Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 december 2004
gepubliceerd op 13 december 2004

Koninklijk besluit houdende normen inzake verontreinigende gasvormige en deeltjesemissies van inwendige verbrandingsmotoren voor mobiele niet voor de weg bestemde machines en tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 maart 2002 betreffende het geluidsvermogen voor materieel voor gebruik buitenshuis

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2004022890
pub.
13/12/2004
prom.
05/12/2004
ELI
eli/besluit/2004/12/05/2004022890/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 DECEMBER 2004. - Koninklijk besluit houdende normen inzake verontreinigende gasvormige en deeltjesemissies van inwendige verbrandingsmotoren voor mobiele niet voor de weg bestemde machines en tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 maart 2002 betreffende het geluidsvermogen voor materieel voor gebruik buitenshuis


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid, inzonderheid op artikelen 5, § 1, eerste lid, 1°, 2°, 3°, 6°, 9°, 10°, 11°, 15, § 1, 16, § 1, gewijzigd bij de wet van 28 maart 2003 en 19bis, § 1 en 3, ingevoegd door de wet van 28 maart 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 februari 1999 betreffende de bescherming van de atmosfeer tegen de uitstoot van gassen en deeltjes door niet voor de weg bestemde mobiele machines, gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 februari 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 maart 2002 betreffende het geluidsvermogen van materieel voor gebruik buitenshuis, inzonderheid op artikelen 3, 10 en 20;

Gelet op de Richtlijn 2002/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 tot wijziging van Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lid-Staten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op de kennisgeving van 12 juli 2004 aan de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, de Hoge Gezondheidsraad, de Raad voor het Verbruik en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 juli 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, van 19 juli 2004;

Gelet op advies 37.616/l/V van de Raad van State, gegeven op 24 augustus 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat omzetting van de maatregelen opgenomen in dit besluit alsook het toezicht op de uitvoering ervan opgenomen waren in het federaal plan tegen troposferische ozon en verzuring, zoals goedgekeurd door de Ministerraad van 5 december 2003;

Overwegende dat de wettelijke basis van het koninklijk besluit van 3 februari 1999 achterhaald is, dat dit besluit onder meer niet voorziet in een aanduiding van toezichthoudende ambtenaren, dat het koninklijk besluit van 20 februari 2003 evenmin hierin voorziet;

Overwegende dat procedures inzake het op de markt brengen van producten dienen te worden geharmoniseerd;

Overwegende dat er geen noodzaak is om een specifieke beroepsprocedure te voorzien voor het koninklijk besluit van 6 maart 2002 betreffende het geluidsvermogen van materieel voor gebruik buitenshuis;

Overwegende dat de bijlagen van de richtlijn van de Europese Gemeenschap die dient te worden omgezet in Belgisch recht vooreerst zeer complex en uitzonderlijk uitvoerig zijn, geen nationale bijzonderheden bevatten en tot slot niet beschikbaar zijn in een formaat om te kunnen worden verwerkt door de standaard tekstverwerker van de federale overheden;

