. - Voorwerp

Art. 2.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel om vanaf 1 januari 2011 de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 september 2007 aan te passen aan de wettelijke en reglementaire wijzigingen terzake. § 2. De begrippen die in het vervolg van deze collectieve arbeidsovereenkomst opgenomen zijn, moeten worden opgevat in hun betekenis zoals verduidelijkt in artikel 3 (definities) van de voormelde wet. § 3. De wet zal in het vervolg van deze collectieve arbeidsovereenkomst "W.A.P." worden genoemd. HOOFDSTUK III. - Aanduiding van de inrichter

Art. 3.§ 1. Overeenkomstig artikel 3, § 1, 5° van de W.A.P., werd het fonds voor bestaanszekerheid via de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 (63461/CO/112) door de representatieve organisaties van het voormelde paritair comité aangeduid als inrichter van dit sociaal sectoraal pensioen-stelsel. § 2. Deze aanduiding blijft uiteraard gelden in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. HOOFDSTUK IV. - Aansluitingsvoorwaarden

Art. 4.§ 1. Alle arbeiders die op of na 1 januari 2002 met de werkgevers zoals bedoeld in artikel 1, § 1 van deze overeenkomst verbonden zijn of waren via een arbeidsovereenkomst (ongeacht de aard van arbeidsovereenkomst), worden ambtshalve aangesloten bij dit sociaal sectoraal pensioenplan. § 2. Alle arbeiders die op of na 1 januari 2008 verbonden zijn of waren via een arbeidsovereenkomst (ongeacht de aard van arbeidsovereenkomst) met de werkgever die overeenkomstig artikel 6 van het nationaal akkoord van 2001-2002 van 3 mei 2001, geregistreerd op 4 juli 2001 onder het nummer 57783/CO/112, gesloten in het paritair comité, er voor geopteerd had om de uitvoering van het pensioenstelsels zelf te organiseren en die hiertoe de toestemming hadden verkregen vanuit het desbetreffende paritair comité, worden ten vroegste vanaf 1 januari 2008 ambtshalve aangesloten bij dit sociaal sectoraal pensioenplan. § 3. Worden evenwel niet aangesloten bij dit pensioenplan : - de personen tewerkgesteld via een overeenkomst van studentenarbeid; - de personen tewerkgesteld via een overeenkomst voor uitzendarbeid, zoals geregeld door hoofdstuk II van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van de werknemers ten behoeve van gebruiken; - de personen tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst gesloten in het kader van een speciaal met steun van de overheid gevoerd opleidings-, arbeidsinspannings-, en omscholingsprogramma. HOOFDSTUK V. - Voordeel

Art. 5.§ 1. In het voordeel van de in artikel 4 bedoelde personen zullen er maandelijks door de inrichter één of meerdere bijdragen gestort worden ter financiering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel ter aanvulling van de wettelijke pensioenregeling. § 2. De totale jaarlijkse bijdrage per aangeslotene bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel bedraagt sedert 1 januari 2008 1,4 pct. van diens jaarlijkse brutoloon waarop RSZ-inhoudingen worden gedaan. § 3. Deze bijdrage wordt als volgt verdeeld : 1,34 pct. wordt aangewend ter financiering van individuele pensioenrechten in hoofde van de bij het sociaal sectoraal stelsel aangeslotenen en de overige 0,06 pct. wordt gebruikt ter financiering van een solidariteitstoezegging zoals bedoeld in titel 2, hoofdstuk IX van de W.A.P. HOOFDSTUK VI Pensioentoezegging : beheer en pensioeninstelling

Art. 6.§ 1. Het financiële, boekhoudkundig, actuarieel en administratief beheer van de pensioentoezegging werd door de inrichter toevertrouwd aan Sepia n.v., erkend door de Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen, onder nummer 1529, met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Livingstonelaan 6 (hierna genoemd pensioeninstelling). Gezien binnen de juridische structuur van de pensioen-instelling het mogelijk is dat de Inrichter er voor opteert om één of meerdere deelaspecten van het beheer uit te besteden aan derden, worden de werkzaamheden in het kader van het administratief beheer deels toevertrouwd aan de VZW SEFOCAM. § 2. De beheersregels van de pensioentoezegging zijn vastgelegd in een pensioenreglement dat wordt opgenomen als bijlage bij deze collectieve arbeidsovereenkomst waarvan het integraal deel uitmaakt. Het pensioenreglement zal door de pensioeninstelling aan de aangeslotenen ter beschikking worden gesteld op hun eenvoudig verzoek. § 3. Er werd binnen de pensioeninstelling (in overeenstemming met artikel 41, § 2 van de W.A.P.) een toezichtscomité opgericht dat voor de helft is samengesteld uit werknemersvertegenwoordigers (die het personeel vertegenwoordigen aan wie deze pensioentoezegging wordt gedaan) en voor de andere helft uit werkgevers zoals bedoeld in artikel 1, § 1 van deze overeenkomst. Dit toezichtscomité ziet toe op de goede uitvoering van het beheer van de pensioentoezegging door de pensioeninstelling en wordt door voormelde jaarlijks in het bezit gesteld van een zogenaamd "transparantieverslag" alvorens de pensioeninstelling dit ter beschikking stelt van de inrichter van het pensioenstelsel, evenals "the statement of investment principles". § 4. Onder de naam "transparantieverslag" stelt de pensioeninstelling of, in voorkomend geval, de derde aan wie een deelaspect van het beheer werd uitbesteed, jaarlijks een verslag op over het door haar gevoerde (deelaspect van het) beheer van de pensioentoezegging. Na raadpleging van het toezichtscomité stelt de pensioeninstelling het transparantieverslag ter beschikking van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotenen. Het verslag betreft de elementen zoals beschreven in de W.A.P. § 5. De Raad voor aanvullende pensioenen kan de uitvoering van het pensioenstelsel onderzoeken op voorwaarde dat 10 pct. van de werkgevers zoals bedoeld in artikel 1, § 1 van deze overeenkomst of van de aangeslotenen zulks vraagt. Indien het rendement ondermaats zou zijn, kan de Raad aanbevelen van pensioeninstelling te veranderen of het beheer geheel of gedeeltelijk uit te besteden aan andere beheerders. HOOFDSTUK VII. - "Opting-out"

Art. 7.§ 1. De werkgevers die op 1 januari 2002 nog niet werkzaam waren onder het ressort van het Paritair Comité voor het garagebedrijf, kunnen in afwijking van artikel 6 van deze overeenkomst, gedurende een in de tijd beperkte periode er voor opteren om de uitvoering van de pensioentoezegging zelf te organiseren. Deze mogelijkheid staat enkel open voor de werkgevers binnen wiens onderneming er reeds een collectieve arbeidsovereenkomst of collectief akkoord bestond vóór 31 december 2000 betreffende een ondernemingspensioenstelsel. In dit geval zal de in artikel 5 van deze overeenkomst voorziene bijdrage voor de financiering van de individuele pensioenrechten van de betrokken arbeiders worden aangewend tot uitbreiding van het bewuste ondernemingspensioenstelsel.

De in artikel 5 van deze overeenkomst voorziene bijdrage voor de solidariteitstoezegging blijft daarentegen verschuldigd op sectorvlak. § 2. Indien voormelde ondernemingsregeling om de één of andere reden wordt stopgezet, dan zijn de werkgever en zijn arbeiders verplicht om vanaf het tijdstip van de stopzetting, aan te sluiten bij de sectorale pensioentoezegging. § 3. De minimale voorwaarden waaraan een "opting-outplan" dient te voldoen en de te volgen procedure, zijn opgenomen als bijlage aan deze collectieve arbeidsovereenkomst waarvan ze integraal deel uitmaken. HOOFDSTUK VIII. - Uitbetaling van de voordelen

Art. 8.De procedure, de modaliteiten en de vorm van de uitbetaling van de voordelen worden beschreven in artikel 7 tot en met artikel 15 van het bijgevoegde pensioenreglement. HOOFDSTUK IX. - Solidariteitstoezegging

Art. 9.§ 1. Vanaf 1 januari 2004 wordt een gedeelte van de in artikel 5 van deze overeenkomst bepaalde bijdrage (in overeenstemming met artikel 43 van de W.A.P.) aangewend ter financiering van de solidariteitstoezegging die deel uitmaakt van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. Het deel van de globale bijdrage dat hiertoe wordt aangewend, is vastgesteld op 0,06 pct. § 2. Deze bijdrage wordt aangewend ter financiering van de solidariteitsprestaties, waaronder met name de financiering van de opbouw van de pensioentoezegging gedurende bepaalde periodes van inactiviteit en de vergoeding van inkomstenverlies in bepaalde gevallen. De exacte inhoud van deze solidariteitstoezegging alsook de financieringswijze ervan, werd uitgewerkt in een solidariteitsreglement (zie hierna in artikel 10). § 3. In tegenstelling tot de pensioentoezegging, hebben de werkgevers zoals bedoeld in artikel 1, § 1 van deze overeenkomst, inzake de solidariteitstoezegging niet de mogelijkheid om deze geheel of gedeeltelijk zelf te organiseren. § 4. Het beheer van de solidariteitstoezegging werd door de inrichter toevertrouwd aan Sepia n.v., erkend door de Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen, onder het nummer 1529, met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Livingstonelaan 6 (hierna genoemd solidariteitsinstelling). Gezien binnen de juridische structuur van de solidariteitsinstelling het mogelijk is dat de inrichter er voor opteert om enig deelaspect van het beheer uit te besteden aan derden, worden de werkzaamheden in het kader van het administratief beheer deels toevertrouwd aan de VZW SEFOCAM. § 5. Ook inzake de solidariteitstoezegging zal de solidariteitsinstelling een "transparantieverslag" opstellen betreffende het door haar gevoerde beheer van de solidariteitstoezegging. Na raadpleging van het toezichtscomité zal de solidariteitsinstelling dit transparantieverslag ter beschikking stellen van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotenen. Het verslag betreft de elementen zoals beschreven in de W.A.P. HOOFDSTUK X. - Solidariteitsreglement

Art. 10.§ 1. Het solidariteitsreglement expliciteert de modaliteiten van de solidariteitstoezegging en werd als bijlage opgenomen bij deze collectieve arbeidsovereenkomst waarvan het integraal deel uitmaakt. § 2. Het solidariteitsreglement zal door de solidariteitsinstelling op hun eenvoudig verzoek ter beschikking worden gesteld aan de bij dit pensioenstelsel aangesloten werknemers. HOOFDSTUK XI Procedure ingeval van uittreding van een arbeider

Art. 11.De procedure van uittreding uit het sectoraal pensioenstelsel wordt geregeld door artikel 19 van het hierna bijgevoegde pensioenreglement. HOOFDSTUK XII. - Inningsmodaliteiten

Art. 12.§ 1. Teneinde de bijdragen zoals voorzien in artikel 5 van deze overeenkomst in te vorderen zal door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, overeenkomstig artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid een voorlopige bijdrage worden geïnd. Deze voorlopige bijdrage zal na de terbeschikkingstelling ervan aan de inrichter door laatstgenoemde worden doorgestort aan de pensioen- en de solidariteitsinstelling. § 2. Van zodra de pensioeninstelling over definitieve loongegevens beschikt, zal de voorlopige bijdrage worden vergeleken met de effectief verschuldigde bijdrage. Indien de voorlopige bijdrage groter is dan de effectief verschuldigde bijdrage, wordt de reserve die voortvloeit uit het verschil, in mindering gebracht van de eerstvolgende voorschotbijdrage. In het omgekeerde geval, zal het reservetekort ten laste gelegd worden van de inrichter. § 3. Gezien de inrichter ervoor wist te opteren om voor wat betreft de inhouding van deze bijdragen geen onderscheid te maken tussen de werkgevers die overeenkomstig artikel 7 van deze overeenkomst voor de "opting-out" hebben gekozen en de werkgevers waarvoor dit niet het geval is, stort hij de bijdragen ingehouden bij de werkgevers die, overeenkomstig artikel 7 van deze overeenkomst, er voor geopteerd hebben om de uitvoering van dit pensioenstelsel zelf te organiseren, aan hen terug na inhouding (en doorstorting ervan aan de solidariteitsinstelling) van de bijdrage ter financiering van de solidariteitsprestaties zoals voorzien in artikel 9 van deze overeenkomst. § 4. De in het vorige lid bedoelde terugstortingen zullen gebeuren binnen een tijdspanne van één maand te rekenen vanaf de dag waarop de Inrichter hiertoe de nodige gegevens ter beschikking heeft, dan wel vanaf de dag waarop de stortingen aan de inrichter ter beschikking zouden worden gesteld door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid indien deze datum zich na de terbeschikkingstelling van de gegevens zou situeren. Op de terugstortingen worden geen verwijlintresten toegekend.

Art. 13.Ondertekenende partijen vragen dat deze collectieve arbeidsovereenkomst, inclusief de bijlagen, zo vlug mogelijk bij koninklijk besluit algemeen verbindend wordt verklaard. HOOFDSTUK XIII Inwerkingtreding en opzeggingsmogelijkheden

Art. 14.§ 1. De collectieve arbeidsovereenkomst van 4 september 2007 (84960/CO/112) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 2 juli 2008 (Belgisch Staatsblad van 2 september 2008) wordt vervangen vanaf 1 januari 2011. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2011 en wordt gesloten voor onbepaalde duur. § 3. Zij kan worden beëindigd mits opzegging van zes maanden en wordt betekend per aangetekend schrijven, gericht aan de voorzitter van het voormelde paritair comité. Voorafgaandelijk aan de opzegging van de collectieve arbeidsovereenkomst moet het paritair comité de beslissing nemen om het sectoraal pensioenstelsel op te heffen. Deze beslissing tot opheffing is enkel geldig wanneer zij wordt genomen in overeenstemming met de bepalingen in artikel 10, § 1, 3° van de W.A.P. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 augustus 2011.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET

Bijlage 1 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel AANVULLEND PENSIOENPLAN ten gunste van de arbeiders van het Paritair Comité voor het garagebedrijf SECTORAAL PENSIOENREGLEMENT afgesloten in uitvoering van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 HOOFDSTUK I. - Voorwerp

Artikel 1.§ 1. Dit sectoraal pensioenreglement wordt opgemaakt in uitvoering van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. § 2. Dit pensioenreglement beoogt het pensioenreglement dat als bijlage opgenomen was bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 september 2007 aan te passen aan de wettelijke en reglementaire evoluties die sindsdien plaatsgrepen. § 3. Dit pensioenreglement bepaalt de rechten en de plichten van de inrichter, de pensioeninstelling, de werkgevers die behoren tot het ressort van het voormelde paritair comité, de aangeslotenen en hun rechtverkrijgenden. Tevens worden de aansluitingsvoorwaarden alsook de regels inzake de uitvoering van de pensioentoezegging vastgelegd. HOOFDSTUK II. - Begripsomschrijvingen

Art. 2.1. Het aanvullend pensioen.

