Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 oktober 2005
gepubliceerd op 19 oktober 2005

Koninklijk besluit inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2005022743
pub.
19/10/2005
prom.
07/10/2005
ELI
eli/besluit/2005/10/07/2005022743/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 OKTOBER 2005. - Koninklijk besluit inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het voorliggende besluit strekt er in hoofdzaak toe de bepalingen van Richtlijn 2004/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 inzake de beperking van emissies van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen in bepaalde verven en vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen, en tot wijziging van Richtlijn 1999/13/EG, om te zetten in Belgische wetgeving. Deze Richtlijn voorziet dat bepaalde verven en vernissen, naast producten voor het overspuiten van voertuigen, een bepaald gehalte aan vluchtige organische stoffen (VOS) niet mogen overschrijden.

Er is een uitzondering voorzien voor verven en vernissen die toegepast worden in installaties die vergunning- of registratieplichtig zijn overeenkomstig Richtlijn 1999/13/EG. Deze uitzondering geldt dus niet voor de installaties die niet vergunning- of registratieplichtig zijn overeenkomstig Richtlijn 1999/13/EG. Dit is bijvoorbeeld zo voor een meubelmakerij indien deze een bepaalde drempelwaarde inzake emissies van VOS, zoals vermeld in de richtlijn, niet overschrijdt. In dit geval zal de voorziene uitzondering in het voorliggend besluit niet van toepassing zijn.

Het ontwerp werd voor advies aan de Raad van State voorgelegd.

Het advies van de Raad van State stelt voor om de lijst van activiteiten zoals opgenomen in bijlage I van Richtlijn 1999/13/EG over te nemen als nieuwe bijlage van het ontwerp van besluit omdat anders onvoldoende geweten is over welke installaties het gaat. In het voorliggend ontwerp wordt ervoor geopteerd om de betreffende bepaling van Richtlijn 2004/42/EG letterlijk om te zetten, en dus enkel te verwijzen naar Richtlijn 1999/13/EG in zijn geheel.

De redenen waarom afgeweken wordt van het advies van de Raad van State zijn de volgende : - niet bij alle activiteiten die op vermelde lijst van Richtlijn 1999/13/EG voorkomen, worden verven en vernissen aangewend; - de Richtlijn 1999/13/EG voorziet niet alleen in een lijst van activiteiten maar voorziet ook in een bijkomende voorwaarde, namelijk het overschrijden van emissiedrempels, opgenomen in bijlage IIA van deze richtlijn, opdat een installatie vergunning- of registratieplichtig zou zijn; - opname van meerdere uitvoerige bijlagen van Richtlijn 1999/13/EG zou een wijziging van het besluit noodzaken bij wijziging van één van de bijlagen van Richtlijn 1999/13/EG. Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Leefmilieu, B. TOBBACK

ADVIES 38.457/3 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, derde kamer, op 24 mei 2005 door de Minister van Leefmilieu verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen", heeft op 7 juni 2005 het volgende advies gegeven : 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de te vervullen vormvereisten. Daarnaast bevat dit advies ook een aantal opmerkingen over andere punten. Daaruit mag echter niet worden afgeleid dat de afdeling wetgeving binnen de haar toegemeten termijn een exhaustief onderzoek van het ontwerp heeft kunnen verrichten.

STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 2. Het voor advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit beoogt de omzetting in het interne recht van Richtlijn 2004/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 inzake de beperking van emissies van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen in bepaalde verven en vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen, en tot wijziging van Richtlijn 1999/13/EG. In artikel 1 van het ontworpen besluit worden enkele begrippen gedefinieerd en in artikel 2 wordt het toepassingsgebied van de nieuwe regeling bepaald.

De artikelen 3 en 4 stellen de voorwaarden vast voor het op de markt brengen van bepaalde verven, vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen.

De artikelen 5 en 6 bevatten bepalingen in verband met het toezicht en de controle op de naleving van de bepalingen van het ontworpen besluit, alsmede in verband met de maatregelen die door de bevoegde ambtenaren en de minister genomen kunnen worden in het geval de voorschriften van het besluit worden overtreden.

