Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 juli 2005
gepubliceerd op 22 september 2005

Koninklijk besluit houdende goedkeuring van het beheerscontract gesloten tussen de Staat en de naamloze vennootschap van publiek recht Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen. - Addendum

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2005014143
pub.
22/09/2005
prom.
05/07/2005
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER


5 JULI 2005. - Koninklijk besluit houdende goedkeuring van het beheerscontract gesloten tussen de Staat en de naamloze vennootschap van publiek recht Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen. - Addendum


In het Belgisch Staatsblad van 31 augustus 2005, tweede uitgave, bladzijde 37985, de bijlagen aan het Beheerscontract tussen de Staat en de naamloze vennootschap van publiek recht N.M.B.S. toevoegen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

BIJLAGE 4 Voorwoord (i) Teneinde na de reorganisatie van de NMBS op 1 januari 2005 een gemeenschappelijke benadering te behouden inzake planning en monitoring van de spoorweginvesteringen door de drie nieuwe ondernemingen alsook een eenvormig systeem voor de opvolging en de controle door de Staat, is deze bijlage identiek voor de beheerscontracten van de NV's NMBS Holding, Infrabel en NMBS.In de hierna volgende tekst wordt de medecontractant van de Staat aangeduid met de generieke term « Maatschappij ». Iedere wijziging aan de format van de documenten waarvan sprake in deze bijlage, die de gemeenschappelijke benadering inzake planning, monitoring en opvolging in het gedrang zou kunnen brengen, zal het voorwerp zijn van overleg tussen de drie Maatschappijen en het Directoraat-Generaal Vervoer te Land. (ii) Het Investeringscomité zorgt voor de goede coördinatie van de meerjareninvesteringsplannen en de jaarlijkse investeringsprogramma's van de drie Maatschappijen. (iii) Deze bijlage definieert de verschillende instrumenten voor planning, monitoring, opvolging en controle van de spoorweginvesteringen en beschrijft de formats voor de presentatie en de rapporten.

PLANNING VAN DE SPOORWEGINVESTERINGEN, OPVOLGING EN CONTROLE VAN DE UITVOERING De volgende vier instrumenten worden momenteel gebruikt voor de planning van de spoorweginvesteringen en spelen een rol in de monitoring, de opvolging en de controle van die investeringen, zowel intern binnen de Maatschappij als extern door het Directoraat-Generaal Vervoer te Land (DGVL) : - het meerjareninvesteringsplan, dat de planning op lange termijn bepaalt; - het jaarlijks investeringsprogramma of het investeringsbudget, dat op jaarbasis een preciezere interpretatie geeft van het meerjarenplan; - de projectdossiers, die de omschrijving, de planning, de kostenraming en de budgettaire ramingen geven, alsook de opvolgingsinstrumenten voor de spoorweginvesteringsprojecten die zijn gekenmerkt door een uitvoeringsduur die begrensd wordt door een einddatum van het project, en moeten worden onderscheiden van de projecten van doorlopende aard waarvoor collectieve dossiers worden opgesteld; - het dossier met betrekking tot de investeringsbeslissing (« groen licht » genoemd na gunstig advies van het DGVL) dat de gedetailleerde inlichtingen geeft over de aard, de planning en de uitvoeringskosten van de verschillende investeringen (prestaties in eigen beheer, opdrachten voor de aanneming van werken, diensten of leveringen enz.) die deel uitmaken van een project.

De hoofdstukken I tot IV hierna beschrijven in detail elk van die vier instrumenten, alsook de mechanismen voor opvolging en controle die daarop betrekking hebben.

Hoofdstuk V beschrijft de aanbevolen migratieprocedure met het oog op het - op termijn - afzien van het laatste instrument (voorafgaand advies van het DGVL over de investeringsbeslissing) ten gunste van het derde instrument (projectdocumenten), die momenteel wordt ontwikkeld.

I. HET MEERJARENINVESTERINGSPLAN Het meerjareninvesteringsplan van de Maatschappij omvat de planning van de spoorweginvesteringen over meerdere jaren met betrekking tot de verwerving, de bouw en de instandhouding van de spoorweginfrastructuur en de planning van de investeringen in rollend materieel.

De coördinatie tussen de meerjareninvesteringsplannen van de drie Maatschappijen wordt verzekerd door het Investeringscomité.

I.1 INHOUD EN VORM VAN HET MEERJARENINVESTERINGSPLAN Het meerjareninvesteringsplan omvat, alle financieringswijzen samen genomen, ten minste de volgende elementen : 1. De beschrijving en de analyse van de Europese en Belgische context waarbinnen het spoorwegverkeer evolueert, meer bepaald inzake mobiliteit en exploitatieveiligheid.2. De toestand van de vorderingen met betrekking tot de uitvoering van het vorige meerjarenplan.3. De doelstellingen van het nieuwe investeringsplan (strategische en specifieke doelstellingen, zowel op het vlak van mobiliteit als op het vlak van de exploitatieveiligheid), met de nodige verwijzingen naar de door de bevoegde overheden genomen beslissingen.4. De voorstelling van het nieuwe meerjareninvesteringsplan dat onder andere de volgende documenten omvat : - Een globale overzichtstabel, opgesteld volgens een duidelijk en vast schema voor de volledige duur van het plan, dat voor elk jaar van het plan de vereiste financiering geeft, ongeacht de financieringswijze, voor elk van de zes rubrieken en hun onderafdelingen die hierna zijn vermeld. De rubrieken, subrubrieken en onderafdelingen zijn de volgende : Rubriek I - Infrastructuur : Investeringen op de klassieke lijnen (niet-HSL).

I.1 Investeringen van algemeen belang I.2 Modernisering van de knooppunten (waaronder Brussel, Antwerpen, Gent, Charleroi en Luik, respectievelijk genummerd van I.2.1 tot I.2.5) I.3 Modernisering van de grote assen (8 assen, respectievelijk genummerd van I.3.1 tot I.3.8) I.4 Modernisering van de secundaire assen I.5 Modernisering van de zijsporen I.6 Goedereninfrastructuur (opgesplitst van I.6.1 tot I.6.6) I.7 Kunstwerken I.8 Overwegen I.9 Veiligheidsinstallaties I.10 Klantenonthaal I.11 Gewestelijk ExpresNet (GEN) I.12 Mobiliteit Brussel Rubriek II - Infrastructuur : Investeringen Dienstgebouwen / Herstructurering II.1 Dienstgebouwen II.2 Productiemiddelen / Herstructurering en uitrustingen Rubriek III - Investeringen Hogesnelheidslijnen (HSL) III.1 Infrastructuur (III.1.1 tot III 1.8) III.2 Rollend materieel Rubriek IV - Rollend materieel IV.1 Reizigersverkeer (opgesplitst in motorrijtuigen, rijtuigen en locomotieven, respectievelijk genummerd van IV.1.1 tot IV.1.3) IV.2 Goederenverkeer IV.3 Werkplaatsen en diverse Rubriek V - Informatica en Algemene diensten Het nummer en de benaming van deze (sub)rubrieken en hun onderafdelingen mogen niet worden gewijzigd. Nieuwe rubrieken en/of (sub)rubrieken en/of andere onderafdelingen kunnen evenwel worden toegevoegd, in zoverre ze noodzakelijk zijn, en volgens de evolutie van de aard en de karakteristieken van de spoorweginvesteringen. Zulke toevoegingen moeten gebeuren in overleg met het DGVL. Deze globale overzichtstabel omvat ook, per lijn en in aparte kolommen : ? het bedrag, in courante K euro, van de investeringen die eventueel reeds vooraf werden gerealiseerd met betrekking tot de projecten voor capaciteitsuitbreiding; ? het totaal van de financiering die noodzakelijk is voor het meerjarenplan (in constante K euro ); ? het bedrag, in constante K euro, van de financiering die eventueel moet worden gepland na de periode die gedekt wordt door het meerjarenplan met betrekking tot de projecten voor capaciteitsuitbreiding.

Deze overzichtstabel vermeldt ook, per jaar (kolom) : ? de totale investering; ? het subtotaal van elke (sub)rubriek. - Een overzichtstabel van het meerjareninvesteringsplan met de opdeling van het plan in investeringsprojecten. Deze tabel bevat al de nummers van de beoogde projecten, de juiste titels van de projecten, de totale raming van elk project, de gedane uitgaven vóór de periode die gedekt is door het plan, de door het plan geplande financiering alsook de uitgaven die gedaan moeten worden na de periode die door het plan is gedekt. Uit deze tabel moet duidelijk blijken hoe, per project, de opdeling is tussen het capaciteitsbehoud en de capaciteitsuitbreiding. - De financieringsbronnen en de bedragen die worden gefinancierd door elke financieringsbron. De volgende financieringsbronnen worden onderscheiden : ? de federale Staat, waarbij het volgende onderscheid moet worden gemaakt : de begrotingskredieten van de FOD Mobiliteit en Vervoer, het GEN-Fonds en, in voorkomend geval, andere fondsen (te specifiëren); ? de gewestelijke overheden, in geval van pre- of cofinanciering; ? de eventuele andere financieringsmiddelen, zoals bijvoorbeeld de Publiek-Private Samenwerkingen (PPS); ? de financiering die eigen is aan de HST (saldo van de prefinanciering van de NV HST-Fin); ? de Maatschappij, waarbij het volgende onderscheid moet worden gemaakt : de eigen middelen, de leningen en de alternatieve financieringen; ? de derden, waarvoor moet worden vermeld om welke instelling het gaat (Europese Unie, buurlanden enz.). - Deze informatie wordt aangevuld met alle nodige inlichtingen over de financiering van het investeringsplan. - De gewestelijke verdeling van de spoorweginvesteringen, meer specifiek de lokaliseerbare investeringen ten laste van de federale Staat, die betrekking hebben op de infrastructuur van het binnenlandse net. Er wordt eveneens een globaal overzicht gegeven van de co- en prefinanciering door de gewesten. - Bijkomende informatie met betrekking tot de voornaamste investeringsprojecten. Deze bijkomende informatie wordt gegevens volgens het model van het projectfiche, zie punt III. 5. Diverse informatie en bijlagen. I.2 GELDIGHEIDSDUUR, HERZIENING EN ACTUALISERING De meerjarenplanning van de spoorweginvesteringen is een planning op lange termijn.

Een investeringsplan in uitvoering wordt onderworpen aan een grondige herziening bij de voorbereiding van een nieuw beheerscontract. De Maatschappij start met de voorbereiding van deze herziening uiterlijk twaalf maanden vóór het einde van de geldigheidsduur van het van kracht zijnde beheerscontract en legt, uiterlijk zes maanden vóór deze datum, het project van het nieuwe meerjareninvesteringsplan, via het DGVL, voor aan de Minister die bevoegd is voor de spoorweginvesteringen.

Jaarlijkse, tussentijdse actualiseringen zijn eveneens mogelijk.

Als uit het jaarlijkse evaluatierapport van het jaar a (zie I.3) blijkt dat bepaalde bedragen aanzienlijk werden gewijzigd, dan moet de actualisering voor de jaren a+2 en volgende, via het DGVL, voor goedkeuring worden voorgelegd aan de Minister die bevoegd is voor de spoorweginvesteringen. In voorkomend geval wordt het geactualiseerde ontwerp van meerjareninvesteringsplan naar het DGVL gestuurd vóór het einde van de maand juni.

Onder aanzienlijke wijziging wordt verstaan : elke wijziging in + of - van 15 % en meer per subrubriek (I.1, I.2, ...) van de overzichtstabel tussen : - de som (van de geactualiseerde ramingen voor het jaar a + 1 + de werkelijk geboekte uitgaven tijdens de vorige jaren van het investeringsplan + de geactualiseerde ramingen voor de volgende twee jaren van het plan); - de som van de ramingen over dezelfde periode in de oorspronkelijke overzichtstabel of gewijzigd bij een vorige actualisering.

I.3 RAPPORT, OPVOLGING VAN DE UITVOERING Vóór 30 juni van elk jaar bezorgt de Maatschappij, via het DGVL, een jaarlijks evaluatierapport aan de Minister die bevoegd is voor de spoorweginvesteringen. Dat rapport verklaart duidelijk de vorderingen van het meerjareninvesteringsplan (ten opzichte van het jaar a) en bevat de volgende gegevens : 1. De globale overzichtstabel van het meerjareninvesteringsplan waarvan sprake in het punt I.1.4, als volgt aangepast (per subrubriek) : - voor de jaren vóór het jaar a : de uitgaven die geboekt zijn tijdens die jaren, per jaar opgegeven in een aparte kolom en uitgedrukt in K euro van elk jaar in kwestie; - voor het jaar a : de tijdens dat jaar geboekte uitgaven, in K euro van het jaar a en, in aparte kolommen, de geplande uitgaven volgens het oorspronkelijke meerjareninvesteringsplan (omgezet in K euro van het jaar a), alsook het verschil tussen de twee, uitgedrukt in %; - voor de jaren na het jaar a : de aangepaste planning van de uitgaven, aangeduid per jaar in een aparte kolom en uitgedrukt in K euro van het jaar a.

In deze tabel mag « oorspronkelijk meerjareninvesteringsplan » worden vervangen door « geactualiseerd meerjareninvesteringsplan » op voorwaarde dat deze actualisering werd goedgekeurd door de Minister die bevoegd is voor de spoorweginvesteringen.

In de kantlijn van deze tabel staan de indexeringen vermeld die werden toegepast en de bedragen van de overzichtstabel van het oorspronkelijke meerjareninvesteringsplan (uitgedrukt in K euro 2004). 2. Een tabel met, voor de subrubrieken, dezelfde onderverdeling als de tabel waarvan sprake in de punten I.1.4 en I.3.1 en, wat betreft de kolommen : - een eerste kolom met de som van de bijgewerkte ramingen voor het jaar a + 1 + de werkelijk geboekte uitgaven tijdens de vorige jaren van het investeringsplan + de bijgewerkte ramingen voor de volgende twee jaren van het plan; - een tweede kolom met de som van die ramingen over dezelfde periode in de oorspronkelijke overzichtstabel of gewijzigd bij een vorige actualisering; - een derde kolom met het verschil, uitgedrukt in %, tussen de waarden, per subrubriek, van de kolom 1 en de kolom 2.

Voor al de wijzigingen in plus of in min die groter of gelijk zijn aan 15 %, per subrubriek, wordt deze tabel vergezeld van een duidelijke verklarende nota over de oorzaken van deze wijzigingen. De gevolgen van deze wijzigingen op de goede uitvoering van het meerjareninvesteringsplan worden omstandig uitgelegd en er worden voorstellen geformuleerd om de negatieve gevolgen te beperken.

Op deze tabel kan men zien of het gaat om aanzienlijke wijzigingen waarvoor een tussentijdse actualisering van het meerjareninvesteringsplan is vereist en die moet worden goedgekeurd door de Minister die bevoegd is voor de spoorweginvesteringen (zie I.2). 3. De overzichtstabel van het meerjareninvesteringsplan met zijn opdeling in investeringsprojecten (zie I.1) met dezelfde inlichtingen die worden gevraagd onder I.3.1, maar opgedeeld per project. 4. Het overzicht van de effectief door de verschillende financieringsbronnen gestorte bedragen tot het jaar a en de planning die daarop betrekking heeft voor de volgende jaren.5. Het overzicht van de gewestelijke verdeling van de spoorweginvesteringen.6. Een beknopte kritische uitleg over de toestand van de uitvoering van het meerjareninvesteringsplan en over de vooruitzichten voor de volgende jaren. De inhoud en het model van dit rapport moeten later worden uitgewerkt in overleg tussen de drie Maatschappijen en het DGVL. De opvolging van het meerjareninvesteringsplan gebeurt eveneens met behulp van het rapport over de jaarlijkse investeringsbudgetten, de projectdocumenten en de investeringsbeslissingen. In de hoofdstukken II, III en IV worden deze procedures in detail bestudeerd.

Het DGVL waakt, voor rekening van de federale Staat, over de opvolging en de controle van de goede uitvoering van het meerjareninvesteringsplan. De Maatschappij verstrekt alle inlichtingen die door de ambtenaren van dit Directoraat-Generaal gevraagd worden in het kader van deze opvolging en controle. Die ambtenaren mogen eveneens deelnemen aan de werkvergaderingen betreffende de door de Maatschappij georganiseerde projecten, bijvoorbeeld in het kader van de uitwerking van economische studies of kosten-batenanalyses (« business case ») van de belangrijkste nieuwe projecten voor capaciteitsuitbreiding van de spoorweginfrastructuur en in het kader van evaluaties ex-post van diezelfde projecten.

II. HET JAARLIJKS INVESTERINGSPROGRAMMA OF INVESTERINGSBUDGET Het jaarlijks investeringsprogramma of investeringsbudget weerspiegelt de concrete jaarlijkse uitvoering van het van kracht zijnde meerjareninvesteringsplan van de Maatschappij.

De coördinatie tussen de jaarlijkse investeringsprogramma's van de drie Maatschappijen wordt verzekerd door het Investeringscomité.

Het jaarlijks investeringsbudget geeft het verschil tussen het programma van de investeringsuitgaven (« wezenlijk programma ») en het programma van de investeringsbeslissingen (ook « programma groene lichten » genoemd); het is opgesteld in courante K euro .

De jaarlijkse investeringsbudgetten worden ieder jaar vóór 15 november van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop de investeringen betrekking hebben, voor goedkeuring voorgelegd aan de Minister die bevoegd is voor de spoorweginvesteringen, via het DGVL. De Staat beschikt over een termijn van vijfenveertig kalenderdagen om zijn standpunt bekend te maken, te rekenen vanaf de datum dat het DGVL het programma ontvangt. Na die termijn wordt het aan de Staat voorgelegde programma als aanvaard beschouwd.

Opmerking : op termijn zal het investeringsprogramma, na het succesrijk afsluiten van de in hoofdstuk V beschreven migratie, enkel nog het programma van de investeringsuitgaven bevatten (« wezenlijk programma »).

II.1 INHOUD EN VORM VAN HET JAARLIJKS INVESTERINGSBUDGET Het jaarlijks investeringsbudget bevat ten minste de volgende elementen : Het programma van de investeringsuitgaven Dit gedeelte van het investeringsbudget geeft, in de vorm van een globale overzichtstabel, de lijst en de geplande uitgaven van al de investeringen die tijdens het betrokken jaar zullen worden gerealiseerd. Deze tabel is opgesteld volgens het schema waarvan sprake in punt I.1, volgens de hiërarchische indeling die hierna wordt opgegeven : - niveau 1 : de verschillende rubrieken, subrubrieken en hun onderafdelingen (genummerd), zoals bepaald in punt I.1; - niveau 2 : de onderverdeling tussen capaciteitsbehoud en capaciteitsuitbreiding; - niveau 3 : de investeringen voor het behoud van de capaciteit zijn, volgens de (sub)rubriek en voor zover ze pertinent zijn, verdeeld per District (« Departement », Centrum, Noordoost, Noordwest, Zuidoost, Zuidwest); - niveau 4 : de lijnen van het budget, gegroepeerd per specialiteit « sporen », « seininrichting » en « elektrische installaties » met betrekking tot het capaciteitsbehoud; al de projecten met betrekking tot de capaciteitsuitbreiding; - niveau 5 : meer details in de lijnen van het budget indien ze pertinent zijn. Bijvoorbeeld onder « capaciteitsbehoud - sporen » moet een synthese van de geplande spoorwerken worden vermeld. En voor de projecten van capaciteitsuitbreiding worden de gedeelten vermeld (opdrachten, fasen enz.) die dat jaar in aanmerking moeten worden genomen.