Het rust- en/of overlevingspensioen bij overlijden van de aangeslotene (vóór of na pensionering), of de ermee overeenstemmende kapitaalswaarde, die op basis van de in dit pensioenreglement bepaalde verplichte stortingen worden toegekend ter aanvulling van een krachtens een wettelijke sociale zekerheidsregeling vastgesteld pensioen. 2. De pensioentoezegging. De toezegging van een aanvullend pensioen gedaan door de inrichter aan de aangeslotenen en/of hun rechtverkrijgende(n) in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, alsook van de collectieve arbeidsovereenkomsten tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.

De toezegging die de inrichter hier doet betreft een pensioentoezegging van het type vaste bijdragen zonder gewaarborgd rendement. De inrichter garandeert dus enkel de betaling van de vaste bijdrage maar doet geen enkele belofte inzake de kapitalisatie van de bijdragen. De pensioeninstelling onderschrijft op haar beurt een resultaatsverbintenis dat de bijdragen gestort door de inrichter minimaal zullen worden gekapitaliseerd aan de interestvoet voorzien in artikel 24, § 2 van de W.A.P. De verdere modaliteiten van deze resultaatsverbintenis worden geregeld in een afzonderlijke beheersovereenkomst onderschreven door de inrichter en de pensioeninstelling. 3. Het pensioenstelsel. Een collectieve pensioentoezegging. 4. W.A.P. Wet van 28 april 2003 (betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, aangevuld met haar uitvoeringsbesluiten zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 15 mei 2003, erratum Belgisch Staatsblad van 26 mei 2003). De begrippen die in het vervolg van dit reglement opgenomen zijn, moeten worden opgevat in hun betekenis zoals verduidelijkt in artikel 3 (definities) van de voormelde wet. De wet zal in het vervolg van dit pensioenreglement "W.A.P." worden genoemd. 5. De inrichter. Conform artikel 3, § 1, 5° van de W.A.P. werd door de representatieve organisaties vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor het garagebedrijf 112, het fonds voor bestaanszekerheid van het garagebedrijf aangeduid als inrichter van het sectoraal aanvullende pensioenstelsel en dit via de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002. 6. De werkgevers. De werkgevers zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, alsook van de collectieve arbeidsovereenkomsten tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, die niet geopteerd hebben voor "opting-out" zoals bedoeld in artikel 6 ervan. 7. De arbeider. De persoon die in uitvoering van een arbeidsovereenkomst tot het hoofdzakelijk verrichten van handenarbeid is tewerkgesteld door een werkgever als bedoeld in artikel 2.6. 8. De aangeslotene. De werknemer die behoort tot de categorie van personeel waarvoor de inrichter dit pensioenstelsel heeft ingevoerd en die aan de aansluitingsvoorwaarden van het pensioenreglement voldoet en de gewezen werknemer die nog steeds actuele of uitgestelde rechten geniet overeenkomstig dit pensioenreglement. 9. De uittreding. De beëindiging van een arbeidsovereenkomst (anders dan door overlijden of pensionering) voor zover de werknemer geen nieuwe arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever die eveneens behoort tot het ressort van het Paritair Comité voor het garagebedrijf (PC 112) die daarenboven niet geopteerd heeft voor "opting-out". 10. De pensioeninstelling. Sepia NV, erkend door de Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen, onder nr. 1529, met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Livingstonelaan 6. 11. De verworven prestaties. Wanneer de aangeslotene ingeval van uittreding ervoor kiest om zijn verworven reserves bij de pensioeninstelling te laten, dan is de verworven prestatie de prestatie waarop de aangeslotene aanspraak kan maken op zijn pensioenleeftijd. 12. De verworven reserves. De reserves waarop de aangeslotene op een bepaald ogenblik recht heeft overeenkomstig dit pensioenreglement. Deze reserves zijn het resultaat van de sommatie van : 1. de persoonlijke rekening (nettobijdragen gestort door de inrichter);2. de prestaties toegewezen in het kader van de solidariteitstoezegging;3. in voorkomend geval, de deelname in de winst. De hierboven vermelde bedragen worden opgerent aan het gewaarborgd minimumrendement, zoals bepaald in de W.A.P. 13. De jaarbezoldiging. Het jaarlijkse brutoloon waarop de inhoudingen voor de sociale zekerheid worden gedaan (dus verhoogd met 8 pct.). 14. De pensioenleeftijd. Met de pensioenleeftijd wordt de wettelijke pensioenleeftijd bedoeld. 1. Deze pensioenleeftijd bedraagt in principe 65 jaar;2. Voor specifieke beroepsgroepen (ex-mijnwerkers) zal de uitbetaling van het aanvullend pensioen kunnen gebeuren van zodra de aangeslotene de wettelijke pensionering kan aantonen en dit zonder enige beperking qua leeftijd.15. De vervroegde pensioenleeftijd. Leeftijd waarop iemand met brugpensioen gaat in overeenstemming met de wettelijke of conventionele bepalingen ter zake of de leeftijd ingeval van vervroegd pensioen (wettelijke pensionering vóór de leeftijd van 65 jaar). 16. De einddatum. De einddatum wordt vastgesteld op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de 65e verjaardag van de aangeslotene. 17. De tarieven. De door de pensioeninstelling gebruikte technische grondslagen neergelegd bij de Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen. 18. Het verzekeringsjaar. De vervaldag van dit pensioenreglement wordt vastgesteld op 1 januari.

Een verzekeringsjaar valt dan ook steeds samen met de tijdspanne gelegen tussen 1 januari en de daaropvolgende 31 december. 19. Het financieringsfonds. Het collectieve tak 21-fonds dat bij de pensioeninstelling in het kader van onderhavig pensioenstelsel wordt gevormd. 20. Het kind. Elk wettig geboren of verwekt kind van de aangeslotene alsook elk erkend natuurlijk kind of elk geadopteerd kind van de aangeslotene evenals elk kind van de echtgeno(o)t(e) of partner van de gehuwde, respectievelijk wettelijk samenwonende aangeslotene dat gedomicilieerd is op het adres van de aangeslotene. 21. Het premievrij contract. Dit is de waarde van het verzekeringscontract waarvoor de aangeslotenen verzekerd blijven zonder enige verdere premiebetaling. 22. Het afgezonderd fonds. Dit zijn activa op de balans van de pensioeninstelling die van haar andere activa worden afgezonderd en aldus een afgescheiden fonds vormen. De winstdelingsresultaten in dit pensioenstelsel hangen af van de opbrengst van de contracten verbonden aan het afgezonderd fonds. 23. De wettelijk samenwonende. De persoon die samen met zijn of haar samenwonende partner een verklaring heeft afgelegd overeenkomstig artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek. 24. De VZW SEFOCAM. Het administratief en logistiek coördinatiecentrum van de sociale sectorale pensioenstelsels voor de arbeiders uit het garagebedrijf, het koetswerk, de metaalhandel en de terugwinning van metalen.

De maatschappelijke zetel van de VZW SEFOCAM is gevestigd op het Woluwedal 46/7, te 1200 Brussel.

De VZW SEFOCAM is telefonisch bereikbaar op het nummer 00.32.2.761.00.70. en per mail op het adres helpdesk@sefocam.be.

De VZW SEFOCAM beschikt evenzeer over een website met name : www.sefocam.be HOOFDSTUK III. - Aansluiting

Art. 3.§ 1. Het pensioenreglement is verplicht van toepassing op alle arbeiders die op of na 1 januari 2002 met de werkgevers zoals vermeld in 2.6. verbonden zijn of waren via een arbeidsovereenkomst, ongeacht de aard van deze arbeidsovereenkomst. § 2. Onverminderd de toepassing van het eerste lid, is het pensioenreglement pas vanaf 1 januari 2008 van toepassing op de arbeiders die tewerkgesteld zijn of waren bij een werkgever die overeenkomstig artikel 6 van het nationaal akkoord 2001-2002 ervoor wist te opteren om de uitvoering van het pensioenstelsel zelf te organiseren en hiervoor de toestemming wist te verwerven vanuit het Paritair Comité voor het garagebedrijf. § 3. Voormelde personen worden onmiddellijk aangesloten bij onderhavige pensioentoezegging, dit wil zeggen vanaf de datum dat zij voldoen aan de hiervoor vermelde aansluitingsvoorwaarden. § 4. Mochten - in voorkomend geval - voormelde personen reeds beschikken over een aanvullende pensioenreserve vanuit een eerdere dienstbetrekking en zouden zij ervoor opteren om - overeenkomstig artikel 32, § 1, 1°, b) van de W.A.P. - deze bewuste reserve over te dragen naar de pensioeninstelling, dan zal deze worden geïntegreerd in dit pensioenstelsel. Dit pensioenstelsel voorziet aldus niet in een zogenaamde onthaalstructuur zoals beschreven in artikel 32, § 2, 2e lid van de W.A.P. § 5. In afwijking van de eerste paragraaf van dit artikel, is het pensioenreglement niet van toepassing op de arbeiders vermeld onder artikel 4, § 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst ter wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel van 25 november 2010. HOOFDSTUK IV Rechten en plichten van de inrichter

Art. 4.§ 1. De inrichter gaat tegenover alle aangeslotenen de verbintenis aan alles te doen wat voor de goede uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, alsook van de collectieve arbeidsovereenkomsten tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, vereist is. § 2. De bijdrage die de inrichter verschuldigd is ter financiering van de pensioentoezegging wordt door de inrichter zonder verwijl aan de pensioeninstelling overgemaakt. Dit geschiedt minimaal maandelijks. § 3. De inrichter zal via het intermediair van de VZW SEFOCAM op regelmatige tijdstippen alle nodige gegevens overmaken aan de pensioeninstelling. § 4. De pensioeninstelling is slechts tot uitvoering van haar verplichtingen gehouden voor zover haar, tijdens de duur van dit pensioenreglement volgende gegevens meegedeeld werden : 1. de na(a)m(en), de voorna(a)m(en) en de geboortedatum van de aangeslotene alsook geslacht, talstelsel, burgerlijke staat en identificatienummer in de sociale zekerheid;2. het adres van de aangeslotene;3. de benaming, de maatschappelijke zetel en het KBO-nummer van de werkgever, waarmee de aangeslotene via een arbeidsovereenkomst verbonden is, bij de Kruispuntbank van Ondernemingen;4. het bruto kwartaalloon van de aangeslotene;5. enige andere ter zake doende gegevens zoals gevraagd door de pensioeninstelling. Naderhand : de wijzigingen die, tijdens de duur van de aansluiting, in voormelde gegevens voorkomen. § 5. De inrichter wist ten voordele van de aangeslotenen een "helpdesk" te organiseren waarbij de coördinatie werd toevertrouwd aan de VZW SEFOCAM. Deze VZW zal een vraag enkel doorspelen aan de pensioeninstelling indien zij de bewuste vraag niet zelf beantwoorden kan. In uitzonderlijke gevallen, wanneer zulks het proces aanzienlijk kan versnellen en vergemakkelijken, heeft de helpdesk de mogelijkheid de aangeslotene rechtstreeks contact te laten opnemen met de pensioeninstelling. HOOFDSTUK V Rechten en plichten van de aangeslotenen

Art. 5.§ 1. De aangeslotene onderwerpt zich aan de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst ter invoering van het sectoraal pensioenstelsel afgesloten op 5 juli 2002 evenals van de collectieve arbeidsovereenkomsten tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel en van dit pensioenreglement. Deze documenten maken één geheel uit. § 2. De aangeslotene machtigt de inrichter de nodige verzekeringen op zijn leven af te sluiten. § 3. De aangeslotene machtigt de inrichter om via de VZW SEFOCAM aan de pensioeninstelling alle inlichtingen en bewijsstukken over te maken die nodig zijn zodat de pensioeninstelling zijn verplichtingen tegenover de aangeslotene of tegenover de rechtverkrijgende(n) kan nakomen zonder uitstel. § 4. De aangeslotene maakt in voorkomend geval de ontbrekende inlichtingen en bewijsstukken over via VZW SEFOCAM aan de pensioeninstelling zodat deze zijn verplichtingen tegenover de aangeslotene of tegenover zijn rechtverkrijgende(n) kan nakomen. § 5. Mocht de aangeslotene een hem door dit pensioenreglement of door de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, evenals van de collectieve arbeidsovereenkomsten tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, opgelegde voorwaarde niet nakomen, en mocht daardoor voor hem enig verlies van recht ontstaan, dan zullen de inrichter en de pensioeninstelling in dezelfde mate ontslagen zijn van zijn hun verplichtingen tegenover de aangeslotene in verband met het bij dit pensioenreglement geregeld aanvullend pensioen. HOOFDSTUK VI. - Gewaarborgde prestaties

Art. 6.§ 1. De pensioentoezegging heeft, ter aanvulling van een krachtens een wettelijke sociale zekerheidsregeling vastgesteld pensioen, tot doel : 1. een kapitaal (of een hiermee overeenstemmende rente) samen te stellen dat vanaf de pensioenleeftijd aan de "aangeslotene" wordt uitgekeerd indien hij in leven is;2. een overlijdenskapitaal uit te keren aan de rechtverkrijgende(n) indien de "aangeslotene" overlijdt vóór of na de pensioenleeftijd, in dit laatste geval, zo het aanvullend pensioen nog niet werd opgevraagd door de aangeslotene zelf. § 2. De oprenting aan het wettelijk gegarandeerde minimumrendement geschiedt vanaf het ogenblik dat de bijdragen juridisch verschuldigd zijn. § 3. Deze oprenting loopt tot op de dag waarop de uitbetaling van het aanvullend pensioen gebeurt. § 4. Bovenvermelde kapitalen worden verhoogd met een winstdeling zoals beschreven in het hierna weergegeven winstdelingsreglement. Deze winstdeling wordt gekoppeld aan de resultaten van het afgezonderd fonds bij de pensioeninstelling. De winstdeling wordt jaarlijks toegekend in de vorm van een kapitaalsverhoging en is aldus definitief verworven door de aangeslotenen. Het percentage van jaarlijkse onmiddellijke toekenning wordt bepaald door het toezichtscomité. Enige winstdeling die niet onmiddellijk wordt toegekend aan de contracten, zal worden aangewend ter financiering van een collectief sectoraal winstdelingsfonds.

Het winstdelingsreglement van het afgezonderd fonds "Sefocam-Pensioen" : De bijdragen worden geïnvesteerd in een afgezonderd fonds "Sefocam-Pensioen", dat hoofdzakelijk is samengesteld uit financiële activa die afkomstig zijn van de euro-zone. Ieder jaar kan de pensioeninstelling aan de contracten een winstdeelneming toekennen die bepaald wordt in functie van de resultaten van dit afgezonderd fonds.