Artikel 7 bepaalt dat het ontworpen besluit in werking treedt op 30 oktober 2005, zijnde de uiterste datum voor de omzetting van de voornoemde Richtlijn 2004/42/EG. 3. De rechtsgrond voor het ontworpen besluit wordt geboden door de artikelen 5, § 1, eerste lid, 1°, 2°, 3° en 10°, 15, § 3, 16, § 1, en 17bis van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid. ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 4. In het eerste lid van de aanhef dient de verwijzing naar artikel 15, §§ 1, 2 en 5, van de aldaar bedoelde wet te worden weggelaten. Deze paragrafen bieden immers geen rechtsgrond voor het ontworpen besluit.

Indien artikel 6, § 1, tweede lid, uit het ontwerp wordt weggelaten (zie opmerking 7), dient ook de verwijzing naar artikel 17bis in het eerste lid van de aanhef te worden geschrapt.

Ten slotte dient in het eerste lid van de aanhef de wetshistoriek te worden vermeld. Zo is artikel 5, § 1, eerste lid, 2°, gewijzigd bij de wet van 27 december 2004, en is artikel 16, § 1, gewijzigd bij de wet van 28 maart 2003. 5. Het ontwerp beoogt niet de omzetting van Richtlijn 1999/13/EG, vermeld in het tweede lid van de aanhef.De vermelding van deze richtlijn is evenmin nodig voor een goed begrip van de ontworpen regeling. Dit lid dient dan ook uit de aanhef te worden weggelaten.

Artikel 3 6. Luidens artikel 3, § 2, stelt "de Minister (...) producten die op de markt worden gebracht om uitsluitend te worden gebruikt bij activiteiten die worden verricht in een installatie waarvoor registratie heeft plaatsgevonden of een vergunning is verleend overeenkomstig de gewestelijke wetgeving, vrij van de verplichting om aan de eisen van § 1 te voldoen".

Met deze bepaling beogen de stellers van het ontwerp de omzetting van artikel 3, lid 2, van de voornoemde Richtlijn 2004/42/EG, dat luidt als volgt : « In afwijking van lid 1 stellen de lidstaten producten die worden verkocht om uitsluitend te worden gebruikt bij een door Richtlijn 1999/13/EG bestreken activiteit die wordt verricht in een installatie waarvoor registratie heeft plaatsgevonden of een vergunning is verleend overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van de richtlijn, vrij van de verplichting om aan de bovengenoemde eisen te voldoen. » Uit artikel 1 van Richtlijn 1999/13/EG van de Raad van 11 maart 1999 inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen bij bepaalde werkzaamheden en in installaties volgt dat de "bestreken activiteiten" die zijn welke worden opgesomd in bijlage I bij deze richtlijn.

De vrijstellingen die de minister zal verlenen op basis van het ontworpen artikel 3, § 2, moeten dus betrekking hebben op activiteiten die overeenstemmen met de activiteiten die worden opgesomd in de voormelde bijlage I. In artikel 1, 14°, van het ontwerp worden deze activiteiten aangeduid door middel van een algemene verwijzing naar de respectieve besluiten van de gewesten, die o.m. de implementatie van de voornoemde Richtlijn 1999/13/EG beogen, en waarin deze activiteiten worden vermeld.

Uit artikel 3, § 2, gelezen in samenhang met artikel 1, 14°, kan evenwel met onvoldoende zekerheid worden afgeleid welke activiteiten worden bedoeld. Evenmin is duidelijk of alle "in de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 1999/13/EG bestreken activiteiten" wel een vrijstelling zullen kunnen genieten (1).

Het verdient daarom aanbeveling artikel 1, 14°, uit het ontwerp weg te laten, en artikel 3, § 2, te redigeren als volgt : « De Minister stelt de producten die op de markt worden gebracht om uitsluitend te worden gebruikt bij een activiteit vermeld in bijlage IV en die wordt verricht in een inrichting waarvoor registratie heeft plaatsgevonden of een vergunning is verleend overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 1999/13/EG van de Raad van 11 maart 1999 inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen bij bepaalde werkzaamheden en in installaties (2), vrij van de verplichting om aan de eisen van § 1 te voldoen. » In dat geval dient het ontwerp verder te worden aangevuld met een bijlage IV, waarin de activiteiten worden vermeld die worden opgesomd in bijlage I bij de voornoemde Richtlijn 1999/13/EG. Artikel 6 7. De tekst van artikel 6, § 1, tweede lid (3), van het ontwerp is vrijwel identiek aan die van artikel 17bis van de voornoemde wet van 21 december 1998.De ontworpen tekst is daarom overbodig.