Overwegende dat het opmaken van nauwkeurige gecoördineerde besluiten gekoppeld aan het aanbieden van diverse faciliteiten voor het kenbaar maken van de integrale inhoud van deze besluiten, onderdelen zijn van het administratieve vereenvoudigingsproces;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, van Onze Minister van Economie, van Onze Minister van Werk en van Onze Minister van Leefmilieu en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dat de omzetting in Belgisch recht beoogt van de Richtlijn 2002/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 tot wijziging van Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lid-Staten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines, wordt verstaan onder : 1° niet voor de weg bestemde mobiele machine : mobiel werktuig, vervoerbare industriële uitrusting of voertuig met of zonder carrosserie, niet bestemd voor personen- of goederenverkeer over de weg, waarin een inwendige verbrandingsmotor als omschreven in bijlage I, deel 1, is gemonteerd;2° typegoedkeuring : de procedure waarbij door de keuringsinstantie wordt verklaard dat een type inwendige verbrandingsmotor of een motorfamilie, wat het niveau van de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes uit de motor(en) betreft, aan de desbetreffende technische voorschriften van dit besluit voldoet;3° motortype : alle tot een categorie behorende motoren die niet van elkaar verschillen voor wat betreft de essentiële motorkenmerken vermeld in bijlage II, aanhangsel 1;4° motorfamilie : een door de fabrikant bepaalde groep van motoren die vanwege hun ontwerp naar verwachting vergelijkbare uitlaatemissie-eigenschappen hebben en die aan de voorschriften van dit besluit voldoen;5° kleine motorfamilie : een familie motoren met elektrische ontsteking met een totale jaarproductie van minder dan 5 000 stuks;6° oudermotor : een motor die zodanig uit een motorfamilie is geselecteerd dat hij voldoet aan de voorschriften van de punten 6 en 7 van bijlage I;7° ruilmotor : nieuw gebouwde motor die een motor in een machine vervangt en die alleen voor dit doel is geleverd;8° motor voor handapparatuur : motor die ten minste aan een van de volgende eisen voldoet - de motor wordt gebruikt in een apparaat dat gedurende de verrichting van zijn beoogde functie(s) door de bediener wordt gedragen; - de motor wordt gebruikt in een apparaat dat in verscheidene posities kan werken, bijvoorbeeld ondersteboven of zijwaarts, om beoogde functie(s) volledig te verrichten; - de motor wordt gebruikt in een apparaat waarvan het gecombineerde droge gewicht van motor en apparaat minder dan 20 kilogram bedraagt en dat ook ten minste één van de volgende kenmerken heeft : i) het apparaat wordt gedurende de verrichting van de beoogde functie(s) door de bediener ondersteund ofwel gedragen, ii) het apparaat wordt gedurende de verrichting van de beoogde functie(s) door de bediener ondersteund ofwel door de stand van zijn lichaam bestuurd, iii) de motor wordt gebruikt in een generator of een pomp;9° motor voor niet-handapparatuur : motor die niet valt onder de definitie van een motor voor handapparatuur; 10° motor voor professionele multipositionele handapparatuur : motor voor handapparatuur die beantwoordt aan de beschrijving onder twee eerste koppeltekens van de definitie van een motor voor handapparatuur, en waarvoor de motorfabrikant ten behoeve van een keuringsinstantie heeft opgegeven dat een emissieduurzaamheidsperiode van categorie 3 (volgens bijlage IV, aanhangsel 4, punt 2.1), van toepassing is; 11° emissieduurzaamheidsperiode : het in bijlage IV, aanhangsel 4, genoemde aantal uren dat wordt gebruikt ter bepaling van de verslechteringsfactoren; 12° motorvermogen : het nettovermogen als omschreven in bijlage I, punt 2.4; 13° productiedatum van de motor : de datum waarop de motor aan het einde van de productielijn de eindcontrole passeert.In dit stadium is de motor gereed voor levering of opslag; 14° in de handel brengen : het voor de eerste maal tegen betaling dan wel kosteloos ter beschikking stellen van een motor op de markt met het oog op distributie en/of gebruik in de Europese Gemeenschap;15° fabrikant : de persoon of organisatie die tegenover de keuringsinstantie verantwoordelijk is voor alle aspecten van de typegoedkeuringsprocedure en instaat voor de overeenstemming van de productie.Het is niet noodzakelijk dat deze persoon of organisatie rechtstreeks betrokken is bij alle fasen van de bouw van de motor; 16° kleine fabrikant van motoren met elektrische ontsteking : fabrikant met een totale jaarproductie van minder dan 25 000 stuks;17° keuringsinstantie : de bevoegde instantie die verantwoordelijk is voor alle aspecten van de typegoedkeuring van een motor of een motorfamilie, voor het afgeven en intrekken van goedkeuringsformulieren, het fungeren als contactpunt voor de keuringsinstanties van de andere lidstaten van de Europese Gemeenschap en het verifiëren van de door de fabrikant genomen maatregelen inzake de overeenstemming van de productie en die is aangewezen in artikel 13;18° technische dienst : de organisatie(s) of instantie(s) die tot taak heeft (hebben) gekregen om als beproevingslaboratorium namens de keuringsinstantie proeven of inspecties te verrichten;19° inlichtingenformulier : het formulier bedoeld in bijlage II, waarin staat vermeld welke gegevens door de aanvrager moeten worden verstrekt;20° informatiedossier : de map of het dossier met alle gegevens, tekeningen, foto's, enz.die door de aanvrager overeenkomstig de instructies van het inlichtingenformulier aan de technische dienst of de keuringsinstantie zijn verstrekt; 21° informatiepakket : het informatiedossier plus alle beproevingsrapporten of andere stukken die de technische dienst of de keuringsinstantie tijdens de uitvoering van hun taken aan het informatiedossier hebben toegevoegd;22° inhoudsopgave bij het informatiepakket : het document waarin een opsomming wordt gegeven van de inhoud van het informatiepakket met een passende nummering of andere tekens voor een duidelijke aanduiding van alle bladzijden.23° basisrichtlijn : de Richtlijn 97/68/EG van 16 december 1997 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines;24° eerste wijzigingsrichtlijn : de Richtlijn 2001/63/EG van de Commissie van 17 augustus 2001 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines 25° tweede wijzigingsrichtlijn : de Richtlijn 2002/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 tot wijziging van Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines. HOOFDSTUK II. - Aanvraag om een typegoedkeuring

Art. 2.§ 1. De aanvraag om een typegoedkeuring van een motor of een motorfamilie wordt door de fabrikant ingediend bij de keuringsinstantie. De aanvraag gaat vergezeld van een informatiedossier, waarvan de inhoud is bepaald in het inlichtingenformulier in bijlage II van dit besluit. De technische dienst die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de goedkeuringsproeven krijgt de beschikking over een motor die voldoet aan de in aanhangsel 1 van bijlage II omschreven motortypekenmerken. § 2. Indien in het geval van een aanvraag om een typegoedkeuring van een motorfamilie de keuringsinstantie van mening is dat de geselecteerde oudermotor waarop de ingediende aanvraag betrekking heeft niet ten volle de in bijlage II, aanhangsel 2, beschreven motorfamilie vertegenwoordigt, dient een andere en, zo nodig, een extra oudermotor overeenkomstig de aanwijzingen van de keuringsinstantie ter beschikking te worden gesteld voor goedkeuring overeenkomstig § 1. § 3. Een aanvraag om goedkeuring voor een motortype of motorfamilie mag niet in meer dan één lidstaat van de Europese Gemeenschap worden ingediend. Voor ieder goed te keuren motortype en iedere goed te keuren motorfamilie wordt een afzonderlijke aanvraag ingediend. HOOFDSTUK III. - Typegoedkeuringsprocedure

