Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 06 februari 2007
gepubliceerd op 15 februari 2007

Koninklijk besluit houdende oprichting van de Federale Raad voor de Meerwaardeneconomie

bron
programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie
numac
2007002021
pub.
15/02/2007
prom.
06/02/2007
ELI
eli/besluit/2007/02/06/2007002021/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 FEBRUARI 2007. - Koninklijk besluit houdende oprichting van de Federale Raad voor de Meerwaardeneconomie


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 12 van het Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige gemeenschap betreffende de meerwaardeneconomie, goedgekeurd bij de wet van 10 mei 2006;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 juli 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 20 juli 2006;

Gelet op advies 41.238/1 van de Raad van State, gegeven op 21 september 2006;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Consumentenzaken en van Onze Staatssecretaris voor Sociale economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : 1° het samenwerkingsakkoord : het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de meerwaardeneconomie, ondertekend te Brussel op 30 mei 2005 en goedgekeurd bij de wet van 10 mei 2006;2° de Minister : de federale Minister bevoegd voor Sociale Economie;3° de administratie : de cel sociale economie binnen de Programmatorische Federale Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie. HOOFDSTUK II. - Oprichting

Art. 2.Er wordt een Federale Raad voor de Meerwaardeneconomie opgericht, hierna de 'Raad' genoemd, met als taak aan de Minister, bevoegd voor Sociale Economie, advies uit te brengen in de in artikel 3 bedoelde gevallen en over de verschillende thema's en problemen die verband houden met de federale bevoegdheid sociale economie. HOOFDSTUK III. - Opdrachten

Art. 3.§ 1. De Raad heeft als algemene opdracht : 1° de diversiteit van de sector van de meerwaardeneconomie te weerspiegelen en in die hoedanigheid advies te geven met betrekking tot de voorbereiding van het beleid inzake meerwaardeneconomie;2° de federale overheid te adviseren met betrekking tot haar beleid inzake meerwaardeneconomie.Dit behelst zowel de voorbereiding, de implementatie als de evaluatie ervan. § 2. De Raad kan in zijn adviesverlenende bevoegdheid onderzoek voorstellen in alle domeinen die verband houden met meerwaardeneconomie. § 3. De Raad oefent zijn adviesverlenende functie uit op vraag van de Minister, alsook op eigen initiatief. HOOFDSTUK IV. - Samenstelling en benoeming

Art. 4.De Raad is samengesteld uit : 1° een voorzitter;2° 17 leden, gekozen uit een dubbele lijst, aangewezen op grond van hun bijzondere bevoegdheid, hun expertise op het terrein en hun representativiteit, die zetelen met beraadslagende stem. Meer bepaald zullen volgende groepen vertegenwoordigd zijn : - 3 organisaties die de sociale economie vertegenwoordigen; - 4 organisaties die de tewerkstellingsprojecten binnen de sociale economie vertegenwoordigen; - 3 organisaties die de beschutte werkplaatsen vertegenwoordigen; - 2 organisaties die de buurt- en nabijheidsdiensten vertegenwoordigen; - 2 organisaties die de coöperatieven vertegenwoordigen; - 3 vertegenwoordigers van het MVO-landschap in België, overeenkomstig het referentiekader Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen in België, op 29 maart 2006 goedgekeurd in de Inderdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling; 3° 4 leden, gekozen uit een dubbele lijst op voorstel van organisaties die de sociale economie, gerelateerd aan een welbepaalde sector of activiteit, vertegenwoordigen en die zetelen met beraadslagende stem, aangewezen naargelang van de agendapunten van de vergadering;4° 6 leden, gekozen uit een dubbele lijst op voorstel van de Nationale arbeidsraad, die de werknemersorganisaties en werkgeversorganisaties vertegenwoordigen en die zetelen met beraadslagende stem;5° 8 leden, gekozen uit een dubbele lijst, die de federale betrokken overheden vertegenwoordigen en die zetelen met raadgevende stem, op voorstel van : - de federale Minister bevoegd voor Sociale Economie; - de federale Minister bevoegd voor Werk; - de federale Minister bevoegd voor Economische Zaken; - de federale Minister bevoegd voor Financiën; - de federale Minister bevoegd voor Sociale Zaken; - de federale Minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie; - de federale Minister bevoegd voor Duurzame Ontwikkeling; - de federale Minister bevoegd voor Personen met een handicap; 6° 3 leden, gekozen uit een dubbele lijst op voorstel van de Belgische Vereniging van Steden en Gemeenten, die de steden en gemeenten vertegenwoordigen en die zetelen met raadgevende stem;7° 4 leden, gekozen uit een dubbele lijst, aangewezen op grond van hun wetenschappelijke kennis of expertise met betrekking tot de sociale economie en die zetelen met raadgevende stem;onverminderd het recht zich individueel kandidaat te stellen, kunnen elk van de universiteiten en hogescholen van de Vlaamse en Franse Gemeenschap kandidaten voordragen; 8° Elke Gewestregering en de regering van de Duitstalige Gemeenschap worden uitgenodigd 2 leden voor te dragen, te kiezen uit een dubbele lijst, die de deelstaten vertegenwoordigen en die zetelen met raadgevende stem.