Deze tabel vermeldt per lijn op het niveau 4, in aparte kolommen : - het geplande budget voor het betrokken jaar; - de opsplitsing per financieringsbron. De te vermelden financieringsbronnen zijn dezelfde als die in punt I.1.

Deze tabel vermeldt ook, per subrubriek en in aparte kolommen, het overeenstemmende (geactualiseerde) bedrag zoals dat is gepland in het meerjareninvesteringsplan, alsook het verschil, uitgedrukt in percentage, tussen dit bedrag en het werkelijk geplande jaarbudget.

In de kantlijn van deze tabel moet worden aangeduid welke indexering werd toegepast ten opzichte van het oorspronkelijke investeringsplan (uitgedrukt in K euro 2004).

Diverse syntheses van de overzichtstabel van het programma van de investeringsuitgaven, met onder andere de volgende elementen : - de opsplitsing van het budget per investeringsproject en de subtotalen « behoud » en « uitbreiding »; - de totale financiering per financieringsbron, met verwijzing naar de middelen die effectief ter beschikking werden gesteld per bron voor het jaar in kwestie; - de gewestelijke verdeling van de lokaliseerbare investeringen ten laste van de federale Staat die betrekking hebben op de infrastructuur van het binnenlands net.

Commentaar op het programma van de investeringsuitgaven, met vermelding van de markante feiten voor het jaar in kwestie, zoals het opstarten van een belangrijk project of de indienststelling van een afgewerkte infrastructuur of van nieuw materieel enz.

Onder deze rubriek bezorgt de Maatschappij uitleg over al de verschillen, per subrubriek, tussen het jaarlijks budget en het overeenstemmende (geactualiseerde) bedrag van het meerjareninvesteringsplan voor datzelfde jaar, indien dit 15 % of meer bedraagt (zoals aangeduid in de overzichtstabel waarvan sprake in punt II.1.1) : oorzaken van het verschil, gevolgen voor de uitvoering van het meerjarenplan, gevolgen voor de andere investeringen enz.

Het programma van de investeringsbeslissingen Dit gedeelte van het investeringsbudget geeft, in de vorm van een globale overzichtstabel, de lijst en de bedragen van al de investeringen waarvan de financiële opvolging wordt verzekerd door het DGVL en waarvoor tijdens het betrokken jaar a een dossier voor investeringsbeslissing zal worden voorgelegd aan het DGVL. Deze tabel wordt opgemaakt volgens dezelfde hiërarchische verdeling als die van het programma voor de investeringsuitgaven.

Deze tabel vermeldt per lijn, in aparte kolommen : het totale bedrag van de investeringsbeslissingen en hun opsplitsing over de verschillende jaren (a, a+1, a+2 enz.) waarin de uitgaven werden geprogrammeerd.

Op de laatste pagina van deze tabel staat het totaal van elke kolom vermeld en daaronder op de volgende regel, het totaal van de uitgaven die gepland zijn tijdens de jaren (a, a+1, a+2 enz.) en die voortvloeien uit investeringsbeslissingen die in het verleden werden genomen (in voorkomend geval, volgens een geactualiseerde planning van de kosten en uitvoeringsplannings).

De som van de twee totalen moet worden vergeleken met de geplande begrotingskredieten in het meerjareninvesteringsplan voor de spoorweginvesteringen van de FOD Mobiliteit en Vervoer.

In een tweede tabel wordt het programma van de investeringsbeslissingen opgesplitst per investeringsproject.

II.2 RAPPORTEN, AMENDEMENT, OPVOLGING & CONTROLE De Maatschappij stuurt jaarlijks 2 rapporten, via het DGVL, naar de Minister die bevoegd is voor de spoorweginvesteringen : - Een tussentijds vorderingsrapport over de toestand van de uitvoering (situatie eind juni) van het van kracht zijnde investeringsbudget. Het rapport moet een weergave bevatten van de uitvoeringstoestand in de vorm van rubrieken (volgens de onder II.1.1 gedefinieerde niveaus) en van projecten. - Een jaarlijks evaluatierapport dat duidelijk vermeldt op welke manier zowel het programma van de investeringsuitgaven als het programma van de investeringsbeslissingen van het afgelopen jaar werden uitgevoerd. Dit rapport bestaat uit overzichtstabellen zoals beschreven in punt II.1, waarin de volgende gegevens zijn opgenomen in aparte kolommen : ? voor het programma van de investeringsuitgaven : - de oorspronkelijk geplande uitgaven; - de geplande uitgaven na amendement; - de werkelijk geboekte uitgaven; - het verschil, in percentage, tussen de geplande uitgaven na amendement en de werkelijk geboekte uitgaven; ? voor het programma van de investeringsbeslissingen : - de oorspronkelijk geplande totale bedragen in investeringsbeslissingen; - de herziene bedragen na amendement; - de bedragen van de investeringsbeslissingen waarvoor een gunstig advies (« groen licht ») werd bekomen van het DGVL; - het verschil, in percentage, tussen de geplande bedragen na amendement en de investeringsbeslissingen met gunstig advies.

Dit jaarlijks evaluatierapport wordt aangevuld met een beknopte kritische toelichting over de uitvoering van het investeringsbudget, zowel met betrekking tot het programma van de uitgaven als het programma van de investeringsbeslissingen, en voor al de verschillen van 15 % of meer tussen de oorspronkelijke planning (per subrubriek) en de werkelijk gerealiseerde bedragen wordt een nota toegevoegd met de rechtvaardiging voor die verschillen.

Het model van die rapporten moet later worden uitgewerkt in overleg met het DGVL. Een keer per jaar kan de Maatschappij eveneens een amendement aan het van kracht zijnde jaarlijks investeringsprogramma indienen teneinde rekening te houden met de evolutie van de uitvoering ervan. Het amendementsontwerp wordt opgesteld volgens hetzelfde format als het jaarlijks programma en is onderworpen aan de goedkeuring van de Minister die bevoegd is voor de spoorweginvesteringen. Het overmaken gebeurt via het DGVL, dat zijn advies zal bijvoegen. Het amendementsontwerp moet bij het DGVL toekomen vóór 31 juli van het jaar waarvan het budget door het amendement wordt beoogd. De Staat beschikt over een termijn van vijfenveertig kalenderdagen om zijn standpunt bekend te maken, te rekenen vanaf de datum dat het DGVL het ontwerp ontvangt. Na die termijn wordt de aan de Staat voorgelegde aanpassing van het jaarlijkse investeringsprogramma als aanvaard beschouwd.

Het DGVL waakt, voor rekening van de federale Staat, over de opvolging en de controle van de goede uitvoering van het investeringsbudget. De Maatschappij verstrekt alle inlichtingen die door de ambtenaren van het Directoraat-Generaal gevraagd worden in het kader van deze opvolging en controle. Die ambtenaren mogen eveneens deelnemen aan de werkvergaderingen betreffende de door de Maatschappij georganiseerde projecten, bijvoorbeeld in het kader van de uitwerking van economische studies of kosten-batenanalyses (« business case ») van de belangrijkste projecten voor capaciteitsuitbreiding van de spoorweginfrastructuur en in het kader van evaluaties ex-post van diezelfde projecten.

III. DE PROJECTDOSSIERS/COLLECTIEVE DOSSIERS EN DE PROJECTFICHES Voorafgaande opmerking : De planning en de monitoring van de investeringsplannen en -programma's door de Maatschappij alsook de opvolging en de controle door het DGVL, worden op termijn uitgevoerd, voornamelijk met behulp van de projectdossiers/collectieve dossiers, zoals hierna wordt beschreven. Hoofdstuk V van deze bijlage geeft een beschrijving van de migratie van het (huidige) toelatings- en opvolgingssysteem, gebaseerd op de investeringsbeslissingen (Hoofdstuk IV), naar het systeem dat gebaseerd is op de projectdossiers/collectieve dossiers. Gedurende deze migratie zullen de twee systemen naast elkaar bestaan.

De projectdossiers en de collectieve dossiers vormen het belangrijkste instrument inzake opvolging en controle voor de uitvoering van de investeringsplannen en -programma's. Ze functioneren als instrument voor interne opvolging voor de betrokken diensten van de Maatschappij en tevens als instrument voor externe opvolging en controle voor de federale Staat.

Het projectdossier/collectief dossier levert, in synthetische vorm, een zo getrouw mogelijk beeld van het investeringsproject op het gebied van doelstellingen, inhoud, planning en uitvoeringsverloop;

De Maatschappij stelt projectdossiers op voor al de investeringsprojecten die zijn gekenmerkt door een uitvoeringsduur die wordt begrensd door een einddatum van het project, en die moeten worden onderscheiden van de projecten van doorlopende aard waarvoor collectieve dossiers worden opgesteld.

Voor elk van die projecten wijst de Maatschappij een opdrachtgever en een projectleider aan. De opdrachtgever is, voor rekening van de dienst van de Maatschappij die het project opneemt in haar budget, titularis van het budget, van de doelstellingen en van de externe vertegenwoordiging. De projectleider is verantwoordelijk voor de opvolging van de uitvoering van het project binnen een spoorwegdiscipline (bijv. infrastructuur, rollend materieel, exploitatie enz.) en voor de coördinatie tussen de verschillende spoorwegspecialiteiten (dit zijn de activiteiten binnen een discipline, zoals bijvoorbeeld voor de infrastructuur : de spoorwerken, de werken aan de seininrichting, aan de bovenleiding enz). De Maatschappij neemt alle nodige maatregelen opdat de projectleiders hun opdracht optimaal zouden kunnen uitvoeren.

Naast de projectdossier/collectieve dossiers, bestemd voor de planning en de monitoring door de Maatschappij van al de investeringswerken die ze onderneemt, en voor de opvolging en de controle door het DGVL van de voor rekening van de Staat uitgevoerde werken, maakt de Maatschappij één keer per jaar voor elk project een projectfiche op dat bestemd is voor de externe communicatie, meer bepaald voor de Gewesten en voor het Uitvoerend Comité van de Ministers van Mobiliteit (UCMM), opgericht in uitvoering van het Samenwerkingsakkoord van 11 oktober 2001 tussen de federale Staat en de Gewesten met betrekking tot het meerjareninvesteringsplan 2001-2012.

III.1 INHOUD EN VORM VAN DE PROJECTDOSSIERS/COLLECTIEVE DOSSIERS EN PROJECTFICHES/COLLECTIEVE FICHES De gedetailleerde inhoud en vorm van de projectdocumenten staan beschreven in het document « Handboek projectdocumenten », versie 2005-1, dat tegen 31 maart 2005 moet worden afgewerkt in overleg tussen de drie Maatschappijen en het DGVL. Elke latere wijziging met het oog op verfijning en verbetering van het huidige systeem voor informatie, opvolging en reporting, moet gebeuren in overleg tussen de drie Maatschappijen en het DGVL. De nummering en de identificatie van de dossiers en van de fiches gebeuren overeenkomstig het beheerssysteem van de documentversies zoals beschreven in dit « Handboek projectdocumenten ».

De minimale inhoud van de projectdossiers (A), de collectieve dossiers (B), de projectfiches (C) en de collectieve fiches (D) wordt hierna beschreven.

De rijkdom aan informatie in de projectdossiers mag afhangen van het stadium van ontwikkeling van het project. De afwezigheid van bepaalde inlichtingen die redelijkerwijs niet beschikbaar kunnen zijn, bijvoorbeeld in de eerste fases van het project, vormt geen voldoende reden om het projectdossier als onvolledig en dus als onontvankelijk te beschouwen. Zo kan de opdeling in opdrachten in eerste instantie worden vervangen door een bestek dat wordt opgesteld op basis van globale eenheidsprijzen.

A. PROJECTDOSSIER Het projectdossier wordt opgesteld volgens een enig schema en omvat ten minste de volgende delen : - Deel 1 : Algemene gegevens - Deel 2 : Omschrijving van het project - Deel 3 : Plannings en middelen - Deel 4 : Opvolging van de uitvoering De delen 1, 2 en 3 beschrijven de referentietoestand van het project.

Deel 4 beschrijft het gedeelte permanente monitoring van het project.

DEEL 1 : Algemene gegevens Het deel « Algemene gegevens » moet alle inlichtingen verstrekken met betrekking tot de personen die verantwoordelijk zijn voor het project : projectleider, aannemer, opdrachtgever.

Het moet eveneens de verwijzingen bevatten naar het nummer van de business case (als die bestaat) en naar de documenten van de Raad van Bestuur van de Maatschappij die betrekking hebben op het project.

DEEL 2 : Omschrijving van het project 2.1. Rechtvaardiging van het project De gegevens met betrekking tot de rechtvaardiging van het project bevinden zich in het dossier business case (als dat bestaat). Ze worden beknopt weergegeven in de volgende punten. 2.1.1. Noodzaak en gepastheid Beknopte beschrijving : - van de bestaande toestand (die welke bestaat vóór de uitvoering van het project); - van de problemen die gepaard gaan met de bestaande toestand; - de verwachtingen van de vragende partij. 2.1.2. Doelstellingen van het project Beknopte beschrijving : - van de bijdrage tot de doelstelling van de onderneming; - van de verwachtingen en van de verhoopte resultaten; - van de doelstellingen inzake planning en budget; - van de bijdrage aan de doelstellingen van de Staat inzake mobiliteit of vrachtvervoer (strategische doelstellingen). 2.1.3. Beschrijving van het project Beknopte beschrijving : - van de toekomstige toestand; - van een overzichtsplan. 2.1.4. Verwijzingen naar beleidsdocumenten : De verwijzingen moeten de volgende gegevens bevatten : - naam en nummer van het beheersdocument (bijv. het investeringsplan, het beheerscontract, de documenten van strategisch beheer, de verslagen van het Directiecomité, de verslagen van de Raad van Bestuur, de overeenkomsten, de memoranda, de intentieverklaringen, de samenwerkingsakkoorden of -overeenkomsten, een Master plan enz.); - datum; - hoofdstuk of paragraaf; - paginanummer. 2.2. Afbakening van het project en opdeling in subprojecten 2.2.1. Afbakening (scope) Deze afdeling begrenst de inhoud van het project (wezenlijke afbakening (aanduiding km-palen), afbakening tijdens een proces, betrokken specialiteiten enz.). Er wordt in aangeduid wat al dan niet deel uitmaakt van het project, alsook een eventuele koppeling met andere projecten.

De overzichtsplannen en de situatietekeningen van het project en van zijn opdrachten, die de oorspronkelijke en de toekomstige situatie beschrijven, worden aan het DGVL bezorgd (die plannen worden momenteel geleverd met de dossiers van investeringsbeslissing). Die plannen worden trouwens bijgewerkt volgens de vorderingen van het project. 2.2.2. Risico's Deze afdeling vermeldt de elementen die de uitvoering van het project in het gedrang zouden kunnen brengen en die een speciale opvolging vereisen gedurende de uitvoering van het project.

Voor projecten waar er een kritische interactie bestaat met andere projecten, moeten die interactiezones uitdrukkelijk worden vermeld (met verwijzing naar de respectieve projectdossiers). Ook de aard van de interactie moet worden opgegeven (bijv. de noodzaak dat een ander project moet zijn afgewerkt vooraleer het betrokken project kan worden gestart).

De volgende gegevens worden verstrekt : - beschikbaarheid van de middelen; - planning; - toelatingen, tests, 2.2.3. De opdeling van het project in opdrachten Om het project beter te kunnen beheersen, wordt dit opgedeeld in verschillende samenstellende activiteiten.

Als basisregel wordt gekozen voor een opdeling in opdrachten. Een opdracht is een logisch geheel van taken die worden beheerd door een enkele leidend ambtenaar. Op die manier krijgt elke leidend ambtenaar die verantwoordelijk is voor de uitvoering van een deel van de opdrachten in het kader van het project, specifieke verantwoordelijkheden toegewezen inzake planning en budget. De taken binnen de opdracht hebben betrekking op de studie, de werken in aanneming, de werken in eigen beheer enz. of op een combinatie daarvan.

Het geheel van de taken moet bij voorkeur een « opleverbaar » geheel vormen dat duidelijk is afgebakend en waarbij elke opdracht overeenstemt met een enig nummer van boekhoudfiche.

De projectleider vult de beschrijving van het project aan met een lijst van de nummers van boekhoudfiches die betrekking hebben op het project.

Hij vult een referentietabel aan met het budget en zijn oorspronkelijk geprogrammeerde of bijgewerkte uitsplitsing. Daarin komt elke opdracht overeen met een budget, gelijklopend met de opdeling van het budget in studie, werken, coördinatie in aanneming en in eigen beheer, in voorkomend geval levering van stoffen of van taken en een raming van de aanvangs- en einddatum van het werk. Onder de tabel staan de totalen per kolom. De bedragen voor het budget zijn opgegeven in k euro van het lopende jaar;

Die tabel wordt elk trimester geactualiseerd door de projectleider die de prijzen van de gegunde opdrachten vermeldt. 2.2.4. Wettelijke verplichtingen Deze afdeling vermeldt al de wettelijke verplichtingen die moeten worden nagekomen op Europees, nationaal en gewestelijk vlak, meer bepaald de MER's (Milieu-EffectenRapporten), Natura 2000, DEEL 3 : Plannings en middelen De deel heeft tot doel een link te maken tussen de wezenlijke planning van de werken en de planning van de geplande budgettaire middelen, meer in het bijzonder de bedragen die zijn opgenomen in het meerjareninvesteringsplan. Belangrijke technische fases moeten in het meerjarenplan kunnen worden geïdentificeerd in het licht van de hogere bedragen die ermee overeenstemmen. 3.1. Planning De planning omvat : - Een referentieplanning.

De projectleider werkt op basis van een onbekende referentiestartdatum X van waarop hij de planning opstelt (bv. : « Als we beginnen op het moment X, dan zal het project klaar zijn op het moment X + 5 jaar »).

Als bij de uitvoering blijkt dat de referentieplanning niet zal kunnen worden nageleefd, dan moet die planning worden aangepast.

Die referentieplanning moet ten minste de volgende inlichtingen verstrekken : - Administratieve planning : - Eventuele wijziging van allerhande plannen die van kracht zijn in de verschillende Gewesten; - Voorbereidende studies; - Bouwvergunningen; - Eventuele andere vergunningen en attesten; - Bestek; - Goedkeuring van de aanbesteding. - Uitvoeringsplanning : - Aanvangsdatum van de werken (globaal en per opdracht); - Einde van de werken (globaal en per opdracht); - Datum van indienststelling. - Een grafische voorstelling van de planning.

De (administratieve en technische) planning wordt grafisch weergegeven in de vorm van een bar-chart. Voor de grootschalige projecten is het raadzaam om een programma voor projectbeheer te gebruiken. 3.2. Milestones en kritieke weg Om een evaluatie van de vorderingen van het project te vergemakkelijken, moeten de kritieke weg en een expliciete lijst met « milestones » of met sleutelmomenten van het project worden bezorgd.

