Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 februari 2007
gepubliceerd op 22 februari 2007

Koninklijk besluit voor de erkenning en betoelaging van de Federaties van de niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2007015016
pub.
22/02/2007
prom.
07/02/2007
ELI
eli/besluit/2007/02/07/2007015016/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 FEBRUARI 2007. - Koninklijk besluit voor de erkenning en betoelaging van de Federaties van de niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 25 mei 1999 betreffende de Belgische Internationale Samenwerking, inzonderheid op artikel 10, tweede lid, gewijzigd bij de wet van 2 januari 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 juli 1997 betreffende de erkenning en subsidiëring van niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties en van hun federaties, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 april 2002, 14 december 2005 en 24 september 2006;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 11 december 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 20 december 2006;

Gelet op het advies 42.033/4 van de Raad van State, gegeven op 22 januari 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Ontwikkelingssamenwerking en op het advies van Onze in raad vergaderde Ministers;

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° « de Minister » : de Minister tot wiens bevoegdheid Ontwikkelingssamenwerking behoort;2° « De Administratie » : De Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) bij de Federale Overheidsdienst « Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking »;3° « Niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisatie (NGO) » : een organisatie die geniet van de erkenning voorzien in artikels 1 en 2 van het koninklijk besluit van 14 december 2005 betreffende de erkenning van niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties;4° « een Federatie » : een organisatie representatief voor de Belgische NGO's. Erkenning van de Federaties

Art. 2.De Federatie die erkend wenst te worden dient een erkenningsaanvraag in bij de Minister.

De beslissing van de Minister wordt aan de Federaties meegedeeld binnen een termijn van zes maanden volgend op de datum van aanvraag.

Erkenningsvoorwaarden

Art. 3.§ 1. Er wordt maximaal één federatie erkend per taalrol. § 2. Om erkend te worden, moet een federatie aan volgende voorwaarden voldoen : 1° opgericht zijn overeenkomstig de wet van 27 juni 1921, betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen;2° van rechtswege minstens een meerderheid van de NGO's als leden hebben, die hetzij tot het Nederlandse taalregime behoren hetzij tot het Franse taalregime, en die erkend zijn overeenkomstig het koninklijk besluit van 14 december 2005;3° alle in het kader van het koninklijk besluit van 14 december 2005 erkende NGO's die een aanvraag tot lidmaatschap doen als lid aanvaarden;4° een stemrecht verlenen aan elk lid die het lidgeld betaald heeft, op de algemene vergadering ». Intrekking van de erkenning

Art. 4.Indien een Federatie niet meer aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, evenals bij zware tekortkomingen bij de uitvoering of bij de verantwoording van haar activiteiten, stuurt de Minister naar de Federatie een verwittiging met de mededeling dat, indien de voorwaarden voor de erkenning niet gerespecteerd worden, de erkenning twee maanden na deze verwittiging wordt ingetrokken. Gedurende deze periode, kan de Federatie haar standpunt verdedigen.

Taken van de Federaties

Art. 5.De taken van de Federaties zijn de volgende : 1° hun leden bijstaan in hun relaties met de Minister in alle aangelegenheden waarop dit besluit betrekking heeft overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 14 december 2005 en de betoelaging van hun activiteiten overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 september 2006;2° de professionele kwaliteit van de NGO's op het methodologisch, operationeel en strategisch vlak versterken om beter tegemoet te komen aan de uitdagingen van de ontwikkelingssamenwerking;3° hun leden vertegenwoordigen binnen het Paritair Overlegcomité « Overheid - Ontwikkelings NGO's » opgericht in artikel 9. Werkingstoelagen

Art. 6.§ 1. Een erkende Federatie heeft, ten laste van het budget van Ontwikkelingssamenwerking, recht op een jaarlijkse subsidie voor de personeels- en werkingskosten van maximum zeven voltijdse personeelsleden of het equivalent van zeven voltijdse personeelsleden om de taken voorzien in artikel 5 uit te voeren. § 2. De in aanmerking te nemen kosten mogen per personeelslid en per jaar niet hoger zijn dan zeventig duizend euro vastgesteld op grond van de gezondheidsindex van de maand december 2006, om zijn/haar loon en werkingskosten te dekken. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast op grond van de gezondheidsindex van de maand september van het jaar dat voorafgaat aan een nieuwe subsidietoekenning. § 3. Als subsidieerbare loonkost voor een personeelslid van de Federaties, wordt het brutoloon, het vakantiegeld en de eindejaarspremie vermeerderd met alle bijdragen die de werkgever moet betalen in toepassing van het voorziene sociaal systeem en de collectieve arbeidsovereenkomsten, in aanmerking genomen.

