Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 januari 1998
gepubliceerd op 11 juni 1998

Koninklijk besluit betreffende de handel in meststoffen, bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1998016030
pub.
11/06/1998
prom.
07/01/1998
ELI
eli/besluit/1998/01/07/1998016030/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 JANUARI 1998. - Koninklijk besluit betreffende de handel in meststoffen, bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, inzonderheid op artikel 124, derde lid;

Gelet op de beschikking M (77) 15 van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie van 8 december 1977 inzake het intra-Benelux-verkeer van meststoffen, kalkmeststoffen, organische bodemverbeterende middelen en aanverwante waren, gewijzigd bij de beschikking M (82) 7 van het Comité van Ministers van 5 oktober 1982;

Gelet op de richtlijn 76/116/EEG van de Raad van 18 december 1975 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake meststoffen, gewijzigd bij de richtlijnen 88/183/EEG van de Raad van 22 maart 1988, 89/284/EEG van de Raad van 13 april 1989, 89/530/EEG van de Raad van 18 september 1989 en 93/69/EEG van de Commissie van 23 juli 1993;

Gelet op de richtlijn 77/535/EEG van de Commissie van de Europese Economische Gemeenschap van 22 juni 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van wetgevingen van de Lid-Staten inzake de bemonsterings- en analysemethoden voor meststoffen, gewijzigd bij de richtlijnen 79/138/EEG van de Commissie van 14 december 1978, 87/566/EEG van de Commissie van 24 november 1987, 89/519/EEG van de Commissie van 1 augustus 1989, 93/1/EEG van de Commissie van 21 januari 1993 en 95/8/EG van de Commissie van 10 april 1995;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Gelet op de instemming van de Ministers die de Economische Zaken en de Middenstand onder hun bevoegdheden hebben;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie en Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder : 1° « neutraliserende waarde » : het getal dat aangeeft het aantal milliliter zoutzuur 0,357 N, dat geneutraliseerd wordt door 1 gram product;2° « chloor » : het percentage aan chloor, gebonden in de vorm van in water oplosbare chloriden;3° « organische stof » : het percentage aan organische stof verkregen bij toepassing van de officiële conventionele methode met trichloorazijnzuur;4° « basenequivalent » : het getal, uitgedrukt in kg calciumoxyde per 100 kg meststof, verkregen bij toepassing van de officiële conventionele methode, dat de waarde van de uiteindelijke reaktie van de meststof, rekening houdende met al haar bestanddelen, aangeeft die verkregen wordt wanneer men deze meststof aan de bodem toedient. Is dit getal negatief en lager dan -5, dan is de meststof « zuur werkend »; is het positief en hoger dan +5, dan is zij « basisch werkend »; is het begrepen tussen -5 en +5, dan is zij « neutraal werkend »; 5° « verhandelen » : in de handel brengen, verwerven, in bezit houden, tentoonstellen, bereiden, vervoeren, te koop bieden, verkopen, ten kosteloze of ten bezwarende titel leveren, invoeren en uitvoeren;6° « EG-meststoffen » : de meststoffen die bedoeld zijn in bijlage I bij dit besluit, telkens in afdeling 1 van de hoofdstukken I, II en V, en die door de fabrikant, de invoerder of de verkoper als EG-meststof worden aangeduid;7° « secundaire elementen » : de elementen calcium, magnesium, natrium en zwavel;8° « sporenelementen » : de elementen boor, kobalt, koper, ijzer, mangaan, molybdeen en zink;9° « tabel » : de in bijlage I bij dit besluit opgenomen tabel;10° « de Minister » : de Minister tot wiens bevoegdheid de landbouw behoort.

Art. 2.Dit besluit is van toepassing op het verhandelen en het gebruik van meststoffen, bodemverbeterende middelen, teeltsubstraten, zuiveringsslib, alsmede op elk product waaraan een specifieke werking ter bevordering van de plantaardige productie wordt toegeschreven.

Art. 3.Behoudens het bepaalde in het laatste lid van dit artikel, is dit besluit niet van toepassing op : 1° producten bestemd voor de uitvoer buiten de EG voor zover de bestemming op genoegzame wijze kan worden aangetoond door de fabrikant, de bereider of de houder en, indien deze producten zich in een fabriek, magazijn, bereidingsplaats of opslagplaats van een fabrikant, een invoerder of verkoper bevinden, bij deze producten een duidelijk zichtbaar bordje is geplaatst met de vermelding « Uitvoer »;2° producten in doorvoer mits zij vergezeld zijn van afdoende bewijsstukken betreffende hun bestemming;3° producten gedurende het stadium van hun bereiding of fabricage;4° de gewasbeschermingsmiddelen, uitgezonderd wanneer deze vermengd zijn met meststoffen of teeltsubstraten;5° de vruchtbaarmakende stoffen of bodemverbeterende middelen die van de natuurlijke voortbrengselen van de hoeve voortkomen, mits deze in hun natuurlijke staat worden verkocht;6° slib of effluenten afkomstig van huishoudelijke septische putten. De in dit artikel bedoelde producten mogen geen giftige en andere schadelijke stoffen of schadelijke organismen bevatten dan in hoeveelheden zodanig dat ze geen nadelige invloed kunnen uitoefenen op de bodem, de teelten en de gezondheid van mensen en dieren, wanneer deze producten in normale doses en oordeelkundig gebruikt worden.

Art. 4.Het is verboden de in artikel 2 bedoelde producten, die niet in de tabel voorkomen, te verhandelen.