Voor de leesbaarheid bevat deze lijst enkel een logische opsomming van de sleutelmomenten (kritieke momenten) met de overeenstemmende datum. 3.3. Budgettaire ramingen 3.3.1. Budgettaire planning De budgettaire referentieplanning geeft : - het totale budget dat nodig is voor de uitvoering van het project.

Het budget bevat de cijfers van het goedgekeurde langetermijninvesteringsplan (bijv. het investeringsplan 2004 - 2007), de budgettaire ramingen na de in het investeringsplan opgegeven periode, de uitgaven van vóór de in het investeringsplan opgegeven periode; - een verdeling van het budget per opdracht en per jaar.

De bedragen zijn opgegeven in k euro van het jaar waarin de budgettaire planning werd opgesteld en in courante k euro . 3.3.2. Financieringsbronnen : Dit punt geeft de uitsplitsing van het budget over de verschillende financieringsbronnen volgens de geplande verdeelsleutels. Dat kan globaal gebeuren of per groepen van opdrachten als de financiering van bepaalde opdrachten afkomstig is van verschillende bronnen. Al de financieringsbronnen moeten worden vermeld (bv. : de federale Staat (met een onderscheid tussen : de gewone budgettaire kredieten van de FOD Mobiliteit en Vervoer, het GEN-Fonds), de eigen middelen van de Maatschappij, de financiering die eigen is aan de HST, Publiek-Private Samenwerkingen (PPS), allerhande overheden (bijv. de gewesten, de gemeenten, de EU, de gewestelijke openbare vervoermaatschappijen (De Lijn, TEC, MIVB), de andere alternatieve financieringen, de buurlanden enz.).

Er wordt uitleg gegeven over de redenering die aan de basis ligt van de gekozen verdeelsleutel (in voorkomend geval per opdracht) en van de eventuele evoluties in de loop van het project.

DEEL 4 : Opvolging van de uitvoering 4.1. Evolutie van het globale budget van het project.

Het projectdossier vermeldt de evolutie van de ramingen van de globale uitgaven van het project in een tabel die halfjaarlijks wordt bijgewerkt en aangevuld. De tabel vermeldt telkens de gekende uitgaven, de verdeling van de geraamde bedragen die gedekt zijn door het meerjareninvesteringsplan en de geraamde bedragen op langere termijn die nog niet zijn goedgekeurd. 4.2 Evolutie van de uitvoering van het project - monitoring De synthetische voorstelling van de vorderingen van het project en van zijn opdrachten vermeldt de volgende aspecten : - planning; - wijziging van de scope; - evolutie en beheersing van de risico's; - financiële evolutie van het project per opdracht (budget, uitgaven ten opzichte van het budget, uitgaven per kostentype, budgettaire en wezenlijke uitvoering, totaal van de uitgaven per opdracht en per jaar ); - de te nemen correctieve maatregelen.

De vorderingen, op driemaandelijkse basis, van die verschillende aspecten wordt samengevat in een tabel, met een gedetailleerdere uitleg in tekstvorm. 4.2.1. Geactualiseerde planning In dit punt wordt een vergelijking gemaakt tussen de huidige staat van de uitvoering en de referentieplanning of de laatste versie van de planning. De projectleider moet een motivering geven voor de verschillen.

De planning mag zich niet beperken tot het geven van een plaatsbeschrijving of het opsommen van al wat er in het verleden is gedaan, maar moet eveneens een beeld geven van de toekomstige evolutie van het project. Als de staat van de uitvoering aanzienlijke aanpassingen aan de planning vereist, wordt een nieuw voorstel van planning geformuleerd (deze planning wordt dan de referentieplanning in de volgende versie van het projectdossier). 4.2.2. Wijziging van de scope - evaluatie van de risico's In dit punt geeft de projectleider een overzicht van de wijzigingen van de scope en van de risico's die gepaard gaan met het project, alsook van de weerslag daarvan op de planning, het budget en andere betrokken domeinen. 4.2.3. Evaluatie van de technisch-financiële vorderingen van het project De projectleider moet verduidelijkingen geven over : - de financiële evolutie van het project : uitleg over het budget van het lopende jaar, evolutie van de uitgaven, motivering van de verschillen, Als het nieuw gebudgetteerde bedrag voor het lopende jaar meer dan 15 % verschilt van het oorspronkelijk geplande bedrag ten opzichte van het goedgekeurde investeringsbudget, dan moet de projectleider een goede motivering geven voor dit verschil ten opzichte van het oorspronkelijke budget. - de interactie tussen de wezenlijke (technische) planning en de financiële planning : ? het bespoedigen of uitstellen van bepaalde fases van wezenlijke projecten heeft tot gevolg tot bepaalde budgetten vroeger of later nodig zijn; ? omgekeerd hebben bepaalde budgettaire beperkingen een weerslag op de wezenlijke uitvoering van het project, en zelfs op de inhoud van het project zelf.

Die gevolgen moeten hier expliciet worden uiteengezet.

Als om budgettaire redenen wordt beslist om de inhoud van het project te wijzigen teneinde binnen de grenzen van de aanvangsramingen te blijven, dan moet worden aangeduid welke maatregelen daartoe werden genomen en wat de weerslag is van die maatregelen. - De vergelijking tussen de budgettaire en wezenlijke uitvoeringsgraad. 4.2.4. Correctieve maatregelen De projectleider moet eveneens een analyse geven van de problemen in het verleden, en zijn toekomstperspectieven formuleren (voorzienbare problemen, punten waar het project vertraging zou kunnen oplopen enz.).

Op basis van de vorige evaluatie stelt de projectleider een actieplan op in samenwerking met de opdrachtgever en/of de project sponsor. Dit actieplan bevat een beschrijving van de correctieve maatregelen en de voorgestelde uitvoeringsdatum. 4.3. Staat van de « groene lichten » Opmerking : deze rubriek verdwijnt zodra het systeem van de « groene lichten » verdwijnt (zie hoofdstuk V).

Dit gedeelte bevat een lijst met de toestand per onderafdeling van het project wat betreft de « groene lichten ».

De volgende gegevens met betrekking tot de « groene lichten » moeten worden opgegeven : - aanvragen voor « groene lichten » die nog moeten worden ingediend voor werken in uitvoering of die reeds zijn afgewerkt : bedrag + totaal bedrag; - reeds gevraagde « groene lichten » : bedrag + totaal bedrag, referenties en datum van aanvraag; - reeds bekomen « groene lichten » : bedrag + totaal bedrag, referenties en datum van toekenning.

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de oorspronkelijke investeringsaanvragen en de aanvullende aanvragen. Er moet uitleg worden gegeven over de analyse van de gegrondheid van eventuele schadeloosstellingen die aan de ondernemingen werden betaald.

B. COLLECTIEVE DOSSIERS DEEL 1 : Algemene gegevens Het deel « Algemene gegevens » moet de inlichtingen verstrekken met betrekking tot de personen die verantwoordelijk zijn voor het project : projectleider, uitvoerder, opdrachtgever, DEEL 2 : Opvolging van de werken De opvolging van de werken die zijn vermeld in een collectief dossier omvat ten minste de volgende elementen per opdracht (voorgesteld in de vorm van een tabel) : de aanvangsdatum en de (geplande) einddatum van de werken, de totale raming van de werken, de reeds geboekte uitgaven en het budget van het lopende jaar alsook de totalen, per dossier, van de ramingen, budgetten en geboekte uitgaven.

Als er aanzienlijke verschillen worden vastgesteld tussen de oorspronkelijke raming, het budget en de uitgaven, moeten deze worden gemotiveerd.

C. / D. PROJECTFICHES / COLLECTIEVE FICHES De projectfiches en de collectieve fiches vermelden kort de inlichtingen van de delen 1, 2, 3 van het projectdossier en een vorderingen van het project op het einde van het jaar (het jaar a), bestemd voor de communicatie aan de Gewesten en het UCMM, en geven een samenvatting van de in de dossiers beschikbare gegevens. De format van dit fiche wordt opgesteld in overleg met het DGVL. III.2 ACTUALISERING VAN DE DOSSIERS EN VAN DE FICHES, OPVOLGING EN CONTROLE De projectleiders zijn verantwoordelijk voor hun projectdossiers/collectieve dossiers; ze gebruiken ze als monitoringinstrument en werken ze regelmatig bij, rekening houdend met de evolutie van het project.

Vier keer per jaar, uiterlijk op 15 februari, 30 april, 30 september en 15 december van elk jaar, bezorgt de Maatschappij aan het DGVL, op gegevensdrager, al de geactualiseerde projectdossiers/collectieve dossiers. De voornoemde datums kunnen worden gewijzigd in onderlinge overeenstemming tussen het DGVL en de drie Maatschappijen van de NMBS-groep. Deze actualisering heeft hoofdzakelijk betrekking op hoofdstuk 4 van het dossier, maar bij aanzienlijke wijziging van het project en ten minste één keer per jaar, worden de dossiers volledig geactualiseerd.

Voor de collectieve dossiers wordt de actualisering telkens samengevat in de vorm van een tabel met, per opdracht : de uitvoeringskalender, de totale raming, het budget van het lopende jaar en de reeds geboekte uitgaven.

De projectfiches die bestemd zijn voor de communicatie aan de Gewesten en aan het UCMM, worden bezorgd aan het DGVL dat ze uiterlijk op 30 juni van elk jaar zal verspreiden.

Het DGVL baseert zich op de projectdossiers/collectieve dossiers om, voor rekening van de federale Staat, de opvolging en de controle te verzekeren van de uitvoering van de investeringsplannen en -programma's. Zijn ambtenaren verifiëren bij elke actualisering van de dossiers of hun gegevens volledig, correct en actueel zijn. Daartoe kunnen ze overgaan tot alle vereiste onderzoeken en controles op het terrein en binnen de Maatschappij, meer bepaald in de boekhouding. Ze mogen eveneens deelnemen aan de door de Maatschappij georganiseerde vergaderingen voor projectopvolging. De projectleiders en de opdrachtgevers zijn de eerste gesprekspartners.

Het detailniveau van de reporting (bijvoorbeeld met betrekking tot de verdeling van het budget op het niveau van de opdracht en de verdeling van de uitgaven per kostentype) zal evolueren met de concretisering van het project en de maturiteit van het systeem voor projectbeheer.

De aanpassing van het systeem gebeurt in overleg tussen de drie Maatschappijen en het DGVL. Tijdens de migratieperiode van de opvolging per investeringsbeslissing naar de opvolging per projectdossier/collectief dossier, zoals beschreven in hoofdstuk V, vormen de dossiers van investeringsbeslissing eveneens, voor een aantal dossiers die moeten worden overeengekomen tussen het DGVL en de Maatschappij, een instrument voor kruiscontrole op de doeltreffendheid van de projectdossiers/collectieve dossiers.

Tijdens de migratieperiode verrichten de ambtenaren van het DGVL financiële/boekhoudcontroles volgens de modaliteiten die zijn beschreven in punt IV.4. Na een succesvolle migratie worden die controles verricht naargelang van de behoeften en meer bepaald geïdentificeerd op basis van de analyse van de financiële en boekhoudgegevens die vervat zijn in de projectdossiers/collectieve dossiers. De ambtenaren kunnen daartoe alle aanvullende inlichtingen vragen en hebben toegang tot al de nodig geachte boekhoudkundige stukken en gegevens.

Bezoeken aan de werf, uitgevoerd volgens de modaliteiten die beschreven zijn in IV.4, blijven na de migratie eveneens behouden als ondersteuning voor de opvolging en de controle met behulp van de projectdossiers/collectieve dossiers en naargelang van de behoeften.

De Maatschappij bezorgt op eenvoudig verzoek alle aanvullende inlichtingen die door de ambtenaren van het DGVL worden gevraagd in het kader van die opvolging en die controle en neemt deel aan alle vergaderingen die daaromtrent worden georganiseerd door het Directoraat-Generaal. De betrokken projectleiders nemen deel aan die vergaderingen.

Elke periodieke actualisering van de projectdossiers/collectieve dossiers geeft aanleiding tot het opstellen van een bericht van het DGVL aan de Minister die bevoegd is voor de spoorweginvesteringen, aangaande de vorderingen in de uitvoering van het jaarlijks investeringsprogramma. Een kopie van dit bericht wordt naar de Maatschappij gestuurd.

In voorkomend geval kunnen er bijkomende activiteiten van opvolging en controle worden opgelegd aan de ambtenaren van het DGVL in het kader van de werken van het UCMM. IV. INVESTERINGSBESLISSINGEN Opmerking vooraf Wanneer de overstap van het (huidige) systeem van toestemming en opvolging, gebaseerd op de investeringsbeslissingen, naar het systeem gebaseerd op de projectdossiers/collectieve dossiers met succes afgerond zal zijn, zal de hieronder beschreven opvolging en controle door investeringsbeslissingen niet meer van toepassing zijn en zal de Maatschappij aan het DGVL niet langer de investeringsbeslissingen, de rapporten en de boekhoudkundige lijsten moeten voorleggen waarvan in punt IV.4 sprake is.

De investeringsbeslissingen vormen de laatste schakel in de planning van de spoorweginvesteringen. Ze leveren gedetailleerde informatie over zowel de planning, de financiële aspecten en de uitvoeringsmodaliteiten van de investeringen, als over de opvolging en de controle van hun uitvoering.

Voor alle investeringen ten laste van de begrotingskredieten voor spoorweginvesteringen van de FOD Mobiliteit en Vervoer of ten laste van andere financiële bronnen die het DGVL moet controleren (bijvoorbeeld het GEN-fonds), en als dusdanig vermeld in het meerjareninvesteringsplan en in het jaarlijks investeringsprogramma, wordt een investeringsbeslissing genomen. De term « investeringen » omvat zowel de investeringswerken als de aankopen van investeringsmiddelen, zoals het rollend materieel. De vereiste onteigeningen, de studies die leiden tot de realisatie van zo'n investering en het toezicht dat bij die realisatie wordt uitgeoefend, maken eveneens deel uit van de investering. Komen niet in aanmerking als investeringen ten laste van de kredieten voor spoorweginvesteringen die gecontroleerd worden door de FOD Mobiliteit en Vervoer : de werken, leveringen of diensten die betrekking hebben op het onderhoud of op de investeringen met commerciële doeleinden die geen uitstaans hebben met de opdrachten van openbare dienst die door de wet aan de Maatschappij zijn opgelegd.

De Maatschappij legt, overeenkomstig de hieronder vastgelegde modaliteiten, alle investeringsbeslissingen voor aan het DGVL, voor advies. Alle voor advies aan het DGVL bezorgde beslissingen moeten kaderen in een investeringsproject waarvoor een projectdossier/collectief dossier opgesteld en aan het DGVL bezorgd werd.

De dossiers betreffende de investeringsbeslissingen moeten bij het DGVL aankomen als volgt : ten laatste 30 kalenderdagen - na de kennisgeving van de bestelling bij aannemingsopdrachten; - vóór het begin van de werkzaamheden bij werken in eigen beheer.

Als die termijn niet wordt nageleefd zal het dossier vergezeld moeten zijn van een behoorlijk gemotiveerde rechtvaardiging. Die uiterste indieningsdatum geldt niet voor de dossiers betreffende een aanvullende investeringsbeslissing en een beslissing aangaande kleine investeringen, waarvoor de in de punten IV.2 en IV.3 beschreven modaliteiten van toepassing zijn.

De dossiers betreffende investeringsbeslissingen die na het verstrijken van die termijn voor advies worden voorgelegd, behalve de aanvullende investeringsbeslissingen, behalve de dossiers die vergezeld zijn van een behoorlijk gemotiveerde rechtvaardiging, zullen onontvankelijk verklaard worden voor de financiering ten laste van de begrotingskredieten voor spoorweginvesteringen onder het toezicht van de FOD Mobiliteit en Vervoer.

Het DGVL bezorgt zijn advies binnen 30 kalenderdagen vanaf de ontvangstdatum van het dossier betreffende de investeringsbeslissing.

Als het DG oordeelt dat het dossier onvolledig is of bijkomende uitleg vereist, wordt de voormelde termijn onderbroken vanaf de dag waarop het DGVL de Maatschappij daarover schriftelijk heeft ingelicht.

Als de hierboven bedoelde termijn verstreken is zonder dat het DGVL een advies heeft bezorgd of bijkomende informatie heeft gevraagd, wordt ervan uitgegaan dat de investeringsbeslissing een gunstig advies heeft gekregen en dat het DGVL een investeringsnummer toekent.

Na gunstig advies van het DGVL (« groen licht » genoemd) mogen de gedane uitgaven in het raam van de investering in kwestie effectief ten laste van de betrokken begrotingskredieten geboekt worden, binnen de grenzen van het in de beslissing vermelde budget en op voorwaarde dat de beschikbare kredieten het toelaten.

De investeringsbeslissingen betreffende het investeringsbudget voor een bepaald jaar moeten ten laatste vóór 31 december van dat jaar voor advies voorgelegd worden aan het DGVL. Voor aanvullende investeringsbeslissingen gelden de bepalingen van punt IV.2.

IV.1 INHOUD EN VORM VAN DE INVESTERINGSBESLISSINGEN Ieder dossier van investeringsbeslissing omvat minstens de vier volgen delen : - (i) het synthesefiche (formulier 408b genoemd); - (ii) de technische rechtvaardiging; - (iii) de financiële raming; - (iv) de uitvoeringsmodaliteiten.

Het synthesefiche, de technische rechtvaardiging (met uitzondering van de bijgevoegde plans) en de financiële raming worden in twee exemplaren bezorgd, waarvan er één naar de Maatschappij wordt teruggestuurd na gunstig visum van het DGVL. De andere documenten die bij het dossier van investeringsbeslissing zijn gevoegd, worden in één exemplaar bezorgd. (i) Het synthesefiche (formulier 408b), opgemaakt volgens een eengemaakt model, omvat minstens de volgende gegevens : - De beschrijving van de investering, met inbegrip van : ? De exacte titel van de investering; ? De budgetlijn. - De vermelding dat het ofwel om een oorspronkelijke investeringsbeslissing gaat, ofwel om een aanvullende investeringsbeslissing. In het laatste geval moet(en) het/de investeringsnummer(s) van het/de reeds toegekende groen(e) licht(en) vermeld worden. - De vermelding van de reeds toegekende investeringsnummers (ook « visumnummers » of « groen-lichtnummers » genoemd) in het raam van dezelfde investering (andere dan de eventuele bijkomende werken). - De diensten van de Maatschappij die voor de realisatie instaan, alsook de diensten ten laste van dewelke de uitgaven geboekt zullen worden. - De programmapost, het nummer van boekhoudkundige fiche, de rubriek, de financieringscode en tevens het nummer van het project waaraan de investering verbonden is (projectnummer). - De financiële uitsplitsing in : Eigen beheer, Aanneming en Diversen met onderverdelingen, voor de eerste twee, in Studies, Werken, Toezicht en Veiligheid, en voor de Diversen, in Onderaannemers en Andere. - De gunningswijze van de aannemingsprestaties en de prestaties door onderaannemer. - Het/de rekeningnummer(s) van de realiserende dienst waar de uitgaven geboekt zullen worden. - De aanvangsdatum van de werken (maand/jaar) en de geplande duur van de werken. - De bezorgingsdatum aan het DGVL door de Maatschappij.