Als maximum subsidieerbaar bruto salaris wordt gebruik gemaakt van de loonschalen van het personeel van de federale Administratie, rekening houdend met de diploma's of de beroepservaring met als maximum de loonschaal van Attaché (A 1) van het personeel van de Federale Administratie.

Al het gesubsidieerde personeel moet beschikken over een diploma overeenstemmend met de vereisten van de functie of moet tenminste vijf jaar werkervaring kunnen voorleggen vergelijkbaar met deze functie. § 4. Vóór 1 oktober leggen de Federaties aan de Minister het activiteitenprogramma en de begroting van het volgende jaar voor.

Andere toelagen

Art. 7.§ 1. Binnen de grenzen van de jaarlijkse kredieten, kan de Minister bijkomende toelagen aan de Federaties toekennen, op basis van een afzonderlijke of gemeenschappelijke vraag, voor het financieren van een jaarlijks programma als antwoord op specifieke vragen van de NGO-sector voor de professionele kwaliteitsversterking zoals bepaald in artikel 5, 2°. § 2. De uitvoering van dit programma zal gedeeltelijk of volledig worden toegekend ofwel aan de leden van de Federaties, die de vereiste soort ervaring hebben ontwikkeld, ofwel aan een externe expert. § 3. Deze toelage mag niet gebruikt worden voor het vergoeden van de voorbereiding en opvolging door de Federaties van het jaarlijkse programma bedoeld in § 1 van dit artikel. § 4. Om ontvankelijk te zijn, moeten minstens vijf en twintig percent van de leden van de Federatie betrokken zijn bij de aanvraag van de subsidie en mag die enkel betrekking hebben op intellectuele prestaties en/of documentaire activiteiten. § 5. De subsidieaanvraag bevat : - de context (beginsituatie); - specifieke doelstelling van het gevraagde versterkingsprogramma; - de verwachte resultaten; - de lijst van de begunstigde NGO's; - het soort expertise beschikbaar in het beoogde domein; - de kalender van de verwezenlijkingen; - de resultaatsindicatoren; - het budget en de uitvoeringsmodaliteiten.

Uitbetaling van de subsidies

Art. 8.De subsidies bedoeld in artikel 6 worden vrijgegeven in twee schijven van vijftig percent : Een eerst schijf, na voorlegging van een schuldvordering na notificatie van het ministerieel toekenningsbesluit, dat voor 31 maart van elk jaar zal genomen worden.

Een tweede schijf, na voorlegging van een schuldvordering en een activiteitsverslag van de Federatie en de jaarrekening van het afgelopen boekjaar.

De jaarrekening wordt gecontroleerd door een bedrijfrevisor, lid van het Instituut der Begrijfrevisoren (IBR).

Het Paritair Overlegcomité « De Overheid- Ontwikkelings NGO's »

Art. 9.Er wordt een Paritair Overlegcomité opgericht « De Overheid-Ontwikkelings NGO's » bestemd voor het bevorderen van de dialoog en het versterken van de samenwerking tussen de Overheid en de ontwikkelings NGO's. Het is samengesteld uit twee vertegenwoordigers van de Nederlandstalige Federatie en twee vertegenwoordigers van de Franstalige Federatie en vier vertegenwoordigers van de Overheid (Beleidscel van de Minister en de Administratie). Zijn samenstelling wordt door de Minister goedgekeurd.

Vergaderingen

Art. 10.Het Paritair Overlegcomité « Overheid-Ontwikkelings NGO's » komt tenminste twee keer per jaar bijeen en legt aan de Minister voor : - voorstellen met betrekking tot de toepassing van de reglementering betreffende de NGO's; - een advies over de jaarprogramma's bedoeld in artikel 7; - adviezen over de rol die de NGO-sector in de ontwikkelingssamenwerking kan nemen; - gezamelijke adviezen over de besluiten van studies of evaluaties betreffende ofwel de NGO-sector ofwel ontwikkelings-samenwerking in ruime zin.

Het Paritair Overlegcomité kan beroep doen op externe punctuele expertise.

Werking

Art. 11.Het Comité bedoeld in artikel 9 stelt zijn intern reglement op. Dit wordt goedgekeurd door de Minister.

Gedeeltelijke opheffing

Art. 12.Het koninklijk besluit van 18 juli 1997 betreffende de erkenning en subsidiëring van niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties en van hun federaties, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 april 2002, 14 december 2005 en 24 september 2006, wordt opgeheven.

Uitvoering

Art. 13.Onze Minister van Ontwikkelingssamenwerking is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 februari 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ontwikkelingssamenwerking, A. DE DECKER

^