De in de tabel bedoelde producten mogen niet verhandeld worden dan onder de in de kolom a) voorziene typeaanduidingen. Zij moeten bovendien beantwoorden aan de in kolom b) gegeven beschrijvingen en aan de in kolom c) opgelegde vereisten en moeten de in kolom d) opgenomen hoofdzakelijke hoedanigheden bezitten waarvan de gehalten moeten gewaarborgd worden.

Het is verboden de vermelding "EG-MESTSTOF" te gebruiken voor de producten die niet voldoen aan de vereisten die voor die meststoffen vastgesteld zijn in dit besluit.

Art. 5.In afwijking van artikel 4 kan de Minister : 1° onder de voorwaarden die hij bepaalt, de verhandeling toelaten van producten die in de tabel niet voorkomen;2° behalve voor de EG-meststoffen, onder de voorwaarden die hij bepaalt, de verhandeling toelaten van producten die in de tabel opgenomen zijn maar om een toevallige oorzaak niet beantwoorden aan de voorschriften van dit besluit.

Art. 6.Eenieder die samengestelde meststoffen, gemengde organische bodemverbeterende middelen of potgronden invoert, fabriceert, bereidt of voorverpakt om ze te verhandelen, moet vooraf daartoe door de Minister erkend zijn. Al wie samengestelde meststoffen, gemengde organische bodemverbeterende middelen of potgronden doet fabriceren door een derde, met de bedoeling deze producten te verhandelen onder zijn eigen naam, moet eveneens erkend zijn. De voorwaarden voor erkenning worden bij ministerieel besluit bepaald.

Art. 7.De producten die zich bevinden in de fabriek, het magazijn, de bereidingsplaats of de opslagplaats van een fabrikant, een invoerder, een bereider of een verkoper worden geacht, behoudens bewijs van het tegendeel, gehouden te zijn met het oog op verhandeling voor de bemesting of ter verbetering van de bodem in het binnenland.

Art. 8.De bij dit besluit bedoelde producten : 1° moeten van goede eerlijke handelskwaliteit zijn en mogen geen behandeling ondergaan hebben waardoor hun aard of kwaliteit in zulke mate wordt gewijzigd dat hun samenstelling niet meer aan het normale product beantwoordt;2° moeten bij het verhandelen in een bruikbare toestand verkeren;3° moeten van homogene en stabiele samenstelling zijn en dit, tot in het stadium van de eindgebruiker;4° moeten dermate vrij zijn van giftige of schadelijke bestanddelen, van schadelijke insekten, nematoden, leefbare sporen van stuif- en stinkbrand of andere fytopathogene kiemen, dat zij geen nadelige invloed uitoefenen op de teelten, noch op de gezondheid van mensen of dieren, wanneer die producten in normale doses en oordeelkundig gebruikt worden;5° mogen geen hogere gehalten aan ongewenste stoffen bevatten dan deze die in voorkomend geval overeenkomstig dit besluit zijn vastgesteld;6° moeten gebruikt worden volgens de voorwaarden die in voorkomend geval bepaald zijn overeenkomstig dit besluit. De verkoper van de producten is ertoe gehouden zich ervan te vergewissen dat zij de bestemming krijgen die in voorkomend geval vastgesteld is overeenkomstig dit besluit; 7° mogen niet gebruikt worden in hogere doses dan deze welke vereist zijn voor de optimale vruchtbaarheid en de fysische toestand van de teeltbodem en voor de fysiologische behoeften van de teelten. HOOFDSTUK II. - Waarborgen

Art. 9.Indien de producten verpakt zijn, moeten op de verpakking of op een daaraan bevestigd etiket de volgende aanduidingen voorkomen : 1° voor de EG-meststoffen : de aanduiding "EG-MESTSTOF" in hoofdletters. Voor de andere producten, naargelang het hoofdstuk waaronder zij gerangschikt zijn in de tabel : de aanduiding "meststof" voor de producten van hoofdstuk I, "kalkmeststof" voor de producten van hoofdstuk II, Afdeling II - A, "organisch bodemverbeterend middel" voor de producten van hoofdstuk III - A, "fysisch bodemverbeterend middel" voor de producten van hoofdstuk III - B, "teeltsubstraat" voor de producten van hoofdstuk IV en "Meststof voor de aanmaak van voedingsoplossingen voor hydrocultuur en substraatteelt" voor de producten van hoofdstuk VI. Voor de producten bedoeld in de hoofdstukken II, afdeling II - B, V en VII van de tabel mag de groepsnaam niet worden aangegeven; 2° de typeaanduiding zoals zij in kolom a) van de tabel voorkomt met de voorgeschreven of toegelaten kwalificaties. De typeaanduiding van de samengestelde meststoffen die voorkomen in hoofdstuk I van de bij dit besluit gevoegde tabel, moet gevolgd worden door drie onderling van elkaar gescheiden getallen voor de NPK-meststoffen en door twee onderling van elkaar gescheiden getallen voor de NP-, PK- en NK-meststoffen. Deze getallen duiden de gehalten aan stikstof, fosforzuuranhydride en kaliumoxide aan in de volgorde die door de benaming wordt bepaald.

Wanneer een gehalte aan secundaire elementen wordt vermeld moet de typeaanduiding van de producten bedoeld in hoofdstuk I van de tabel aangevuld worden met de vermelding "bevattende..." , gevolgd door ofwel de naam van elk van de aanwezige in dit lid bedoelde enkelvoudige elementen of het scheikundig symbool daarvoor.

Wanneer een gehalte aan secundaire elementen wordt aangegeven mag de typeaanduiding van de samengestelde meststoffen, aangevuld met de getallen die de gehalten aan stikstof, fosforzuuranhydride en kaliumoxide weergeven, gevolgd worden door de getallen die de gehalten weergeven aan calcium, calciumoxide, magnesiumoxide, natriumoxide en zwaveltrioxide waarbij deze laatste getallen tussen haakjes worden vermeld en de genoemde volgorde wordt in acht genomen.