Die synthesefiche (408b) omvat bovendien een vak voor het visum van het DGVL en het toegekende investeringsnummer.

De format van dat formulier kan gewijzigd worden door onderling overleg van de drie Maatschappijen en het DGVL. (ii) De technische rechtvaardiging omvat ten minste de volgende gegevens : - De analyse van de bestaande toestand en de problematiek ervan; - De investeringsdoelstelling(en) (beschrijving van de toestand na de interventie); - De beschrijving van de interventie (activiteiten, te gebruiken middelen, resultaten enz.); - Voor de investeringswerken, een situatieplan en een algemeen overzicht van de uit te voeren werken; - De verwijzing naar de interne beslissing met het oog op uitvoering van de investering (een intern controledocument, een document van de Raad van Bestuur, van het Directiecomité enz.). Het document in kwestie moet als bijlage bij de technische rechtvaardiging gevoegd zijn; - Alle andere nodig geachte documenten om de investering op technisch vlak te rechtvaardigen; - De personalia van de technisch verantwoordelijke voor de uitvoering (leidend ambtenaar).

Als het projectdossier/collectief dossier waarnaar de investeringsbeslissing verwijst een voldoende gedetailleerde technische rechtvaardiging bevat waarmee die beslissing in het geheel van het project gesitueerd kan worden, volstaat een eenvoudige verwijzing naar die rechtvaardiging in het overeenkomstige dossier.

De technische rechtvaardiging wordt opgemaakt, gedateerd en ondertekend door de ambtenaar die verantwoordelijk is voor de opvolging van de uitvoering (de leidend ambtenaar). (iii) De financiële raming, opgemaakt volgens een eengemaakt model, verstrekt de volgende gegevens (indien relevant). - De ramingen van de kosten in eigen beheer. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de kosten voor prestaties van het personeel, de kosten voor stoffen en de andere kosten.

De kosten voor prestaties van het personeel zijn onderverdeeld in : de studiekosten, de personeelskosten voor de uitvoering van de werken in eigen beheer, de kosten voor toezicht die verbonden zijn aan de veiligheidsmaatregelen en de kosten voor toezicht op de uitvoering van de werken in aanneming.

Voor de stoffen en andere kosten worden de lijsten en de andere nodige details bijgevoegd.

Alle kosten voor de prestaties in eigen beheer worden berekend op basis van meetstaten.

In de investeringsbeslissingen voor de studiekosten moet de raming vermeld zijn van de kosten voor de investering (werken, aankoop van materieel enz.) waarop de studie betrekking heeft. - De raming van de werken door onderaannemer (prestaties van machines, kranen enz., interventies van derden voor het verplaatsen van uitrustingen van openbaar nut). Er wordt duidelijk vermeld om welke werken door onderaannemer het gaat, en in voorkomend geval moet een meetstaat bijgevoegd worden. - Het bedrag van de aanbesteding, dat wil zeggen het bedrag van de gegunde opdracht waarvan sprake in punt (iv).

Bij de financiële raming wordt ook rekening gehouden met de volgende elementen : - de diverse kosten, zoals de algemene kosten, de kosten voor aanbestedingsprocedures, de opslagkosten en de magazijnkosten voor de stoffen enz.; - de onvoorziene kosten.

In voorkomend geval wordt op de kostenraming een verdeelsleutel toegepast. Deze kan de kostenspreiding betreffen over de financieringsbronnen waarvan sprake in het investeringsbudget (cf.

II.1), de verschillende (sub)rubrieken of, in uitzonderlijke gevallen, de verschillende diensten van de Maatschappij. De toegepaste verdeelsleutel moet altijd met technische gegevens gerechtvaardigd worden.

Alle wijzigingen inzake de uurlonen en de kostenpercentages worden, zodra ze van toepassing zijn, door de Maatschappij medegedeeld aan het DGVL. Wijzigingen in de kostenpercentages van 1 % en meer worden gestaafd door boekhoudkundige documenten.

De Maatschappij bezorgt de overzichtslijst van de verdeelsleutels voor de HST-projecten om de twee maanden aan het DGVL. Wijzigingen in de verdeelsleutels van 5 % en meer worden gestaafd door middel van technische gegevens of beheersbeslissingen.

Op verzoek van het DGVL moet de Maatschappij alle informatie of bijkomende rechtvaardigingen verstrekken inzake de evolutie van de eenheidsprijzen en de prijzen voor het gebruik van het rollend materieel, de speciale voertuigen, (iv) De uitvoeringsmodaliteiten omvatten in voorkomend geval de volgende gegevens. - Een korte beschrijving van de uitvoeringsmodaliteiten voor de realisatie van de investering, met een verwijzing naar de aanverwante investeringsbeslissingen die ingediend zijn of ingediend zullen worden : studieopdracht, werken in eigen beheer, werken in aanneming + toezicht enz. De eventuele interactie tussen de werken in eigen beheer en de werken in aanneming moet duidelijk opgegeven worden. - De uitvoeringskalender. Deze vermeldt minstens de aanvangsdatum en de geplande einddatum van de werken in eigen beheer (studie en werken) en/of de contractuele aanvangsdatum en de uitvoeringstermijn van de in aanneming uitgevoerde werken. Een grafische voorstelling van de uitvoeringskalender (bar-chart) wordt bijgevoegd, indien beschikbaar. - Voor de investeringen verbonden aan een opdracht van aanneming moeten de volgende documenten het dossier van investeringsbeslissing vergezellen : ? de interne controledocumenten aangaande de keuze van de aanbestedingsprocedure en aangaande de goedkeuring van het bestek; ? het bestek, alsook een selectie van plans waardoor men zich een goed beeld kan vormen van de plaats en van de aard van de investering; ? het proces-verbaal van opening van de offertes; ? het rapport met de vergelijkende analyse van de offertes en het controledocument of het document van interne beslissing dat betrekking heeft op de gunning van de opdracht; ? de goedgekeurde offerte met het visum van de bevoegde overheid bij de Maatschappij.

Met de technische rechtvaardiging, de financiële raming en de gegevens over de uitvoeringsmodaliteiten moet het DGVL kunnen oordelen over de conformiteit van de aanvraag met het geldende investeringsplan/-programma en met onderhavig beheerscontract, alsook over de efficiëntie van de voor realisatie van de investering voorgestelde middelen. Het dossier van de investeringsbeslissing moet het DGVL ook de mogelijkheid bieden, na te gaan of de wetgeving op de openbare aanbestedingen nageleefd werd.

De inhoud en de vorm van de dossiers van investeringsbeslissing kunnen gewijzigd worden door onderling overleg van de drie Maatschappijen en het DGVL. IV.2 AANVULLENDE INVESTERINGSBESLISSINGEN De Maatschappij mag aan het DGVL een dossier van aanvullende investeringsbeslissing bezorgen, voor een interventie waarvoor eerder een « groen licht » werd toegekend, en wel in de volgende gevallen : - wanneer tijdens de uitvoering van de interventie blijkt dat het toegekende bedrag niet toereikend zal zijn om alle verwachte uitgaven te dekken; - bij de eindafrekening en bij het beëindigen van de interventie, wanneer blijkt dat het toegewezen budget ontoereikend is om alle gedane en geboekte uitgaven te dekken.

Dossiers van tussentijdse aanvullende investeringsbeslissing moeten voorgelegd worden zodra men er zich, op basis van de voortgang van de werken, rekenschap van geeft dat het toegekende bedrag met 15 % of meer overschreden zal worden. In de technische rechtvaardiging van die dossiers van tussentijdse aanvullende investeringsbeslissing worden de oorzaken van de bijkomende uitgaven op gedetailleerde wijze gestaafd en worden de nodige bewijsstukken (bijvoorbeeld de bijvoegsels bij de bestelling) bijgevoegd. Voor grote investeringen kunnen verscheidene aanvullende investeringsbeslissingen nodig zijn.

De dossiers van aanvullende investeringsbeslissing bij de eindafrekening worden ten laatste 45 kalenderdagen na het beëindigen van de prestaties in eigen beheer of na de voorlopige oplevering de goedkeuring van de eindafrekening voor de opdracht van aanneming voorgelegd. De oorzaken van de bijkomende uitgaven worden op gedetailleerde wijze gestaafd in de technische rechtvaardiging, en alle bewijsstukken worden bijgevoegd. Voor de werken bij aanbesteding wordt een overzichtslijst van alle bijvoegsels bij de bestelling gevoegd, vergezeld van het interne controledocument (goedkeuring) voor elk bijvoegsel.

Die dossiers van aanvullende investeringsbeslissing worden opgemaakt met verwijzing naar de oorspronkelijke investeringsbeslissing en het toegekende « groen licht ».

IV.3 INVESTERINGSBESLISSINGEN VOOR DE KLEINE INVESTERINGEN Voor investeringen die op 10.000,00 euro of minder geraamd worden en die geen aanvulling vormen op een eerder toegekend « groen licht » of voor een gedeelte van een investering (bijvoorbeeld studiekosten) waarvoor andere dossiers ingediend zullen worden, moet bij voorkeur een dossier van gegroepeerde investeringsbeslissingen opgemaakt worden onder de benaming « Kleine investeringen van allerlei aard ».

Zulke dossiers van investeringsbeslissing, tot beloop van maximaal 140.000,00 euro, mogen, indien relevant, ingediend worden per subrubriek en per district zodra het jaarlijks investeringsprogramma goedgekeurd is.

IV.4 RAPPORTERING, CONTROLE EN TOEZICHT De Maatschappij licht het DGVL tweemaal per jaar in over de vorderingen inzake de uitvoering van het programma van de investeringsbeslissingen (cf. II.2).

Bij die gelegenheid bezorgt de Maatschappij aan het DGVL de gegevens betreffende : - De toegekende « groene lichten » voor de investeringen die om een of andere reden niet uitgevoerd werden, met vermelding van de redenen voor de annulatie. - De toegekende « groene lichten » voor studies die evenwel niet tot een concrete realisatie hebben geleid, met vermelding van de redenen waarom van de realisatie wordt (werd) afgezien. Aangezien zulke prestaties voor studies volgens de boekhoudkundige regels van de Maatschappij niet als een investering beschouwd mogen worden, zullen de desbetreffende groene lichten geannuleerd worden en zullen de uitgaven overgedragen worden ten laste van de eigen middelen van de Maatschappij.

De Maatschappij bezorgt aan het DGVL ook maandelijks twee boekhoudkundige lijsten van de tijdens de vorige maand geboekte uitgaven die betrekking hebben op de investeringen gefinancierd door de begrotingskredieten voor spoorweginvesteringen van de FOD Mobiliteit en Vervoer. Op de eerste lijst staan de investeringen die een « groen licht » hebben gekregen, en op de tweede lijst de investeringsuitgaven waarvoor een dossier van investeringsbeslissing nog ingediend moet worden en/of een « groen licht » nog toegekend moet worden.

Die situatieoverzichten worden volgens een eengemaakt model opgemaakt per boekhoudbureau van de Maatschappij en bevatten de volgende gegevens : Voor de eerste lijst : - de boekingsmaand (in principe de maand waarop de lijst betrekking heeft, maar bij correctieboekingen ook de vorige maanden); - het nummer van het krediet waarop de uitgaven geboekt zijn; - het door het DGVL toegekende visumnummer (nummer van groen licht); - de totale geboekte kosten en hun opsplitsing in : personeel, stoffen, aannemingen, andere kosten en algemene kosten of andere die van toepassing zijn.

Voor de tweede lijst : - de naam van de leidend ambtenaar; - de boekingsmaand (in principe de maand waarop de lijst betrekking heeft, maar bij correctieboekingen ook de vorige maanden); - het nummer van boekhoudfiche; - de totale geboekte kosten en hun opsplitsing in : personeel, stoffen, aannemingen, andere kosten en algemene kosten of andere die van toepassing zijn. - het nummer van het krediet waarop de uitgaven geboekt zijn; - een kolom met het type van afwijking, namelijk : (i) K' voor de investeringsbeslissingen met groen licht maar waarvan het bedrag ontoereikend is, (ii) G' voor de investeringsbeslissingen die nog niet voorgelegd werden voor visum van het DGVL, (iii) A' voor de investeringsbeslissingen die bij het DGVL ingediend maar nog niet goedgekeurd zijn.

De uitgaven die op de tweede lijst voorkomen worden automatisch overgedragen naar de eerste lijst zodra het groen licht is toegekend.

De ambtenaren van het DGVL controleren de volgende zaken : - Dat de dossiers van investeringsbeslissing correct en volledig zijn, dat de beslissing conform is met de geldende investeringsplanning (conformiteit met de investeringsplannen en -programma's en met het projectdossier/collectief dossier) en met het beheerscontract, dat de in te zetten middelen efficiënt zijn en dat de wetgeving op de openbare opdrachten correct werd toegepast. De toekenning van een investeringsnummer getuigt van het feit dat die controle uitgevoerd is. De gegevens over de « groene lichten » worden in een databank opgeslagen.

De conformiteit met de geldende investeringsplanning houdt onder meer in dat de budgettaire ramingen van het oorspronkelijke of gewijzigde jaarprogramma voor de investeringsbeslissingen (cf. II.1) nageleefd worden. Op die manier kunnen de budgettaire ramingen nooit overschreden worden voor de niveaus 1, 2 en 3 van het (oorspronkelijke of gewijzigde) jaarprogramma, terwijl de budgettaire ramingen voor de budgetlijnen (niveau 4) overschreden mogen worden met hooguit 15 %, evenwel zonder dat die laatste aanleiding geven tot een overschrijding van de ramingen voor de niveaus 1, 2 en 3. - Dat de semestriële overzichtslijsten correct en volledig zijn. - Dat de maandelijkse boekhoudkundige lijsten correct en volledig zijn en dat de boekingen overeenstemmen met de ramingen zoals die in de investeringsbeslissingen vermeld zijn. De boekhoudkundige gegevens ten laste van de toegekende « groene lichten » worden in een databank opgeslagen.

De controle dat de maandelijkse boekhoudkundige lijsten correct en volledig zijn en dat de boekingen overeenstemmen met de ramingen van de « groene lichten », wordt vooral uitgevoerd ter gelegenheid van financiële/boekhoudkundige controles bij de Maatschappij. De ambtenaren van het DGVL hebben met dat doel toegang tot alle boekhoudkundige stukken en gegevens die zij nodig achten voor de uitoefening van hun functie.

Die boekhoudkundige controles gebeuren op initiatief van de ambtenaren van het DGVL, al naar de behoeften en volgens een functionele aanpak.

Van elke boekhoudkundige controle wordt een rapport opgemaakt dat aan de Maatschappij bezorgd wordt.

Het DGVL bezorgt aan de Maatschappij en aan de Minister tot wiens bevoegdheid de spoorweginvesteringen behoren ook een jaarlijks syntheserapport over de boekhoudkundige controles van het voorgaande jaar.

Het DGVL oefent ook controle uit op de uitvoering van de investeringen door middel van bezoeken op het terrein.

Die bezoeken worden georganiseerd in overleg met de verantwoordelijke leidend ambtenaar en, in voorkomend geval, met de projectleider. Door die bezoeken kunnen de ambtenaren van het DGVL : - zich ervan vergewissen dat de uitvoering conform verloopt met de referentiedocumenten, namelijk de « groene lichten », de projectdossiers/collectieve dossiers en de planning op jaar- en meerjarenbasis; - zich documenteren over eventuele afwijkingen ten opzichte van die referentiedocumenten, daarover te rapporteren en, in voorkomend geval, voorstellen te formuleren om de vastgestelde afwijkingen te verminderen.

De bezoeken op het terrein gebeuren op initiatief van de ambtenaren van het DGVL, al naar de behoeften en volgens een functionele aanpak.

Van elk bezoek op het terrein wordt een rapport opgemaakt dat aan de Maatschappij bezorgd wordt.

Het DGVL bezorgt aan de Maatschappij en aan de Minister tot wiens bevoegdheid de spoorweginvesteringen behoren ook een jaarlijks syntheserapport over de bezoeken op het terrein tijdens het voorgaande jaar.

V. MIGRATIE VAN HET SYSTEEM "INVESTERINGSBESLISSINGEN (GROENE LICHTEN)" NAAR HET SYSTEEM "PROJECTDOSSIERS / COLLECTIEVE DOSSIERS " Voorafgaande opmerking : in de tekst die volgt verwijst de afkorting NMBS naar de maatschappij van vóór de reorganisatie op 1 januari 2005.

Bij het ondertekenen van onderhavig beheerscontract zijn de planning, de monitoring, de opvolging en de controle van de spoorweginvesteringen hoofdzakelijk gebaseerd op enkel drie van de vier hiervoor beschreven instrumenten, meer bepaald het meerjarenplan, het jaarlijkse programma en het systeem van de groene lichten (aangevuld door financiële/boekhoudkundige controles en werfbezoeken).

Op verzoek van het DGVL heeft de NMBS in 2002 een model van projectfiche opgesteld waarvan de format door het UCMM werd goedgekeurd. De eerste uitgave van fiches, voorgesteld begin 2003, werd grondig geanalyseerd in overleg tussen de NMBS, het DGVL en de Gewesten. Naar aanleiding van die analyse heeft de NMBS beslist de projectaanpak te veralgemenen en alle personen die bij de planning, uitvoering en monitoring van de projecten betrokken zijn, duidelijker te responsabiliseren. Het totaal van de aan de investeringen toegekende budgetten wordt voortaan in investeringsprojecten opgesplitst en voor elk project wordt een projectleider benoemd. Elke projectleider moet ofwel een projectdossier of een collectief dossier opstellen, alsook een projectfiche dat dient voor de externe communicatie (behalve met het DGVL).

Hoewel de twee partijen wel degelijk akkoord gaan om de projectaanpak voorrang te geven op het systeem van de investeringsbeslissingen, zijn ze het erover eens dat de projectaanpak momenteel nog niet voldoende performant is om het systeem in een ander systeem te laten overgaan zonder de kwaliteit van de opvolging van de investeringen in het gedrang te brengen.

Dit migratieplan heeft tot doel de modaliteiten, de criteria en de kalender voor de overdracht van het ene systeem naar het andere op te stellen.

De Maatschappij zal tijdens de migratieperiode alles in het werk stellen om de projectaanpak en het werkmiddel 'projectdossier/collectief dossier' te veralgemenen en te perfectioneren. Ze zal de nodige maatregelen treffen om de uitvoering ervan in goede banen te leiden alsook een goede centralisatie en een efficiënte interne controle van de dossiers voordat ze aan het DGVL worden bezorgd. Ze moet ook instaan voor de continuïteit van de ondersteuning van het Directiecomité bij de projectaanpak.