Art. 3.§ 1. De keuringsinstantie die de aanvraag ontvangt, verleent typegoedkeuring voor alle motortypen of motorfamilies die in overeenstemming zijn met de gegevens van het informatiedossier en aan de voorschriften van dit besluit voldoen. § 2. De keuringsinstantie staat in voor het invullen van alle toepasselijke rubrieken van het goedkeuringsformulier in, waarvan zich een model bevindt in bijlage VII, voor ieder motortype of iedere motorfamilie waarvoor hij goedkeuring verleent en stelt de inhoudsopgave bij het informatiepakket samen of controleert deze. De goedkeuringsformulieren worden genummerd volgens het systeem van bijlage VIII. Het ingevulde typegoedkeuringsformulier en de bijlagen worden aan de aanvrager toegezonden. § 3. Indien de goed te keuren motor zijn functie slechts vervult of een bijzonder kenmerk slechts vertoont in combinatie met andere onderdelen van de niet voor de weg bestemde mobiele machine en daarom de naleving van één of meer voorschriften slechts kan worden geverifieerd wanneer de goed te keuren motor in combinatie met andere gesimuleerde of echte onderdelen van de machine functioneert, moet de geldigheid van de typegoedkeuring van de motor dienovereenkomstig worden beperkt. In het goedkeuringsformulier voor een motortype of motorfamilie worden de eventuele beperkingen van het gebruik vermeld, alsmede eventuele voorwaarden waaraan bij montage moet worden voldaan. § 4. De keuringsinstantie : a) zendt maandelijks aan de keuringsinstanties van de overige lidstaten van de EG een lijst (die de in bijlage IX vermelde gegevens bevat) van de goedkeuringen van de motortypen en motorfamilies die zij in die maand heeft verleend, geweigerd of ingetrokken;b) zendt, op verzoek van de keuringsinstantie van een andere lidstaat, voorts onverwijld : - een kopie van het goedkeuringsformulier en/of informatiepakket voor ieder motortype en iedere motorfamilie waarvoor zij de goedkeuring heeft verleend, geweigerd dan wel ingetrokken, en/of; - de lijst van motoren die zijn geproduceerd in overeenstemming met de verleende typegoedkeuringen, zoals beschreven in artikel 5, § 3, met de in bijlage X vermelde gegevens en/of; - een kopie van de in artikel 5, § 4, bedoelde verklaring. § 5. De keuringsinstantie zendt jaarlijks, en bovendien telkens wanneer daarom wordt verzocht, aan de Commissie een kopie van het in bijlage XI bedoelde gegevensformulier betreffende de motoren die sinds de laatste kennisgeving zijn goedgekeurd. HOOFDSTUK IV. - Wijziging van goedkeuringen

Art. 4.§ 1. De keuringsinstantie die een typegoedkeuring heeft verleend neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zij in kennis wordt gesteld van eventuele wijzigingen van de gegevens van het informatiepakket. § 2. De aanvraag om wijziging of uitbreiding van een typegoedkeuring wordt uitsluitend ingediend bij de keuringsinstantie van de lid-Staat die de oorspronkelijke typegoedkeuring heeft verleend. § 3. Indien bepaalde gegevens van het informatiepakket zijn gewijzigd, gaat de keuringsinstantie als volgt te werk : - zij zorgt voor de nodige herziene bladzijde(n) van het informatiepakket; op iedere herziene bladzijde moeten duidelijk de aard van de wijziging en de datum van de heruitgave zijn aangegeven.

Bij iedere afgifte van herziene bladzijden worden ook de inhoudsopgave van het informatiepakket (die bij het typegoedkeuringsformulier is gevoegd) voor de betrokken bladzijden de data van de laatste herziening vermeld; - zij verstrekt een herzien typegoedkeuringsformulier (met een daarbij behorend uitbreidingsnummer) indien de daarin voorkomende gegevens (de bijlagen buiten beschouwing gelaten) zijn gewijzigd of indien de voorschriften van de richtlijn sinds de op de goedkeuring vermelde datum zijn veranderd. Op het herziene formulier moet duidelijk de reden voor de herziening en de datum van afgifte van het herziene formulier worden vermeld.

Indien de keuringsinstantie van mening is dat een wijziging in een informatiepakket reden is voor nieuwe proeven of controles, stelt zij de fabrikant daarvan in kennis en geeft zij bovengenoemde documenten pas af nadat nieuwe proeven of controles met goed gevolg zijn verricht. HOOFDSTUK V. - Overeenstemming