Na de typeaanduiding mogen uitsluitend de getallen worden vermeld die het gehalte aangeven aan hoofd- en secundaire bestanddelen.

Indien aan een meststoftype bedoeld in hoofdstuk I en in hoofdstuk II, Afdelingen I en II-B, sporenelementen zijn toegevoegd, moet de typeaanduiding aangevuld worden met één van de volgende vermeldingen : - "met sporenelementen"; - "met..." gevolgd door de naam van elk van de aanwezige sporenelementen of het scheikundig symbool daarvoor.

Wanneer verschillende sporenelementen aanwezig zijn moeten deze vermeld worden in de alfabetische volgorde van hun scheikundig symbool : B, Co, Cu, Fe, Mn, Mo, Zn; 3° de gewaarborgde gehalten of getallen voor elke hoofdzakelijke hoedanigheid en de gewaarborgde gehalten aan vormen en/of de oplosbaarheden, voorgeschreven in deze reglementering en in kolom d) van de tabel.De aanduiding van deze gehalten moet uitgedrukt worden overeenkomstig artikel 17; 4° het gewaarborgd netto- of brutogewicht.Bij vermelding van het brutogewicht moet tevens het tarragewicht worden vermeld; voor de vloeibare producten en de producten bedoeld in hoofdstukken III - A en IV - A van de tabel mag het nettovolume worden toegevoegd; 5° de naam of de firmanaam of het gedeponeerd handelsmerk alsmede het adres van degene die verantwoordelijk is voor het verhandelen en die binnen de Europese Gemeenschap is gevestigd;6° voor de vloeibare meststoffen de passende aanduidingen met name inzake de temperatuur voor het opslaan en het voorkomen van ongevallen;7° voor de meststoffen die opgenomen zijn in hoofdstuk V van de tabel, de vermelding : "Alleen te gebruiken in geval van erkende behoefte.De benodigde dosissen mogen niet worden overschreden.".

Bovendien voor de producten van hoofdstuk V waarin enkel één sporenelement gewaarborgd wordt en indien dit sporenelement in chelaatvorm aanwezig is, moet op het etiket worden aangegeven in welk pH-gebied de stabiliteit van de chelaatfractie is gewaarborgd; 8° met uitzondering van gedroogde mest mogen de producten die opgenomen zijn in hoofdstuk III - A van de tabel verrijkt worden met een stikstofmeststof en/of een fosfaatmeststof (met uitsluiting van natuurfosfaat, van gedeeltelijk ontsloten natuurfosfaat en van aluminiumcalciumfosfaat) en/of een kalimeststof.In dat geval moet de kwalificatie "verrijkt" bij de type-aanduiding gevoegd worden en moeten de waarborgen voorzien in artikel 14, 4°, aangeduid worden; 9° voor het zuiveringsslib van hoofdstuk VIII van de tabel, de vermeldingen "Gebruik verboden op : 1.weideland en voedergewassen indien een wachttijd van 6 weken tussen het gebruik en de beweiding of de oogst niet in acht genomen wordt; 2. gronden waarop groenten en fruit geteeld worden, met uitzondering van die van fruitbomen en voor zover in dit laatste geval het gebruik gebeurt na de oogst en vóór de volgende bloei; 3. bodems welke bestemd zijn voor de teelt van groenten of vruchten die normaliter in rechtstreeks contact staan met de bodem en die normaliter rauw geconsumeerd worden, gedurende een periode van 10 maanden voorafgaand aan de oogst en tijdens de oogst zelf.".

Nochtans, wanneer de verpakkingen meer dan 100 kg "EG-meststof" bevatten, is het toegestaan dat de aanduidingen bedoeld onder 1° tot 9° alleen op het in artikel 11 bedoelde begeleidend document worden vermeld.

Art. 10.Wanneer aan een meststof bedoeld in hoofdstuk I of in hoofdstuk II, afdelingen I en II - B van de tabel, één of meer sporenelementen zijn toegevoegd : 1° moeten de gehalten daarvan gewaarborgd worden in gewichtspercenten en moeten deze ten minste de volgende waarden bereiken : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2° het gehalte aan een sporenelement moet als volgt worden gewaarborgd : - de volledige benaming gevolgd door hun scheikundig symbool;wanneer een sporenelement geheel of gedeeltelijk een chemische verbinding vormt met een organisch molecule, wordt de naam van het sporenelement gevolgd door een van de volgende benamingen : « chelaatvormer... » (benaming van de chelaatvormer of afkorting van de chelaatvormer als in bijlage II); « complexvormer... » (benaming van de complexvormer als in bijlage II); - het totaalgehalte uitgedrukt als gewichtspercentage van de meststof; - het in water oplosbare gehalte, uitgedrukt in gewichtspercentage van de meststof, wanneer dit gehalte ten minste de helft van het totaalgehalte bedraagt. Wanneer een sporenelement volledig oplosbaar is in water, wordt alleen het in water oplosbare gehalte aangegeven; - wanneer in een meststof van de tabel een sporenelement scheikundig gebonden is aan een organisch molecule, wordt het in de meststof aanwezige gehalte onmiddellijk na het in water oplosbaar gehalte aangegeven in gewichtspercentage van de meststof, gevolgd door het woord "chelaatvormer..." of "complexvormer..." met de naam van het organisch molecule zoals deze voorkomt in bijlage II. De naam van het organisch molecule mag worden vervangen door de afkortingen zoals zij opgenomen zijn in dezelfde bijlage; 3° voor de sporenelementen zijn uitsluitend de organische verbindingen die opgenomen zijn in bijlage II toegelaten.4° voor de producten waarin één of meer sporenelementen worden gewaarborgd moeten de dosissen en de gebruiksaanwijzingen die passen bij de bodemgesteldheid en de teelt waarvoor het product wordt gebruikt op de etiketten voorkomen.Deze aanwijzingen moeten duidelijk gescheiden staan van de overige opgelegde aanduidingen.