Indien de stellers van het ontwerp dit lid toch wensen te behouden, moet in artikel 6, tweede lid, naar dit artikel 17bis worden verwezen ("Overeenkomstig artikel 17bis van de wet,..." ) (4).

In het andere geval moet dit tweede lid worden weggelaten, en dient in het eerste lid van de aanhef ook de verwijzing naar artikel 17bis van de wet te worden weggelaten.

De kamer was samengesteld uit de heren D. Albrecht, staatsraad, voorzitter, P. Lemmens, B. Seutin, staatsraden, H. Cousy, J. Velaers, assessoren van de afdeling wetgeving, Mevr. A.-M. Goossens, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door Mevr. K. Bams, auditeur. _______ Nota (1) Overigens moet worden opgemerkt dat de stellers van het ontwerp ervoor opteren de Minister uitdrukkelijk een vrijstelling te laten verlenen.Nochtans volgt uit artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2004/42/EG veeleer dat, als de producten beantwoorden aan de in dat artikel bepaalde vereisten, ze van rechtswege van de verplichtingen bedoeld in artikel 3, lid 1, van de richtlijn zijn vrijgesteld. Omdat het niet altijd vanzelfsprekend zal zijn of een product al dan niet de vrijstelling moet genieten, is de ontworpen regeling, die voorziet in een verificatie door de Minister, echter verantwoord. (2) Er wordt verwezen naar de richtlijn, en niet naar de bepalingen die voor de omzetting in het interne recht van die richtlijn zorgen, omdat ook inrichtingen worden beoogd waarvoor in een andere lidstaat een registratie heeft plaatsgevonden of een vergunning is verleend.(3) De aandacht wordt erop gevestigd dat de Nederlandse tekst van artikel 6, § 1, uit twee leden bestaat, terwijl de Franse tekst uit drie leden bestaat.Opmerking 7 heeft betrekking op het tweede lid van de Nederlandse tekst en op het tweede en het derde lid van de Franse tekst. (4) In dat geval dient in het eerste lid van de aanhef ook verwezen te worden naar artikel 17bis, ingevoegd bij de wet van 28 maart 2003. 7 OKTOBER 2005. - Koninklijk besluit inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid, inzonderheid op artikel 5, § 1, eerste lid, 1°, 2°, gewijzigd bij de wet van 27 december 2004, 3° en 10°, artikel 15, § 3 en artikel 16, § 1, gewijzigd bij de wet van 28 maart 2003;

Gelet op de Richtlijn 2004/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 inzake de beperking van emissies van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen in bepaalde verven en vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen, en tot wijziging van Richtlijn 1999/13/EG;

Gelet op de kennisgeving van 7 januari 2005 aan de Hoge Gezondheidsraad, de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, de Raad voor het Verbruik en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn, in het kader van de Interministeriële Conferentie Leefmilieu van 21 maart 2005;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 8 februari 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 28 april 2005;