Deze winstdeelneming wordt pas toegekend op voorwaarde dat de verrichtingen van het fonds rendabel zijn. De winstdeelneming is gelijk aan een bijkomend rendementspercentage dat toegekend wordt aan de contracten die op 31 december van het afgelopen boekjaar van kracht zijn. Het bijkomend rendementspercentage is gelijk aan het positieve verschil tussen het netto rendementspercentage van het afgezonderd fonds en de gewaarborgde rentevoet zoals bepaald in artikel 24, § 2, eerste lid van de W.A.P. Het nettorendementspercentage van het fonds is het in procent uitgedrukte resultaat ten opzichte van de gemiddelde waarde van het fonds in de loop van het afgelopen boekjaar, van 100 pct. van de financiële winsten die door het fonds gerealiseerd worden, vrij van financiële lasten, fiscale en parafiscale inhoudingen. De financiële winsten worden bepaald overeenkomstig de evaluatie - en waarderingsregels van de pensioeninstelling. Ten einde de financiële prestaties gerealiseerd door het afgezonderd fonds te stabiliseren, kan een quotiteit van de uitzonderlijke opbrengsten (zie hierna) elk jaar een reserve stijven waarop door de inrichter aanspraak kan gemaakt worden het jaar nadien. Een gedeelte van de uitzonderlijke opbrengsten kan dus van jaar tot jaar overgedragen worden. De uitzonderlijke opbrengsten zijn samengesteld uit de meer- en minwaarden van obligaties en aandelen, de eventuele monetaire aanpassingen op rentedragende activa, alsook de waardeverminderingen of terugnames van waardeverminderingen. De investeringspolitiek van het afgezonderd fonds heeft tot doel de veiligheid, het rendement en de liquiditeit van de beleggingen te waarborgen.

Statement of investment principles : Het hoofddoel van het beleggingsbeleid bestaat erin om, binnen aanvaardbare risicogrenzen, een optimale bijdrage te leveren aan het veiligstellen van de pensioenaanspraken van de aangeslotenen. Door verschillende maatregelen wordt geprobeerd om risico's zo goed mogelijk te beheersen en voldoende rendement te behalen om aan de pensioenverplichtingen te kunnen voldoen.

De default beleggingsportefeuille is samengesteld uit 85 pct. obligaties en 15 pct. aandelen. Het gaat hier meer bepaald over EMU-staats- en gelijkwaardige obligaties (bijvoorbeeld supranationale emittenten), collateralised en EMU-bedrijfsobligaties van hoge kwaliteit (zogenaamde "investment grade") enerzijds en EMU-aandelen anderzijds.

Aandelen : - minimum : 5 pct. - maximum : 25 pct. - benchmark : 15 pct.

Obligaties en cash : - minimum : 75 pct. - maximum : 95 pct. - benchmark : 85 pct.

Variaties van voormelde percentages zijn binnen bepaalde limieten mogelijk teneinde de portefeuille beter af te stemmen op de concrete opportuniteiten van het moment. Dit referentiekader is enkel een richtlijn. Het behoort tot de opdracht van de pensioeninstelling om, in het voordeel van de aangeslotenen, te fluctueren binnen de toegestane marges om op die manier het rendement te verhogen of te beveiligen.

De pensioeninstelling zal bij het voeren van het beleggingsbeleid volgende beperking in acht nemen : - Het gebruik van collectieve beleggingsinstrumenten/fondsen is te vermijden, behalve indien dit uitdrukkelijk in het belang van de aangeslotene is; - Het gebruik van afgeleide producten wordt enkel toegestaan voor zover ze aangewend worden om risico's in te dekken bijvoorbeeld als dekking van een toekomstige cashgeldstroom of in het raam van een herschikking van de portefeuille of om in lijn te zijn met de investeringsobjectieven en voor zover deze producten verhandeld worden op een reglementaire markt of gecontracteerd worden met eersterangs financiële instelling. De pensioeninstelling engageert zich om in het belang van de aangeslotenen te handelen en met de nodige waakzaamheid en zorg op te treden ten einde alle mogelijke verliezen te vermijden.

Tenslotte, zijn volgende effecten uitgesloten in het beleggingsbeleid : - Alle markten, deelmarkten of beleggingscategorieën niet voorzien hiervoor; - Rechtstreeks vastgoed; - Bedrijfsobligaties met rating lager dan BBB- (S&P's) of Baa- (Moody's). In geval van downgrading van bedrijfsobligaties zal de pensioeninstelling een overgangsperiode bepalen na voorafgaandelijk analyse van de boekhoudkundige resultaten van de portefeuille; - Niet genoteerde effecten. HOOFDSTUK VII Uitbetaling van de aanvullende pensioenen

Art. 7.Al de in dit hoofdstuk vermelde formulieren kunnen bekomen worden via de helpdesk van de VZW SEFOCAM, Woluwedal 46/7, te 1200 Brussel, telefoonnummer 02-761 00 70. of kunnen worden gedownload via de website www.sefocam.be. Afdeling 1. - Uitbetaling bij wettelijk pensioen

Art. 8.§ 1. Elke aangeslotene kan zijn aanvullend pensioen opvragen vanaf dat hij het statuut van gepensioneerde geniet op voorwaarde dat hij geen prestaties meer weet te leveren bij een werkgever zoals vermeld onder artikel 2.6. gezien er op dat ogenblik nog voorzien wordt in een verdere premiebetaling voor de opbouw van het aanvullend pensioen. § 2. Het recht tot opvragen van het aanvullend pensioen vervalt, conform de wet op de landsverzekeringsovereenkomsten, na 30 jaar in geval van leven. Bij ontstentenis van enige aanvraag binnen de voormelde termijn wordt het voordeel overgemaakt aan het financieringsfonds. § 3. Twee maanden vóór het bereiken van de pensioenleeftijd ontvangt de aangeslotene via het intermediair van de VZW SEFOCAM, een schrijven van de inrichter waarin deze wordt herinnerd aan het bedrag van zijn thans verworven reserves binnen het sociaal sectoraal pensioenstelsel en de te vervullen formaliteiten teneinde de uitbetaling van het aanvullend pensioen te concretiseren. § 4. Om een aanvullend pensioen te kunnen ontvangen in het kader van de wettelijke pensionering dient de aangeslotene het aanmeldingsformulier S1 A volledig en correct ingevuld en voorzien van de hierna vermelde bijlagen over te maken aan de VZW SEFOCAM : - een kopie van de kennisgeving van de beslissing inzake het toekennen van de pensioendatum (uitgereikt door de Rijksdienst voor Pensioenen); - een kopie recto/verso van de identiteitskaart van de aangeslotene; - een attest welke de activiteit weergeeft die de aangeslotene kende tijdens een referteperiode van drie jaar voorafgaand aan de wettelijke pensioenleeftijd : - ofwel een tewerkstellingsattest al dan niet met vermelding van verminderde prestaties ingevolge de opname van tijdskrediet; - ofwel een werkloosheidsattest met vermelding dat het gaat om een onvrijwillige werkloze die geen werk en/of opleiding wist te weigeren en dat de werkloosheid niet valt binnen de brugpensioenregeling; - ofwel een invaliditeitsattestering met vermelding van de begin- en einddatum van de arbeidsongeschiktheid en of deze het gevolg is van (beroeps)ziekte of van een (arbeids)ongeval. Afdeling 2. - Uitbetaling bij vervroegd pensioen

Art. 9.§ 1. Elke aangeslotene kan zijn aanvullend pensioen opvragen vanaf dat hij het statuut van gepensioneerde geniet op voorwaarde dat hij geen prestaties meer weet te leveren bij een werkgever zoals vermeld onder artikel 2.6. gezien er op dat ogenblik nog voorzien wordt in een verdere premiebetaling voor de opbouw van het aanvullend pensioen. § 2. Het recht tot opvragen van het aanvullend pensioen vervalt, conform de wet op de landsverzekeringsovereenkomsten, na 30 jaar in geval van leven. Bij ontstentenis van enige aanvraag binnen de voormelde termijn wordt het voordeel overgemaakt aan het financieringsfonds. § 3. Om een aanvullend pensioen te kunnen ontvangen in het kader van de vervroegde pensionering dient de aangeslotene het aanmeldingsformulier S1 B volledig en correct ingevuld en voorzien van de hierna vermelde bijlagen over te maken aan de VZW SEFOCAM : - een kopie van de kennisgeving van de beslissing inzake het toekennen van de pensioendatum (uitgereikt door de Rijksdienst voor Pensioenen); - een kopie recto/verso van de identiteitskaart van de aangeslotene. § 4. Het voordeel bij leven dat wordt uitgekeerd vóór het bereiken van de einddatum is gelijk aan de theoretische afkoopwaarde van het contract, dit is de reserve die bij de pensioeninstelling gevormd werd door de kapitalisatie van de in het voordeel van de aangeslotene gestorte bijdragen en toegekende winstdeling, rekening houdend met de verbruikte sommen. Afdeling 3. - Uitbetaling bij stopzetting van elke vorm van toegelaten

arbeid in de sector in aanvulling op het pensioen

Art. 10.§ 1. Elke aangeslotene kan zijn aanvullend pensioen opvragen vanaf dat hij het statuut van gepensioneerde geniet op voorwaarde dat hij geen prestaties meer weet te leveren bij een werkgever zoals vermeld onder artikel 2.6. gezien er op dat ogenblik nog voorzien wordt in een verdere premiebetaling voor de opbouw van het aanvullend pensioen. § 2. Het recht tot opvragen van het aanvullend pensioen vervalt, conform de wet op de landsverzekeringsovereenkomsten, na 30 jaar in geval van leven. Bij ontstentenis van enige aanvraag binnen de voormelde termijn wordt het voordeel overgemaakt aan het financieringsfonds. § 3. Om een aanvullend pensioen te kunnen ontvangen in het kader van de stopzetting van elke vorm van toegelaten arbeid in de sector in aanvulling op het pensioen dient de aangeslotene het aanmeldingsformulier S1 C volledig en correct ingevuld en voorzien van de hierna vermelde bijlagen over te maken aan de VZW SEFOCAM : - een kopie van de kennisgeving van de beslissing inzake het toekennen van de pensioendatum (uitgereikt door de Rijksdienst voor Pensioenen); - een kopie recto/verso van de identiteitskaart van de aangeslotene; - een tewerkstellingsattest met vermelding van de begin- en einddatum van de tewerkstelling in het kader van de toegelaten arbeid in aanvulling op het pensioen. Afdeling 4. - Uitbetaling bij brugpensioen

Art. 11.§ 1. Indien de aangeslotene op brugpensioen wordt gesteld, in overeenstemming met de afspraken hieromtrent gemaakt in het voormelde paritair comité, kan hij zijn aanvullend pensioen opvragen vanaf de leeftijd van 60 jaar. § 2. Het recht tot opvragen van het aanvullend pensioen vervalt, conform de wet op de landsverzekeringsovereenkomsten, na 30 jaar in geval van leven. Bij ontstentenis van enige aanvraag binnen de voormelde termijn wordt het voordeel overgemaakt aan het financieringsfonds. § 3. De inrichter informeert maandelijks de VZW SEFOCAM over de nieuwe brugpensioendossiers in haar sector. De VZW SEFOCAM schrijft desgevallend de betrokken aangeslotenen aan met vermelding van de mogelijkheid tot opvraging van het aanvullend pensioen in het kader van de brugpensionering. § 4. Om een aanvullend pensioen te kunnen ontvangen in het kader van brugpensioen dient de aangeslotene - na het bereiken van de leeftijd van 60 jaar - het aanmeldingsformulier S2 volledig en correct ingevuld en voorzien van de hierna vermelde bijlagen over te maken aan de VZW SEFOCAM : - een kopie van de C4 - Voltijds brugpensioen of de C4 ASR-Voltijds brugpensioen (uitgereikt door de werkgever); - een kopie recto/verso van de identiteitskaart van de aangeslotene. § 5. Het voordeel bij leven dat wordt uitgekeerd vóór het bereiken van de einddatum is gelijk aan de theoretische afkoopwaarde van het contract, dit is de reserve die bij de pensioeninstelling gevormd werd door de kapitalisatie van de in het voordeel van de aangeslotene gestorte bijdragen en toegekende winstdeling, rekening houdend met de verbruikte sommen. Afdeling 5. - Uitbetaling bij overlijden

Art. 12.§ 1. Indien de aangeslotene overlijdt en mocht hij zijn aanvullend pensioen nog niet of onvolledig hebben uitgekeerd gekregen, wordt het aanvullend pensioen uitgekeerd aan zijn rechtverkrijgende(n), volgens onderstaande volgorde : 1. ten bate van zijn of haar echtgeno(o)t(e) op voorwaarde dat de betrokkenen : - niet uit de echt gescheiden zijn (alsook niet in aanleg tot echtscheiding); - niet gerechtelijk gescheiden van tafel en bed (alsook niet in aanleg tot gerechtelijke scheiding van tafel en bed); 2. bij ontstentenis, ten bate van de wettelijk samenwonende partner (in de zin van artikelen 1475 tot 1479 van het Burgerlijk Wetboek);3. bij ontstentenis, ten bate van (een) andere natuurlijke perso(o)n(en) die door de aangeslotene door middel van een aangetekend schrijven kenbaar werd gemaakt aan de pensioeninstelling.Het bewuste aangetekend schrijven dient zowel voor de pensioeninstelling als voor de aangeslotene als bewijs van de aanduiding. De aangeslotene kan ten alle tijden deze aanduiding herroepen door middel van een nieuw aangetekend schrijven. Indien de aangeslotene na deze aanduiding zou huwen of hij samen met zijn/ haar partner een wettelijk samenlevingscontract zou onderschrijven, en er dus een persoon is zoals beschreven in punt 1 hiervoor, wordt deze aanduiding geacht definitief herroepen te zijn; 4. bij ontstentenis, ten bate van zijn kinderen of van hun rechtverkrijgenden, bij plaatsvervulling, voor gelijke delen;5. bij ontstentenis, ten bate van zijn ouders, voor gelijke delen;6. bij overlijden van één of beide ouders, treden zijn broers of zusters in de plaats van de vooroverleden ouder of ouders;7. bij ontstentenis aan de andere wettelijke erfgena(a)m(en) met uitzondering van de Staat;8. bij ontstentenis van de hiervoor vermelde begunstigden wordt het voordeel aan het financieringsfonds gestort. § 2. Het recht tot opvragen van het aanvullend pensioen vervalt, conform de wet op de landsverzekeringsovereenkomsten, na drie jaar in geval van overlijden (dus datum overlijden + 3 jaar). Deze termijn kan verlengd worden tot maximum vijf jaar conform de bepalingen van artikel 34, § 1 van diezelfde wet. Bij ontstentenis van enige aanvraag binnen de voormelde termijn (en) wordt het voordeel overgemaakt aan het financieringsfonds. § 3. De Inrichter zal, nadat hij op de hoogte is van een overlijdensdatum, via het intermediair van de VZW SEFOCAM een schrijven richten op het domicilie van de overleden aangeslotene waarbij hij de rechtverkrijgende(n) oproept tot het vervullen van de nodige formaliteiten met het oog op de uitbetaling van het aanvullend pensioen. § 4. Om een aanvullend pensioen te kunnen ontvangen dient de weduw(e)-naar of de wettelijk samenwonende partner het aanmeldingsformulier S3 A volledig en correct ingevuld en voorzien van de hierna vermelde bijlagen over te maken aan de VZW SEFOCAM : - een kopie van de overlijdensakte van de aangeslotene; - een kopie recto/verso van de identiteitskaart van de rechtverkrijgende. § 5. Om een aanvullend pensioen te kunnen ontvangen dient/dienen de rechtverkijgende(n) - andere dan de weduw(e)(naar) of de wettelijk samenwonende partner - het aanmeldingsformulier S3 B volledig ingevuld en voorzien van de hierna vermelde bijlagen over te maken aan de VZW SEFOCAM : - een kopie van de overlijdensakte van de aangeslotene; - een kopie recto/verso van de identiteitskaart van de rechtverkrijgende; - een kopie van de akte van bekendheid of van de erfrechtverklaring of van de akte van erfopvolging; - het bewijs van geblokkeerde bankrekening (enkel in het geval dat de rechtverkrijgende minderjarig is). § 6. Elke rechtverkrijgende dient een aanmeldingsformulier S3 B over te maken aan de VZW SEFOCAM. HOOFDSTUK VIII. - Modaliteiten van de uitbetaling