Art. 11.Indien de producten onverpakt worden vervoerd voor de verkoop of wanneer zij onverpakt worden geleverd, moeten zij vergezeld zijn van een document dat de aanduidingen draagt voorzien in artikelen 9, 1° tot 9° en 10.De verkoper is ertoe gehouden dit document aan de koper af te geven op het ogenblik van de levering.

Behalve voor samengestelde meststoffen, zijn de bepalingen van artikel 9 niet van toepassing wanneer de producten, aangekocht door de landbouwer of tuinbouwer voor de behoeften van zijn bedrijf, in zijn aanwezigheid of in die van zijn afgevaardigde worden verpakt en onmiddellijk worden meegenomen. Zo de verkoop meer dan 50 kg bedraagt, is de verkoper evenwel gehouden aan de landbouwer, de tuinbouwer of zijn afgevaardigde, samen met het product, het document ter hand te stellen dat bedoeld is in het eerste lid van dit artikel.

Art. 12.Wanneer de producten niet verpakt zijn en zich in een fabriek, bereidingsplaats, magazijn, opslagplaats of pakhuis bevinden, moet bij elke partij, op een wijze die alle verwarring uitsluit, een duidelijk zichtbaar bordje worden geplaatst dat op goed leesbare wijze de in artikel 9, 1°, 2°, 3° en 8° voorgeschreven aanduidingen draagt.

Hetzelfde geldt wanneer de producten verpakt zijn en het etiket of de vermeldingen, voorgeschreven in artikel 9, nog niet zijn aangebracht of wanneer de verpakking werd geopend voor verkoop bij kleine hoeveelheden.

Het in het eerste lid bedoeld bordje is eveneens vereist voor de vloeibare meststoffen die zich in reservoirs bevinden bestemd om de pompen te bevoorraden.

Dit bordje zal, buiten de in artikel 9, 1°, 2° en 3° voorgeschreven vermeldingen, het aantal kg van elke gewaarborgde hoofdzakelijke hoedanigheid, die zich in 100 liter meststof bevindt, aanduiden. Bij elke pomp zal een conversietabel aangeplakt worden die voor de verschillende afgeleverde meststoffen, tegenover de waarborgen aan hoofdzakelijke hoedanigheden uitgedrukt in percentage, het overeenstemmend aantal kilogram van elk van die hoofdzakelijke hoedanigheden per 100 liter meststof aangeeft.

Art. 13.De in de artikelen 9, 1° tot 5°, 8° en 9°, en 10 voor het etiket of de verpakking en voor het begeleidend document voorgeschreven vermeldingen moeten eveneens voorkomen op de facturen en prijslijsten.

Voor Thomasslakken (Thomasfosfaat), indien de geleverde partij bemonsterd en ontleed werd overeenkomstig de bepalingen van het ministerieel besluit van 26 maart 1980 houdende vaststelling van het tarief van de ontledingen uitgevoerd door de Rijkslaboratoria en waarbij aan de kopers van bepaalde grondstoffen voor de landbouw faciliteiten worden verleend om ze te laten ontleden, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 12 augustus 1985, moet de factuur eveneens de uitslag van de ontleding vermelden; in dit geval moet de factuur opgemaakt worden op basis van het bij de ontleding vastgestelde gehalte.

Nochtans, wanneer de uitslag van die ontleding hoger ligt dan het gewaarborgd maximum, mag het in rekening gebracht gehalte voor het opmaken van de factuur dit maximum niet overschrijden.

Indien bij de levering de partij Thomasslakken niet ontleed werd overeenkomstig dit artikel, moet de factuur opgemaakt worden op basis van het gemiddelde van de gewaarborgde gehalten.