Gelet op het advies 38.457/3 van de Raad van State, gegeven op 7 juni 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, van Onze Minister van Economie, van Onze Minister van Middenstand en van Onze Minister van Leefmilieu, en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, dat omzetting beoogt in Belgisch recht van de Richtlijn 2004/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 inzake de beperking van emissies van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen in bepaalde verven en vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen, en tot wijziging van Richtlijn 1999/13/EG, wordt verstaan onder : 1. Stoffen : chemische elementen en hun verbindingen die in de natuur voorkomen of door de industrie worden geproduceerd, in vaste of vloeibare vorm of gasvorm.2. Preparaat : een mengsel of oplossing, bestaande uit twee of meer stoffen.3. Organische verbinding : een verbinding die ten minste het element koolstof bevat en daarnaast één of meer van de volgende elementen : waterstof, zuurstof, zwavel, fosfor, silicium, stikstof of halogeen met uitzondering van koolstofoxiden en anorganische carbonaten en bicarbonaten.4. Vluchtige organische stof (VOS) : een organische verbinding met een beginkookpunt van 250 °C of lager, gemeten bij een standaarddruk van 101,3 kPa.5. VOS-gehalte : de massa van vluchtige organische stoffen uitgedrukt in gram/liter (g/l) bij de bereiding van het product in gebruiksklare vorm.De massa van vluchtige organische stoffen in een bepaald product die, tijdens het drogen, door een chemische reactie deel gaan uitmaken van de coating, wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van het VOS-gehalte. 6. Oplosmiddel : een VOS die alleen of in combinatie met andere agentia wordt gebruikt om grondstoffen, producten of afvalmaterialen op te lossen of te verdunnen, of als schoonmaakmiddel om verontreinigingen op te lossen, dan wel als dispergeermiddel, om de viscositeit aan te passen, om de oppervlaktespanning aan te passen, als weekmaker of als conserveermiddel.7. Coating : een preparaat, met inbegrip van alle voor een juist gebruik benodigde organische oplosmiddelen of preparaten die organische oplosmiddelen bevatten, dat wordt gebruikt om op een oppervlak een film met decoratief, beschermend of ander functioneel effect te bereiken.8. Film : een continue laag ten gevolge van het opbrengen van één of meer coatings op een ondergrond.9. Watergedragen coating (WG) : coating waarvan de viscositeit door middel van water wordt aangepast.10. Solventgedragen coating (SG) : coating waarvan de viscositeit door middel van een oplosmiddel wordt aangepast.11. Wet : wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid.12. De Minister : De federale Minister die het Leefmilieu onder zijn bevoegdheden heeft.13. Bevoegde autoriteit : het directoraat-generaal Leefmilieu van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.

Art. 2.Dit besluit is van toepassing op de in bijlage I genoemde producten.

Art. 3.§ 1. De in bijlage I genoemde producten mogen na de in bijlage II aangegeven data uitsluitend op de markt worden gebracht indien zij een VOS-gehalte hebben dat de in bijlage II genoemde grenswaarden niet overschrijdt, en indien zij voldoen aan artikel 4.

Om na te gaan of voldaan is aan de in bijlage II opgenomen grenswaarden voor het VOS-gehalte, worden de in bijlage III genoemde analytische methoden gebruikt.

Voor de in bijlage I genoemde producten waaraan oplosmiddelen of andere bestanddelen die oplosmiddelen bevatten, moeten worden toegevoegd om het product gebruiksklaar te maken, gelden de in bijlage II genoemde grenswaarden voor het VOS-gehalte van het product in gebruiksklare vorm. § 2. Producten die op de markt worden gebracht om uitsluitend te worden gebruikt bij een door Richtlijn 1999/13/EG van de Raad van 11 maart 1999 inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen bij bepaalde werkzaamheden en in installaties, bestreken activiteit die wordt verricht in een installatie waarvoor registratie heeft plaatsgevonden of een vergunning is verleend overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van dezelfde richtlijn, zijn vrijgesteld van de verplichting om aan de eisen van § 1 te voldoen. § 3. De Minister kan ten behoeve van de restauratie en het onderhoud van gebouwen en klassieke voertuigen die als van bijzonder historisch en cultureel belang zijn aangemerkt, een individuele vergunning afgeven voor de aan- en verkoop van strikt beperkte hoeveelheden producten die niet voldoen aan de in bijlage II opgenomen grenswaarden voor het VOS-gehalte. § 4. De in bijlage I genoemde producten die kennelijk vóór de in bijlage II opgenomen data zijn geproduceerd en niet aan de in § 1 bedoelde voorwaarden voldoen, mogen gedurende 12 maanden na de datum waarop het vereiste voor het betrokken product van kracht wordt, op de markt worden gebracht.

Art. 4.De in bijlage I genoemde producten worden met een etiket op de markt gebracht. Op het etiket staan vermeld : a) de subcategorie van het product en de betrokken VOS-grenswaarden in g/l als bedoeld in bijlage II;b) het maximale VOS-gehalte in g/l van het product in gebruiksklare vorm.