Art. 13.§ 1. Opdat de pensioeninstelling tot de effectieve betaling van het aanvullend pensioen kan overgaan, dient ze te beschikken over de loongegevens van de ganse aansluitingsduur bij het sectoraal pensioenstelsel. § 2. De aangeslotene, respectievelijk de rechtverkrijgende, zal een voorschot ontvangen binnen de vijf werkdagen nadat de pensioeninstelling de nodige stukken en de keuzemodaliteit van opname, zoals bepaald in respectievelijk artikelen 8 tot en met 12 en artikel 14, heeft ontvangen en dit op basis van de beschikbare loongegevens op het ogenblik van de aanvraag. § 3. Het eventueel resterende saldo van het aanvullend pensioen zal uitbetaald worden in de maand september van het jaar volgend op de datum waarop de aanmelding wist te geschieden. HOOFDSTUK IX. - Uitbetalingsvorm

Art. 14.De aangeslotene of in voorkomende geval diens rechtverkrijgende(n) kan/ kunnen kiezen voor : 1. hetzij een éénmalige uitbetaling in kapitaal;2. hetzij een omzetting in een jaarlijks levenslange rente.

Art. 15.§ 1. Een omvorming is echter niet mogelijk wanneer het jaarlijks bedrag van de rente bij de aanvang ervan niet meer bedraagt dan 500 EUR bruto. Dit bedrag wordt geïndexeerd volgens de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971, houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, bijdragen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. § 2. De pensioeninstelling brengt de aangeslotene of, in voorkomend geval, diens rechtverkrijgende(n) van dit recht op de hoogte twee maanden vóór de pensionering of binnen de twee weken nadat hij van de vervroegde of de brugpensionering of van het overlijden kennis wist te nemen. § 3. Indien binnen de maand te rekenen vanaf de hiervoor vermelde kennisgeving, geen aanvraag in deze zin door de aangeslotene aan de pensioeninstelling wordt betekend, wordt verondersteld dat hij geopteerd heeft voor de éénmalige kapitaalsuitkering. De rechtverkrijgende(n) van het voordeel bij overlijden zullen, in voorkomend geval, hun keuze voor een renteuitkering kenbaar maken op de aanvraag tot uitbetaling van het voordeel, zoniet wordt (worden) hij/zij geacht te hebben geopteerd voor de éénmalige kapitaaluitkering. HOOFDSTUK X. - Verzekeringscombinatie

Art. 16.De dekking van de twee risico's, zoals vermeld in artikel 6 hiervoor, wordt tot stand gebracht door het afsluiten van een levensverzekering van het type uitgesteld kapitaal met tegenverzekering van de reserve, welke een kapitaal leven waarborgt dat op de einddatum vervalt enerzijds en een overlijdenskapitaal waarborgt dat bij overlijden van de aangeslotene onmiddellijk betaalbaar is, anderzijds. Het kapitaal overlijden dat door die verzekering gewaarborgd wordt, is gelijk aan de reserve opgebouwd op het ogenblik van overlijden verhoogd met de rendementsgarantie en in voorkomend geval de winstdeelname en dit tot op datum van de uitbetaling. HOOFDSTUK XI. - Bijdragen

Art. 17.§ 1. Alle vereiste uitgaven tot het waarborgen van de voordelen vermeld in artikel 6 hiervoor vallen geheel ten laste van de inrichter. Deze bijdrage bedraagt per actieve aangeslotene 1,34 pct. van diens jaarbezoldiging. § 2. Deze bijdrage wordt bepaald door artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. § 3. De inrichter zal de globale bijdrage minstens maandelijks aan de pensioeninstelling storten. HOOFDSTUK XII Verworven reserves en verworven prestaties

Art. 18.§ 1. Overeenkomstig artikel 17 van de W.A.P., moet een aangeslotene minstens gedurende een al dan niet onderbroken periode van één jaar aangesloten geweest zijn bij dit pensioenstelsel, alvorens hij aanspraak kan maken op verworven reserves en verworven prestaties. § 2. Is deze minimumaansluitingstermijn niet voldaan ten tijde van de uittreding van de aangeslotene, dan worden, in voorkomend geval, de maanden aansluiting bij onderstaande sociale sectorale pensioenstelsels meegeteld teneinde uit te maken of er al dan niet sprake is van een minimumaansluitingstermijn van 12 maanden.

Aansluitingen bij : - het sociaal sectoraal pensioenstelsel van het Paritair Subcomité voor het koetswerk (PSC 149.02); - het sociaal sectoraal pensioenstelsel van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel (PSC 149.04); - het sociaal sectoraal pensioenstelsel van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen (PSC 142.01). § 3. Dit heeft tot gevolg voor wat betreft de verworvenheid van de reserves : - In het geval er sprake is van een totale aansluitingstermijn van minimaal twaalf maanden, al dan niet onderbroken, dan worden de latente rechten die de betrokkene bezit - dit wil zeggen de rechten en de reserves die overeenstemmen met een aansluitings-termijn van minder dan twaalf maanden - in het kader van de respectievelijke sectorale pensioenstelsels toch verworven voor de aangeslotene. Dit heeft eveneens tot gevolg dat ingeval van herintreding van de aangeslotene in één van de 4 sectorale pensioenstelsels, hij op dat ogenblik reeds beschikt over verworven rechten waardoor er niet wederom aan een minimum aansluitingstermijn van twaalf maanden dient te worden voldaan. - In het geval er geen sprake is van een totale aansluitingstermijn van minimaal twaalf maanden, al dan niet onderbroken, dan zal de tot op dit moment gevormde reserve in het financieringsfonds gestort worden. Indien de aangeslotene echter naderhand wederom zou toetreden tot dit pensioenstelsel, dan zal de ten tijde van de uittreding in hoofde van de aangeslotene gevormde reserve uit het financieringsfonds worden gehaald om opnieuw te worden toegewezen aan de bewuste aangeslotene. Indien de aangeslotene opnieuw zou uittreden, dan zal deze procedure worden herhaald indien de totale aansluitingstermijn van de betrokkene de twaalf maanden nog steeds niet overschrijdt. De aangeslotene behoudt in voorkomend geval zijn latente rechten in het kader van de 4 sectorale pensioenstelsels. § 4. Indien de aangeslotene ten tijde van diens uittreding beschikt over verworven reserves in het kader van dit sectoraal pensioenstelsel, is de inrichter er op dit tijdstip toe gehouden om enige tekorten aan te zuiveren. De tekorten ten opzichte van de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de W.A.P., worden ten laste genomen door de pensioeninstelling. HOOFDSTUK XIII Procedure ingeval van uittreding

Art. 19.§ 1. Ingeval van uittreding van een aangeslotene, stelt de inrichter, via het intermediair van de VZW SEFOCAM, de pensioeninstelling hiervan elektronisch in kennis. Deze kennisgeving zal minimaal viermaal per jaar gebeuren. § 2. De pensioeninstelling zal, via het intermediair van de VZW SEFOCAM uiterlijk binnen de 30 dagen na deze kennisgeving het bedrag van de verworven reserves en prestaties en de hierna opgesomde keuzemogelijkheden schriftelijk meedelen aan de betrokken uittreder. § 3. De betrokken aangeslotene heeft op zijn beurt 30 dagen de tijd (te rekenen vanaf de kennisgeving door de pensioeninstelling) om zijn keuze te bepalen uit de hierna volgende mogelijkheden inzake de aanwending van diens verworven pensioenreserves, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de W.A.P. : 1. de verworven reserves overdragen naar de pensioeninstelling van : - ofwel de nieuwe werkgever met wie hij een arbeidsovereenkomst gesloten heeft, zo hij aangesloten wordt bij de pensioentoezegging van die werkgever; - ofwel de nieuwe inrichter van een sectoraal pensioenstelsel waaronder de werkgever ressorteert met wie hij een arbeidsovereenkomst gesloten heeft, zo hij aangesloten wordt bij de pensioentoezegging van die inrichter. 2. de verworven reserves overdragen naar een pensioeninstelling die de totale winst onder de aangeslotenen in verhouding tot hun reserves verdeelt en de kosten beperkt volgens de regels vastgesteld door de Koning;3. de verworven reserves bij de pensioeninstelling laten en behouden zonder wijziging van de pensioentoezegging (vanzelfsprekend zonder verdere premiebetaling);4. de verworven reserves laten bij de pensioeninstelling : - en via de nieuwe werkgever verder gaan met de premiebetaling; - enkel indien minstens 42 maanden aangesloten bij één of meerdere van de in artikel 18, § 2 opgesomde sociale sectorale pensioenstelsels; - enkel indien er geen pensioentoezegging bij de nieuwe werkgever bestaat; - deze premiebetalingen mogen niet meer dan 1.500 EUR per jaar bedragen (niet geïndexeerd); - indien de aangeslotene hiervoor wist te opteren, zal de pensioeninstelling hierbij een rechtstreekse relatie aangaan met de nieuwe werkgever van de uitgetreden werknemer. § 4. Wanneer de aangeslotene de voormelde termijn van 30 dagen laat verstrijken, wordt hij verondersteld te hebben gekozen voor de mogelijkheid bedoeld in artikel 19, § 3, 3. Na het verstrijken van deze termijn kan de aangeslotene evenwel ten allen tijde vragen om zijn reserves over te dragen naar een pensioeninstelling bedoeld in artikel 19, § 3, 1., 2. of 4. hiervoor. § 5. De pensioeninstelling zal er voor zorgen dat de door de aangeslotene gemaakte keuze binnen de 30 daaropvolgende dagen gerealiseerd wordt. De over te dragen verworven reserve van keuze bedoeld in artikel 19, § 3, 1. en 2. zal geactualiseerd worden tot op de datum van de effectieve overdracht rekening houdend met de inventarisgrondslagen die door de pensioeninstelling bij de Commissie voor Bank, Financie- en Assurantiewezen werden neergelegd. § 6. Wanneer een gewezen deelnemer wist te opteren voor één van de keuze vermeld onder artikel 19, § 3, 1. of 2. en nadien herintreedt tot het sectorplan wordt hij als een nieuwe deelnemer beschouwd. § 7. Afkoop van het contract is enkel mogelijk conform de wettelijke bepalingen terzake. HOOFDSTUK XIV Beëindiging van het pensioenstelsel

Art. 20.In geval van stopzetting van het pensioenstelsel of bij liquidatie van een werkgever, verwerven de (bewuste) aangeslotenen, die minstens één jaar aangesloten waren bij dit pensioenstelsel, de verworven reserves, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de W.A.P.. HOOFDSTUK XV. - Financieringsfonds

Art. 21.§ 1. Door de inrichter wordt overgegaan tot de oprichting van een financieringsfonds. Het financieringsfonds wordt beheerd door de pensioeninstelling als een wiskundige inventarisreserve. § 2. Het fonds wordt gefinancierd door eventuele stortingen van de Inrichter, alsook sommen die bij toepassing van artikelen 6, 8, § 2, 9, § 2, 10, § 2, 11, § 2, 12, § 2 en 18 beschikbaar komen. § 3. In geval van liquidatie van een werkgever zonder dat die werkgever wordt overgenomen door een andere werkgever zoals bedoeld in artikel 2, 6., zullen de gelden van het fonds die proportioneel slaan op de verplichtingen van die bepaalde werkgever, noch volledig noch gedeeltelijk worden teruggestort aan de inrichter. Het zal daarentegen onder de aangeslotenen van die bepaalde werkgever worden verdeeld in verhouding met hun wiskundige reserve, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de W.A.P. § 4. In geval van stopzetting van dit pensioenplan, zullen de gelden van het fonds in geen geval noch volledig noch gedeeltelijk worden teruggestort aan de inrichter. Het zal daarentegen onder alle aangeslotenen worden verdeeld in verhouding met hun wiskundige reserve, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de W.A.P. HOOFDSTUK XVI. - Toezicht comité

Art. 22.§ 1. In overeenstemming met artikel 41, § 2 van de W.A.P., werd er binnen de pensioeninstelling een toezicht comité opgericht dat voor de helft is samengesteld uit leden die het personeel vertegenwoordigen aan wie deze pensioentoezegging wordt gedaan en voor de andere helft uit werkgevers. § 2. Dit toezichtscomité ziet toe op de goede uitvoering van de pensioentoezegging door de pensioeninstelling en wordt door voormelde jaarlijks in het bezit gesteld van het transparantieverslag alvorens zij dit ter beschikking stelt aan de inrichter. § 3. Bovendien beslist het toezichtscomité jaarlijks over het percentage winstdeling gerealiseerd in het afgezonderd fonds dat aan de aangeslotene zal toegekend worden. HOOFDSTUK XVII. - Transparantieverslag

Art. 23.§ 1. Onder de naam "transparantieverslag" zal de pensioeninstelling of enig andere derde indien de inrichter beslist om een deelaspect van het beheer uit te besteden, jaarlijks een verslag opstellen over het door haar gevoerde beheer van de pensioentoezegging en dit - na raadpleging van het toezicht comité - ter beschikking stellen van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotenen. § 2. Het verslag betreft de volgende elementen : - de financieringswijze van de pensioentoezegging en de structurele wijzigingen in die financiering; - de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten; - het rendement van de beleggingen; - de kostenstructuur; - in voorkomend geval, de winstdeling. HOOFDSTUK XVIII Jaarlijkse informatie aan de aangeslotenen : de pensioenfiche