Het DGVL moet de efficiëntie van het systeem projectdossier /collectief dossier' evalueren aan de hand van de volgende criteria : - de effectieve en volledige dekking van het investeringsbudget door de projecten (correcte verdeling), - de stabiliteit van de lijst en de naamlijst van de projecten (stabiele verdeling), - het aantal dossiers ingediend binnen de termijnen t.o.v. het totale aantal in te dienen dossiers, - het naleven van het opgelegde model, - de volledigheid van de dossiers, - de relevantie, de actualiteit en de juistheid van de gegevens (onder andere i.v.m. het budget), - het gemak om met de projectleider informatie uit te wisselen over zijn project, - de efficiëntie van de interne controle.

De actualiteit, de juistheid en de volledigheid worden onder andere gemeten door de gegevens van de projectdossiers/collectieve dossiers te toetsen aan die van de dossiers van investeringsbeslissing, alsook bij financiële/boekhoudkundige controles en werfbezoeken. Daartoe zal het systeem van voorafgaand advies van het DGVL over de dossiers investeringsbeslissing van kracht blijven tot de migratie een feit is.

De technische rechtvaardigingen in die dossiers kunnen echter stelselmatig vereenvoudigen en vervangen worden door een verwijzing naar het overeenstemmende projectdossier/collectief dossier.

In de maand die volgt op de limietdatums voor het overdragen van de bijgewerkte projectdossiers/collectieve dossiers aan het DGVL, zal deze laatste een vergadering beleggen met de Maatschappij om de resultaten van zijn evaluatie mee te delen en te bespreken.

Nadat de migratie volledig voltooid is, zal het jaarlijkse investeringsprogramma niet langer een programma investeringsbeslissingen (programma groene lichten') bevatten en de rapporten die erop betrekking hebben, moeten niet meer voorgelegd worden. Het rapport van de tussentijdse vordering met betrekking tot het programma van de investeringsuitgaven (fysiek programma'), waarvan sprake onder punt II.2, is in dit geval ook niet langer vereist.

Een geleidelijke migratie, per opdrachtgever (of uitvoerende dienst, bijvoorbeeld : Tuc Rail, Eurostation, Euroliège, directie Infrastructuur, directie Patrimonium enz.) of per groep van projecten is eveneens toegestaan. In dergelijk geval staan in het programma van de investeringsbeslissingen (programma van de groene lichten') en in de rapporten die erop betrekking hebben, in een afzonderlijk hoofdstuk, de budgetten en de kostprijs van de (bij de voltooide migratie) betrokken projecten teneinde een globaal overzicht te behouden op het budget en de uitgaven.

Het is de bedoeling, de volledige migratie te bereiken in een periode van drie jaar, te rekenen vanaf de datum van ondertekening van onderhavig beheerscontract. Er zal een evaluatie plaatsvinden vóór het einde van 2005, 2006 en 2007.

DOCUMENT RB 2003/265-1 aangepast (Als gevolg van document RB 2004/53 van 19 maart 2004) Stafdienst Strategie en Ontwikkeling R.B. 28 november 2003 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1. Voorgaanden - Plan 2001-2012. Ingevolge de beslissing van de Ministerraad van 14 juli 2001 heeft de NMBS een meerjareninvesteringsplan gefinaliseerd dat de periode 2001-2012 bestreek.

De bestanddelen van dit investeringsplan waren pro memorie de volgende : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Rekening houdend met de op de Ministerraad van 17 oktober 2001 genomen beslissingen, waren de voor de uitvoering van dit investeringsplan noodzakelijke financiële middelen als volgt vastgelegd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De nauwkeurige beschrijving van de investeringsprojecten waaruit dit plan bestond, is opgenomen in het document RB 2002/95 van 29 maart 2002. 2. Samenwerkingsakkoord Het samenwerkingsakkoord tussen de Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot het meerjareninvesteringsplan 2001-2012 van de NMBS is opgenomen in het genoemd document RB 2002/95. Dit samenwerkingsakkoord, samengevat : 1. Bekrachtigt de tussen de Federale Staat en de Gewesten bereikte akkoorden i.v.m. de aard van de investeringsprojecten en i.v.m. de regionale verdeling van de lokaliseerbare investeringen, waarbij bepaalde projecten en/of deelprojecten buiten de verdeelsleutel vallen, rekening houdend met hun specificiteit : project van nationaal belang (diabolo), transregionale projecten (L. 161 en 124) en transnationale en internationale projecten (L. 162).

Voor meer details verwijzen we naar de bijlage bij het samenwerkingsakkoord. 2. Voorziet in de oprichting van een Executief Comité van de Ministers van Mobiliteit (ECMM), dat onder meer belast is met de opvolging van de uitvoering van het investeringsplan.3. Voorziet in wederzijdse verbintenissen tussen de 3 Gewesten wat betreft de te doorlopen procedures voor het bekomen van de vereiste vergunningen met het oog op de uitvoering van bepaalde investeringsprojecten.4. Voorziet in mechanismen van pre- en cofinanciering van sommige investeringsprojecten door de Gewesten. 3. Aanpassing van het plan 2001-2012 Rekening houdend met de door de overheid voorziene financiële middelen, impliceert de verwezenlijking van het oorspronkelijk voorgesteld plan 2001-2012 een NMBS-bijdrage van ongeveer 4,2 miljard euro (eigen fondsen + te financieren saldo), d.i. gemiddeld 350 miljoen euro /jaar, wat onmogelijk is gezien de financiële toestand van de Maatschappij.

Om die reden heeft de NMBS een aanpassing van dit plan voorgesteld, aanpassing met zowel een herevaluatie van de oorspronkelijke behoeften, rekening houdend met de financiële beperkingen, als een actualisering van deze behoeften in functie van de oriëntaties van het ondernemingsplan. 4. Plan 2004-2007 Ingevolge de vraag van de Voogdijoverheid is de NMBS overgegaan tot de aanpassing van het oorspronkelijk plan 2001-2012 voor de periode 2004-2007. Voor de uitwerking van dit plan werd door de NMBS de volgende logica gevolgd : - vaststelling van de rechtstreeks aan de uitvoering van het ondernemingsplan verbonden investeringen : ? HST-investeringen (voltooiing eind 2006) ? investeringen in rollend materieel : M6-rijtuigen voor binnenlands verkeer Locomotieven voor B-Cargo HST-stellen ? rationaliseringsinvesteringen (seinhuizen, werkplaatsen) ? investeringen voor veiligheid (ETCS, GSMR) - vaststelling van de capaciteitsbehouds- en moderniseringsinvesteringen : ? capaciteitsbehoud ? onthaal reizigers ? productiemiddelen (informatica, werkplaatsen, enz.) - programmatie van de GEN-investeringen rekening houdend met de verwachte evolutie van de procedures en met de vooruitzichten inzake fasering van de werken - deductie van de beschikbare enveloppe voor de capaciteitsuitbreidingen, rekening houdend met de beschikbare FOD-kredieten en met naleving van de sleutel 60/40 (met uitzondering van de gedelokaliseerde investeringen). - beperking van de investeringen op eigen fondsen, rekening houdend met de financiële toestand van de Maatschappij 5. Prefinanciering Rekening houdend met de beschikbare financiële middelen voor deze periode 2004-2007, is gebleken dat de beschikbare enveloppe voor de klassieke capaciteitsuitbreidingen niet toeliet de in het oorspronkelijk plan 2001-2012 voorziene grote projecten te starten vóór 2007, waaronder onder meer - de investeringen in de havenzones van Zeebrugge en Antwerpen - de investeringen voor de modernisering van de grote reizigersassen - de investeringen m.b.t. de nieuwe infrastructuren in Wallonië Het is op basis van deze vaststelling dat er tussen de Federale Regering en de Gewestregeringen een akkoord werd bereikt dat voor de Gewesten in de mogelijkheid voorziet om een aantal projecten te prefinancieren, rekening houdend met de prioriteiten die door deze Gewesten werden gesteld.

Luidens dit akkoord zouden de geprefinancierde projecten betrekking hebben op : - de diabolo; - de Liefkenshoektunnel; - de spoorweginstallaties te Zeebrugge; - Waalse projecten (onder meer lijn 130 en Brussel-Luxemburg); - projecten te Brussel.

De door het Overlegcomité Federale Staat/Gewesten goedgekeurde notificatie bevindt zich in bijlage 10. 6. Algemene voorstelling van het plan 2004-2007 Wat de financieringsbronnen betreft, werden voor de uitwerking van dit plan de volgende hypothesen in aanmerking genomen : - Kredieten FOD : geraamd in het raam van het voorziene mechanisme (+ 1 % en + 25 miljoen euro /jaar) - GEN-fonds : vrijgemaakt in functie van de fysieke programmatie van de werken - HST-Fin : vrijgemaakt in functie van de fysieke programmatie van de werken - Eigen fondsen : tot het minimum beperkt, rekening houdend met de financiële toestand van de NMBS De onderstaande tabel geeft een synthese van de verschillende bestanddelen van het plan 2004-2007 en een eerste vergelijking met wat voor dezelfde periode in het oorspronkelijk plan voorzien was. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) Bij gebrek aan garantie voor de storting van de voor 2004 voorziene FPM-bijdrage (50 miljoen euro ) werd er beslist een overeenkomstige optionele enveloppe te behouden, die voor 35 miljoen euro uit een reserve voor 2005 bestaat en voor 15 miljoen euro uit fysieke projecten die gedetailleerd zijn weergegeven in het ontwerp van budget voor 2004. De financieringsmiddelen om dit budget van 5 792 Mio euro te dekken, zijn als volgt verdeeld. - FOD : 3 513 Mio euro - GEN : 716 Mio euro - Eigen fondsen : 565 Mio euro - HST-Fin : 998 Mio euro In eerste analyse kan de volgende commentaar geformuleerd worden : ? Zonder prefinanciering ligt het globaal bedrag 2004-2007 13 % lager dan voorzien in het oorspronkelijk plan 2001-2012. Dit percentage wordt 5 % als er rekening gehouden wordt met de prefinanciering. ? Voor het capaciteitsbehoud is er een vermindering met 12 %. ? Er is een gevoelige vermindering op het vlak van het rollend materieel : - 44 %. ? De verhogingen bedragen ongeveer 80 % voor het onthaal van de reizigers en de productiemiddelen en zijn onder meer te wijten aan de in het raam van het ondernemingsplan weerhouden oriëntaties. ? De verhoging voor het HST-project bedraagt ongeveer 30 %; ze is hoofdzakelijk te wijten aan een vertraging bij de uitvoering van de door HST-Fin gefinancierde werken (grensbaanvakken naar Duitsland en Nederland).

Deze verschillende rubrieken worden gedetailleerder besproken in de hierna volgende paragrafen, op basis van de volgende bijlagen : - bijlage 1 : Algemene tabel 2004-2007 en vergelijking met 2001-2012 - bijlage 2 : Capaciteitsbehoud - bijlage 3 : Onthaal reizigers - bijlage 4 : Klassieke capaciteitsuitbreidingen - bijlage 5 : GEN - bijlage 6 : Rollend materieel - bijlage 7 : Productiemiddelen - bijlage 8 : HST - bijlage 9 : Regionale verdeling 7. Gedetailleerde analyse van het plan 2004-2007. 7.1. Capaciteitsbehoud - Bijlage 2. a) De investeringen voor capaciteitsbehoud betreffen de volgende projecten : - spoorwerken - kunstwerken - elektrische installaties hoog- en laagspanning - overwegen - seininrichting (onder meer concentratie seinhuizen) - veiligheids- en telefonie-installaties - ETCS - projecten i.v.m. de HST (3de en 5de kolom) b) De investeringen voor capaciteitsbehoud bedragen globaal 1,2 miljard euro voor de periode 2004-2007, wat gemiddeld 300 miljoen euro /jaar vertegenwoordigt.Dit budget betekent - een vermindering met + 12 % t.o.v. het plan 2001-2012 - een verhoging met + 10 % t.o.v. het oorspronkelijk budget 2003 - een verhoging met + 5 % t.o.v. de amendering van het budget 2003 c) Deze vermindering t.o.v. wat oorspronkelijk in het plan 2001-2012 vooropgesteld was, heeft geen invloed op de veiligheidsinstallaties en past in het kader van de in het ondernemingsplan weerhouden doelstellingen inzake optimalisering van het onderhoudsbeleid : -> versterkte deskundigheid -> aanpassing van het onderhouds- en vernieuwingsbeleid aan de werkelijke belastingen -> toepassing van de nieuwe technologieën -> verbetering van de werktuigen d) Deze jaarlijkse gemiddelde enveloppe van 300 miljoen euro kan als volgt uitgesplitst worden : + 30 % voor de spoorwerken + 20 % voor de seininrichting (concentratie seinhuizen) + 10 % voor de kunstwerken + 15 % voor de overwegen, de telefonie en de veiligheidsinstallaties + 10 % voor de werken in samenhang met de HST + 10 % voor de hoog- en laagspanningsinstallaties + 5 % voor de ontwikkeling van het ETCS 7.2. Onthaal reizigers - Bijlage 3. a) Het globaal bedrag voor de periode 2004-2007 beloopt 373 miljoen euro, wat een stijging met 167 miljoen euro of + 81 % betekent t.o.v. het oorspronkelijk plan 2001-2012. b) Deze enveloppe is als volgt onderverdeeld : - 261 miljoen euro voor de « grote projecten », d.i. + 80 miljoen euro of + 44 % - 112 miljoen euro voor de andere projecten, d.i. + 86 miljoen euro of + 344 % Het begrip « grote projecten » wordt in ruime zin opgevat : het gaat in werkelijkheid om duidelijk geïdentificeerde projecten voor de belangrijke stations.

Het begrip « andere projecten » betreft investeringen voor de verhoging van perrons, diverse renovaties, de parkings, enz. c) Verder is er in 2004 een enveloppe van 5,8 miljoen euro voorzien om werken uit te voeren teneinde aan de spoorwegoperator Reizigers een eigen identiteit te geven.Het probleem van de budgetten die voor deze specifieke enveloppe moeten voorzien worden in 2005, 2006 en 2007, zal moeten behandeld worden bij de besprekingen over de invoering van de nieuwe structuren en de verdeling van de verantwoordelijkheden inzake investeringen. d) Twee projecten maken het voorwerp uit van een prefinanciering vanaf 2005 : die van de stations Bergen en Charleroi. Commentaar De verhoging van de budgetten voor het onthaal van de reizigers kadert in de globale logica van het ondernemingsplan.

Het ondernemingsplan van de NMBS is er immers op gericht aan de klanten een degelijke dienstverlening te bieden, gebaseerd op frequentie, comfort, snelheid, betrouwbaarheid en veiligheid. Het onthaal in de stations - ontmoetingspunt tussen de NMBS en haar klanten - is een essentieel bestanddeel van deze degelijke dienstverlening. De NMBS is dus begonnen aan een belangrijk programma voor renovatie en modernisering van de stations, dat ze wil uitbreiden ter gelegenheid van de uitvoering van haar ondernemingsplan.

Enkele cijfers geven een algemeen overzicht van de toestand van de stations en van hun belang voor het spoorwegverkeer : ? 33 % dateren van vóór 1900 ? 15 % werden gebouwd tussen 1900 en 1920 ? 11 % tussen 1920 en 1940 ? 28 % tussen 1940 en 1980 ? slechts 13 % van de stations zijn minder dan 20 jaar oud.

Wat het verkeer betreft verzekeren op de 260 stations in dienst de 80 belangrijkste 80 % van het verkeer; de 15 belangrijkste alleen staan in voor 50 % van het verkeer.

Het is op basis van deze 2 essentiële parameters dat de NMBS voorstelt de beschikbare middelen voor de modernisering van het onthaal van de klanten in de stations en in de intermodale perimeter ervan te verdelen zoals hierboven gepreciseerd. 7.3. Klassieke capaciteitsuitbreiding - Bijlage 4. ? Het budget voor de klassieke capaciteitsuitbreidingen in de periode 2004-2007 bedraagt 704 miljoen euro, d.i. bij benadering de helft van wat oorspronkelijk voor deze periode in het plan 2001-2012 was voorzien, nl. 1 326 miljoen euro . ? Rekening houdend met de in het plan 2001-2012 voorziene financiële middelen, blijkt dat pas tegen 2015-2016 alle in het raam van dit plan vooropgestelde capaciteitsuitbreidingsprojecten zouden kunnen uitgevoerd worden. ? Prefinanciering Rekening houdend met deze elementen, heeft de Federale Regering een akkoord met de Gewesten gesloten om de prefinanciering door deze Gewesten van de capaciteitsuitbreidingsprojecten die ze prioritair achten, mogelijk te maken. De projecten die momenteel het voorwerp van een prefinanciering zouden kunnen uitmaken, zijn de volgende : De Liefkenshoektunnel De diabolo De installaties van de haven van Zeebrugge Lijn 130 tussen Namen en Charleroi Lijn 161/162 tussen Brussel en Luxemburg De prefinanciering van deze projecten wordt pas overwogen vanaf 2005 (1). ? Rekening houdend met deze prefinanciering beloopt het fysiek programma van de capaciteitsuitbreidingsinvesteringen 1 172 miljoen euro : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld ? Samengevat kunnen al deze capaciteitsuitbreidingsprojecten in de volgende 3 categorieën onderverdeeld worden : Lopende of op korte termijn op te starten projecten : 124 miljoen euro - Het gaat onder meer om de projecten m.b.t. de doorrit van Namen, de installaties van Genk-Goederen, de bocht L 35/36, enz. - De overeenkomstige bedragen liggen hoger dan wat in het plan 2001-2012 was voorzien, nl. 57 miljoen euro, en dit ingevolge de vertraging bij de uitvoering ervan. - Algemeen genomen zullen deze projecten in 2007 voltooid zijn.

Projecten op middellange en lange termijn : 460 miljoen euro - Het gaat om projecten van middelgrote omvang in budgettaire termen (L 21, L 58, Duffel, L 24, enz.) en om belangrijkere projecten die op middellange en lange termijn dienen gerealiseerd (GSMR, 2de spoorontsluiting Antwerpse haven, nieuwe lijnen in Wallonië of equivalent, L 50 A, Gent-St.-Pieters, L 51 A, ontwikkeling Linkeroever, enz.). - De overeenkomstige bedragen liggen maar een beetje lager dan die welke oorspronkelijk in het plan 2001-2012 voorzien waren, behalve voor de 2de spoorontsluiting van de Antwerpse haven (- 225 miljoen euro ) en de nieuwe lijnen in Wallonië of equivalent (- 155 miljoen euro ).

Geprefinancierde projecten (2) : Budget : 120 miljoen euro Fysiek : 588 miljoen euro - Het gaat om de eerder vermelde projecten waarvan de indienststelling naar schatting kan voorzien worden tegen 2009 voor de Liefkenshoektunnel 2010 voor de diabolo 2009 voor Zeebrugge 2010 voor lijn 130 2010 voor lijn 161-162 ? Bijkomende opmerking i.v.m. lijn 161/162 De (via prefinanciering) gebudgetteerde capaciteitsuitbreidingsinvesteringen op de as Brussel-Luxemburg stemmen overeen met die welke voorzien waren in het oorspronkelijk plan van de NMBS, dat erop gericht was de rittijden op deze as te verkorten. Concreet laten ze toe de snelheden te verhogen bij de in- en uitrit van de stations Gembloers, Ciney en Jemelle.