Art. 14.Buiten de waarborgen voorzien in kolom d) van de tabel, mogen de volgende waarborgen gegeven worden : 1° voor alle producten opgenomen in de tabel behalve voor de EG-meststoffen : het gehalte aan vocht;2° voor de meststoffen opgenomen in hoofdstuk I van de tabel : a) het gehalte aan magnesiumoxide (MgO), natriumoxide (Na2O) en/of zwaveltrioxide (SO3) mits de gehalten ervan respectievelijk 2 %, 3 % en 5 % bereiken.Deze gehalten moeten op één van de volgende wijzen aangegeven worden : - totaalgehalte; - wanneer een element volledig oplosbaar is in water wordt alleen het in water oplosbare gehalte aangegeven; - totaalgehalte alsmede in water oplosbaar gehalte wanneer ten minste een kwart van het totaalgehalte hierin oplosbaar is; b) voor de vloeibare meststoffen bedoeld in hoofdstuk I, afdeling I, sectie 2, van de tabel en die bestemd zijn voor verstuiving op bladeren : het gehalte aan calcium oplosbaar in water mits dit gehalte ten minste 5,7 % bereikt;c) de gehalten aan sporenelementen voor zover dit gebruikelijke bestanddelen zijn van de grondstoffen die voor inbreng van hoofdbestanddelen en secundaire bestanddelen worden gebruikt en hun gehalte ten minste de minimale waarden bereikt die in artikel 10 - 1° aangegeven zijn. De gehalten aan sporenelementen worden gewaarborgd overeenkomstig de bepalingen van artikel 10 - 2°; 3° voor de producten opgenomen in hoofdstuk I van de tabel behalve voor de EG-meststoffen : a) het gehalte aan calcium (Ca) oplosbaar in mineraal zuur, mits dit gehalte ten minste 4 % bedraagt;b) het gehalte aan calciumoxide of calciumhydroxide of calciumcarbonaat of analoge magnesiumverbindingen, globaal in één geheel getal weergegeven als calcium of magnesium in neutraliserende vorm, uitgedrukt in calciumcarbonaat, mits dit gehalte ten minste 10 % bedraagt in calciumcarbonaat en deze stoffen onder de voornoemde vormen in het product aanwezig zijn. Indien de onder a) of b) bedoelde waarborgen gegeven zijn, moet het gewaarborgd getal voor het basenequivalent vermeld worden voorafgegaan door de aanduiding "zuur werkend", "neutraal werkend" of "basisch werkend", onderscheidenlijk naargelang dit getal negatief en lager dan -5, begrepen tussen -5 en +5 of positief en boven +5 is; c) met uitzondering van Thomasslakken en meststoffen op basis van Thomasslakken, wanneer de producten gekorreld zijn : het percentage in gewicht aan korrels met een maat tussen 1 en 3 mm, tussen 2 en 4 mm of tussen 3 en 5 mm, mits dit percentage ten minste 80 % bedraagt. Voor Thomasslakken of meststoffen op basis van Thomasslakken die gekorreld zijn : het gewichtspercentage aan korrels met een maat tussen 0,3 en 3 mm, mits dit percentage ten minste 80 % bedraagt; 4° voor de producten opgenomen in hoofdstuk III - A van de tabel : a) het gehalte aan stikstof totaal in de vorm van nitraatstikstof, ammoniumstikstof, ureumstikstof, cyaanamidestikstof of organisch gebonden stikstof, voor zover het gehalte ten minste 0,5 % bedraagt; daarbij mag een gehalte van ten minste 0,5 % voor elke bindingsvorm worden gewaarborgd; b) het gehalte aan fosforzuuranhydride met aanduiding van de volgende oplosbaarheden : oplosbaar in water, oplosbaar in water en neutraal ammoniumcitraat, oplosbaar in neutraal ammoniumcitraat, oplosbaar in citroenzuur 2 %, oplosbaar in een mineraal zuur, mits dit gehalte ten minste 0,5 % bedraagt;c) het gehalte aan kaliumoxide oplosbaar in water, mits dit gehalte ten minste 0,5 % bedraagt.

Art. 15.Wanneer de producten verpakt zijn, moet de verpakking gesloten en verzegeld zijn. De verzegeling moet zodanig zijn aangebracht dat zij de verpakking afsluit en tegelijkertijd het in artikel 9 bedoeld etiket vasthoudt. Op de verzegeling moet de naam of het merk voorkomen van degene wiens naam op het etiket of de verpakking is vermeld.

De meststoffen bevattende één of meerdere sporenelementen bedoeld in hoofdstuk V moeten verpakt zijn.

Art. 16.De verzegeling is niet vereist : 1° wanneer de verpakking voorzien is van een sluiting die bij het openen onherstelbaar wordt beschadigd;2° voor de klepzakken en de machinaal gesloten zakken;3° voor papieren zakken, dozen en andere kleine verpakkingen wanneer het etiket of het veiligheidssysteem met de naam of het merk van degene wiens naam op het etiket of de verpakking voorkomt op zulk een wijze op de verpakking is aangebracht dat zij de sluiting ervan verzekert.

Art. 17.De waarborgen aan hoofdzakelijke hoedanigheden moeten aangeduid worden met de naam en met het symbool zoals in kolom d) van de tabel of in dit besluit is aangeduid.

Zij moeten worden aangegeven rekening houdend met de toestand waarin het product verhandeld wordt, behalve wanneer in kolom d) van de tabel een andere regeling is voorzien.

Behalve wanneer in kolom d) van de tabel een andere regeling is voorzien, moeten de verplichte of facultatieve waarborgen voor iedere "hoofdzakelijke hoedanigheid" afzonderlijk aangegeven worden door één getal dat naargelang van het geval het minimum of het maximum percentage in gewicht of het minimum of maximum getal per 100 kg uitdrukt van de in het product aanwezige hoofdzakelijke hoedanigheden.

Bij vloeibare meststoffen mag daarnaast het gehalte aan waardegevende bestanddelen worden uitgedrukt in het bij benadering gelijkwaardige gewicht per volume-eenheid (kilogram per hectoliter of gram per liter). Voor de meststoffen bedoeld in hoofdstuk VI van de tabel mag het gehalte in mol bijgevoegd worden evenals de volumieke massa (dichtheid) bij 20 °C. De gehalten aan waardegevende bestanddelen moeten worden uitgedrukt afgerond tot op een gehele eenheid of eventueel met één decimaal en in de volgorde : stikstof, fosforzuuranhydride, kaliumoxide, calcium of calciumoxide, magnesiumoxide, natriumoxide, zwaveltrioxide, boor, kobalt, koper, ijzer, mangaan, molybdeen en zink.

De "neutraliserende waarde" moet uitgedrukt worden door één geheel getal.

Het "basenequivalent" moet aangegeven worden door één geheel getal, voorafgegaan door de vermelding "zuur werkend", "neutraal werkend" of "basisch werkend" naargelang dit getal onderscheidenlijk negatief en lager dan -5, begrepen tussen -5 en +5 of positief en boven +5 is.

Voor de meststoffen die meerdere sporenelementen bevatten, behalve voor de meststoffen van hoofdstuk V van de tabel, moet het gehalte van deze sporenelementen aangegeven worden met het aantal decimalen overeenstemmend voor elk element met het aantal dat voorkomt in artikel 10, 1°.

