Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 juni 2004
gepubliceerd op 21 juni 2004

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 6, § 2, derde lid en van artikel 7, § 1, derde lid en § 2, tweede lid, van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004022440
pub.
21/06/2004
prom.
05/06/2004
ELI
eli/besluit/2004/06/05/2004022440/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 JUNI 2004. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 6, § 2, derde lid en van artikel 7, § 1, derde lid en § 2, tweede lid, van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen, inzonderheid op artikel 6, § 2, derde lid en van artikel 7, § 1, derde lid en § 2, tweede lid;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 april 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 29 april 2004;

Gelet op het verzoek om spoedhandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat de inkomenstoetsing voor de inkomensgarantie voor ouderen thans een beletsel vormt voor de opvang van ouders door hun kinderen en dat hieraan dringend een einde moet worden gesteld;

Gelet op het advies van de Raad van State, nr. 37.116/1, gegeven op 10 mei 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk en Pensioenen en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Worden voor de toepassing van artikel 6, § 2, tweede lid, van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen evenmin geacht dezelfde hoofdverblijfplaats met de aanvrager te delen, de bloed- of aanverwanten in de rechte neergaande lijn die hetzij met de aanvrager, hetzij met de in artikel 6, § 2, tweede lid, 1° en 2°, bedoelde kinderen en de aanvrager samenwonen.

Art. 2.Voor de toepassing van artikel 7, § 1, van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen wordt geen rekening gehouden met de bestaansmiddelen van de in artikel 6, § 2, tweede lid, 3° en artikel 1 van dit besluit bedoelde personen.

Art. 3.§ 1. Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2004. § 2. De personen die van de bepalingen van dit besluit wensen te genieten, kunnen conform de bepalingen van het Hoofdstuk 2, afdeling 1, van het koninklijk besluit van 23 mei 2001 tot instelling van een algemeen reglement betreffende de inkomensgarantie voor ouderen, een aanvraag indienen.

De aanvraag moet uiterlijk worden ingediend de laatste dag van de maand die met één jaar op de maand van publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad volgt. De ingevolge deze aanvraag getroffen beslissing gaat in op de eerste dag van de maand die volgt op die waarin ze werd ingediend; zij heeft evenwel uitwerking op 1 mei 2004 indien ze voor 1 juli 2005 werd ingediend. § 3. De toepassing van dit artikel mag niet tot gevolg hebben dat een bedrag wordt toegekend dat lager is dan het voorheen verkregen bedrag.

Art. 4.Onze Minister van Werk en Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 juni 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE

^