De complementaire investeringen waarmee de snelheid tot 160 km/uur kan opgetrokken worden, overeenkomstig het oorspronkelijk project van de NMBS, betreffen hoofdzakelijk spoorvernieuwingswerken met eventuele verbreding van de spoorafstand en verhoging van het loopvlak, alsook de rechttrekking van bepaalde bochten ten zuiden van Namen.

De NMBS moet onderzoeken in welke mate deze investeringen verenigbaar zijn met het project EuroCap-Rail, project waarvan ze de haalbaarheid op technisch en financieel vlak bestudeert.

In ieder geval zullen, indien het project EuroCap-Rail weerhouden wordt, bepaalde projecten binnen de enveloppe in het Waals Gewest moeten geherdefinieerd worden. ? Impact van de prefinanciering na 2007 De prefinanciering maakt het mogelijk de uitvoering van de overeenkomstige projecten te versnellen, maar blijft uiteraard niet zonder gevolgen op de marges die beschikbaar zullen zijn om na 2007 andere projecten te realiseren.

Deze impact zal afhangen van de modaliteiten voor de terugbetaling van de kapitaalannuïteiten, die nog met de gewestelijke overheden moeten besproken worden, maar de onderstaande tabel kan al een idee geven van de sommen die zullen moeten terugbetaald worden.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld In ieder geval zal de NMBS zich pas tot de uitvoering van de met deze geprefinancierde projecten overeenstemmende werken verbinden wanneer er met de Gewesten vaste akkoorden zullen bestaan over deze prefinanciering en de uitvoeringsmodaliteiten ervan. 7.4. GEN - Bijlage 5.

De voor de verschillende lijnstukken van het GEN-project voorziene budgetten zijn gedetailleerd weergegeven in bijlage 4. - Wat de geplande capaciteitsuitbreidingen tussen Brussel en Ottignies, Brussel en Nijvel en Brussel en Denderleeuw betreft, werden de nodige vergunningsaanvragen door de NMBS ingediend binnen de termijnen die zijn voorzien in het samenwerkingsakkoord m.b.t. het plan 2001-2012.

De procedures lopen nog steeds en de bouwvergunningen zouden moeten afgeleverd worden in het 2de semester 2004, opdat de werken begin 2005 zouden kunnen starten. - Wat het lijnstuk Watermaal-Schuman-Josaphat betreft, zouden de eerste werken m.b.t. het bovengronds baanvak begin 2004 kunnen aangevat worden. Voor de tunnel Schuman-Josaphat daarentegen werd er beroep ingesteld na de aflevering van de vergunning en zullen de werken niet vóór 2005 kunnen starten. Naar schatting zal het project een vertraging van ongeveer 2 jaar oplopen, onder meer ingevolge de evolutie van de procedures. - De afwerking van de bocht van Nossegem is gepland tegen eind 2005. 7.5. Rollend materieel - Bijlage 6.

Er werd een bedrag van 944 miljoen euro gebudgetteerd voor de aankoop en de modernisering van het rollend materieel; de details zijn opgenomen in bijlage 5.

Samengevat werden de volgende oriëntaties in aanmerking genomen : - 141 miljoen euro voor de aankoop van 8 stellen 220 km/uur tussen 2004 en 2007, voor de verbindingen : * Brussel-Antwerpen-Breda * Brussel-Amsterdam - 123 miljoen euro voor de aankoop van 110 bijkomende M6-rijtuigen van 2004 tot 2006 - 145 miljoen euro voor de aankoop van een eerste schijf van 40 elektrische meerspanningslocomotieven in 2005 en 2006, voor de behoeften van B-Cargo - 103 miljoen euro voor het begin van de levering van het GEN-materieel.

Er loopt momenteel een marktraadplegingsprocedure in het vooruitzicht van de aankoop van het equivalent van 14 400 plaatsen voor een globaal bedrag van + 300 miljoen euro . De effectieve bestelling van het materieel zal evenwel moeten bekeken worden in het raam van de met de overheid te voeren discussies i.v.m. de dekking van het exploitatietekort. - 97 miljoen euro voor de renovatie (zonder airconditioning) van de motorstellen 66/79 en break en van de M4-rijtuigen - Diverse uitrustingen (waaronder ETCS en GSM-R) en verbouwingen.

Het tussen 2004 en 2007 geprogrammeerd bedrag vertegenwoordigt een vermindering met 750 miljoen euro t.o.v. wat oorspronkelijk in het plan 2001-2012 was voorzien.

Dit verschil is hoofdzakelijk te wijten aan : - het uitstel van de aankoop van vierledige motorstellen vanaf 2004 (184 miljoen euro ) - de vertraging bij de aankoop van het GEN-materieel (127 miljoen euro ) - het niet aankopen van internationale rijtuigen (113 miljoen euro ) - het uitstel van de aankoop van HST-stellen 300 km/uur (113 miljoen euro ) - de vertraging bij de aankoop van locomotieven (70 miljoen euro ) - het niet aankopen van de bijkomende motorwagens (80 miljoen euro ) - de vermindering van de voor de renovaties voorziene budgetten (50 miljoen euro ) 7.6. Productiemiddelen - Bijlage 7.

In de rubriek « productiemiddelen » zijn hoofdzakelijk de volgende posten opgenomen : - de dienstgebouwen (onder meer werkplaatsen infrastructuur en LCI's) - de uitrustingen (onder meer werktuigen van de baan) - de onderhoudswerkplaatsen voor het rollend materieel - de informatica Globaal bedraagt het budget 573 miljoen euro, wat een stijging met 319 miljoen euro betekent t.o.v. wat in het plan 2001-2012 was vooropgesteld. Deze verhoging is te wijten aan de volgende factoren : - Informatica : heractualisering van de behoeften en integratie in het budget van investeringen die vroeger gedebudgetteerd waren - Dienstgebouwen : versnelling van de bouw van de LCI's in het raam van het ondernemingsplan - Onderhoudswerkplaatsen voor het materieel : heractualisering van de behoeften en start van de bouw van 2 nieuwe werkplaatsen in het raam van het ondernemingsplan 7.7. HST - Bijlage 8.

De details van de lijnstuk per lijnstuk voor de HST geplande infrastructuurinvesteringen zijn opgenomen in bijlage 7.

Het gaat om de investeringen ten laste van HST-Fin (zuiver HST) en van de FOD (HST gemengd).

Het is de bedoeling het HST-project van grens tot grens te voltooien tegen eind 2006 (midden 2007 voor het lijnstuk tussen Luik en de Duitse grens). 7.8. Regionale verdeling - Bijlage 9.

Het in het raam van het plan 2001-2012 gesloten samenwerkingsakkoord bepaalt het volgende : « Het basisprincipe wil dat de financiering van de investeringen, buiten de investeringen die worden uitgevoerd op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, investeringen in rollend materieel en bijzondere projecten waarop geen enkele verdeelsleutel van toepassing is, gebeurt volgens de 60/40-verdeelsleutel voor elk burgerlijk jaar tussen 2001 en 2012.

In punten 3, 4 en 5 hieronder worden de specifieke projecten beschreven waarop geen enkele verdeelsleutel van toepassing is. 3. Projecten van nationaal belang De infrastructuurwerken betreffende de toegang tot de luchthaven van Brussel-Nationaal (10 miljard) worden buiten het Vlaamse aandeel gehouden.4. Transregionale projecten De lijnen 161 en 124 op het Vlaams grondgebied en de moderniseringswerken op deze lijnen op het Vlaams grondgebied (8,2 miljard) worden uit het Vlaamse aandeel gehouden.5. Transnationale en internationale projecten De modernisering van de lijn naar Luxemburg wordt voor een bedrag van 6,6 miljard uit het Waalse aandeel gehouden.» Bijlage 9 bevat de details van de regionale verdeling van de rubrieken betreffende de klassieke infrastructuren, het GEN en de HST. _______ Nota's (1) De volgende bijkomende projecten zullen eveneens het voorwerp uitmaken van prefinanciering : - spoorwegaansluiting van de voorhaven van Brussel : te bepalen op basis van een uit te voeren studie i.v.m. het vekeerspotentieel ; - nieuwe lijnen in Wallonië of equivalent (EuroCap-Rail - aansluiting Gosselies - Waalse dwarslijn : te bepalen in functie van de stand van vordering van de studies i.v.m. de projectdefinitie. (2) Zie bladzijde 10. BIJLAGE 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

BIJLAGE 2 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

BIJLAGE 3 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

BIJLAGE 4 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

BIJLAGE 5 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

BIJLAGE 6 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

BIJLAGE 7 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

BIJLAGE 8 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

BIJLAGE 9 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

BIJLAGE 10 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Overleg met de Gemeenschappen en de Gewesten IV. De Spoorwegen 8. De NMBS Het Overlegcomité keurt de tabellen goed die de prioriteiten van elk Gewest verzoenen met de operationele haalbaarheid en de financiële mogelijkheden van de NMBS.Na akkoord van de NMBS en de Federale Overheid, hebben de Gewesten het recht, naar gelang van hun prioriteiten, de identificatie van de projecten die een prefinanciering krijgen en het bedrag van de annuïteiten te herzien voor de terugbetaling in kapitaal verzekerd door de Federale Overheid.

Hiertoe dienen twee limieten gerespecteerd te worden : enerzijds de investeringsdotatie bepaald door het beheerscontract en, anderzijds, de sleutel 60/40.

Het mechanisme van de prefinanciering in het kader van het samenwerkingsakkoord moet uitgevoerd worden, met dien verstande dat, indien beroep wordt gedaan op derden buiten de perimeter « overheid », deze de nodige leningen zullen aangaan.

Het samenwerkingsakkoord zal worden aangevuld met een bepaling dat, in geval van prefinanciering via niet-federale vehikels, de NMBS haar financiële verplichtingen zal nakomen en dat telkens duidelijk zal gestipuleerd worden dat de eigendom in fine terugkeert naar de NMBS of het filiaal van de NMBS dat de infrastructuur beheert.

De geprefinancierde projecten betreffen de Diabolo, de Liefkenshoektunnel, de spoorweginstallaties van Zeebrugge, de enveloppe van Waalse projecten en de Brusselse prefinanciering. Het eerste project zal verzekerd worden door een financieel vehikel dat toelaat de schuldenlast te laten wegen op een derde, andere dan de Staat. Het tweede en derde project zullen geprefinancierd worden op het niveau van de Vlaamse enveloppe.

De Waalse Regering wenst een prefinanciering aan volgende projecten te verlenen : - de verbetering van de as Brussel-Luxemburg in het kader van het projet Eurocap Rail; - de modernisering van de lijn 130 tussen Namen en Charleroi; - haalbaarheidsstudies en de eerste tranches van realisaties van een nieuwe Waalse as, met als eerste aandachtspunt de aansluiting van Gosselies op het huidige spoorwegnet naar Charleroi, enerzijds, en Brussel, anderzijds; - het beleid inzake het onthaal van de reizigers; - de investeringen verbonden aan de ontwikkeling van het goederenverkeer.

Het Brussels Gewest zal de techniek van prefinanciering gebruiken voor de aansluiting van de containerterminals in Brussel. - Wat het GEN betreft, bevestigt de Federale Overheid haar verbintenis alles in het werk te stellen om de middelen binnen het begrotingsfonds vrij te maken naar gelang van de reële vooruitgang van de werken. Het samenwerkingsakkoord zal worden uitgevoerd volgens de tabel in bijlage. De techniek van prefinanciering zal gebruikt worden voor « te lokaliseren » projecten. Wat het rollend materiaal betreft, wordt een werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de leden van het Overlegcomité, belast om, enerzijds, de voldoende kwantiteit en kwaliteit, te bestellen door de NMBS om aan de operationele behoeften van het GEN te voldoen, te bepalen en, anderzijds, de manier te bepalen waarop het exploitatietekort zal worden gedekt. - In het geval waarin bepaalde GEN-projecten een achterstand oplopen als gevolg van vergunningen of technische problemen die aan de projecten verbonden zijn, zullen de overeenstemmende middelen op prioritaire wijze worden gebruikt om andere GEN-projecten te versnellen. - In het geval waarin bepaalde GEN-projecten een achterstand oplopen als gevolg van vergunningen of technische problemen die aan de projecten verbonden zijn, binnen het deel toegewezen aan het Brussels Gewest, zullen de werken Brussel-Zuid - Schaarbeek in dezelfde mate worden versneld.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld SNCB-HOLDING C.A. 29 avril 2005 SA de droit public DOCUMENT CA 2005/76

NMBS-HOLDING R.B. 29 april 2005 NV van publiek recht DOCUMENT RB 2005/76 BIJLAGE 7 STATIONSGEBOUWEN - PARKINGS - FIETSENSTALLINGEN 1. Eigendom De NMBS Holding is de eigenaar van alle stationsgebouwen, parkings en fietsenstallingen en van bepaalde zones in de directe stationsomgeving.2. Grote stationsgebouwen (lijst in bijlage) De NMBS Holding exploiteert zelf de « grote » stations (zie lijst in bijlage).Zij is verantwoordelijk voor het goed functioneren van deze stations o.l.v. de syndicus PA van de zone (zij kan bepaalde taken eventueel laten uitvoeren door anderen, bijvoorbeeld de NMBS (Reizigers), Infrabel (Netwerk) of een private onderneming).

De NMBS-Holding staat in voor de onthaalinfrastructuur ten behoeve van de mobiliteitsketen (investeringen en instandhouding).

De NMBS voert de reizigerstransportexploitatie in en om de stations, ter verzekering van de mobiliteitsketen en de complementariteit met andere vervoermiddelen.

De NMBS Holding stelt de nodige oppervlaktes ter beschikking van de NMBS, Infrabel of derden (commerciële concessies (2)) en dat volgens nog te detailleren modaliteiten. 3. Andere stationsgebouwen De exploitatie van de andere stations (met uitzondering van de commerciële concessies) wordt integraal toevertrouwd aan de NMBS (H-PA heeft geen personeel in de « kleinere » stations).De wederzijdse rechten en plichten van de NMBS Holding en de NMBS zijn vast te leggen in een overeenkomst.

Aangezien de NMBS Holding eigenaar is van alle stationsgebouwen, blijft zij de eigenaarstaken vervullen (bv. technisch of groot onderhoud, uitvoeren van de investeringen in vernieuwingen en nieuwbouw). Zij stelt de oppervlaktes ter beschikking van de NMBS, Infrabel of derden (commerciële concessies,). 4. Exploitatie parkings en fietsenstallingen De « grote » stations (lijst in bijlage) De NMBS Holding duidt voor de « grote » stations aan wie de parkings en/of fietsenstallingen exploiteert (1).Dit kan zijn : de NMBS (Reizigers), in gezamenlijk overleg tussen NMBS Holding en NMBS, een private onderneming, de gemeente, de NMBS Holding zelf...

Alle « andere » stations De NMBS exploiteert de parkings en fietsenstallingen van alle andere stations (inbegrepen in de overeenkomst tussen de NMBS Holding en de NMBS voor deze stations).

Het spreekt voor zich dat in deze overeenkomst tussen de NMBS Holding en de NMBS o.a. in de nodige afdwingbare clausules moet voorzien worden teneinde aan de verschillende verplichtingen te voldoen gesteld door de voogdijoverheid, in het bijzonder inzake de tarifering en het toezicht op het gebruik door de reizigers.

Met het oog op dit toezicht zal alvast nagegaan worden of een effectiever sanctiebeleid op punt kan gesteld worden. 5. Praktische taakverdeling : korte termijn en streefdoel De praktische taakverdeling per (groot) station zal, in onderling overleg tussen NMBS Holding en NMBS, zo snel mogelijk worden uitgewerkt, zowel voor de korte termijn als voor de definitieve toestand (streefdoel).6. Toewijzing van de oppervlaktes in de stationsgebouwen Per station zal, in onderling overleg tussen de drie betrokken vennootschappen, aan de hand van plans vastgelegd worden welke oppervlaktes ter beschikking zullen gesteld worden van de NMBS, Infrabel, derden (commerciële concessies,). A. Toewijzing van de investeringsdotaties De NMBS Holding is als eigenaar verantwoordelijk voor alle investeringen in de stationsgebouwen, parkings en fietsenstallingen en bepaalde zones in de directe stationsomgeving.

De overeenstemmende investeringsdotatie van de Staat gaat naar de NMBS Holding.

Om een harmonieus geheel van de stations te verzekeren wordt de conceptie ervan bepaald door de NMBS Holding, in overleg met de NMBS teneinde de prioriteiten inzake de kwaliteit van de dienstverlening aan de reizigers te waarborgen.

De NMBS kan bepaalde beperktere investeringen doorvoeren om o.a. een commercieel accent te geven aan haar ruimtes binnen en rond de stations. De NMBS zal hiervoor een investeringsbedrag van 10 miljoen euro worden toegewezen voor de periode 2005-2007.

B. Toewijzing van de exploitatiedotaties De NMBS Holding wordt rechtstreeks via een exploitatiedotatie vergoed voor de taken waarvoor zij als eigenaar verantwoordelijk is (o.a. technisch onderhoud, wettelijke keuringen,).

De exploitatiedotaties voor de exploitatie en het beheer van de stationsgebouwen, parkings, gaan rechtstreeks naar de exploitant : ? voor de « grote » stations : de NMBS Holding; ? voor de « andere » stations : de NMBS (via de concessieovereenkomst).

C. Nutsvoorzieningen Voor elke nutsvoorziening wordt een systeem toegepast waarbij : ? via de bestaande regelingen de schaalvoordelen worden benut (bv. centrale aankoop van elektriciteit door Infrabel, centrale aankoop van stookolie door de NMBS,); ? de onkostenverdeling proportioneel gebeurt met het verbruik.

Jannie HAEK Marc DESCHEEMAECKER Gedelegeerd bestuurder NMBS Holding Gedelegeerd bestuurder NMBS Visum : Vincent BOURLARD, directeur-generaal Patrimonium, NMBS Holding Leo PARDON, directeur-generaal Reizigers, NMBS _______ Nota's (1) Commerciële concessies : het gaat over commerciële concessies in het openbaar domeingebied en dus geenszins over verhuringen volgens het Burgerlijk Wetboek.(2) Exploitatie betekent hier yield management, tarifering, verkoop en toezicht. BIJLAGE 8 DOOR DE STAAT OPGELEGD KOSTELOOS VERVOER EN VERVOER TEGEN VERMINDERDE PRIJS VERMELD IN ARTIKEL 33 - COMPENSATIES Deel 1 - PRIJSVERMINDERINGEN EN KOSTELOOS VERVOER VAN SOCIALE, PATRIOTTISCHE, PROFESSIONELE EN ANDERE AARD, GECOMPENSEERD DOOR DE FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER De opgelegde tariefvoordelen omvatten alle vormen van kosteloos vervoer en vervoer tegen verminderde prijs van sociale, patriottische, professionele en andere aard die in de onderstaande lijsten zijn opgesomd.

Het betreft het kosteloos vervoer en het vervoer tegen verminderde prijs ingevolge de besluitwet van 25 februari 1947 en de besluiten en overeenkomsten tot uitvoering ervan, alsook andere wetten, besluiten en overeenkomsten.