Art. 5.§ 1. De fabrikant brengt op iedere eenheid die in overeenstemming met het goedgekeurde type is geproduceerd de in bijlage I, punt 3, vastgestelde merktekens aan, met inbegrip van het typegoedkeuringsnummer. § 2. Indien het goedkeuringsformulier overeenkomstig artikel 3, § 3, beperkingen van het gebruik omvat, verstrekt de fabrikant bij iedere gefabriceerde eenheid gedetailleerde gegevens over deze beperkingen en vermeldt hij eventuele voorwaarden waaraan bij montage moet worden voldaan. Indien een reeks motortypen aan één machinefabrikant wordt geleverd, behoeft aan die fabrikant slechts één inlichtingenformulier te worden verstrekt, met een lijst van de betrokken motoridentificatienummers, en wel uiterlijk op de datum van levering van de eerste motor. § 3. De fabrikant zendt op verzoek aan de keuringsinstantie die de typegoedkeuring heeft verleend binnen 45 dagen na het einde van ieder kalenderjaar en onverwijld na iedere datum waarop gewijzigde voorschriften van dit besluit van kracht worden en onmiddellijk na iedere datum die de keuringsinstantie kan vaststellen, een lijst met de hele reeks identificatienummers voor elk motortype dat in overeenstemming met de voorschriften van dit besluit is geproduceerd sinds de laatste lijst werd ingediend of sinds de voorschriften voor dit besluit voor het eerst van kracht waren. Indien het motorcodesysteem daarover geen uitsluitsel geeft, moet deze lijst het verband aangeven tussen de identificatienummers en de overeenkomstige motortypen of motorfamilies en de typegoedkeuringsnummers. Voorts moet de lijst gegevens terzake bevatten indien de fabrikant niet langer een goedgekeurd(e) motortype of motorfamilie produceert. Indien niet wordt verlangd dat de lijst op gezette tijdstippen aan de keuringsinstantie wordt toegezonden, moet de fabrikant de gegevens gedurende ten minste 20 jaar bewaren. § 4. De fabrikant zendt binnen 45 dagen na het einde van ieder kalenderjaar en op iedere in artikel 8 vermelde datum van inwerkingtreding aan de keuringsinstantie die de typegoedkeuring heeft verleend, een verklaring met een omschrijving van de motortypen en motorfamilies en met vermelding van de desbetreffende motoridentificatiecodes voor de motoren die hij voornemens is vanaf dat tijdstip te produceren. HOOFDSTUK VI. - Aanvaarding van gelijkwaardige goedkeuringen

Art. 6.De keuringsinstantie aanvaardt de in bijlage XII genoemde typegoedkeuringen en, waar toepasselijk, bijbehorende goedkeuringsmerken als zijnde in overeenstemming met dit besluit. HOOFDSTUK VII. - Registratie en in de handel brengen

Art. 7.§ 1. De keuringsinstantie mag de inschrijving, in voorkomend geval, of het in de handel brengen van al dan niet reeds in machines ingebouwde nieuwe motoren niet verbieden, indien die motoren voldoen aan de voorschriften van dit besluit. § 2. De keuringsinstantie staat alleen de inschrijving, in voorkomend geval, of het in de handel brengen toe van nieuwe motoren, al dan niet reeds in machines ingebouwd, die voldoen aan de voorschriften van dit besluit. § 3. De keuringsinstantie die een typegoedkeuring verleent, neemt met betrekking tot die goedkeuring de nodige maatregelen om, indien nodig in samenwerking met de keuringsinstanties van de overige lidstaten van de Europese Gemeenschap, de identificatienummers van de motoren die in overeenstemming met de voorschriften van dit besluit zijn geproduceerd, te registreren en te controleren. § 4. Een extra controle van de identificatienummers kan eventueel worden gecombineerd met de controle van de overeenstemming van de productie als bedoeld in artikel 11. § 5. Met betrekking tot de controle van de identificatienummers verstrekken de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde agenten, onverwijld op verzoek aan de bevoegde keuringsinstantie alle benodigde gegevens betreffende zijn/hun directe kopers alsook de identificatienummers van de motoren waarvan is medegedeeld dat zij in overeenstemming met de bepalingen van artikel 5, § 3, zijn geproduceerd. Indien de motoren worden verkocht aan een machinefabrikant, zijn geen nadere gegevens vereist. § 6. Indien de fabrikant, na een verzoek daartoe van de keuringsinstantie, niet in staat is de in artikel 5 bedoelde voorschriften te verifiëren, met name in samenhang met § 5, kan de goedkeuring die voor het betrokken motortype of de betrokken motorfamilie overeenkomstig dit besluit is verleend, worden ingetrokken. Daarvan wordt kennisgeving gedaan volgens de procedure van artikel 12, § 4. HOOFDSTUK VIII. - Tijdschema's Afdeling A. - Motoren met compressieontsteking

Art. 8.§ 1. Toekenning van typegoedkeuringen : de keuringsinstantie mag noch de typegoedkeuring voor een motortype of motorfamilie, noch de afgifte van het in bijlage VII bedoelde document weigeren, en mag geen andere typegoedkeuringseisen stellen met betrekking tot verontreinigende emissies voor niet voor de weg bestemde mobiele machines waarin een motor is gemonteerd, indien de motor voldoet aan de voorschriften van dit besluit wat betreft de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes. § 2. Typegoedkeuringen fase I (motorcategorieën A/B/C) : de volgende categorieën werden onderscheiden : A : 130 kW <= P <=560 kW, B : 75 kW <= P < 130 kW, C : 37 kW <= P < 75 kW. § 3. Typegoedkeuringen fase II (motorcategorieën D, E, F en G) : de keuringsinstantie weigert voor een motortype of een motorfamilie de typegoedkeuring en de afgifte van het in bijlage VII bedoelde document, alsook enige andere typegoedkeuring voor niet voor de weg bestemde mobiele machines waarin motor is gemonteerd, met een vermogen overeenkomstig de volgende categorieën : D : 18 kW <= P < 37 kW, E : 130 kW <= P <= 560 kW, F : 75 kW <= P < 130 kW, G : 37 kW <= P < 75 kW, indien de motor niet voldoet aan de voorschriften van dit besluit en indien de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes uit de motor niet voldoet aan de grenswaarden in de tabel in punt 4.1.2.3 van bijlage I. § 4. Voor wat betreft de registratie, het in de handel brengen en de productiedata van de motoren gelden de volgende bepalingen.