Art. 24.§ 1er. Elk jaar (november-december) verstuurt de pensioeninstelling de pensioenfiche aan elke aangeslotene die beschikt over verworven reserves, met uitzondering van de rentegenieters, de aangeslotenen die overleden zijn en van de aangeslotenen die reeds een voorschot op hun aanvullend pensioen wisten te ontvangen zoals bedoeld in artikel 13, § 2. § 2. Deze pensioenfiche bevat volgende informatie : 1. de persoonlijke gegevens van de aangeslotene; 2. het bedrag van de verworven reserves, in voorkomend geval met vermelding van het bedrag dat overeenstemt met de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de W.A.P.; 3. in voorkomend geval, het bedrag van de inkomende overgedragen reserves die overeenkomstig artikel 3, § 4 van dit pensioenreglement in dit pensioenstelsel worden geïntegreerd;4. het bedrag van de verworven prestaties;5. de variabele elementen waarmee bij de berekening van de hiervoor vermelde bedragen wordt rekening gehouden;6. het bedrag van de (herrekende) verworven reserves van het vorige jaar;7. het bedrag van de te verwachten bruto rente bij einddatum; 8. het actuele financieringsniveau van de verworven reserves en van de waarborg bedoeld in artikel 24, § 2 van de W.A.P.; 9. andere gegevens die in dit kader worden nuttig geacht door het toezichtscomité. § 3. Voor elk brutokapitaal zal ook een netto kapitaal vermeldt worden. § 4. In het kader van de rentebedragen zoals hiervoor vermeld (onder 6) gaat men er ter zake van uit dat de huidige premies zullen worden doorbetaald en voor wat betreft de "slapers" (dit zijn de personen bedoeld in artikel 19, § 3, 3.van dit pensioenreglement) zullen hun verworven reserves worden opgerent aan de minimale rentevoet. § 5. De laatst beschikbare pensioenfiche wordt tevens online ter beschikking gesteld aan de aangeslotene en dit in een beveiligde omgeving. De consultatie is enkel mogelijk mits het toekennen van een login op de website van de VZW SEFOCAM : www.sefocam.be HOOFDSTUK XIX Fiscale bepaling (80 procentregel)

Art. 25.§ 1. Het pensioen dat uit dit pensioenstelsel voortvloeit, winstdelingen inbegrepen, verhoogd met het wettelijk pensioen dat geschat wordt in functie van het aantal jaren dienst bij een werkgever of elders, mag in geen geval 80 pct. overschrijden van de laatste normale bruto jaarbezoldiging van de aangeslotene, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller het aantal werkelijk gepresteerde jaren bij de werkgever of elders is, en de noemer het aantal jaren van de normale duurtijd van de beroepsactiviteit die vastgesteld wordt op 40 jaar. § 2. De laatste normale brutojaarbezoldiging is de brutojaarbezoldiging die, gelet op de vorige bezoldigingen van de aangeslotene, als normaal kan worden beschouwd en die hem betaald of toegekend werd gedurende het laatste jaar vóór zijn oppensioenstelling waarin hij een normale beroepsactiviteit heeft uitgeoefend. HOOFDSTUK XX. - Wijzigingsrecht

Art. 26.§ 1. Dit pensioenreglement wordt afgesloten in uitvoering van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. Het is dan ook onlosmakelijk verbonden met de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst. § 2. Bijgevolg zal dit pensioenreglement worden gewijzigd en/of worden stopgezet indien en in de mate dat ook deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gewijzigd en/of stopgezet. HOOFDSTUK XXI. - Niet-betaling van de premies

Art. 27.§ 1. Alle premies die in uitvoering van dit pensioenreglement (met inbegrip van de beheersovereenkomst zoals afgesloten tussen de pensioeninstelling en de inrichter ter toelichting van de dienstverlening van de pensioeninstelling) verschuldigd zijn of zullen worden, dienen door de inrichter maandelijks voldaan. Zij maken één geheel uit voor alle verzekerde risico's en voor alle aangeslotenen. § 2. Bij niet-betaling van de premies door de inrichter, zal deze door de pensioeninstelling door middel van een aangetekend schrijven in gebreke gesteld worden. § 3. Deze ingebrekestelling, die de inrichter aanmaant tot betaling en hem op de gevolgen van de niet-betaling wijst, wordt ten vroegste 30 dagen na de vervaldag van de onbetaalde premie verzonden. Indien, om welke reden ook, deze ingebrekestelling niet zou zijn verzonden aan de inrichter, dan zal iedere aangeslotene uiterlijk drie maanden na de vervaldag van de premies van de niet-betaling op de hoogte gebracht worden. § 4. Indien de premiebetaling wordt stopgezet voor het geheel van de contracten van dit pensioenstelsel worden die contracten premievrij gemaakt conform artikel 2.21. Zij blijven onderworpen aan dit pensioenreglement en delen verder in de winst. De vordering waarover de pensioeninstelling beschikt wegens het niet betalen van de bijdragen door de inrichter, verjaren drie jaar na de datum waarop de bijdragen opeisbaar werden. § 5. De contracten kunnen echter worden afgekocht met het doel de afkoopwaarden over te dragen naar een andere toegelaten onderneming.

Deze beslissing dient echter te worden genomen bij sectorale collectieve arbeidsovereenkomst. De inrichter licht de aangeslotenen in over de verandering van pensioeninstelling en de eventueel daaruit volgende overdracht van de pensioenreserves, na hieromtrent de Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen op de hoogte te hebben gebracht. HOOFDSTUK XXII De bescherming op de persoonlijke levenssfeer

Art. 28.§ 1. De partijen verbinden zich ertoe de wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer te eerbiedigen. Zij zullen de persoonsgegevens waarvan zij in kennis gesteld worden in het kader van de huidige overeenkomst slechts mogen verwerken in overeenstemming met het voorwerp van deze overeenkomst. De partijen verbinden zich ertoe om de gegevens bij te werken, te verbeteren, alsook de onjuiste of overbodige gegevens te verwijderen. § 2. Zij zullen de gepaste technische en organisatorische maatregelen treffen die nodig zijn voor de bescherming van de persoonsgegevens tegen toevallige of ongeoorloofde vernietiging, het toevallig verlies, de wijziging van of de toegang tot, en iedere andere niet toegelaten verwerking van persoonsgegevens. § 3. Voor wat betreft de gegevens betreffende de gezondheid en de gevoelige gegevens in de zin van de wet van 8 december 1992 op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wijzen partijen de categorieën van personen aan die deze gegevens kunnen verwerken, waarbij de hoedanigheid van deze personen ten opzichte van de verwerking van de betrokken gegevens nauwkeurig wordt omschreven.

Partijen zullen een lijst van de aldus aangewezen personen ter beschikking houden van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer en zullen ervoor zorgen dat de aangewezen personen door een wettelijke, statutaire of evenwaardige contractuele bepaling ertoe gehouden zijn het vertrouwelijk karakter van de betrokken gegevens in acht te nemen. § 4. Partijen zullen de nodige middelen aanwenden ter eerbiediging van de onder dit artikel aangegane verbintenissen derwijze dat ieder gebruik voor andere doeleinden of door andere personen dan deze die bevoegd zijn om de gevoelige gegevens en de gegevens betreffende de gezondheid te verwerken, uitgesloten is. Aangezien de inbreuken op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer eveneens personen kan treffen die geen partij zijn bij de huidige overeenkomst, maar die de aansprakelijkheid van een van de partijen kunnen inroepen, zal de andere partij de aldus aangesproken partij vrijwaren tegen vorderingen gebaseerd op een inbreuk op deze wetgeving. HOOFDSTUK XXIII. - Aanvang

Art. 29.§ 1. Het pensioenreglement dat als bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 september 2007 was gevoegd, wordt opgeheven vanaf 1 januari 2011. Dit pensioenreglement vangt aan op 1 januari 2011 en wordt voor onbepaalde duur aangegaan. Het bestaan van dit pensioenreglement is gekoppeld aan het bestaan van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. § 2. Beide partijen kunnen dit reglement in haar geheel opzeggen tegen het einde van ieder verzekeringsjaar. Deze opzegging geschiedt bij aangetekend schrijven, te richten aan de zetel van de medecontractant en op het postkantoor af te geven ten laatste zes maanden vóór het einde van het verzekeringsjaar. Deze opzeg is onderworpen aan de modaliteiten zoals voorzien in artikel 14 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 augustus 2011.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET

Bijlage 2 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel WIJZIGING EN COORDINATIE VAN HET SOCIAAL SECTORAAL PENSIOENSTELSEL SECTORAAL SOLIDARITEITSREGLEMENT ter uitvoering van artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel HOOFDSTUK I. - Voorwerp

Artikel 1.§ 1. Dit sectoraal solidariteitsreglement wordt opgemaakt in uitvoering van artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. § 2. Dit solidariteitsreglement beoogt het solidariteitsreglement dat was opgenomen als bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 september 2007 aan te passen aan de wettelijke en reglementaire evoluties die sindsdien plaatsgrepen. § 3. Dit reglement bepaalt de rechten en de verplichtingen van de inrichter, de solidariteitsinstelling, de werkgevers die behoren tot het ressort van het voormelde paritair comité, de aangeslotenen en hun rechtverkrijgenden. Tevens worden de aansluitingsvoorwaarden alsook de regels inzake de uitvoering van de solidariteitstoezegging vastgelegd. § 4. In overeenstemming met artikel 10, § 1 van de W.A.P. (zie hierna artikel 2.15), strekt deze solidariteitstoezegging er mede toe het sectoraal pensioenstelsel te doen genieten van het bijzonder statuut vastgesteld door artikel 1762, 4°bis van het Wetboek van de met zegel gelijkgestelde taksen en door artikel 10 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot vrijwaring van het concurrentievermogen. Deze solidariteitstoezegging maakt een integrerend onderdeel uit van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. HOOFDSTUK II. - Begripsomschrijvingen

Art. 2.1. De solidariteitstoezegging.

De toezegging van de in dit solidariteitsreglement bepaalde prestaties door de inrichter (zie hierna 2.2.) aan de aangeslotenen (zie hierna 2.7.) en/of hun rechtverkrijgenden. De solidariteitstoezegging dient beschouwd te worden als een aanvullende dekking of een bijkomend risico op de pensioentoezegging. 2. De inrichter. Conform artikel 3, § 1, 5° van de W.A.P. (zie hierna 2.15.) werd door de representatieve organisaties vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor het garagebedrijf 112, het fonds voor bestaanszekerheid aangeduid als inrichter van het sectoraal pensioenstelsel en van dit solidariteitsstelsel en dit via de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002. 3. Het toezichtscomité. Het comité opgericht binnen de solidariteitsinstelling (zie 2.9. hierna) dat voor de helft is samengesteld uit leden die het personeel vertegenwoordigen aan wie de deze solidariteitstoezegging wordt gedaan en voor de andere helft uit werkgevers zoals bedoeld in 2.5. hierna. 4. Het transparantieverslag. Het jaarlijks verslag opgesteld door de solidariteitsinstelling (zie 2.9. hierna) over het door haar gevoerde (deelaspect) van het beheer van de solidariteitstoezegging. 5. De werkgevers. De werkgevers zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, alsook van de collectieve arbeidsovereenkomsten tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. Hieronder zijn eveneens de werkgevers begrepen die in uitvoering van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, alsook van de collectieve arbeidsovereenkomsten tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, hebben geopteerd voor "opting-out". 6. De arbeider. De persoon die in uitvoering van een arbeidsovereenkomst tot het hoofdzakelijk verrichten van handenarbeid is tewerkgesteld door een werkgever als bedoeld in artikel 2.5. 7. De aangeslotene. De werknemer die behoort tot de categorie van personeel waarvoor de Inrichter het sectoraal pensioenplan en dus deze solidariteitstoezegging heeft ingevoerd en die aan de aansluitingsvoorwaarden van het solidariteitsreglement voldoet. 8. De uittreding. De beëindiging van de arbeidsovereenkomst (anders dan door overlijden of pensionering) voor zover de werknemer geen nieuwe arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever zoals bedoeld in 2.5. 9. De solidariteitsinstelling. De rechtspersoon belast met de uitvoering van de solidariteitstoezegging, namelijk Sepia NV, erkend door de Commissie van Bank-, Financie- en Assurantiewezen, onder nr. 1529, met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Livingstonelaan 6. 10. De jaarbezoldiging. Het jaarlijkse brutoloon waarop de inhoudingen voor de sociale zekerheid worden gedaan (dus verhoogd met 8 pct.). 11. Het solidariteitsfonds Het collectieve fonds dat bij de solidariteitsinstelling in het kader van deze solidariteitstoezegging, alsook van de respectievelijke solidariteitstoezeggingen gedaan in het kader van de sociale sectorale pensioenstelsels van het Paritair Subcomité voor het koetswerk (PSC 149.02), het Paritair Subcomité voor de metaalhandel (PSC 149.04) en het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen (P.S.C 142.01), wordt gevormd en afgescheiden van diens overige activiteiten wordt beheerd. 12. Het verzekeringsjaar. De vervaldag van dit solidariteitsreglement wordt vastgesteld op 1 januari. Een verzekeringsjaar valt dan ook steeds samen met de tijdsspanne gelegen tussen 1 januari en de daaropvolgende 31 december. 13. De collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010. De collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. 14. Het pensioenreglement. Het pensioenreglement genomen in uitvoering van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. 15. W.A.P. Wet van 28 april 2003 (betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, aangevuld met haar uitvoeringsbesluiten zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 15 mei 2003, erratum Belgisch Staatsblad van 26 mei 2003). De begrippen die in het vervolg van dit reglement opgenomen zijn, moeten worden opgevat in hun betekenis zoals verduidelijkt in artikel 3 (definities) van de voormelde wet. De wet zal in het vervolg van dit solidariteitsreglement "W.A.P." worden genoemd. 16. Het solidariteitsbesluit. Koninklijk besluit van 14 november 2003 tot vaststelling van de solidariteitsprestaties verbonden met de sociale aanvullende pensioenstelsels (Belgisch Staatsblad van 14 november 2003, ed. 2, p. 55.263). 17. Het financieringsbesluit. Koninklijk besluit van 14 november 2003 tot vaststelling van de regels inzake de financiering en het beheer van de solidariteits toezegging (Belgisch Staatsblad van 14 november 2003, ed. 2, p. 55.258). 18. De C.B.F.A. De Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen. 19. De VZW SEFOCAM. Het administratief en logistiek coördinatiecentrum van de sociale sectorale pensioenstelsels voor de arbeiders uit het garagebedrijf, het koetswerk, de metaalhandel en de terugwinning van metalen.

De maatschappelijke zetel van de VZW SEFOCAM is gevestigd op het Woluwedal 46/7, te 1200 Brussel.