Deze bepalingen maken een einde aan de bepalingen die vervat zijn in de overeenkomst van 10 maart 1950 en haar bijvoegsels van 31 juli en 16 december 1953.

LIJST VAN DE CATEGORIEEN VAN BEGUNSTIGDEN De tussen haakjes vermelde cijfers verwijzen naar de tariefcodes van de betrokken NMBS-diensten. 1. CATEGORIEEN VAN PATRIOTTISCHE AARD 1.1. Genieten 75% vermindering op de volledige prijs van het eerste- en tweedeklasbiljet : - de invaliden van de oorlog 1914-1918 en gelijkgestelden, die een pensioen trekken krachtens de gecoördineerde wetten op de militaire pensioenen (030); - de politieke gevangenen van de oorlog 1914-1918 aan wie een invaliditeit van ten minste 10 % werd toegekend (050); - de burgerlijke invaliden van de oorlog 1914-1918 die een invaliditeits-pensioen van ten minste 10 % trekken (051); - de invaliden van de oorlog 1940-1945 en gelijkgestelden, aan wie een pensioen is toegekend krachtens de gecoördineerde wetten op de ver-goedingspensioenen (031); - de oorlogsinvaliden van de landen die het Verdrag van Brussel van 1952 ondertekend hebben en die gewoonlijk in België verblijven (032); - de burgerlijke invaliden van de oorlog 1940-1945 die een invaliditeits-pensioen van ten minste 10 % trekken (052). 1.2 Genieten 75 % vermindering op het gedeelte van de prijs van het eerste- en tweedeklasbiljet dat het vaste bedrag overtreft, de hierna genoemde oudstrijders van de oorlog 1914-1918 : - de militairen die gedurende ten minste één jaar in een strijdende eenheid hebben gediend (001); - de verdedigers van de forten die op eervolle wijze gevangen werden genomen en daarom frontstrepen hebben gekregen (002); - de dragers van een kwetsuurstreep (003); - de houders van het IJzerkruis (004); - de houders van het Vuurkruis (005); - de houders van de Medaille van de Strijder-Vrijwilliger (006); - de militairen die werden onderscheiden voor individuele roemrijke daden (007); - de Russische oorlogsinvaliden (008).

Hebben eveneens recht op 75 % vermindering op het gedeelte van de prijs van het eerste- en tweedeklasbiljet dat het vast bedrag overtreft, de hierna genoemde pensioengerechtigde weduwen van : - militairen of gelijkgestelden uit hoofde van de oorlog 1914-1918 (033); - burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1914-1918, aan wie een weduwenpensioen is toegekend krachtens de gecoördineerde wetten van 19 augustus 1921 (058); - militairen of gelijkgestelden uit hoofde van de oorlog 1940-1945 (schadelijk feit opgelopen na 24 augustus 1939 en vóór 26 augustus 1947), van de Koreaanse veldtocht, van de gebeurtenissen op het grondgebied van ex-Belgisch Kongo, van Rwanda en Burundi, vanaf 1 juli 1960, van ongevallen overkomen gedurende een ontmijningsactie (034); - burgerlijke oorlogsslachtoffers, aan wie een weduwenpensioen is toegekend krachtens de wet van 15 maart 1954 op de pensioenen voor schadeloosstelling van burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden (059). 1.3 Genieten 50 % vermindering op het gedeelte van de prijs van het eerste- en tweedeklasbiljet dat het vaste bedrag overtreft : a) e hierna genoemde oudstrijders van de oorlog 1914-1918 : - de militairen die tussen 4 augustus 1914 en 11 november 1918 hebben gediend en die niet onder één van de bovengenoemde categorieën vallen (009); - de burgers die gedurende de periode van 4 augustus 1914 tot 11 november 1918 aan het leger waren verbonden (010); b) de hierna genoemde oudstrijders van de oorlog 1940-1945 : - de leden van de Belgische strijdkrachten in Groot-Brittannië tijdens de oorlog 1940-1945, die ten minste één jaar werkelijke dienst tellen, met inbegrip van de zeelieden in militaire dienst die ten minste gedurende één jaar hebben gevaren (011); - de krijgsgevangenen uit de oorlog 1940-1945 met ten minste vier jaar gevangenschap (012); - de militaire krijgsgevangenen van de oorlog 1940-1945 met ten minste vier jaar gevangenschap, welke reserve-officier zijn en niet van hun militaire verplichtingen werden ontslagen (013); - de leden van de Belgische strijdkrachten in Groot-Brittannië tijdens de oorlog 1940-1945, die ten minste één jaar werkelijke dienst tellen, met inbegrip van de zeelieden in militaire dienst die ten minste gedurende één jaar hebben gevaren, welke reserve-officier zijn en niet van hun militaire verplichtingen werden ont-slagen (014); - de gewapende verzetslieden, erkend overeenkomstig de besluit-wet van 19 september 1945 (015); - de agenten en helpers van de inlichtings- en actiediensten, erkend overeenkomstig de besluitwet van 16 februari 1946 (016); - de krijgsgevangenen van de oorlog 1940-1945, erkend overeen-komstig de wet van 18 augustus 1947 en van wie de gevangen-schap minder dan vier jaar bedraagt (017); - de leden van de Belgische strijdkrachten in Groot-Brittannië, erkend overeenkomstig de wet van 21 juni 1960 voor een periode kleiner dan één jaar (018); - de begunstigden van het koninklijk besluit van 28 augustus 1964, houdende statuut van nationale erkentelijkheid ten gunste van de Belgische militairen die tijdens de verschillende fasen van de oorlog 1940-1945 dienst volbracht hebben en die uit dien hoofde houder zijn van een kaart met opgave der oorlogsdiensten voor strijders 1940-1945 (019); - de zeelieden ter koopvaardij die tijdens de oorlog 1940-1945 ten minste één jaar hebben gevaren (060); c) de hierna genoemde burgerlijke oorlogsslachtoffers : - de niet-invalide politieke gevangenen, erkend voor de oorlog 1914-1918 overeenkomstig de gecoördineerde wetten van 19 augustus 1921 (053); - de niet-invalide gedeporteerden van de oorlog 1914-1918 (038); - de niet-invalide politieke gevangenen, erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 16 oktober 1954 wat de oorlog 1940-1945 betreft (054); - de niet-invalide gedeporteerden voor de verplichte tewerkstelling, erkend overeenkomstig de wet van 7 juli 1953 (057); d) de hierna genoemde burgerlijke verzetslieden : - de niet-invalide medewerkers aan de sluikpers, erkend overeen-komstig de wet van 1 september 1948 (055); - de niet-invalide burgerlijke verzetslieden of werk-weigeraars, erkend overeenkomstig de besluitwet van 24 december 1946 (056); e) de weduwen van de begunstigden van reducties toegekend om vaderlandslievende redenen (020, 021, 022, 023);f) de weduwen herkomstig van de landen die het Verdrag van Brussel van 1952 hebben ondertekend en gewoonlijk in België verblijven (035). 2 CATEGORIEEN VAN SOCIALE AARD 2.1 Genieten kosteloos vervoer : - in 2e klas, de blinden (met inbegrip van de geleidehond aan de leiband) die houder zijn van de door het Ministerie van Sociale Voorzorg afgeleverde kaart; - in 1e en 2e klas, de begeleiders die oorlogsinvaliden vergezellen van wie op de reductiekaart de vermelding "begeleider toegelaten" staat; - in 1e en 2e klas, de begeleiders die personen vergezellen die het gebruik van de 2 armen of de 2 benen volledig en definitief hebben verloren en die houder zijn van de door de NMBS afgegeven "speciale vergunning". - in 1e en 2e klas, de kinderen van minder dan 6 jaar, zonder vervoerbewijs, vergezeld door een persoon van 12 jaar en ouder met een geldig vervoerbewijs. - in 2e klas, de kinderen van 6 tot minder dan 12 jaar, zonder vervoerbewijs, vergezeld door een persoon van 12 jaar en ouder met een geldig vervoerbewijs. 2.2 Genieten 50 % vermindering op het gedeelte van de prijs van het eerste- en tweedeklasbiljet dat het vaste bedrag overtreft : - de kinderen van 12 tot minder dan 26 jaar die gezinsleden ten laste van een groot gezin zijn (041); - de ouders die ten minste drie levende kinderen hebben gehad (040). 2.3 Kunnen een retourbiljet kopen tegen vaste prijs (3,00 EUR per enkele rit op 01.02.2005) : - senioren van 65 jaar en ouder. 2.4 Genieten 50 % vermindering op het gedeelte van de prijs van het tweedeklasbiljet dat het vaste bedrag overtreft : - de gerechtigden van de verhoogde tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging, bedoeld in artikel 37, § 1, alinea 2 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, dat werd vervangen door het Koninklijk Besluit van 16 april 1997.

De uitbreiding van de toekenning van de vermindering die voortvloeit uit de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 16 april 1997 wordt van kracht vanaf de eerste van de maand volgend op de publicatie van dit beheerscontract in het Belgisch Staatsblad. 2.5 Genieten 55 % vermindering op de volledige prijs van een trajecttreinkaart : - de jongeren dan 18 jaar die houder zijn van een schooltreinkaart. 3 CATEGORIEEN VAN PROFESSIONELE AARD Genieten kosteloos vervoer (vrijkaart 1e klas op het NMBS-net) : - de ambtenaren en bedienden van de Directie "Spoorvervoer" van het Directoraat-Generaal van het Vervoer te Land van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer die belast zijn met de opvolging van dit beheerscontract.

Genieten 75 % vermindering op de prijs van het biljet dat het vaste bedrag overtreft, de volgende categorieën : - in 2e klas, de zeelieden die als werkzoekenden bij de koopvaardijvloot zijn ingeschreven en die zich gaan aanmonsteren (048); - in 1e en 2e klas, de journalisten die erkend zijn door het Ministerie van Binnenlandse Zaken, of door de Algemene Belgische Persbond (043). 4. ANDERE Genieten kosteloos vervoer (vrijkaart 1e klas op het NMBS-net) : De leden van de Kamer, de Senaat alsook de leden van de Raden van de Gemeenschappen en de Gewesten. De leden van het Europees Parlement.

Deel 2 - ANDER KOSTELOOS VERVOER OF VERVOER TEGEN VERMINDERDE PRIJS DAT WORDT TOEGEKEND AAN BEPAALDE CATEGORIEEN VAN BEGUNSTIGDEN, GECOMPENSEERD DOOR DE FEDERALE OVERHEIDSDIENSTEN EN DE BETROKKEN INSTELLINGEN Dit overzicht omvat de voornaamste Federale Overheidsdiensten en openbare instellingen, die voor hun rekening met de NMBS een overeenkomst of een akkoord hebben aangegaan betreffende de toekenning van specifieke financiële prijsvoordelen (prijsverminderingen, kosteloos vervoer, verkeersvoordelen). Deze lijst vermeldt de privébedrijven en -instellingen die een overeenkomst met de NMBS hebben afgesloten niet.

LIJST VAN DE CATEGORIEEN VAN BEGUNSTIGDEN De tussen haakjes vermelde cijfers verwijzen naar de tariefcodes van de betrokken diensten van de NMBS. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

BIJLAGE 9 STREVEN NAAR KOSTELOOS WOON-WERKVERKEER PER SPOOR IN TWEEDE KLAS De onderhavige bijlage bepaalt de praktische modaliteiten met betrekking tot de maatregel voor het bevorderen van het in artikel 34 bedoelde kosteloos woon-werkverkeer.

OPENBARE SECTOR EN GELIJKGESTELDE 1.1. Voor de valideringsbiljetten die aangevraagd worden door personeelsleden van de administratieve eenheden bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 3 september 2000 tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat en van sommige openbare instellingen in de vervoerskosten van de federale personeelsleden is de NMBS verplicht : - om de werknemersbijdrage NMBS ten laste te nemen voor zover de werkgeversbijdrage NMBS ten minste 88% bedraagt; - om de eventuele werknemersbijdrage MIVB ten laste te nemen voor zover de werkgeversbijdrage MIVB ten minste 80 % bedraagt.

De NMBS is verplicht voor de valideringsbiljetten die worden aangevraagd door personeelsleden van de autonome overheidsbedrijven de werknemersbijdrage NMBS evenals de eventuele werknemersbijdrage MIVB ten laste te nemen voor zover de werkgeversbijdrage ten minste 80 % bedraagt.

Onder « werknemersbijdrage NMBS » verstaat men het gedeelte van de prijs van het valideringsbiljet dat betrekking heeft op de waarde van het NMBS-traject tweede klas, verminderd met de wettelijke of bij overeenkomst vastgestelde werkgeversbijdrage NMBS, zowel voor treinkaarten van eerste als van tweede klas.

Onder « werknemersbijdrage MIVB » verstaat men het gedeelte van de prijs van het valideringsbiljet dat betrekking heeft op het deel MIVB verminderd met de wettelijke of bij overeenkomst vastgestelde werkgeversbijdrage MIVB. Onder « valideringsbiljetten » verstaat men de valideringsbiljetten voor treinkaarten.

Onder « treinkaarten » verstaat men de trajecttreinkaarten, de nettreinkaarten en de railflex (bestemd voor deeltijds werkende werknemers) om te rijden op het net van : - de NMBS; - de NMBS + Stadsnet (MIVB of TEC/De Lijn); - de NMBS + TEC/De Lijn; - de NMBS + TEC/De Lijn + Stadsnet (MIVB of TEC/De Lijn).

Onder « werkgeversbijdrage NMBS » verstaat men de wettelijke of bij overeenkomst vastgestelde bijdrage voor het deel NMBS van de treinkaart waarvan het valideringsbiljet bij de NMBS wordt aangevraagd.

Onder « werkgeversbijdrage MIVB » verstaat men de wettelijke of bij overeenkomst vastgestelde bijdrage voor het deel MIVB van de gemengde treinkaart waarvan het valideringsbiljet bij de NMBS wordt aangevraagd Wanneer, na aftrek van de werknemersbijdrage NMBS en eventueel MIVB en van de werkgeversbijdrage NMBS en eventueel MIVB, een deel van de prijs van het valideringsbiljet niet gedekt is, wat het geval is voor een valideringsbiljet eerste klas of voor een gemengde treinkaart, dan blijft dat deel ten laste van de aanvrager van het valideringsbiljet.

PRIVE SECTOR 1.2. § 1. Wanneer er, na toepassing van de in punt 1.1 opgesomde bepalingen, een positief saldo overblijft bij de aanwending van de in dit beheerscontract bedoelde bijdrage, dan verplicht de Staat de NMBS om dat saldo op niet-discriminerende wijze aan te wenden voor de bevordering van de kosteloosheid van het woon-werkverkeer per spoor in tweede klas evenals het vervoer georganiseerd door de MIVB op basis van een gemengde treinkaart NMBS + Stadsnet MIVB of NMBS + TEC/De Lijn + Stadsnet MIVB voor de rechthebbenden van een Overeenkomst Derde Betaler voor de privésector.

Onder « Overeenkomst Derde Betaler voor de privésector » verstaat men in het kader van dit punt 1.3, een overeenkomst gesloten met een onderneming van de privésector op basis waarvan de NMBS zich ertoe verbindt om aan de werknemers van haar medecontractant valideringsbiljetten af te leveren tegen de normale prijs verminderd met de werkgeversbijdrage(n), waarna de werkgeversbijdrage(n) aan de medecontractant wordt (worden) gefactureerd.

De niet-discriminerende aanwending van dat saldo gebeurt met inachtneming van de voorwaarden die beschreven zijn in de §§ 2, 3 en 4 hierna. § 2. De in de eerste § voorziene verplichting voor de NMBS is enkel van toepassing als de werkgeversbijdrage NMBS en eventueel MIVB ten minste 80 % bedraagt op 1 januari van het jaar N en er uiterlijk op 30 oktober van het jaar N-1 een Overeenkomst Derde Betaler met de NMBS wordt gesloten waarin de werkgeversbijdrage NMBS en eventueel MIVB van 80 % is opgenomen. § 3. Als de werkgeversbijdrage NMBS en eventueel MIVB op 1 januari van het jaar N 80 % bedraagt, is de NMBS verplicht om de werknemersbijdrage(n) niet aan te rekenen aan de houder van de treinkaart. § 4. Als de werkgeversbijdrage NMBS en eventueel MIVB op 1 september van het jaar N-1 100 % bedraagt, is de NMBS verplicht om : - de werkgeversbijdrage NMBS en eventueel MIVB in 2005 met 10 % te verminderen; - de werkgeversbijdrage NMBS en eventueel MIVB in 2006 met 12,5 % te verminderen; - de werkgeversbijdrage NMBS en eventueel MIVB in 2007 met 15 % te verminderen; - bij verlenging van de inspanning van de Staat na 31 december 2007, de werkgeversbijdrage NMBS en eventueel MIVB in 2008 met 17,5 % te verminderen; - bij verlenging van de inspanning van de Staat na 31 december 2008, de werkgeversbijdrage NMBS en eventueel MIVB in 2009 met 20 % te verminderen. § 5. De Overeenkomst Derde Betaler van de privé-sector wordt in principe voor onbepaalde duur gesloten.

Op basis van een Overeenkomst Derde Betaler voor de privésector, deelt de NMBS, jaarlijks, haar medecontractanten ter informatie uiterlijk op 1 november van het jaar N-1, het bedrag mee van de werknemersbijdrage(n) voor het jaar N dat de NMBS overeenkomstig § 3 niet aanrekent of het bedrag van de vermindering van de werkgeversbijdrage overeenkomstig § 4.

Mocht na inventaris van alle Overeenkomsten Derde Betaler voor de privésector blijken dat het in de eerste § bedoelde saldo onvoldoende is om de verplichting te honoreren waarvan sprake is in de §§ 3 en 4, dan zal de NMBS, nadat ze de Staat daarvan uiterlijk tegen 30 oktober van elk jaar vooraf heeft geïnformeerd, dat saldo op een niet-discriminerende wijze opnieuw aanwenden om aan de houders van de treinkaart, die rechthebbende zijn van een Overeenkomst Derde Betaler voor de privésector, een vermindering van de werknemersbijdrage(n) overeenkomstig § 3 toe te kennen of aan de medecontractant in het kader van een Overeenkomst Derde Betaler voor de privésector een vermindering van de werkgeversbijdrage overeenkomstig § 4 toe te kennen.

In dat geval verbindt de NMBS zich ertoe om aan de medecontractant van de Overeenkomst Derde Betaler voor de privésector uiterlijk tegen 31 december van elk jaar de juiste waarde mee te delen van de door de NMBS niet-aangerekende werknemersbijdrage(n) in het geval volgens § 3 of van de vermindering van de werkgeversbijdrage in het geval volgens § 4.