Met uitzondering van machines en motoren die bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen, staat de keuringsinstantie de registratie, in voorkomend geval, en het in de handel brengen van nieuwe, al dan niet reeds in een machine ingebouwde motoren van de categoriën D en E alleen toe, indien die motoren voldoen aan de voorschriften van dit besluit en zijn goedgekeurd in overeenstemming met één van deze categorieën, als omschreven in § 3.

Na de hieronder vermelde data, met uitzondering van machines en motoren die bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen, staat de keuringsinstantie de registratie, in voorkomend geval, en het in de handel brengen van nieuwe, al dan niet reeds in een machine ingebouwde motoren van de categorieën F en G alleen toe, indien die motoren voldoen aan de voorschriften van dit besluit en zijn goedgekeurd in overeenstemming met één van deze categorieën, als omschreven in § 3 : categorie F : 31 december 2002; categorie G : 31 december 2003.

Indien het motoren van categorieën F en G betreft die voor de hierboven bedoelde data zijn geproduceerd wordt voor beide categorieën de toepassing van dit voorschrift uitgesteld tot de volgende data : categorie F : 31 december 2004; categorie G : 31 december 2005. Afdeling B. - Motoren met elektrische ontsteking

Art. 9.§ 1. Ten behoeve van dit besluit worden motoren met elektrische ontsteking in de volgende klassen verdeeld.

Hoofdklasse S : kleine motoren met nettovermogen <= 19 kW Hoofdklasse S wordt verdeeld in twee categoriën : H : motoren voor handapparatuur N : motoren voor niet-handapparatuur Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. De keuringsinstantie mag na de publicatiedatum van dit besluit de typegoedkeuring van een vonkontstekingsmotortype of -motorfamilie en de afgifte van het in bijlage VII bedoelde document niet weigeren en mag geen andere typegoedkeuringseisen stellen met betrekking tot luchtverontreinigende emissies van niet voor de weg bestemde machines waarin een motor is gemonteerd, indien de motor voldoet aan de voorschriften van dit besluit voor wat betreft de uitstoot van verontreinigende gassen. § 3. Voor wat betreft de typegoedkeuringen fase I geldt het volgende.

De keuringsinstantie weigert de typegoedkeuring van een motortype of een motorfamilie en de afgifte van het in bijlage VII bedoelde document, en andere typegoedkeuringen voor niet voor de weg bestemde mobiele machines waarin een motor is gemonteerd vanaf de publicatiedatum van dit besluit, indien de motor niet voldoet aan de voorschriften van dit besluit en indien de uitstoot van de verontreinigende gassen uit de motor niet voldoet aan de grenswaarden in de tabel in punt 4.2.2.1 van bijlage I. § 4. Voor de typegoedkeuringen fase II geldt het volgende.

De keuringsinstantie weigert de typegoedkeuring van een motortype of een motorfamilie en de afgifte van het in bijlage VII bedoelde document, en andere typegoedkeuringen voor niet voor de weg bestemde mobiele machines waarin een motor is gemonteerd : na de publicatiedatum van dit besluit voor motoren van klassen SN:1 en SN:2, na 1 augustus 2006 voor motoren van klassen SN:4, na 1 augustus 2007 voor motoren van klassen SH:1, SH:2 en SN:3 na 1 augustus 2008 voor motoren van klassen SH:3 indien de motor niet voldoet aan de voorschriften van dit besluit en indien de uitstoot van verontreinigende gassen uit de motor niet voldoet aan de grenswaarden in de tabel in punt 4.2.2.2 van bijlage I. § 5. Zes maanden na het verstrijken van de datum die overeenkomstig § 3 en § 4 geldt voor iedere motorcategorie, staat de keuringsinstantie het in de handel brengen van al dan niet reeds in een machine ingebouwde motoren van de betrokken categorie alleen toe indien die motoren voldoen aan de voorschriften van dit besluit, met uitzondering van machines en motoren die bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen. § 6. Voor motortypes of motorfamilies die reeds vóór de in § 4 vermelde data voldoen aan de grenswaarden in de tabel in punt 4.2.2.2 van bijlage I, staat de keuringsinstantie toe dat de bewuste apparatuur van een speciaal etiket wordt voorzien om aan te geven dat het vóór de vastgestelde data aan de voorgeschreven grenswaarden voldoet. § 7. De onderstaande motoren zijn voor een periode van drie jaar vrijgesteld van de verplichting tot naleving van de data voor de implementatie van de emissievoorschriften van fase II. Voor deze motoren blijven gedurende deze drie jaren de emissievoorschriften van fase I van toepassing : - handkettingzagen : handapparaat voor het zagen van hout met een zaagketting, ontworpen om met twee handen te worden vastgehouden en met een cilinderinhoud van meer dan 45 cc volgens EN ISO 11681-1; - bovenhands bediende machines (d.w.z. handboren en kettingzagen voor snoeiwerkzaamheden) : handapparaat voorzien van een handvat aan de bovenzijde voor het boren van gaten of het zagen van hout met een zaagketting (volgens ISO 11681-2); - trimmers met een interne verbrandingsmotor : handapparaat met een draaiende schijf van metaal of plastic voor het afsnijden van onkruid, struikgewas, kleine bomen en soortgelijke vegetatie. Het apparaat moet ontworpen zijn volgens EN ISO 11806 voor multipositioneel gebruik, bijvoorbeeld horizontaal of ondersteboven, en een cilinderinhoud van meer dan 40 cc hebben; - heggenscharen : handapparaat voor het snoeien van heggen en struiken door middel van een of meer heen en weer bewegende snijbladen volgens EN 774; - slijpschijven met een interne verbrandingsmotor : handapparaat voor het snijden van harde materialen, zoals steen, asfalt, beton of staal, door middel van een draaiende metalen schijf en met een cilinderinhoud van meer dan 50 cc volgens EN 1454; - niet-handmachines met horizontale schacht klasse SN:3 : uitsluitend niet-handmachines van klasse SN:3 met een horizontale schacht die een vermogen van 2,5 kW of minder hebben en voornamelijk worden gebruikt voor specialistische, industriële doeleinden, inclusief frezen, messenkooien, gazonbeluchters en generatoren. HOOFDSTUK IX. - Vrijstellingen en alternatieve procedures