Art. 18.De verplichte of facultatieve vermelding van een gehalte of getal aan hoofdzakelijke hoedanigheid ofwel de vermelding van twee gehalten bij Thomasslakken, geldt als waarborg dat het product met de vermelding overeenstemt.

Het tekort op een gewaarborgd gehalte aan een waardegevend bestanddeel kan niet worden goedgemaakt door een teveel op een gewaarborgd gehalte aan een ander waardegevend bestanddeel, noch door een tekort op een gewaarborgd gehalte aan een waardeverminderend bestanddeel. Het teveel op een gewaarborgd gehalte aan een waardeverminderend bestanddeel kan niet goedgemaakt worden door een tekort op het gewaarborgd gehalte aan een ander waardeverminderend bestanddeel, noch door een teveel op een gewaarborgd gehalte aan een waardegevend bestanddeel.

Art. 19.De aanduiding "chloorarm" mag bij de typeaanduiding van de vaste of vloeibare NPK-, PK- en NK-meststoffen, van de vaste of vloeibare samengestelde meststoffen gevoegd worden wanneer het chloorgehalte 2 % niet overschrijdt.

Art. 20.Behalve de aanduidingen die voorgeschreven of toegelaten zijn krachtens de artikelen 9, 10, 14, 17 en 19 en de aanduidingen die eventueel door de Minister zijn toegelaten, mogen op de etiketten, verpakkingen, begeleidend document en opschriften uitsluitend de volgende vermeldingen betreffende de producten voorkomen : 1° het merk van de fabrikant, het merk van het product en de handelsbenamingen;2° de specifieke gegevens betreffende de wijze van gebruik, opslag en behandeling van de producten. Deze vermeldingen mogen niet in tegenspraak zijn met de aanduidingen die voorgeschreven of toegelaten zijn door voornoemde artikelen en moeten duidelijk gescheiden zijn van deze laatsten.

Art. 21.De krachtens de artikelen 9, 10, 14, 17, 19 en 20 voorgeschreven of toegelaten vermeldingen en de aanduidingen die eventueel door de Minister zijn toegelaten, moeten duidelijk zichtbaar, zonder afkortingen, onuitwisbaar, goed leesbaar en ten minste in één der landstalen op het etiket of de verpakking en op het begeleidend document voorkomen.

Deze vermeldingen moeten eveneens voorkomen bij producten die volgens de voorschriften of de formules van de koper zijn bereid.

Art. 22.§ 1. In de publiciteit moet ten minste de typeaanduiding worden aangegeven zoals zij in de kolom a) van de tabel voorkomt en alle voorgeschreven waarborgen. § 2. Het is verboden op de handelsdocumenten en handelspubliciteit : 1° waarborgen te geven, kwalificaties te gebruiken of gewag te maken van hoedanigheden die niet in dit besluit zijn voorgeschreven of toegelaten, behalve met machtiging van de Minister en eventueel onder de voorwaarden die hij vaststelt;2° enige aanduiding of teken te gebruiken waardoor de koper in verwarring kan gebracht worden omtrent de aard, de herkomst, de kenmerken, de eigenschappen, de zuiverheid of het gebruik van de bij dit besluit bedoelde producten.Dit geldt onder meer voor uitdrukkingen zoals "ongeveer", tekens zoals "+".

Art. 23.Voor de overeenstemming van het product met de gegeven waarborgen aan hoofdzakelijke hoedanigheden en voor de naleving van de overige voorschriften van dit besluit staan, behoudens de mogelijkheid van rechtvaardiging, in : 1° voor de opgeslagen onverpakte producten en voor de verpakte producten die beantwoorden aan de voorwaarden bedoeld in artikel 12 : de fabrikant, de bereider, de invoerder, de persoon die het product in bezit houdt met het oog op de verkoop ervan;2° voor de onverpakte producten die door iemand anders dan de gebruiker vervoerd worden, en bij de aflevering : degene wiens naam op het bij artikel 11 bedoeld begeleidend document is vermeld;indien op dit document de naam van een buitenlandse fabrikant of verkoper voorkomt : de invoerder; 3° voor de overeenkomstig de voorschriften van dit besluit verpakte producten : degene wiens naam op de verpakking of op het eraan gehecht etiket voorkomt;indien de naam van een buitenlandse fabrikant of verkoper erop voorkomt : de invoerder.

De verantwoordelijkheid van de fabrikant, de bereider of de invoerder vervalt nochtans wanneer de verpakkingen werden geopend of wanneer, na onderzoek, bewezen is dat door de schuld van de koper en/of de houder het product niet meer in een normale staat van goede bewaring verkeert. HOOFDSTUK III. - Facturen, afwijkingen en controles

Art. 24.De monsterneming en de ontledingen gebeuren overeenkomstig de door de Minister vastgestelde voorschriften.

Art. 25.De fabrikanten, bereiders, invoerders en verkopers moeten de aankoopfactuur, een afschrift van de verkoopfactuur en de begeleidende documenten bewaren gedurende drie jaar vanaf 1 januari van het jaar dat op hun datum van opmaak volgt, ten einde ze aan de ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van dit besluit, op hun verzoek en zonder verplaatsing voor te leggen.