De VZW SEFOCAM is telefonisch bereikbaar op het nummer 00.32.2.761.00.70. en per mail op het adres helpdesk@sefocam.be De VZW SEFOCAM beschikt evenzeer over een website met name www.sefocam.be Gezien deze solidariteitstoezegging een integrerend onderdeel uitmaakt van het sectoraal pensioenstelsel, dienen de hierna in het reglement gehanteerde termen die niet zouden opgenomen zijn in de hiervoor vermelde begrippenlijst te worden opgevat in hun betekenis in het licht van de W.A.P. of de in artikel 2 van het pensioenreglement opgenomen begrippenlijst. HOOFDSTUK III. - Aansluiting

Art. 3.§ 1. Het solidariteitsreglement is verplicht van toepassing op alle arbeiders die op of na 1 januari 2004 met de werkgevers zoals vermeld in artikel 2.5. verbonden zijn of waren via een arbeidsovereenkomst, ongeacht de aard van deze arbeidsovereenkomst. § 2. Onverminderd de toepassing van het eerste lid, is het solidariteitsreglement pas vanaf 1 januari 2008 van toepassing op de arbeiders die tewerkgesteld zijn of waren bij een werkgever die overeenkomstig artikel 6 van het nationaal akkoord 2001-2002 ervoor wist te opteren om de uitvoering van het pensioenstelsel zelf te organiseren en hiervoor de toestemming wist te verwerven vanuit het Paritair Comité voor het garagebedrijf. § 3. Voormelde personen worden onmiddellijk aangesloten bij deze solidariteitstoezegging, dit wil zeggen vanaf de datum dat zij voldoen aan de hiervoor vermelde aansluitingsvoorwaarden. § 4. In afwijking van de eerste paragraaf van dit artikel, is het solidariteitsreglement niet van toepassing op de arbeiders vermeld onder artikel 4, § 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst ter wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel van 25 november 2010. HOOFDSTUK IV Rechten en plichten van de inrichter

Art. 4.§ 1. De inrichter gaat tegenover alle aangeslotenen de verbintenis aan alles te doen wat voor de goede uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, alsook van de collectieve arbeidsovereenkomsten tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, vereist is. § 2. De bijdrage die de Inrichter verschuldigd is ter financiering van de solidariteitstoezegging wordt door de inrichter zonder verwijl aan de solidariteitsinstelling overgemaakt. Dit geschiedt minimaal maandelijks. § 3. De inrichter zal via het intermediair van de VZW SEFOCAM op regelmatige tijdstippen alle nodige gegevens overmaken aan de solidariteitsinstelling. § 4. De solidariteitsinstelling is slechts tot uitvoering van haar verplichtingen gehouden voor zover haar, tijdens de duur van dit solidariteitsreglement - en buiten de gegevens haar meegedeeld in het kader van het pensioenluik - volgende gegevens meegedeeld werden : - per aangeslotene, het aantal dagen van economische werkloosheid zoals omschreven in artikel 7 hierna; - per aangeslotene, het aantal dagen van arbeidsongeschiktheid tengevolge van (beroeps)ziekte en/of (arbeids)ongeval zoals omschreven in artikel 8 hierna; - enige andere terzake doende gegevens zoals gevraagd door de solidariteitsinstelling.

Naderhand : de wijzigingen welke, tijdens de duur van de aansluiting, in voormelde gegevens voorkomen. § 5. De inrichter wist ten voordele van de aangeslotenen een "helpdesk" te organiseren waarbij de coördinatie werd toevertrouwd aan de VZW SEFOCAM. Deze VZW zal een vraag enkel doorspelen aan de solidariteitsinstelling indien zij de bewuste vraag niet zelf beantwoorden kan. In uitzonderlijke gevallen, wanneer zulks het proces aanzienlijk kan versnellen en vergemakkelijken, heeft de helpdesk de mogelijkheid de aangeslotene rechtstreeks contact te laten opnemen met de solidariteitsinstelling. HOOFDSTUK V Rechten en plichten van de aangeslotene

Art. 5.§ 1. De aangeslotene onderwerpt zich aan de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst ter invoering van het sectoraal pensioenstelsel afgesloten op 5 juli 2002, alsook van de collectieve arbeidsovereenkomsten tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, van het pensioenreglement en van dit solidariteitsreglement. Deze documenten maken één geheel uit. § 2. De aangeslotene machtigt de inrichter de nodige verzekeringen af te sluiten op zijn hoofd. § 3. De aangeslotene machtigt de inrichter om via de VZW SEFOCAM aan de solidariteitsinstelling alle inlichtingen en bewijsstukken over te maken die nodig zijn zodat de solidariteitsinstelling zijn verplichtingen tegenover de aangeslotene of tegenover de rechtverkrijgende(n) kan nakomen zonder uitstel. § 4. De aangeslotene maakt in voorkomend geval de ontbrekende inlichtingen en bewijsstukken over via VZW SEFOCAM aan de solidariteitsinstelling zodat deze zijn verplichtingen tegenover de aangeslotene of tegenover zijn rechtverkrijgende(n) kan nakomen. § 5. Mocht de aangeslotene een hem door dit solidariteitsreglement of door de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, alsook van de collectieve arbeidsovereenkomsten tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, opgelegde voorwaarde niet nakomen, en mocht daardoor voor hem enig verlies van recht ontstaan, dan zullen de inrichter en de solidariteitsinstelling in dezelfde mate ontslagen zijn van hun verplichtingen tegenover de aangeslotene in verband met de bij dit solidariteitsreglement geregelde solidariteitsprestaties. HOOFDSTUK VI. - Gewaarborgde prestaties

Art. 6.§ 1. In overeenstemming met artikel 43, § 1 van de W.A.P., zoals uitgevoerd door het solidariteitsbesluit, heeft dit solidariteitsreglement tot doel de hierna volgende solidariteitsprestaties te waarborgen. § 2. Voor de uitvoering van de solidariteitsprestaties zoals omschreven in de artikelen 7 en 8 hierna, worden enkel de gegevens in aanmerking genomen die de inrichter via de VZW SEFOCAM verkrijgt vanuit het netwerk van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.

Enige individuele aangiften van aangeslotenen zullen niet in aanmerking worden genomen. § 3. De aangeslotenen hebben slechts recht op de effectieve uitvoering van de solidariteitsprestaties op voorwaarde dat de solidariteitsinstelling in hun voordeel bijdragen ontvangen heeft ter financiering van deze solidariteitstoezegging. Afdeling 1. - Premievrijstelling gedurende periodes van economische

werkloosheid

Art. 7.§ 1. Gedurende de periodes waarin de aangeslotene tijdelijk werkloos zou zijn in de zin van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (code type 71 in de gegevensstroom van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid), wordt de opbouw van het pensioenluik tijdens de voormelde periodes verder gefinancierd door de solidariteitsinstelling op forfaitaire basis. § 2. In dit kader zal per dag van economische werkloosheid zoals hiervoor beschreven in hoofde van de aangeslotene, een forfaitair bedrag van 0,50 EUR worden toegekend aan de individuele pensioenreserve van de bewuste aangeslotene. § 3. De toepassing van de premievrijstelling geldt ongeacht de arbeidsduur bepaald in de arbeidsovereenkomst. Afdeling 2. - Premievrijstelling gedurende periodes van

arbeidsongeschiktheid tengevolge van (beroeps)ziekte en/of (arbeids)ongeval

Art. 8.§ 1. Gedurende de vergoede periodes van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval en de periodes die worden gedekt door een tijdelijke arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een arbeidsongeval of een beroepsziekte, (code typen 10, 50, 60 of 61 in de gegevensstroom van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid) waarmee een aangeslotene zich geconfronteerd ziet, wordt de financiering van de opbouw van het pensioenluik tijdens de voormelde periodes verder gefinancierd door de solidariteitsinstelling op forfaitaire basis. § 2. In dit kader zal per dag dat de aangeslotene zich bevindt in één van de periodes zoals hiervoor beschreven, een forfaitair bedrag van 0,50 EUR worden toegekend aan de individuele pensioenreserve van de bewuste aangeslotene. § 3. De toepassing van de premievrijstelling geldt ongeacht de arbeidsduur bepaald in de arbeidsovereenkomst. Afdeling 3. - Rente-uitkering ingeval van overlijden

Art. 9.§ 1. Ingeval van overlijden van een aangeslotene wordt er door de solidariteitsinstelling aan de rechtverkrijgende(n) zoals aangeduid in het pensioenluik een vergoeding toegekend onder de vorm van een rente-uitkering, evenwel op voorwaarde dat ofwel : - er in hoofde van de aangeslotene tijdens het verzekeringsjaar waarin het overlijden zich situeert bijdragen gestort zijn geweest zoals bedoeld in artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010; - het overlijden van de aangeslotene zich situeert binnen de 365 dagen na de begindatum van de vergoede periode van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval. § 2. Het vestigingskapitaal ter financiering van de voormelde rente-uitkering bedraagt 1.500 EUR (winstdeling inbegrepen). Dit kapitaal zal worden gebezigd ter vestiging van een niet-geïndexeerde levenslange rente op het hoofd van de rechtverkrijgende(n). § 3. Indien evenwel het jaarbedrag van de rente - na de wettelijk verschuldigde fiscale en parafiscale inhoudingen - kleiner is dan 300 EUR, dan zal het netto vestigingskapitaal worden uitbetaald. Dit bedrag wordt geïndexeerd volgens de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971, houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, bijdragen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. HOOFDSTUK VII Uitvoering van de gewaarborgde prestaties Afdeling 1. - Solidariteitsprestaties zoals beschreven in artikelen 7

en 8

Art. 10.§ 1. De uitkeringen van de solidariteitsprestaties zoals beschreven in artikelen 7 en 8 van het solidariteitsreglement, worden na elke ontlading naar de solidariteitsinstelling gestort op de binnen deze instelling beheerde individuele polissen in kwestie. § 2. Bij de toekenning wordt er rekening gehouden met een kapitalisatie van de solidariteitsprestaties aan een intrestvoet van 3,25 pct. alsof alle solidariteitsprestaties uit de beschouwde periode zouden betaald zijn op 1 juli van het desbetreffende dienstjaar.

Art. 11.§ 1. In hoofde van de aangeslotenen wiens werkgever gekozen heeft voor "opting-out" in uitvoering van artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, worden de gekapitaliseerde solidariteitsprestaties gestort aan de pensioeninstelling die het opting-outplan beheert binnen de vijf dagen nadat de solidariteitsinstelling door de pensioeninstelling in kwestie, in kennis is gesteld van alle daartoe nodige gegevens. § 2. De solidariteitsinstelling neemt jaarlijks hiertoe contact op met de pensioeninstelling in kwestie ten laatste op 1 oktober volgend op het refertejaar. § 3. De Inrichter stelt via de VZW SEFOCAM hiertoe de solidariteitsinstelling jaarlijks een lijst ter beschikking van de werkgevers die gekozen hebben voor "opting-out", en dit ten laatste per 1 september.

Art. 12.Wist een aangeslotene die zich tijdens het afgelopen jaar bevond in een situatie zoals beschreven in artikelen 7 of 8, tijdens dat jaar zelf of diens rechtverkrijgende(n) het voorschot op het aanvullend pensioen uitgekeerd te krijgen, dan zullen de solidariteitsprestaties zoals bedoeld in artikelen 7 of 8 waarop betrokkene recht heeft, worden verwerkt in het saldo dat hem in het kader van het pensioenluik zal worden toegekend. Afdeling 2. - Solidariteitsprestatie zoals beschreven in artikel 9

Art. 13.§ 1. Om tot de uitbetaling van de solidariteitsprestatie zoals beschreven in artikel 9 hiervoor te kunnen overgaan dient/dienen de rechtverkrijgende(n) dezelfde procedure te volgen als deze voorzien voor de uitbetaling van de voordelen bij overlijden in het kader van het pensioenluik. § 2. De inrichter zal, indien nodig, via de VZW SEFOCAM een tewerkstellingsattest opvragen bij de werkgever van de aangeslotene, zoals bedoeld in artikel 2.5. van dit solidariteitsreglement, waaruit moet blijken of de prestatie zoals beschreven in artikel 9 gewaarborgd is. HOOFDSTUK VIII. - Technische grondslagen

Art. 14.§ 1. Voor de dekking van de solidariteitsprestaties zoals vermeld in artikelen 7 en 8 hiervoor, sluit de Inrichter een verzekeringsovereenkomst af met de solidariteitsinstelling. De solidariteits-instelling onderschrijft terzake een resultaatsverbintenis. § 2. De solidariteitstoezegging wordt gefinancierd overeenkomstig de tariferingregels die door de solidariteitsinstelling gebruikt wordt voor de bewuste risico's, rekening houdende met de verplichtingen terzake voorzien in het financieringsbesluit.

Art. 15.Ter dekking van de solidariteitsprestaties zoals beschreven in : - artikelen 7 en 8 wordt telkens een tijdelijke verzekering van een jaar onderschreven in hoofde van elke aangeslotene; - artikel 9 wordt een tijdelijke overlijdensverzekering onderschreven waarbij de solidariteitsinstelling op het hoofd van elke aangeslotene een vestigingskapitaal ter financiering van een rente-uitkering ingeval van een eventueel vroegtijdig overlijden verzekert. HOOFDSTUK IX. - Bijdragen

Art. 16.§ 1. Alle vereiste uitgaven tot het waarborgen van de solidariteitsprestaties vermeld in artikelen 7, 8 en 9 hiervoor vallen geheel ten laste van de inrichter. § 2. Deze bijdrage vormt per aangeslotene 0,06 pct. van diens jaarbezoldiging. Deze bijdrage wordt bepaald door artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. § 3. De inrichter zal de globale bijdrage per maand aan de solidariteitsinstelling storten. HOOFDSTUK X. - Solidariteitsfonds

Art. 17.§ 1. In de schoot van de solidariteitsinstelling wordt een solidariteitsfonds ingericht, genaamd het SEFOCAM Solidariteitsfonds. § 2. De bijdragen voor de solidariteitstoezegging alsook de bijdragen gestort door de respectievelijke inrichters van de solidariteitstoezeggingen gedaan in het kader van de sectorale pensioenstelsels van het Paritair Subcomité voor het koetswerk (PSC 149.02), het Paritair Subcomité voor de metaalhandel (PSC 149.04), alsook deze van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen (PSC 142.01), worden gestort in dit solidariteitsfonds. § 3. Het solidariteitsfonds wordt door de solidariteitsinstelling afzonderlijk van zijn overige activiteiten beheerd als een wiskundige inventarisreserve. § 4. De solidariteitsinstelling verbindt er zich toe om bovenop de tariefgrondslagen, de gerealiseerde winst afkomstig uit de verzekeringen en de beleggingen in bepaalde hiervoor aangewezen activa, integraal als winstdeling te verdelen en toe te kennen. Deze activa worden van de andere activa van de solidariteitsinstelling afgezonderd en vormen bijgevolg een afgezonderd fonds. Evenwel zal het rendement van het fonds maar toegekend worden indien de verrichtingen van het fonds rendabel zijn. § 5. Er wordt een inventaris bijgehouden die alle bestanddelen van het vermogen van het fonds bevat. Deze inventaris wordt opgemaakt voor elke dag waarop een wijziging van de samenstelling van het fonds plaatsheeft. Daarenboven werd er het hierna weergegeven winstdelingsreglement opgesteld.