Art. 10.§ 1. De bepalingen van artikelen 7, §§ 1 en § 2, 8, § 4, en 9, § 5 zijn niet van toepassing op : - motoren voor gebruik door het leger, - en overeenkomstig § 2 en § 3 vrijgestelde motoren. § 2.Een ruilmotor dient te voldoen aan de grenswaarden waaraan de vervangen motor moest voldoen toen hij in de handel werd gebracht.

Op een op de motor bevestigd etiket wordt de vermelding « RUILMOTOR » op de motor aangebracht of in de handleiding opgenomen. § 3. Op verzoek van de fabrikant kan de keuringsinstantie restantvoorraden van motoren of voorraden van niet voor de weg bestemde mobiele machines voor wat hun motoren betreft, onder de volgende voorwaarden vrijstellen van de in artikel 9, § 4, vastgestelde termijn(en) voor het in de handel brengen : - de fabrikant dient voor de inwerkingtreding van de termijn(en) een aanvraag in bij de keuringsinstantie die het (de) betrokken motortype(n)/familie(s) heeft goedgekeurd; - de aanvraag van de fabrikant bevat als omschreven in artikel 5, § 3, een lijst van de nieuwe motoren die niet binnen de gestelde termijn(en) in de handel worden gebracht; voor motoren die voor de eerste maal onder dit besluit vallen, dient hij zijn aanvraag in bij de keuringsinstantie waar de motoren opgeslagen zijn; - in de aanvraag worden de technische en/of economische beweegredenen voor de aanvraag opgegeven; - de motoren zijn in overeenstemming met een type of familie waarvoor de typegoedkeuring niet langer geldig is of waarvoor nog geen typegoedkeuring vereist was, maar die met inachtneming van de termijn(en) zijn geproduceerd; - de motoren bevinden zich voor het verstrijken van de termijn(en) werkelijk binnen de Europese Gemeenschap; - het maximum aantal nieuwe motoren van één of meer typen die in ons land in de handel worden gebracht op grond van deze vrijstelling, mag niet méér bedragen dan 10 % van de nieuwe motoren van alle betrokken typen die in het afgelopen jaar in ons land in de handel zijn gebracht; - indien de aanvraag door de keuringsinstantie wordt aanvaard, deelt deze binnen één maand de gegevens van, en de redenen voor, de aan de fabrikant verleende ontheffingen aan de keuringsinstanties van de andere lidstaten van de Europese Gemeenschap mede; - de keuringsinstantie die ontheffingen krachtens dit artikel verleent, ziet erop toe dat de fabrikant alle desbetreffende verplichtingen naleeft; - de keuringsinstantie geeft voor elke betrokken motor een certificaat van overeenstemming met een speciale vermelding af. In voorkomend geval mag gebruik worden gemaakt van een geconsolideerd document dat alle betrokken motoridentificatienummers bevat; - de keuringsinstantie zendt de Commissie jaarlijks een lijst van de verleende ontheffingen met opgave van de redenen daarvoor.

