Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 juli 2004
gepubliceerd op 17 augustus 2004

Koninklijk besluit houdende oprichting van een Raad voor de Intellectuele Eigendom

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2004011319
pub.
17/08/2004
prom.
05/07/2004
ELI
eli/besluit/2004/07/05/2004011319/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 JULI 2004. - Koninklijk besluit houdende oprichting van een Raad voor de Intellectuele Eigendom


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 108 van de Grondwet;

Gelet op het besluit van de Regent van 31 januari 1949 houdende oprichting van de Hoge Raad voor de Nijverheidseigendom;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 februari 2002 houdende oprichting van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie;

Gelet op het ministerieel besluit van 10 december 1969 houdende oprichting van een Adviescommissie voor het auteursrecht;

Overwegende dat de evolutie van de intellectuele eigendom op Belgisch, Europees en internationaal vlak meer en meer ingewikkelde problemen doet ontstaan;

Met inachtneming van de specifieke kenmerken van elke branche van de intellectuele eigendom moeten de problemen inzake het auteursrecht, de naburige rechten, het octrooirecht, het merkenrecht, het recht inzake tekeningen en modellen en het kwekersrecht gecoördineerd worden aangepakt;

Overwegende dat in het kader van de Copernicushervorming van het Openbaar ambt, de bevoegdheden voor het auteursrecht, de naburige rechten en het kwekersrecht, werden overgenomen door de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, die bijgevolg momenteel de belangrijkste aangelegenheden inzake intellectuele eigendom behandelt;

Overwegende dat noch de Hoge Raad voor de Nijverheidseigendom, die werd opgericht bij besluit van de Regent van 31 januari 1949, noch de Adviescommissie voor het auteursrecht, opgericht bij ministerieel besluit van 10 december 1969, tot taak hebben een gecoördineerde aanpak te ontwikkelen van problemen die verband houden met het geheel van intellectuele eigendom, hierbij rekening houdend met de specifieke kenmerken van elk intellectueel eigendomsrecht;

Overwegende dat het omwille van de voornoemde redenen, noodzakelijk is om een Raad op te richten, die ermee belast wordt om aan de minister die de intellectuele eigendom tot zijn bevoegdheden heeft adviezen voor te leggen over de problemen die ontstaan zijn door de evolutie van de intellectuele eigendom; dat de oprichting van die Raad geen afbreuk doet aan de mogelijkheid die de bevoegde minister heeft om bovendien de milieus te raadplegen die betrokken zijn bij de intellectuele eigendom;

Overwegende dat de nodige fondsen voor het fungeren van de Raad ieder jaar gedragen worden door de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 9 juni 2004;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Er wordt bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie een Raad voor de Intellectuele Eigendom opgericht, hierna de Raad genoemd.

Art. 2.Onverminderd de bevoegdheden van andere instanties inzake intellectuele eigendom, legt de Raad aan de minister, die de intellectuele eigendom tot zijn bevoegdheid heeft, hierna de minister genoemd, op eigen initiatief na overleg met de Dienst voor de Intellectuele Eigendom of op verzoek van de minister, adviezen voor, over problemen die verband houden met de intellectuele eigendom.

Art. 3.§ 1. De Raad bestaat uit twee secties, de sectie van de industriële eigendom en de sectie van het auteursrecht en de naburige rechten, die respectievelijk belast zijn met vraagstukken van industriële eigendom en met vraagstukken van auteursrecht en naburige rechten.

Elke sectie wordt voorgezeten door een lid van de sectie, aangeduid door de minister voor een hernieuwbare periode van vier jaar.

De sectie van de industriële eigendom omvat : 1° 10 personen erkend voor hun juridische deskundigheid op het vlak van de industriële eigendom;2° 2 vertegenwoordigers van de octrooigemachtigden;3° 6 vertegenwoordigers van ondernemingen of van organisaties van ondernemingen;4° 2 vertegenwoordigers van organisaties van verbruikers voorgesteld door de Raad van het verbruik. De sectie van het auteursrecht en de naburige rechten omvat : 1° 10 personen erkend voor hun deskundigheid op het vlak van het auteursrecht en de naburige rechten;2° 5 vertegenwoordigers van de rechthebbenden;3° 3 vertegenwoordigers van organisaties van ondernemingen;4° 2 vertegenwoordigers van organisaties van verbruikers voorgesteld door de Raad van het verbruik. De secties duiden onder hun leden twee ondervoorzitters aan.

Eén zelfde persoon kan worden aangeduid als lid van de sectie van de industriële eigendom en als lid van de sectie van het auteursrecht en van de naburige rechten.

Elke sectie telt evenveel effectieve leden als plaatsvervangende leden. § 2. De Raad wordt afwisselend voor een jaar voorgezeten door de voorzitter van één van de secties, te beginnen met de oudste voorzitter.

In geval van verhindering van de voorzitter van de Raad, wordt de vergadering voorgezeten door de voorzitter van de andere sectie en bij diens afwezigheid door de oudste ondervoorzitter van de vergadering.

In geval van verhindering van de voorzitter van een sectie, wordt de vergadering voorgezeten door de oudste ondervoorzitter van de vergadering.