Winstdelingreglement van het afgezonderd fonds "Sefocam-Solidariteit" : De bijdragen worden geïnvesteerd in een afgezonderd fonds "Sefocam- Solidariteit" dat hoofdzakelijk is samengesteld uit financiële activa die afkomstig zijn van de euro-zone.

Afhankelijk van de resultaten van dit afgezonderd fonds, zal de solidariteitsinstelling jaarlijks de eventuele winst, integraal verdelen. Anders dan bij het pensioenstelsel bestaan er binnen het solidariteitsstelsel geen individuele verworven reserves. Een eventueel positief resultaat binnen een bepaald boekjaar kan dan ook niet aan de individuele contracten worden toegekend. De verplichting tot integrale winstverdeling houdt in het kader van het solidariteitsstelsel bijgevolg in dat het resultaat integraal binnen het solidariteitsstelsel blijft en wordt besteed aan de financiering van de verplichtingen ervan.

Deze winstdeelneming wordt pas toegekend op voorwaarde dat de verrichtingen van het fonds rendabel zijn.

Teneinde de financiële prestaties gerealiseerd door het afgezonderd fonds te stabiliseren, kan een quotiteit van de uitzonderlijke opbrengsten (zie hierna) elk jaar een reserve stijven waarop door de inrichter aanspraak kan gemaakt worden het jaar nadien. Een gedeelte van de uitzonderlijke opbrengsten kan dus van jaar tot jaar overgedragen worden. De uitzonderlijke opbrengsten zijn samengesteld uit de meer- en minwaarden van obligaties en aandelen, de eventuele monetaire aanpassingen op rentedragende activa, alsook de waardeverminderingen of terugnames van waardeverminderingen.

De investeringspolitiek van het afgezonderd fonds heeft tot doel de veiligheid, het rendement en de liquiditeit van de beleggingen te waarborgen. Hierbij wordt rekening gehouden met een oordeelkundige diversificatie en spreiding van de beleggingen. § 6. De solidariteitsinstelling stelt een financieel jaarverslag op dat toelaat na te gaan of het gedeelte van de aan de overeenkomsten toegekende winsten en de uitgevoerde beleggingen aan de bepalingen van het winstdelingsreglement beantwoorden. Dit verslag wordt ter beschikking gesteld van het toezichtscomité. § 7. Het solidariteitsfonds kan slechts worden gedebiteerd door betaling van verzekeringspremies die de betrokken risico's dekken en van de kosten verbonden aan deze solidariteitstoezeggingen. § 8. In geval van liquidatie van een werkgever, zullen de gelden van het solidariteitsfonds die proportioneel slaan op de verplichtingen van die bepaalde werkgever, noch geheel noch gedeeltelijk worden teruggestort aan de inrichter. Deze gelden zullen daarentegen worden aangewend ter financiering van de solidariteitsprestaties ten gunste van de overige aangeslotenen. § 9. In geval van stopzetting van deze solidariteitstoezegging, dan zullen de na afhandeling van de lopende schadegevallen nog in het solidariteitsfonds aanwezige gelden niet worden teruggestort aan de inrichter. Deze gelden zullen daarentegen worden overgedragen naar het financieringsfonds dat door de inrichter wordt aangehouden in het kader van het pensioenstelsel. § 10. In geval van stopzetting van het sectoraal pensioenplan, zullen de gelden van het fonds in geen geval noch volledig noch gedeeltelijk worden teruggestort aan de inrichter. Het zal daarentegen onder alle aangeslotenen die minstens één jaar aangesloten waren bij het sectoraal pensioenstelsel, beschouwd op het moment van de stopzetting ervan, worden verdeeld in verhouding met de verworven reserve waarover de betrokkenen beschikken in het kader van het pensioenstelsel, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de W.A.P. § 11. Geen enkele vergoeding of verlies van winstdelingen zal ten laste worden gelegd van de aangeslotenen of van de op het ogenblik van de overdracht verworven reserves worden afgetrokken. HOOFDSTUK XI. - Toezichtscomité

Art. 18.§ 1. Er werd binnen de solidariteitsinstelling een toezichtscomité opgericht dat voor de helft is samengesteld uit leden die het personeel vertegenwoordigen aan wie de deze solidariteitstoezegging wordt gedaan en voor de andere helft uit werkgevers. § 2. Dit toezichtscomité ziet toe op de goede uitvoering van de solidariteitstoezegging door de solidariteitsinstelling en wordt door laatstgenoemde voorafgaandelijk geraadpleegd over : - de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten; - het rendement van de beleggingen; - de kostenstructuur; - in voorkomend geval, de winstdeling. HOOFDSTUK XII. - Transparantieverslag

Art. 19.§ 1. Onder de naam "transparantieverslag" zal de solidariteitsinstelling jaarlijks een verslag opstellen over het door haar gevoerde (deelaspect) van het beheer van de solidariteitstoezegging en dit - na raadpleging van het toezichtscomité - ter beschikking stellen van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotenen. § 2. Het verslag betreft de volgende elementen : - de financieringswijze van de solidariteitstoezegging en de structurele wijzigingen in die financiering; - de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten; - het rendement van de beleggingen; - de kostenstructuur; - in voorkomend geval, de winstdeling. HOOFDSTUK XIII Informatieverstrekking aan de aangeslotenen

Art. 20.§ 1. De solidariteitsinstelling zal ten minste eenmaal per jaar aan de aangeslotenen meedelen op welke solidariteitsprestaties zij voor wat betreft het bewuste verzekeringsjaar recht hadden. § 2. Deze gegevens worden geïncorporeerd op de pensioenfiche die de pensioeninstelling (die tevens de solidariteitsinstelling is) jaarlijks - in uitvoering van artikel 24 van het pensioenreglement - aan de aangeslotenen dient te bezorgen. § 3. Volgende informatie wordt aldus opgenomen in de pensioenfiche voor wat betreft de solidariteitsprestaties : - Het aantal weerhouden gelijkgestelde dagen bij tijdelijke werkloosheid omwille van economische redenen; - Het aantal weerhouden gelijkgestelde dagen bij arbeidsongeschiktheid ingevolge (beroeps) ziekte en/of (arbeids)ongeval; - Het forfaitair bedrag toegekend per gelijkgestelde dag zijnde 0,50 EUR; - Het toegekend nettobedrag gedurende het refertejaar aan het pensioenluik zijnde het aantal weerhouden gelijkgestelde dagen vermenigvuldigd met het forfaitair bedrag van 0,50 EUR. § 5. De laatst beschikbare pensioenfiche - welke tevens melding maakt van de solidariteitsprestaties - wordt tevens online ter beschikking gesteld aan de aangeslotene en dit in een beveiligde omgeving. Deze consultatie kan enkel plaatsgrijpen na het toekennen van een login op de website van de VZW SEFOCAM : www.sefocam.be § 6. De tekst van dit solidariteitsreglement zal door de inrichter ter beschikking worden gesteld aan de aangeslotenen op diens eenvoudig verzoek. HOOFDSTUK XIV. - Fiscaliteit

Art. 21.§ 1. Deze solidariteitstoezegging wordt door de solidariteitsinstelling op een gedifferentieerde wijze beheerd zodat voor elke aangeslotene of diens rechtverkrijgende(n) de toepassing van het specifieke regime inzake inkomstenbelastingen en met het zegel gelijkgestelde taksen gewaarborgd is, zowel inzake de behandeling van de bijdragen als van de prestaties. § 2. Het pensioen dat - in voorkomend geval - uit de toepassing van deze solidariteitstoezegging voortvloeit, winstdelingen inbegrepen, verhoogd met het wettelijk pensioen dat geschat wordt in functie van het aantal jaren dienst bij een werkgever of elders, mag in geen geval 80 pct. overschrijden van de laatste normale bruto jaarbezoldiging van de aangeslotene, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller het aantal werkelijk gepresteerde jaren bij de werkgever of elders is en de noemer het aantal jaren van de normale duurtijd van de beroepsactiviteit die vastgesteld wordt op 40 jaar. § 3. De laatste normale bruto jaarbezoldiging is de brutojaarbezoldiging die, gelet op de vorige bezoldigingen van de aangeslotene, als normaal kan worden beschouwd en die hem betaald of toegekend werd gedurende het laatste jaar vóór zijn oppensioenstelling waarin hij een normale beroepsactiviteit heeft uitgeoefend. HOOFDSTUK XV. - Wijzigingsrecht

Art. 22.§ 1. Dit solidariteitsreglement wordt afgesloten in uitvoering van artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel en is er dan ook onlosmakelijk mee verbonden. § 2. Bijgevolg zal dit solidariteitsreglement worden gewijzigd en zelfs worden stopgezet indien en in de mate dat de collectieve arbeidsovereenkomst wordt gewijzigd of stopgezet. § 3. Er wordt een uitzondering voorzien voor de bepaling van het bedrag van de forfaits zoals bepaald in artikelen 7 en 8, alsook voor het bedrag van het vestigingskapitaal van de rente-uitkering bij overlijden zoals voorzien in artikel 9. Deze bedragen kunnen door de inrichter worden gewijzigd zonder te moeten overgaan tot een wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. § 4. In voorkomend geval licht de inrichter de aangeslotenen, alsook de C.B.F.A. in over de wijziging van solidariteitsinstelling. HOOFDSTUK XVI Niet-betaling van de bijdragen

Art. 23.§ 1. Alle bijdragen die in uitvoering van dit solidariteitsreglement (met inbegrip van de beheersovereenkomst zoals afgesloten tussen de solidariteitsinstelling en de inrichter ter toelichting van de dienstverlening van de solidariteitsinstelling) verschuldigd zijn of zullen worden, dienen door de inrichter voldaan op de gestelde vervaldagen. Zij maken één geheel uit voor alle verzekerde risico's en voor alle aangeslotenen. § 2. Bij niet-betaling van bijdragen door de inrichter, zal deze door de solidariteitsinstelling door middel van een aangetekend schrijven in gebreke gesteld worden. § 3. Deze ingebrekestelling, die de Inrichter aanmaant tot betaling en hem op de gevolgen van de niet-betaling wijst, wordt ten vroegste dertig dagen na de vervaldag van de onbetaalde bijdrage verzonden.

Indien, om welke reden ook, deze ingebrekestelling niet zou zijn verzonden aan de inrichter, dan zal iedere aangeslotene uiterlijk drie maanden na de vervaldag van de niet-betaalde bijdragen op de hoogte gebracht worden. § 4. Indien de bijdragebetaling wordt stopgezet voor het geheel van de contracten van het sectoraal pensioenstelsel, vervalt het recht van de aangeslotenen op enige uitbetaling in het kader van de solidariteitsprestaties. In dit geval zijn de modaliteiten van het laatste lid van artikel 17 van dit solidariteitsreglement van toepassing. HOOFDSTUK XVII De bescherming van de persoonlijke levenssfeer

Art. 24.§ 1. De partijen verbinden zich ertoe de wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer te eerbiedigen. Zij zullen de persoonsgegevens waarvan zij in kennis gesteld worden in het kader van de huidige overeenkomst slechts mogen verwerken in overeenstemming met het voorwerp van deze overeenkomst. De partijen verbinden zich ertoe om de gegevens bij te werken, te verbeteren, alsook de onjuiste of overbodige gegevens te verwijderen. § 2. Zij zullen de gepaste technische en organisatorische maatregelen treffen die nodig zijn voor de bescherming van de persoonsgegevens tegen toevallige of ongeoorloofde vernietiging, het toevallig verlies, de wijziging van of de toegang tot, en iedere andere niet toegelaten verwerking van persoonsgegevens. § 3. Voor wat betreft de gegevens betreffende de gezondheid en de "gevoelige" gegevens in de zin van de Wet van 8 december 1992 op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, wijzen partijen de categorieën van personen aan die deze gegevens kunnen verwerken, waarbij de hoedanigheid van deze personen ten opzichte van de verwerking van de betrokken gegevens nauwkeurig wordt omschreven.

Partijen zullen een lijst van de aldus aangewezen personen ter beschikking houden van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer en zullen ervoor zorgen dat de aangewezen personen door een wettelijke, statutaire of evenwaardige contractuele bepaling ertoe gehouden zijn het vertrouwelijk karakter van de betrokken gegevens in acht te nemen. § 4. Partijen zullen de nodige middelen aanwenden ter eerbiediging van de onder dit artikel aangegane verbintenissen derwijze dat ieder gebruik voor andere doeleinden of door andere personen dan deze die bevoegd zijn om de gevoelige gegevens en de gegevens betreffende de gezondheid te verwerken, uitgesloten is. Aangezien de inbreuken op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer eveneens personen kan treffen die geen partij zijn bij de huidige overeenkomst, maar die de aansprakelijkheid van een van de partijen kunnen inroepen, zal de andere partij de aldus aangesproken partij vrijwaren tegen vorderingen gebaseerd op een inbreuk op deze wetgeving. HOOFDSTUK XVIII Verplichtingen ten opzichte van de C.B.F.A.

Art. 25.§ 1. De solidariteitsinstelling stelt op het einde van ieder boekjaar een resultatenrekening op, evenals een balans met activa en passiva van het solidariteitsfonds en zendt die stukken binnen de maand na hun goedkeuring aan de C.B.F.A. § 2. De activa van het solidariteitsfonds moeten worden belegd en geëvalueerd overeenkomstig de regels van toepassing op de dekkingswaarden van de voorzorgsinstellingen in uitvoering van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.