Deze mogelijkheid is beperkt tot een periode van twaalf maanden, ingaande op de datum waarop de termijn(en) voor het in de handel brengen voor het eerst voor de motoren gold(en). § 4. Voor kleine motorfabrikanten wordt de toepassing van de voorschriften van artikel 9, § 4 en § 5, drie jaar uitgesteld. § 5. Voor kleine motorfamilies worden de voorschriften van artikel 9, § 4 en § 5, vervangen door de overeenkomstige voorschriften van fase I tot maximaal 25 000 stuks, mits de betrokken motorfamilies ieder een verschillende cilinderinhoud hebben. HOOFDSTUK X. - Maatregelen inzake de overeenstemming van de productie

Art. 11.§ 1. De keuringsinstantie die een typegoedkeuring verleent, neemt de nodige maatregelen om, indien nodig in samenwerking met de keuringsinstanties van de overige lidstaten van de Europese Gemeenschap, te controleren of met betrekking tot de voorschriften van punt 5 van bijlage I afdoende maatregelen zijn getroffen om ervoor te zorgen dat doeltreffende controle op de overeenstemming van de productie wordt uitgeoefend alvorens de typegoedkeuring wordt verleend. § 2. De keuringsinstantie die een typegoedkeuring heeft verleend, neemt de nodige maatregelen om, indien nodig in samenwerking met de keuringsinstanties van de overige lid-Staten van de Europese Gemeenschap, te controleren of de in § 1 bedoelde maatregelen met betrekking tot de voorschriften van punt 5 van bijlage I, nog steeds afdoende zijn en of elke geproduceerde motor die krachtens dit besluit van een EG-typegoedkeuringsnummer is voorzien nog steeds in overeenstemming is met de beschrijving die in het goedkeuringsformulier en de bijlagen is gegeven voor het goedgekeurde motortype of de goedgekeurde motorfamilie. HOOFDSTUK XI. - Gebrek aan overeenstemming met het goedgekeurde type of de goedgekeurde familie

Art. 12.§ 1. Er is gebrek aan overeenstemming met het goedgekeurde type of de goedgekeurde familie, indien er afwijkingen worden geconstateerd van de gegevens op het goedkeuringsformulier en/of in het informatiepakket en indien deze afwijkingen niet door de keuringsinstantie zijn toegestaan op grond van artikel 4, § 3. § 2. Indien de keuringsinstantie constateert dat motoren die van een certificaat van overeenstemming of een goedkeuringsmerk zijn voorzien niet in overeenstemming zijn met het door hem goedgekeurde type of de door hem goedgekeurde familie, neemt hij de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in productie zijnde motoren opnieuw in overeenstemming worden gebracht met het goedgekeurde type of de goedgekeurde familie. De keuringsinstantie stelt de keuringsinstanties van de overige lid-Staten van de Europese Gemeenschap in kennis van de genoemde maatregelen die, zo nodig, kunnen gaan tot intrekking van de typegoedkeuring. § 3. Indien de keuringsinstantie aantoont dat motoren die van een EG-goedkeuringsnummer zijn voorzien niet in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type of met de goedgekeurde familie, kan hij de lidstaat van de Europese Gemeenschap die de typegoedkeuring heeft verleend verzoeken te controleren of de in productie zijnde motoren in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type of de goedgekeurde familie. Deze controle moet binnen zes maanden na de datum van het verzoek worden uitgevoerd. § 4. De keuringsinstantie stelt de keuringsinstanties van de andere lidstaten van de Europese Gemeenschap binnen één maand in kennis van de intrekking van een typegoedkeuring en van de redenen daarvoor. § 5. Indien de keuringsinstantie het haar door de keuringsinstantie(s) van de andere lid-Staten van de Europese Gemeenschap ter kennis gebrachte gebrek aan overeenstemming betwist, tracht zij het geschil met deze andere keuringsinstantie(s) op te lossen. De Europese Commissie wordt op de hoogte gehouden teneinde voorzover nodig het dienstige overleg te plegen om tot een oplossing te komen. HOOFDSTUK XII. - Keuringsinstantie

Art. 13.§ 1.De keuringsinstantie is het directoraat-generaal Leefmilieu van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. § 2. Een fabrikant kan in zijn aanvraag tot typegoedkeuring of tot wijziging of uitbreiding van een typegoedkeuring één of meerdere onafhankelijke en bekwame technische diensten voorstellen aan de keuringsinstantie ter uitvoering van de noodzakelijke proeven en inspecties. De fabrikant staat borg voor de vergoeding van de kosten van de technische dienst of diensten voor de genoemde proeven en inspecties.

De keuringsinstantie meldt een eventueel bezwaar inzake onafhankelijkheid en bekwaamheid uiterlijk binnen de twee maanden na ontvangst van één van beide aanvragen waarvan sprake in het vorige lid. Elk bezwaar is met redenen omkleed en beëindigt de aanvraag waarvan sprake in het vorige lid. § 3. Op verzoek van de fabrikant, kan de e keuringsinstantie op basis van een voorafgaandelijke schriftelijke borgstelling van de fabrikant voor de vergoeding van de kosten waarvan sprake in § 2, zelf overgaan tot de aanduiding van één of meerdere technische diensten in het kader van een nieuwe aanvraag tot typegoedkeuring of tot wijziging of uitbreiding van een typegoedkeuring. Elke aanduiding gebeurt overeenkomstig de bepalingen van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten van werken, leveringen en diensten en van haar uitvoeringsbesluiten en op basis van een bestek dat alleszins voldoende eisen inzake onafhankelijkheid en bekwaamheid vermeldt. HOOFDSTUK XIII. - Wijzigingsbepalingen