Art. 26.§ 1. Geen enkele speling is toegestaan op de minimum- of maximumgehalten of getallen die vastgesteld zijn in deze reglementering of in de kolommen b), c) en d) van de tabel. § 2. Het volgend tekort is toegestaan tussen het gewaarborgd gehalte of getal van hoofdzakelijke hoedanigheden en het bij de analyse vastgesteld gehalte of getal, terwijl de overschrijding van het gewaarborgd gehalte of getal aan geen beperking onderworpen is : 1. voor de producten vermeld in hoofdstuk I, afdeling I, sectie 1, A, a), b) en c), afdeling I, sectie 2, A, afdeling II, sectie 1, A, a), b) en c) en afdeling II, sectie 2, A van de tabel : 1.1. voor het gehalte aan stikstof bij : 1.1.1. kalksalpeter, kalkmagnesiasalpeter, natronsalpeter, chilisalpeter en ureum : 0,4 % absoluut; 1.1.2. ammoniumnitraat (met een gehalte hoger dan 32 % stikstof), kalkammonsalpeter (met een gehalte hoger dan 32 % stikstof), oplossing van stikstofmeststof(fen) en ammoniumnitraat-ureumoplossing : 0,6 % absoluut; 1.1.3. ammoniumnitraat (met een gehalte tot 32 % stikstof), kalkammonsalpeter (met een gehalte tot 32 % stikstof), ammonsulfaatsalpeter, stikstofmagnesiumsulfaat en stikstofmagnesia : 0,8 % absoluut; 1.1.4. kalkstikstof en nitraathoudende kalkstikstof : 1,0 % absoluut; 1.1.5. ammoniumsulfaat : 0,3 % absoluut; 1.1.6. vloeibare ammoniak : 2,5 % absoluut; 1.1.7. overige stikstofmeststoffen en ontlijmd beendermeel : - waarborg tot 2 % : 25 % van de waarborg; - waarborg boven 2 % tot 17 % : 0,5 % absoluut; - waarborg van meer dan 17 % : 3 % van de waarborg; 1.2. voor het gehalte aan fosforzuuranhydride bij : 1.2.1. Thomasslakken : geen speling op het laagste gehalte; 1.2.2. superfosfaat en geconcentreerd superfosfaat : - fosforzuuranhydride oplosbaar in water : 0,9 % absoluut; - fosforzuuranhydride oplosbaar in neutraal ammoniumcitraat : 0,8 % absoluut; 1.2.3. tripel superfosfaat : - fosforzuuranhydride oplosbaar in water : 1,3 % absoluut; - fosforzuuranhydride oplosbaar in neutraal ammoniumcitraat : 0,8 % absoluut; 1.2.4. overige fosformeststoffen : - fosforzuuranhydride oplosbaar in water : 0,9 % absoluut; - fosforzuuranhydride oplosbaar in alkalisch ammoniumcitraat : 0,8 % absoluut; - fosforzuuranhydride oplosbaar in 2 % mierenzuur : 0,8 % absoluut; - fosforzuuranhydride oplosbaar in mineraal zuur : 0,8 % absoluut; 1.2.5. bijproducten van dierlijke of plantaardige oorsprong : - waarborg tot 3 % : 25 % van de waarborg; - waarborg boven 3 % : 0,8 % absoluut; 1.3. voor het gehalte aan kaliumoxide bij : 1.3.1. ruw kalizout en ruw kalinatriumzout : 1,5 % absoluut; 1.3.2. verrijkt ruw kalizout : 1,0 % absoluut; 1.3.3. kaliumchloride tot en met een gehalte van 55 % kaliumoxide : 1,0 % absoluut; 1.3.4. kaliumchloride met een gehalte hoger dan 55 % kaliumoxide : 0,5 % absoluut; 1.3.5. kaliumchloride met magnesium : 1,5 % absoluut; 1.3.6. kaliumsulfaat : 0,5 % absoluut; 1.3.7. patentkali : 1,5 % absoluut; 1.3.8. overige kalimeststoffen : 1,0 % absoluut; 1.3.9. bijproducten van dierlijke of plantaardige oorsprong : - waarborg tot 4 % : 25 % van de waarborg; - waarborg boven 4 % : 1 % absoluut; 2. voor de producten vermeld in hoofdstuk I, afdeling I, sectie 1, B, afdeling I, sectie 2, B, afdeling II, sectie 1, A, d) en B en afdeling II, sectie 2, B van de tabel : 2.1. voor de hoofdzakelijke hoedanigheden stikstof, fosforzuuranhydride en kaliumoxide bij meststoffen met twee hoofdzakelijke hoedanigheden : 2.1.1. bij een waarborg van niet meer dan 4,0 % voor een hoedanigheid : 25 % van de waarborg; 2.1.2. bij een waarborg van meer dan 4,0 % voor een hoedanigheid : 1,1 % absoluut; 2.1.3. de som van de tekorten op al de gewaarborgde gehalten aan stikstof, fosforzuuranhydride en kaliumoxide mag niet hoger zijn dan 1,5 % absoluut; 2.2. voor de hoofdzakelijke hoedanigheden stikstof, fosforzuuranhydride en kaliumoxide bij meststoffen met drie hoofdzakelijke hoedanigheden : 2.2.1. bij een waarborg van niet meer dan 4,0 % voor een hoedanigheid : 25 % van de waarborg; 2.2.2. bij een waarborg van meer dan 4,0 % voor een hoedanigheid : 1,1 % absoluut; 2.2.3. de som van de tekorten op al de gewaarborgde gehalten aan stikstof, fosforzuuranhydride en kaliumoxide mag niet hoger zijn dan 1,9 % absoluut; 3. voor al de producten vermeld in hoofdstuk I van de tabel : 3.1. wanneer voor stikstof verschillende bindingsvormen, respectievelijk voor fosforzuuranhydride verschillende oplosbaarheden gewaarborgd worden, mag het tekort op deze vormen, respectievelijk oplosbaarheden niet hoger zijn dan 1/10 van het totaal gewaarborgd gehalte aan stikstof, respectievelijk fosforzuuranhydride met een maximum van 2 gewichtspercenten en voor zover het totale gehalte aan hoofdzakelijke hoedanigheid blijft binnen de in de bijlage vastgestelde vereisten en binnen de grenzen van de speling vermeld onder § 2 - 1 en onder § 2 - 2; 3.2. voor