Art. 4.De effectieve en plaatsvervangende leden van de Raad worden benoemd door de minister voor een hernieuwbare termijn van vier jaar.

Art. 5.Minstens één keer per jaar roept de voorzitter van de Raad de leden van de beide secties samen in een plenaire vergadering om het overzicht van de werkzaamheden van de secties van het voorbije jaar te horen.

Daarenboven verenigt de Raad zich in de voltallige zitting op uitnodiging van de voorzitter om de vraagstukken, die de hele intellectuele eigendom gemeen heeft, te behandelen.

Art. 6.§ 1. Wat de vraagstukken betreft die tot zijn bevoegdheid behoren, kan de Raad het onderzoek van één of meer vraagstukken toevertrouwen aan een ad hoc werkgroep samengesteld uit leden van de Raad en uit personen vermeld in artikel 9.

De voorzitter van de Raad duidt onder de leden ervan een voorzitter aan voor elke opgerichte ad hoc werkgroep. § 2. Wat de vraagstukken betreft die tot haar bevoegdheid behoren, kan elke sectie het onderzoek van één of meer vraagstukken toevertrouwen aan een ad hoc werkgroep samengesteld uit leden van deze sectie en uit personen vermeld in artikel 9.

De voorzitter van elke sectie duidt onder de leden ervan een voorzitter aan voor elke opgerichte ad hoc werkgroep.

Art. 7.In overleg met de Dienst voor de Intellectuele Eigendom, stelt de voorzitter van de Raad de agenda op van de vergaderingen van de Raad en de voorzitter van elke sectie stelt de agenda op van de vergaderingen van de sectie.

De voorzitter van de Raad waakt over de uitvoering van de opdrachten die aan de ad hoc werkgroepen, die door de Raad werden opgericht, worden toegewezen. De voorzitter van elke sectie waakt over de uitvoering van de opdrachten die aan de ad hoc werkgroepen, die door de sectie werden opgericht, worden toegewezen.

Art. 8.Het secretariaat van de Raad, van de secties en van de ad hoc werkgroepen wordt verzorgd door de Dienst voor de Intellectuele Eigendom.

Art. 9.Het staat de Raad en de secties vrij om externe deskundigen of alle personen waarvan de medewerking nuttig is voor de werkzaamheden uit te nodigen.

De aanduiding van deskundigen of andere personen overeenkomstig het eerste lid, dient het voorwerp uit te maken van een consensus binnen de Raad of de desbetreffende sectie.

Art. 10.De Minister of zijn vertegenwoordiger heeft het recht, telkens als hij het nuttig acht de vergaderingen van de Raad, van de secties of van de ad hoc werkgroepen bij te wonen.

Art. 11.De ambtenaren van de Dienst voor de Intellectuele Eigendom hebben het recht de vergaderingen van de Raad, van de secties en van de ad hoc werkgroepen bij te wonen.

Art. 12.De Raad, de secties en de ad hoc werkgroepen worden samengeroepen door hun voorzitter.

De Raad en de secties kunnen slechts adviezen geven als de meerderheid van hun leden aanwezig is. Indien dit quorum niet wordt bereikt, wordt een nieuwe vergadering van de Raad of van de betrokken sectie samengeroepen en de betrokken instantie kan dan een advies geven ongeacht het aantal aanwezige personen.

De adviezen worden bij consensus aangenomen. Bij gebrek aan consensus herneemt het advies de verschillende standpunten.

De Raad beslist over de publiciteit die aan zijn adviezen moet worden gegeven.

Elke afdeling beslist over de publiciteit die aan haar adviezen moet worden gegeven.

Art. 13.De vergaderingen van de Raad, van de secties en van de ad hoc werkgroepen zijn niet openbaar.

De leden, de deskundigen en elke andere genodigde zijn geheimhouding verschuldigd wat betreft de vertrouwelijke documenten en informatie en de inhoud van het debat waarvan zij kennis genomen hebben. De voorzitter kan een lid ter orde roepen of schorsen na het gehoord te hebben.

Art. 14.De Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op. Het treedt in werking na goedkeuring door de minister.

Art. 15.Het mandaat van de leden van de Raad en dat van de deskundigen en personen bedoeld in artikel 9 is onbezoldigd.

Desalniettemin ontvangen zij, indien hun woonplaats en hun hoofdzetel zich buiten Brussel-Hoofdstad bevinden, de terugbetaling van de reiskosten die zij hebben gedragen om zich van hun woonplaats naar de plaats van de vergadering te begeven.

De terugbetaling van de reiskosten gebeurt in overeenstemming met de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten. De leden van de Raad hebben de toelating om hun eigen voertuig te gebruiken teneinde zich te begeven naar de plaats waar de vergadering wordt gehouden.

Art. 16.Het besluit van de Regent van 31 januari 1949 houdende oprichting van een Hoge Raad voor de Nijverheidseigendom en het ministerieel besluit van 10 december 1969 tot oprichting van een adviescommissie voor het auteursrecht worden opgeheven.

Art. 17.Dit besluit treedt in werking op een door de Minister te bepalen datum en uiterlijk op 1 januari 2006.

Art. 18.De Minister die de intellectuele eigendom onder zijn bevoegdheden heeft, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 juli 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Mevr. F. MOERMAN

^