Art. 14.§ 1. Aan artikel 3 van het koninklijk besluit van 6 maart 2002 betreffende het geluidsvermogen van materieel voor gebruik buitenshuis worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1/ 8° wordt vervangen door : « 8° de bevoegde autoriteit : het directoraat-generaal Leefmilieu van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu; »; 2/ 9° wordt vervangen door : « 9° de bevoegde diensten : de bevoegde autoriteit, het directoraat-generaal Kwaliteit en Veiligheid van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie en de Administratie der douane en accijnzen van de FOD Financiën; ». § 2. Het artikel 10 van hetzelfde besluit wordt ingetrokken. § 3. In artikel 20 van hetzelfde besluit wordt achter het tweede lid het volgende lid ingevoegd : « De ambtenaren van de Administratie der douane en accijnzen van de FOD Financiën zijn inzonderheid bevoegd voor het toezicht op de aanwezigheid van een verklaring van overeenstemming zoals vereist door dit besluit bij materieel voor gebruik buitenshuis dat ingevoerd wordt in de Europese Gemeenschap. » HOOFDSTUK XIV. - Opheffings- en slotbepalingen

Art. 15.Het koninklijk besluit van 3 februari 1999 betreffende de bescherming van de atmosfeer tegen de uitstoot van gassen en deeltjes door niet voor de weg bestemde mobiele machines, gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 februari 2003, wordt opgeheven.

Art. 16.§ 1. In uitvoering van artikel 19bis van de wet van 21 december 1998, wordt de integrale inhoud van de bijlagen van de basisrichtlijn en van de eerste en tweede wijzigingsrichtlijnen, waarvan de gecoördineerde lijst is opgenomen in de bijlage van dit besluit, medegedeeld aan het publiek via internet, hetzij op de website www.environment.fgov.be, hetzij op elke andere site waarnaar officieel verwezen wordt door de Minister bevoegd voor Leefmilieu.

De integrale inhoud van alle bijlagen hoort volledig bij dit besluit. § 2. Een kopie van alle bijlagen die bedoeld worden in § 1 kan worden bekomen bij de keuringsinstantie, hetzij op papier, hetzij op CD-ROM. § 3. De integrale inhoud van de bijlagen waarvan sprake in § 1 is consulteerbaar bij de keuringsinstantie. § 4. De vergoedingen die verschuldigd zijn voor het ontvangen van kopies worden vastgelegd in overeenstemming met het koninklijk besluit van 30 augustus 1996 tot vaststelling van het bedrag voor de vergoeding verschuldigd voor het ontvangen van een afschrift van een bestuursdocument.

Art. 17.Inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 21 december 1998.

Art. 18.§ 1. De ambtenaren die werden aangewezen via het koninklijk besluit van 16 november 2000 tot aanduiding van de ambtenaren van de Dienst voor het Leefmilieu die belast zijn met toezichtsopdrachten, de ambtenaren van de algemene directie kwaliteit en veiligheid van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, de ambtenaren van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg belast met het toezicht van het Welzijn op het werk alsook de ambtenaren van de Administratie der douane en accijnzen van de FOD Financiën zijn aangesteld voor het toezicht op de naleving en het vaststellen van de overtredingen op alle artikels van dit besluit. § 2. De directeur-generaal van het directoraat-generaal Leefmilieu of de door hem aangeduide ambtenaar coördineert, indien nodig, de controlemaatregelen in het kader van dit besluit en kan alle acties organiseren die zich opdringen in het kader van een doeltreffend, evenredig en afschrikkend toezicht. Het directoraat-generaal Leefmilieu doet inzonderheid controles bij invoerders en fabrikanten van motoren en machines.

Het directoraat-generaal Leefmilieu treft alle noodzakelijke maatregelen, inzonderheid het oprichten van een databank, met het oog op het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit besluit.

De algemene directie Kwaliteit en Veiligheid wordt inzonderheid aangeduid om toezicht te houden op de naleving van de bepalingen van dit besluit tijdens de controles die momenteel uitgevoerd worden op machines die op de Belgische markt worden gebracht.

De Minister of de Staatssecretaris tot wiens bevoegdheid Welzijn op het werk behoort, is bevoegd voor de controle van de veiligheid op de arbeidsplaats. Indien tijdens deze controles wordt vastgesteld dat producten niet conform zijn met de bepalingen van dit besluit worden de Minister of Staatssecretaris, tot wiens bevoegdheid de bescherming van het leefmilieu behoort, of zijn afgevaardigden, ervan op de hoogte gebracht teneinde de nodige acties te ondernemen die voorzien zijn in dit besluit.

De douanediensten voeren minstens éénmaal per jaar, en dit gedurende 10 opeenvolgende jaren te beginnen vanaf 2005 een grootschalige actie uit om toezicht te houden op de naleving van de administratieve en documentaire bepalingen van dit besluit.

Art. 19.De termijn waarvan sprake in artikel 16, § 1, van de wet van 21 december 1998 wordt voor het toezicht op de bepalingen van dit besluit bepaald op 12 maanden.

Art. 20.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 21.Onze Minister bevoegd voor Financiën, Onze Minister bevoegd voor Economie, Onze Minister bevoegd voor Werk en Onze Minister bevoegd voor Leefmilieu zijn, ieder wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 december 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Leefmilieu, B. TOBBACK

Bijlage : lijst van bijlagen van de basisrichtlijn zoals gewijzigd door de eerste en tweede wijzigingsrichtlijnen, die gepubliceerd worden per uittreksel Annexe : liste des annexes de la directive de base telle que modifiée par la première et deuxième directives de modification, qui sont publiees par extrait Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 5 december 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Leefmilieu, B. TOBBACK

^