Een gedetailleerde staat van die waarden zal samen met de balans vermeld in het eerste lid, worden toegezonden aan de C.B.F.A. § 3. De solidariteitsinstelling duidt een actuaris aan die voldoet aan de voorwaarden vastgelegd in het koninklijk besluit van 22 november 1994 houdende uitvoering van artikel 40bis van de voormelde wet van 9 juli 1975 met betrekking tot het bepalen van de voorwaarden waaraan actuarissen moeten voldoen. § 4. De aangeduide actuaris brengt jaarlijks advies uit over de financiering evenals over de resultatenrekening en de balans zoals bedoeld in het eerste lid. Dat advies bevat ook zijn oordeel over de toeslagen. Het advies wordt toegezonden aan het toezichtscomité. HOOFDSTUK XIX. - Herstelplan

Art. 26.§ 1. Ingeval van een tekort moet de inrichter een plan aan de C.B.F.A. voorleggen waarin hij de maatregelen preciseert om het evenwicht te herstellen. Deze maatregelen kunnen bijvoorbeeld een bijkomende storting inhouden of een verlaging van de prestaties. § 2. Dit herstelplan dient aan de C.B.F.A. te worden opgestuurd binnen de door haar gestelde termijn. § 3. Indien uit het daaropvolgende jaarlijkse advies van de aangewezen actuaris blijkt dat dit herstelplan niet geleid heeft tot het financieel evenwicht van het solidariteitsfonds, dan zal de inrichter een nieuw herstelplan voorstellen. Ook het nieuw herstelplan zal aan de C.B.F.A. worden opgestuurd binnen de door haar gestelde termijn. § 4. Indien uit het daaropvolgende jaarlijkse advies van de aangewezen actuaris blijkt dat ook het nieuwe herstelplan niet geleid heeft tot het financieel evenwicht van het solidariteitsfonds, dan zal de inrichter aan de C.B.F.A. verzoeken om een herstelplan op te leggen. § 5. Ingeval van een eventuele vereffening van het solidariteitsfonds zijn de modaliteiten van het laatste lid van artikel 17 van dit solidariteitsreglement van toepassing. HOOFDSTUK XX. Aanvang

Art. 27.§ 1. Het solidariteitsreglement dat als bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 september 2007 was gevoegd wordt opgeheven vanaf 1 januari 2011. Dit solidariteitsreglement vangt aan 1 januari 2011 en wordt voor onbepaalde duur aangegaan. Haar bestaan is echter gekoppeld aan het bestaan van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. § 2. Beide partijen kunnen dit reglement in haar geheel opzeggen tegen het einde van ieder verzekeringsjaar. Deze opzegging geschiedt bij aangetekend schrijven, te richten aan de zetel van de medecontractant en op het postkantoor af te geven ten laatste zes maanden vóór het einde van het verzekeringsjaar. Deze opzeg is onderworpen aan de modaliteiten zoals voorzien in artikel 14 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 augustus 2011.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET

Bijlage 3 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel WIJZIGING EN COORDINATIE VAN HET SOCIAAL SECTORAAL PENSIOENSTELSEL MINIMALE VOORWAARDEN WAARAAN EEN OPTING-OUTPLAN DIENT TE VOLDOEN ter uitvoering van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 kunnen de werkgevers die op 1 januari 2002 nog niet werkzaam waren onder het ressort van het Paritair Comité voor het garagebedrijf, gedurende een in de tijd beperkte periode, er voor opteren om de uitvoering van een pensioenstelsel zelf te organiseren.

Deze mogelijkheid staat enkel open voor de werkgevers binnen wiens onderneming er reeds een collectieve arbeidsovereenkomst of collectief akkoord bestond vóór 31 december 2000 betreffende een ondernemingspensioenstelsel. In voorkomend geval zal de in artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel voorziene bijdrage worden aangewend tot uitbreiding van het bewuste ondernemingspensioenstelsel. Het ondernemings-stelsel dient minstens te voldoen aan de hierna volgende voorwaarden : HOOFDSTUK I. - Ondernemingspensioenstelsel Afdeling 1. - Aansluitingsvoorwaarden

Artikel 1.§ 1. Alle arbeiders die op of na 1 januari 2002 met een werkgever die gebruik gemaakt heeft van de "opting-out" mogelijkheid zoals bedoeld in artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010, verbonden zijn of waren via een arbeidsovereenkomst (ongeacht de aard van deze arbeidsovereenkomst), moeten aangesloten worden bij het ondernemingsplan. § 2. Dit houdt onder meer in dat : - ook de arbeiders die tewerkgesteld worden op basis van een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur, dienen aan te sluiten; - de aansluiting onmiddellijk gebeurt ten tijde van het afsluiten van de arbeidsovereenkomst, waardoor de aansluiting dus niet kan uitgesteld worden tot een bepaalde leeftijd zoals bijvoorbeeld de 25e verjaardag van de aangeslotene. § 3. Moeten evenwel niet aangesloten worden bij het ondernemingsplan : - de personen tewerkgesteld via een overeenkomst van studentenarbeid; - de personen tewerkgesteld via een overeenkomst voor uitzendarbeid, zoals geregeld door hoofdstuk II van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van de werknemers ten behoeve van gebruiken; - de personen tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst gesloten in het kader van een speciaal met steun van de overheid gevoerd opleidings-, arbeidsinspannings- en omscholingsprogramma. Afdeling 2. - Recht op verworven reserves en verworven prestaties

Art. 2.§ 1. Het ondernemingsstelsel mag voorzien dat de aangeslotene minstens gedurende een al dan niet onderbroken periode van één jaar dient te zijn aangesloten geweest bij het ondernemingsstelsel alvorens hij aanspraak kan maken op verworven reserves en verworven prestaties. § 2 Niettegenstaande het voorgaande dient het ondernemingsstelsel te bepalen dat de aangeslotene wel degelijk verworven reserves verwerft (zelfs ingeval van uitdiensttreding binnen het jaar) : - indien hij of zij een nieuwe dienstbetrekking aanvaardt bij een werkgever zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, alsook van de collectieve arbeidsovereenkomsten tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel; - wanneer door het mee in aanmerking nemen van de maanden aansluiting bij het sectoraal pensioenstelsel van : - het Paritair Subcomité voor het koetswerk (PSC 149.02); - het Paritair Subcomité voor de metaalhandel (PSC 149.04); - alsook het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen (PSC 142.01), de minimale aansluitingstermijn van twaalf maanden wel overschreden wordt. Voor wat betreft de verworvenheid van de reserves heeft dit het volgende gevolg : 1. In het geval er sprake is van een totale aansluitingstermijn van minimaal twaalf maanden, al dan niet onderbroken, dan worden de latente rechten die de betrokkene bezit - dit wil zeggen de rechten en de reserves die overeenstemmen met een aansluitingstermijn van minder dan twaalf maanden - in het kader van de respectievelijke sectorale pensioenstelsels toch verworven voor de aangeslotene.Dit heeft eveneens tot gevolg dat ingeval van herintreding van de aangeslotene in één van de vier sectorale pensioenstelsels, hij op dat ogenblik reeds beschikt over verworven rechten waardoor hij niet wederom aan een minimum aansluitingstermijn van twaalf maanden al dan niet onderbroken in één of meerdere van de hiervoor vermelde sectoren dient te worden voldaan alvorens er wederom sprake zou zijn van verworven rechten. 2. In het geval er geen sprake is van een totale aansluitingstermijn van minimaal twaalf maanden, al dan niet onderbroken, dan zal de tot op dit moment gevormde reserve in het financieringsfonds gestort worden.Indien de aangeslotene echter naderhand wederom zou toetreden tot dit pensioenstelsel, dan zal de ten tijde van de uittreding in hoofde van de aangeslotene gevormde reserve uit het financieringsfonds worden gehaald om opnieuw te worden toegewezen aan de bewuste aangeslotene. Indien de aangeslotene opnieuw zou uittreden, dan zal deze procedure worden herhaald indien de totale aansluitingstermijn van de betrokkene de twaalf maanden niet overschrijdt. De aangeslotene behoudt in voorkomend geval zijn latente rechten in het kader van de drie andere hiervoor vermelde sectorale pensioenstelsels. Afdeling 3. - Financiering

Art. 3.§ 1. Het bestaande ondernemingsstelsel dient te worden verhoogd met de bijdrage zoals voorzien in artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel en dit vanaf de daarin voorziene datum van inwerkingtreding. § 2. Deze bijdrage kan enkel aangewend worden als premie voor een verzekering in de combinatie "uitgesteld kapitaal met tegenverzekering van de reserve". Afdeling 4. - Beperking van de kosten en de integrale winstverdeling

Art. 4.De in het ondernemingspensioenstelsel aangerekende kosten en de winstverdeling van het pensioenstelsel dienen te voldoen aan de bepalingen van artikel 11, § 1, 4 ° van de W.A.P. Afdeling 5. - Rendementsgarantie

Art. 5.Op de in artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 voorziene bijdrage, dient een resultaatsverbintenis te worden aangegaan dat deze op een zodanige manier zal worden opgerent dat minimaal steeds voldaan zal zijn aan de bepalingen van artikel 24, § 2 van de W.A.P. Afdeling 6. - Vastgoedverrichtingen

Art. 6.Zolang de aangeslotene via een arbeidsovereenkomst verbonden is met de werkgever die gebruik gemaakt heeft van de "opting-out" mogelijkheid zoals bedoeld in artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010, kan hij geen voorschot bekomen op zijn contract, noch het afkopen, noch het voordeel ervan afstaan of in pand geven. Afdeling 7. - Toezichtscomité

Art. 7.§ 1. Indien de pensioeninstelling aan wie het beheer van het ondernemingsstelsel werd toevertrouwd niet op paritaire wijze beheerd wordt, dient er een toezichtscomité te worden opgericht in uitvoering van artikel 41, § 2 van de W.A.P. § 2. Het aan de basis van het ondernemingsstelsel liggende pensioenreglement vermeldt deze verplichting en de wijze waarop het toezichtscomité samengesteld wordt. Afdeling 8. - Afkoopwaarden

Art. 8.De theoretische en praktische afkoopwaarden bedragen in alle gevallen 100 pct. van de opgebouwde reserves met inbegrip van 100 pct. van de al toegekende winstdeling. HOOFDSTUK II. - Informatie

Art. 9.§ 1. Een werkgever die gebruik gemaakt heeft van de "opting-out" mogelijkheid zoals bedoeld in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, alsook van de collectieve arbeidsovereenkomsten tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, deelt minstens eenmaal per jaar een lijst van de aangeslotenen van het ondernemingsstelsel die voldoen aan de aansluitingsvoorwaarden zoals bedoeld in artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, mee aan de inrichter. § 2. Daarenboven zal de hiervoor vermelde werkgever de inrichter op de hoogte houden van elke wijziging die doorgevoerd wordt aan het ondernemingsstelsel door middel van het opsturen van een afschrift van het gewijzigde pensioenreglement binnen de twee maanden te rekenen vanaf de begindatum van het gewijzigde ondernemingsstelsel. § 3. De pensioeninstelling die het ondernemingsstelsel beheert dient bij deze gelegenheid een verklaring op te stellen dat de rechten van de aangeslotenen in het kader van het gewijzigde ondernemingsstelsel minstens evenwaardig zijn aan deze van de aangeslotenen van het sectorstelsel (zie hierna). § 4. Tenslotte zal de werkgever op eenvoudig verzoek van de inrichter aan deze laatste alle gegevens overmaken die hem toelaten om de juiste uitvoering van de verplichtingen zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel te (laten) controleren. HOOFDSTUK III Minimale evenwaardigheid van rechten

Art. 10.§ 1. Het wijzigen van het ondernemingspensioenstelsel kan enkel via een collectief akkoord of een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak en mag er niet toe leiden dat de rechten van de aangeslotenen van het ondernemingsstelsel minder zouden bedragen dan deze van de aangeslotenen van het sectorstelsel. § 2. Dit houdt in dat : - voor vaste bijdragen stelsels, de jaarlijks te storten bijdrage niet minder kan bedragen dan de bijdrage zoals voorzien in artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel; - voor vaste prestatie stelsels, de verworven reserves op geen enkel ogenblik lager mogen zijn dan de verworven reserves die voortvloeien uit het sectoraal pensioenstelsel. § 3. De inrichter heeft het recht om de evenwaardigheid te (laten) controleren. HOOFDSTUK IV. - Procedure ingeval van niet-betaling van de premies of van stopzetting van het ondernemingspensioenstelsel

Art. 11.§ 1. Het ondernemingsstelsel dient te voorzien in een procedure die ingeval van niet-betaling van de premies door de werkgever die gebruik gemaakt heeft van de "opting-out" mogelijkheid zoals bedoeld in artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010, minstens de volgende elementen voorziet : - ingeval van niet betaling van de premies binnen een termijn van 30 dagen na de vervaldag ervan, zal de bewuste werkgever door de pensioeninstelling door middel van een aangetekend schrijven in gebreke gesteld worden en aangemaand worden om over te gaan tot betaling van de premies; - indien de premies binnen een termijn van 60 dagen na de vervaldag ervan nog niet betaald zijn, zal de bewuste werkgever door de pensioeninstelling door middel van een aangetekend schrijven nogmaals in gebreke gesteld worden en aangemaand worden om over te gaan tot betaling van de premies. De pensioeninstelling brengt de inrichter hiervan schriftelijk op de hoogte; - indien de premies binnen een termijn van 90 dagen na de vervaldag ervan nog niet betaald zijn, zal de bewuste werkgever door de pensioeninstelling door middel van een aangetekend schrijven op de hoogte worden gesteld dat de contracten binnen de drie weken premievrij zullen worden gemaakt. De pensioeninstelling brengt de inrichter, alsook de aangeslotenen van het ondernemingspensioenstelsel hiervan schriftelijk op de hoogte. § 2. Ingeval van blijvende niet-betaling van de in het kader van het ondernemingsstelsel verschuldigde premies, of ingeval van stopzetting van het ondernemingsstelsel, is de werkgever verplicht om vanaf het tijdstip van de stopzetting van de premiebetaling of van het ondernemingsstelsel, aan te sluiten bij het sectorale pensioenstelsel. HOOFDSTUK V. - Procedure

Art. 12.§ 1. De werkgever die in uitvoering van artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel wenst gebruik te maken van de opting-outmogelijkheid, dient volgende procedure te volgen : Afdeling 1. - Inlichtingen te verstrekken aan de inrichter

§ 2. Ter controle en goedkeuring dienen een aantal documenten te worden voorgelegd aan de inrichter bij wege van een aangetekend schrijven uiterlijk binnen een tijdsspanne van 9 maanden te rekenen vanaf het tijdstip waarop men startte met de activiteiten die behoren tot het ressort van het voormelde paritair comité. § 3. Het gaat meer bepaald over de volgende stukken : - de collectieve arbeidsovereenkomst of het collectief akkoord waarop het vóór 31 december 2000 bestaande ondernemingspensioenstelsel gebaseerd is, alsook het bijhorende pensioenreglement; - de collectieve arbeidsovereenkomst waarin de sociale partners op ondernemingsniveau - in uitvoering van artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - ervoor opteren om de uitvoering van het pensioenstelsel zelf te organiseren; - en het nieuwe pensioenreglement dat voldoet aan de voorwaarden van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. Afdeling 2. - Beraadslaging door de inrichter

§ 4. Binnen de twee maanden na de hiervoor vermelde kennisgeving door de werkgever, laat de inrichter ofwel zijn akkoord ofwel zijn weigering ofwel een vraag om meer inlichtingen geworden aan de werkgever. § 5. De inrichter kan enkel een aanvraag tot opting-out van een werkgever weigeren indien niet voldaan is aan de voorwaarden die terzake worden gesteld door de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.

Art. 13.§ 1. Bij eventuele betwistingen tussen de inrichter en een werkgever over de geldigheid, uitvoering of interpretatie van deze bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 2010, verbinden partijen zich ertoe om eerst te pogen onderling tot een minnelijke oplossing te komen. § 2. Mochten partijen hierin niet slagen, zullen zij het geschil voorleggen aan een scheidsgerecht opgericht door de Conciliatie- en Arbitragedienst van de Kamer van Handel en Nijverheid van Brussel, overeenkomstig het reglement dat die dienst beheerst.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 augustus 2011.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET

^