het gehalte aan calcium, calciumoxide, magnesiumoxide, natriumoxide en zwaveltrioxide : 25 % van de waarborg met een maximum van 0,9 % in absolute waarde voor calciumoxide, magnesiumoxide, natriumoxide en zwaveltrioxide en 0,64 % voor calcium; 3.3. voor de gehalten aan sporenelementen : - hoger dan 2 % : 0,4 % in absolute waarde; - lager of gelijk aan 2 % : 1/5 van de aangegeven waarborg; 3.4. voor de fijnheid : 3,0 % absoluut; 3.5. voor het gehalte aan organische stof : 10 % van de waarborg; 3.6. voor het gehalte aan calcium of magnesium in zuurbindende vorm, uitgedrukt als calciumcarbonaat : 10 % van de waarborg; 4. voor de producten vermeld in de hoofdstukken II (afdeling II-A), III, IV, VII en VIII van de tabel : 4.1. voor het gehalte aan magnesiumoxide : 0,9 % absoluut; 4.2. voor de neutraliserende waarde : 10 % van de waarborg; 4.3. voor het gehalte aan organische stof : 10 % van de waarborg; 4.4. voor de watercapaciteit na drogen : 10 % van de waarborg; 4.5. voor de fijnheid : 3,0 % absoluut; 4.6. voor alle andere gewaarborgde gehalten en getallen voor zover niet genoemd onder §§ 3 of 4 : - waarborg tot 2 % : 25 % van de waarborg; - waarborg boven 2 % tot 17 % : 0,5 % absoluut; - waarborg van meer dan 17 % : 3 % van de waarborg; 5. voor de producten vermeld in hoofdstuk II - afdeling I en afdeling II-B van de tabel : - voor het gehalte aan calciumoxide, magnesiumoxide, natriumoxide en zwaveltrioxide : 25 % van de waarborg met een maximum van 0,9 % in absolute waarde; - voor het gehalte aan calcium : 25 % van de waarborg met een maximum van 0,64 % in absolute waarde; - voor het gehalte aan zwavel : 25 % van de waarborg met een maximum van 0,36 % in absolute waarde; 6. voor de gehalten aan sporenelementen voor de producten vermeld in hoofdstuk V van de tabel : - hoger dan 2 % : 0,4 % in absolute waarde; - lager of gelijk aan 2 % : 1/5 van de aangegeven waarborg. 7. voor de producten vermeld in hoofdstuk VI van de tabel : 7.1. voor het gehalte aan stikstof, fosforzuuranhydride of kaliumoxide : - waarborg tot 2 % : 25 % van de waarborg; - waarborg boven 2 % tot 17 % : 0,5 % absoluut; - waarborg van meer dan 17 % : 3 % van de waarborg; 7.2. voor het gehalte aan calcium, magnesiumoxide, natriumoxide en zwaveltrioxide : 25 % van de waarborg met een maximum van 0,9 % in absolute waarde voor magnesiumoxide, natriumoxide en zwaveltrioxide, 0,64 % voor calcium. 7.3. voor de gehalten aan sporenelementen : - hoger dan 2 % : 0,4 % in absolute waarde; - lager of gelijk aan 2 % : 1/5 van de aangegeven waarborg. § 3. De volgende overschrijding is toegelaten tussen het gewaarborgd gehalte aan waardeverminderende bestanddelen en het bij de analyse vastgestelde gehalte of getal, terwijl het tekort op het gewaarborgd gehalte aan geen beperking onderworpen is : - voor het gehalte aan chloor : 0,2 % absoluut; - voor het gehalte aan vocht : 0,5 % absoluut. § 4. De volgende afwijking is toegelaten tussen het gewaarborgd getal en het bij de analyse vastgestelde getal : 1° voor het basenequivalent : - met zure of basische werking : 10 % van de waarborg; - met neutrale werking : 0,5 eenheid; 2° voor de pH : 0,3 eenheid. § 5. Het is verboden de tolerantie stelselmatig uit te buiten. HOOFDSTUK IV. - Strafbepalingen

Art. 27.Overtreding van de bepalingen van dit besluit wordt opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdings-middelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt.

Art. 28.De producten waarvan men vermoedt dat zij aan de bepalingen van dit besluit niet beantwoorden kunnen, overeenkomstig artikel 13 van voornoemde wet van 11 juli 1969, bij wege van administratieve maatregel, in beslag worden genomen gedurende een termijn die drie maanden niet mag overschrijden. HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen

Art. 29.De erkenningen verleend op grond van artikel 6 van het voornoemde koninklijk besluit van 6 oktober 1977 blijven geldig gedurende een periode van één jaar vanaf de datum van de bekendmaking van dit besluit.

Art. 30.De afwijkingen verleend overeenkomstig de bepalingen van het artikel 5 van het voornoemde koninklijk besluit van 6 oktober 1977, blijven geldig gedurende een periode van twee jaar vanaf de datum van de bekendmaking van het besluit. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 31.Het koninklijk besluit van 6 oktober 1977 betreffende de handel in meststoffen en bodemverbeterende middelen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 september 1978, 20 januari 1986 en 7 maart 1990, wordt opgeheven.

Art. 32.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie en Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 januari 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie, E. DI RUPO De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

begin


Publicatie : 1998-06-11 Numac : 1998016030

^