Art. 5.§ 1. De voorzitter en de ondervoorzitter worden door Ons benoemd bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. De ondervoorzitter is van een andere taalrol dan de voorzitter.

Art. 6.§ 1. De organisaties bedoeld in artikel 4, 2° en 3°, worden door Ons aangewezen bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. § 2. De leden van de Raad worden door Ons benoemd bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Zij worden benoemd voor een periode van 4 jaar. Bij de samenstelling van de Raad zal de pariteit inzake taal en inzake gender in acht worden genomen.

Bij de eerste samenstelling van de Raad geldt het mandaat van de leden slechts voor twee jaar. De mandaten kunnen worden vernieuwd. Bij overlijden of ontslag van een lid, of indien een lid niet langer aan de benoemingsvoorwaarden voldoet, wordt in de vervanging ervan voorzien. § 3. Voor wat betreft de leden bedoeld in artikel 4, 3°, zal de Minister thema's vastleggen en organisaties benoemen die voor die bepaalde thema's aan de vergaderingen van de Raad kunnen deelnemen met beraadslagende stem. § 4. Na een eerste periode van twee jaar zal de Minister op voorstel van de Raad een eerste evaluatie maken van de werking en de samenstelling van de Raad. § 5. Het mandaat binnen de Raad wordt onbezoldigd uitgeoefend. HOOFDSTUK V. - Werking Afdeling 1. - Het secretariaat

Art. 7.De Voorzitter en de Raad worden voor de werkzaamheden bijgestaan door een Secretariaat, waargenomen door de personeelsleden van de administratie. Afdeling 2. - Overige werkingsregelen

Art. 8.Met het oog op het vervullen van haar opdracht : 1° pleegt de Raad op regelmatige tijdstippen overleg met deskundigen van het netwerk van de bij het samenwerkingsakkoord betrokken administraties of met andere betrokken organisaties;2° kan de Raad werkgroepen oprichten belast met de behandeling van specifieke problemen;3° kan de Raad experten uitnodigen tot het bijwonen van vergaderingen van de Raad, om hen over vooraf bepaalde thema's te consulteren.

Art. 9.§ 1 Opdat de Raad een advies zou kunnen uitbrengen moet minstens de helft van de stemgerechtigde leden aanwezig zijn. § 2. De Raad streeft in zijn adviezen naar consensus. Indien een consensus niet mogelijk is, wordt het advies bij meerderheid aangenomen. De minderheidsstandpunten worden in voorkomend geval aan het advies toegevoegd.

Art. 10.De Raad stelt een huishoudelijk reglement op, dat met consensus onder de leden wordt goedgekeurd en voor goedkeuring aan de Minister wordt overgemaakt.

Art. 11.Indien de Minister een adviesaanvraag tot de Raad richt, brengt deze het advies uit binnen de twee maanden.

Op gemotiveerd verzoek van de Raad of op eigen initiatief kan de Minister een langere termijn bepalen.

In uitzonderlijke gevallen kan de Minister een dringend advies vragen; de Minister bepaalt dan de termijn.

Art. 12.Onze Minister bevoegd voor Sociale Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 6 februari 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Vice Eerste Minister, Minister van Begroting en Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Staatssecretaris voor Sociale economie, Mevr. E. VAN WEERT

^