Mocht na inventaris van alle Overeenkomsten Derde Betaler voor de privésector blijken dat de Staat het in deze bijlage bij het beheerscontract genoemde bedrag betreffende het begrotingsjaar nog niet heeft gestort, dan is de NMBS in geen enkel geval verplicht om de bij dit punt opgelegde verplichting uit te voeren. § 6. Als na 30 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar er zich kandidaten voor het sluiten van een Overeenkomst Derde Betaler voor de privésector aanmelden, dan bestudeert de NMBS in welke mate de in dit beheerscontract bedoelde bijdrage het mogelijk maakt om het sluiten van een Overeenkomst Derde Betaler in overweging te nemen. § 7. De NMBS verbindt zich ertoe om voor de Overeenkomsten Derde Betaler voor de privésector, waarvoor de werkgeversbijdrage NMBS en eventueel MIVB ten minste 80 % bedraagt, geen administratiekosten te factureren.

AANVULLENDE BEPALINGEN 1.3. Als na uitvoering van de in de punten 1.1 en 1.2 van deze bijlage bedoelde verplichtingen, de aanwending van de Staatsbijdrage een positief of negatief saldo uitwijst, is de NMBS gemachtigd om dat bedrag over te dragen op het volgende begrotingsjaar. 1.4. De aan de NMBS opgelegde en in de punten 1.1 en 1.2 van deze bijlage bedoelde verplichting, heeft betrekking op de valideringsbiljetten die worden aangekocht tijdens de geldigheidsduur van dit beheerscontract, ongeacht de duur van hun geldigheid.

Bijlage 10 OVERZICHT VAN DE STATIONS GEEXPLOITEERD DOOR NMBS HOLDING Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

BIJLAGE 11 I. Indexering van de compensatie voor de kosten van de opdrachten van openbare dienst voorzien in artikel 73 Het compensatiebedrag is uitgedrukt in euro's 2005. Het is gekoppeld aan een indexwaarde van 114,48 voor de gezondheidsindex en 118,77 voor de dienstenindex. Die indexcijfers hebben betrekking op de maand november van het jaar 2004.

Het bedrag van iedere jaardotatie is geïndexeerd volgens de evolutie van de gezondheidsindex en de dienstenindex, tot beloop van respectievelijk 65 % en 35 %, ten opzichte van de voormelde referentie-indexen. De nieuwe indexcijfers zijn die van de maand november van het voorafgaande jaar (bijvoorbeeld de indexcijfers van november 2005 om de geïndexeerde waarde van de dotatie voor 2006 te bepalen).

Toepasselijke formule voor de indexering van de dotatie voor het jaar t : Contractuele dotatie * ((I Gez nov t-1 / I Gez nov 04 * 0,65) + (I Dien nov t-1 / I Dien nov 04 * 0,35)) Contractuele dotatie * ((I Gez nov t-1 / 114,48 * 0,65) + (I Dien nov t-1 / 118,77 * 0,35)) II. Indexering van de dotatie voor het financieren van de investeringen (art. 68) Het bedrag van de jaardotaties voor het financieren van de investeringen is uitgedrukt in euro's 2005. Het is gekoppeld aan een indexwaarde van 4.335,667 voor de materialen en 23,683 voor de lonen.

Die indexcijfers geven de gemiddelde waarde weer voor het jaar 2003.

Het bedrag van iedere jaardotatie is geïndexeerd volgens de evolutie van de materiaalprijzen (I) en de prijzen van de uurlonen (S), en dit tot beloop van respectievelijk 40 % en 60 %, ten opzichte van de voormelde referentie-indexen. De nieuwe indexcijfers zijn die van het voorlaatste voorafgaande jaar (bijvoorbeeld de jaargemiddelden van de indexcijfers van 2004 om de geïndexeerde waarde van de dotatie voor 2006 te bepalen).

Die factoren worden officieel medegedeeld door de dienst Erkenning der aannemers van het DG Kwaliteit en Veiligheid bij de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie. Ze dienen als referentie in de formules voor herziening van de prijzen van de opdrachten voor aanneming van werken en leveringen.

Toepasselijke formule voor de indexering van de dotatie voor het jaar t : Contractuele dotatie * ((gem It-2 / gem I2003 * 0,4) + (gem St-2 / gem S2003 * 0,6)) = Contractuele dotatie * ((gem It-2 / 4.335,667 * 0,4) + (gem St-2 / 23,683 * 0,6)) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

BIJLAGE 13 Door de NMBS te leveren statistieken Alle gedetailleerde gegevens in deze bijlage worden aan het DGVL bezorgd, samen met toelichtingen inzake methodologie die nodig zijn voor een goed begrip ervan (definities, berekeningsmethode, gebruikte ramingen, referentiedocumenten, ). Ze moeten gelijktijdig op papier en op elektronische drager (formaat Excel of compatibel) meegedeeld worden aan de Directie Spoorvervoer van het DGVL. De verspreidingsvoorwaarden, in het bijzonder van eventuele gemotiveerde beperkingen inzake gegevens die als vertrouwelijk worden beschouwd, moeten expliciet vermeld worden.

Jaarlijks (uiterlijk op 30 april) Behalve bij onbeschikbaarheid van de historiekgegevens, worden de volgende gegevens voorgesteld onder de vorm van statistische reeksen die twee jaar vóór het jaar van inwerkingtreding van dit contract beginnen. ? Evolutie van het verkeer : - van reizigers, in trein-km, per verkeerstype (binnenlands en grensoverschrijdend, internationaal hogesnelheids- en klassiek verkeer) en per vervoerbewijs - van reizigers, in gemiddeld aantal treinen per dag en per verbinding (reizigersverkeer) of as (goederenverkeer), per verkeerstype - van goederen, in trein-km, per verkeerstype (klassiek, gecombineerd) - van goederen, in gemiddeld aantal treinen per dag en per as van het net, per verkeerstype ? Gedetailleerde evolutie van de verkoop van de verschillende vervoerbewijzen ? Aantal reizigers die rechtstaand moeten reizen per verbinding ? Volledige resultaten van de tellingen van ingestapte reizigers, per station en stopplaats ? aantal en identificatie (bij wijziging) van de bediende stopplaatsen voor reizigers, uitgesplitst in functie van het stopplaatstype ? gedetailleerde inventaris van het rollend materieel dat wordt aangewend voor de opdrachten van openbare dienst ? Gemiddelde commerciële snelheid : - in het reizigersvervoer, per verkeerstype - in het goederenvervoer, per verkeerstype ? Regelmaat - Regelmaat binnenlands en grensoverschrijdend reizigersverkeer percentage treinen, zonder neutralisatie, met maximum 5 minuten vertraging aan het eindpunt : -> in het algemeen; -> per relatie; percentage afgeschafte treinen, geheel of gedeeltelijk. percentage treinen, zonder neutralisatie, met maximum 5 minuten vertraging bij aankomst in Brussel (Brussel-Noord of Brussel-Zuid), per lijn; percentage treinen, zonder neutralisatie, met maximum 5 minuten vertraging aan het eindpunt : -> cop een werkdag (maandag tot vrijdag) per periode van de dag : ?daluren; ?ochtendpiek; ?avondpiek; -> op een zaterdag, zon- en feestdag; globaal percentage treinen met maximum 5 minuten vertraging op hun eindpunt, na neutralisatie van de gevallen van overmacht, grote investeringswerken en langdurige vertragingszones om veiligheidsredenen. - Regelmaat internationaal hogesnelheidsverkeer van reizigers (Thalys, TGV, ICE 3 en Eurostar afzonderlijk) percentage treinen, zonder neutralisatie, met maximum 5 minuten vertraging aan de grens of op hun eindpunt; aantal afgeschafte treinen, - Regelmaat klassiek internationaal reizigersverkeer percentage treinen, zonder neutralisatie, met maximum 5 minuten vertraging aan de grens of op hun eindpunt; aantal afgeschafte treinen. - Regelmaat goederenverkeer percentage treinen, zonder neutralisatie, met maximum 60 minuten vertraging op hun eindpunt (ter beschikking stellen van de operator) of aan de grens.

Driemaandelijks (uiterlijk 2 maanden na de beschouwde periode) ? Evolutie van het verkeer : - van reizigers, in trein-km, per verkeerstype (binnenlands en grensoverschrijdend, internationaal hogesnelheids- en klassiek verkeer) - van goederen, in trein-km, per verkeerstype (klassiek, gecombineerd) Maandelijks (uiterlijk 2 maanden na de beschouwde periode) - Regelmaat binnenlands en grensoverschrijdend reizigersverkeer Percentages, zonder neutralisatie, van de treinen : -> die op tijd zijn -> cmet maximaal 5 minuten vertraging -> met een vertraging tussen 6 en 30 minuten -> met meer dan 30 minuten vertraging -> die afgeschaft werden.

Percentage geprogrammeerde treinen met maximaal 5 minuten vertraging bij aankomst, waarbij de vertragingen te wijten aan gevallen van overmacht, aan de uitvoering van grote investeringsprojecten of aan langdurige snelheidsbeperkingen om veiligheidsredenen, geneutraliseerd zijn in de te maken berekening.

Percentage van de treinen met meer dan 5 minuten vertraging te wijten aan : -> gevallen van overmacht -> de uitvoering van grote investeringsprojecten -> langdurige snelheidsbeperkingen om veiligheidsredenen - Regelmaat internationaal hogesnelheidsverkeer van reizigers Percentages, zonder neutralisatie, van de treinen : -> die op tijd zijn -> met maximaal 5 minuten vertraging -> met een vertraging tussen 6 en 30 minuten -> met meer dan 30 minuten vertraging -> die afgeschaft werden. - Regelmaat klassiek internationaal reizigersverkeer Percentages, zonder neutralisatie, van de treinen : -> met maximaal 6 minuten vertraging -> met een vertraging tussen 6 en 30 minuten -> met meer dan 30 minuten vertraging -> die afgeschaft werden. - Regelmaat goederenverkeer Percentages, zonder neutralisatie, van de treinen : -> met maximaal 60 minuten vertraging -> met meer dan 60 minuten vertraging.

Specifiek gevraagd ? Dagelijkse minimumprestaties in trein-km met betrekking tot de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst, zoals gedefinieerd in hoofdstuk II, vóór iedere aanpassing van het vervoerplan ? Volledige resultaten van de bij de reizigers gevoerde enquête « Kwaliteitsbarometer » (uiterlijk 2 maand na het voeren van de enquête) ? Regelmatige rapportering van de indicatoren die ontwikkeld zijn in het kader van de toepassing van het Kwaliteitssysteem van de NMBS (uiterlijk 2 maand na de metingsperiode)

BIJLAGE 14 Door de NMBS te leveren inlichtingen, rapporten en documenten Wanneer het DGVL niet wordt vermeld als geadresseerde van de hieronder opgenomen inlichtingen, rapporten en documenten : ? is het DGVL automatisch de geadresseerde als er geen enkele geadresseerde vermeld wordt; ? wordt er een kopie gestuurd naar het DGVL, gelijktijdig met de hoofdzending, als er andere geadresseerden vermeld worden.

Opdracht van openbare dienst met betrekking tot het binnenlands reizigersvervoer met de treinen van de gewone dienst, alsook de binnenlandse bedieningen door hogesnelheidstreinen ? voorstellen voor belangrijke wijzigingen aan het vervoerplan, aan de Minister van Overheidsbedrijven ? een jaar na de indienststelling, evaluatie van het pilootproject met rechtstreekse treinen zonder stilstanden van en naar Brussel, aan de Minister van Overheidsbedrijven en de Minister van Mobiliteit ? omstandig verslag over projecten om bepaalde lokale verbindingen permanent te bedienen met bussen, aan het DGVL ? informatieverstrekking aan het publiek bij ernstige verstoring van het verkeer ? dossier met betrekking tot de projecten voor het afschaffen van een bediening of voor het afwijken van de minimumbediening, aan het DGVL ? 31 december 2005, het resultaat van de studie aangaande het gebruik van de « trein-trams », alsook een actieplan voor de uitvoering van de pilootprojecten, aan de Minister van Overheidsbedrijven en de Minister van Mobiliteit Investeringen Meerjarenplan : ? 30.09.05 : investeringsplan 2006-2007, aan de NMBS Holding; ? 31.03.07 : ontwerp van meerjareninvesteringsplan 2008-2012, aan de NMBS Holding met het oog op goedkeuring ervan door de Regering; ? 30 juni van elk jaar vanaf 2006 : jaarlijks evaluatieverslag over de uitvoering van het meerjareninvesteringsplan en, indien nodig, ontwerp van actualisering van het plan, aan de Minister van Overheidsbedrijven via het DGVL (in 2005 : 30 september).

Jaarprogramma : ? 15 november van elk jaar (of ten vroegste twee maanden na wijziging van de dotatie van de Staat volgens artikel 97 van onderhavig contract) : jaarlijks investeringsprogramma voor het volgende jaar, via de NMBS Holding, aan de Minister van Overheidsbedrijven en aan het DGVL; ? 30 september van elk jaar : tussentijds verslag van de vorderingen betreffende de uitvoering van het jaarlijks investeringsprogramma, aan de Minister van Overheidsbedrijven, via de NMBS Holding, en aan het DGVL; ? 30 april van elk jaar : jaarlijks evaluatieverslag over de uitvoering van het jaarlijks investeringsplan, aan de Minister van Overheidsbedrijven, via de NMBS Holding, en aan het DGVL; ? 31 juli van elk jaar vanaf 2006, indien nodig : amendement aan het jaarlijks investeringsplan, aan de Minister van Overheidsbedrijven, via de NMBS Holding, en aan het DGVL (in 2005 : 30 september).

Projectdocumenten : ? 31 maart 2005, in overleg met Infrabel en de NMBS Holding : geactualiseerd « Handboek projectdocumenten »; ? 15 februari, 30 april, 30 september en 15 december van elk jaar : bijwerkingen van de projectdossiers en collectieve dossiers, aan het DGVL (in 2005 : eerste verzending op 15 juli); ? 30 juni : bijwerkingen van de projectfiches die bestemd zijn voor externe communicatie, met name naar de Gewesten, aan het DGVL. Investeringsbeslissingen : ? Op doorlopende basis en uiterlijk op 31 december van het jaar waarop ze betrekking hebben : de dossiers betreffende de investeringsbeslissingen met het oog op het bekomen van het visum (« groen licht » genoemd), aan het DGVL (zolang de migratie naar het nieuwe controlesysteem niet is verwezenlijkt).

Opdracht van openbare dienst met betrekking tot het grensoverschrijdend reizigersvervoer met treinen van de gewone dienst ? 31 december 2005, mogelijke verbeteringen van het aanbod aan grensoverschrijdend vervoer, met inbegrip van een sociaal-economische studie, aan de Staat.

Opdracht van openbare dienst met betrekking tot de prestaties die de NMBS moet leveren voor de behoeften van de Natie ? Zodra ze is goedgekeurd, de overeenkomst die gesloten wordt in het kader van de behoeften van de Natie, en alle nuttige inlichtingen met betrekking tot de toepassing ervan, in overleg met de NMBS Holding en Infrabel, aan het DGVL. Het Tariefbeleid ? 2 maanden vóór hun communicatie aan het publiek, de tariefaanpassingen, aan het DGVL ? 10 dagen vóór hun toepassing, de tariefaanpassingen, aan het publiek ? 30 april, een evaluatieverslag over de impact van het tariefbeleid, aan de Minister van Mobiliteit Kwaliteit van de dienst ? Jaarlijks actieplan inzake intermodaliteit, aan het DGVL ? rapport over het concept van integrale kwaliteitszorg toegepast op sommige lokale bedieningen ? 1 juli 2005, promotionele acties, aan de Minister van Overheidsbedrijven ? twee maanden nadat ze werden gevoerd, de resultaten van de enquêtes « kwaliteitssysteem » en « Kwaliteitsbarometer », aan het DGVL ? 30 april, verslag aangaande de opvolging van de kwaliteit, met inbegrip van de domeinen milieu en intermodaliteit, aan de Minister van Mobiliteit en aan het DGVL Veiligheid van het personeel en van de reizigers en exploitatieveiligheid ? 15 november, veiligheidsplan voor het personeel en voor de reizigers, aan de Minister van Mobiliteit ? 30 november, exploitatieveiligheidsplan, aan het DGVL en aan Infrabel ? mei 2005, actieplan met betrekking tot het voorbijrijden van lichtseinen ? 31 maart 2005, actieplan inzake exploitatieveiligheid, aan de Minister van Mobiliteit en aan het DGVL ? 30 juni 2005, voorstelling van het geoptimaliseerde informaticasysteem inzake de opvolging van gevaarlijke stoffen, aan het DGVL ? 30 april, RID-rapport, aan de Minister van Mobiliteit en aan het DGVL Gedragsregels ten overstaan van derden ? Antwoord op de adviezen van het Raadgevend Comité van de gebruikers; ? Communicatie van de vereiste inlichtingen aan het Raadgevend Comité van de Gebruikers ? informatie aan het Raadgevend Comité van de gebruikers met betrekking tot de belangrijke aanpassingen van het vervoerplan en van de tarieven.

Financiële relaties ? 30 april van elk jaar, een specifiek jaarverslag aangaande het gebruik van de dotatie « Investeringen »; ? 30 september 2005, voorstel voor bestelling van het GEN-materieel en financieringsmodaliteiten, in overleg met Infrabel en de NMBS Holding, aan de Minister van Overheidsbedrijven ? 30 juni 2005, rekeningen afgesloten ? 30 september 2005, audit van de rekeningen ? 15 november 2005, business plan 2005-2007 voor audit van het Rekenhof ? 30 november 2005, business plan 2005-2007 en voorstel inzake verdeling van de dotaties, aan de Minister van Overheidsbedrijven, via de NMBS Holding ? 15 april, inkomsten en uitgaven in verband met de binnenlandse bedieningen door hogesnelheidstreinen alsook een prognose voor de komende vier jaar, aan het DGVL Storting van de bijdragen van de Staat ? in 2005, een maand vóór iedere vervaldag van storting, rechtvaardigende documenten betreffende de investeringen in rollend materieel ten laste van het GEN-Fonds, aan het DGVL via de NMBS Holding; ? jaarlijks, rekeningen van het vorige jaar en rechtvaardigende stukken met betrekking tot de investeringen; ? jaarlijks, goedkeuring van de rekeningen van het jaar t door de Algemene Aandeelhoudersvergadering van de NMBS; ? 31 december van elk jaar, goedkeuring van het budget van de NMBS door haar Raad van Bestuur.

Ondernemingsplan ? 15 november 2005, nieuw ondernemingsplan, aan de Minister van Overheidsbedrijven en aan de Minister van Mobiliteit; ? Jaarlijkse aanpassing van het ondernemingsplan, aan de Minister van Overheidsbedrijven en aan de Minister van Mobiliteit.

Diverse bepalingen ? Antwoord op de vragen van de Minister van Overheidsbedrijven, van de Minister van Mobiliteit en van het DGVL; ? documenten van de Raad van Bestuur van de NMBS; ? 30 april van elk jaar, jaarrekeningen, jaarlijks beheersverslag en verslag van het college van commissarissen, aan de Ministers en aan het DGVL (Wet van 21 maart 1991); ? 30 april van elk jaar, bijvoegsel bij het jaarverslag over de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst, aan de Ministers.

Opvolging van het contract ? statistieken volgens bijlage 10, aan het DGVL Vrijwaringsclausules ? indien de NMBS de doelstellingen van het contract niet haalt, voorstel met maatregelen om dat te verhelpen, aan de Staat vertegenwoordigd door het DGVL

^