Art. 5.§ 1. De overeenkomstig artikel 15 van de wet aangewezen ambtenaren en beambten zien er op toe dat de in bijlage I genoemde producten aan de eisen van dit besluit voldoen. § 2. In het kader van het in de voorgaande paragraaf bepaalde toezicht, kunnen, overeenkomstig artikel 15, § 2, 4°, van de wet, monsters genomen of laten genomen worden volgens de in de volgende leden bepaalde procedure.

Van elk product worden drie monsters genomen waarvan alle opschriften verborgen worden die de herkomst van het product te kennen geven.

De monsters worden terstond verzegeld. Op het aan het monster gehecht etiket of op de verpakking wordt vermeld : het nummer van het monster, de aard van het product met uitsluiting van de handelsbenaming, de datum waarop het monster is genomen, de naam en de handtekening van de ambtenaar van de bevoegde autoriteit die de monsters heeft genomen.

Een monster wordt aan de verantwoordelijke voor het op de markt brengen van het product overhandigd. Het tweede monster wordt ter ontleding gezonden aan een erkend laboratorium. Het derde monster wordt aan de Minister gezonden die het, in voorkomend geval, aan de Procureur des Konings doet toekomen.

De laboratoria die belast kunnen worden met de uitvoering van de ontleding bedoeld in het vorige lid moeten geaccrediteerd zijn volgens de NBN EN ISO/CEI 17025-norm.

Art. 6.§ 1. Overeenkomstig artikel 16, § 1, van de wet kunnen de in artikel 5, § 1 bedoelde ambtenaren en beambten bij administratieve maatregel de producten waarvan zij vermoeden dat zij niet beantwoorden aan de bepalingen van dit besluit tegen ontvangstbewijs tijdelijk in bezit nemen. De termijn hiervoor wordt vastgesteld op drie maanden. § 2. Wanneer er wordt vastgesteld dat een op de markt gebracht product als bedoeld in bijlage I, niet voldoet aan de voorschriften van dit besluit, treft de Minister de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de fabrikant, de invoerder of de distributeur het product in overeenstemming brengt met de bepalingen van dit besluit. § 3. De Minister neemt de nodige maatregelen om het op de markt brengen van het betrokken product te beperken of te verbieden, of om te verzekeren dat het uit de markt genomen wordt wanneer : - de in bijlage II bedoelde grenswaarden worden overschreden of, - de non-conformiteit met de bepalingen van dit besluit blijft voortbestaan ondanks de overeenkomstig §§ 1 en 2 genomen maatregelen.

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 30 oktober 2005.

Art. 8.Onze Minister bevoegd voor Volksgezondheid, Onze Minister bevoegd voor Economie, Onze Minister bevoegd voor Middenstand en Onze Minister bevoegd voor Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 oktober 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Leefmilieu, B. TOBBACK

Bijlage I Toepassingsgebied 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt onder verven en vernissen verstaan de in onderstaande subcategorieën genoemde producten, met uitsluiting van aërosols.Het betreft coatings voor gebouwen, houtwerk en bijbehorende structuren met een decoratief, functioneel en beschermend effect.

Subcategorieën a) Matte coatings voor wanden en plafonds : op wanden en plafonds aan te brengen coatings met een glansgraad van <= 25@60°.b) Glanzende coatings voor wanden en plafonds : op wanden en plafonds aan te brengen coatings met een glansgraad van > 25@60°.c) Coatings voor buitenmuren met minerale ondergrond : op gemetselde, bakstenen of gepleisterde buitenmuren aan te brengen coatings.d) Hout-, metaal- of kunststofverven voor binnen- en buitendecoratie en voor interieur- en gevelbekleding : voor decoratie en bekleding bestemde coatings die een ondoorzichtige film vormen.Deze coatings zijn ontworpen voor een ondergrond van hout, metaal of kunststof. Deze subcategorie omvat grondlagen en tussencoatings. e) Vernissen en beitsen voor houtwerk binnen en buiten : op houtwerk aan te brengen coatings die een transparante of semi-transparante film vormen voor de decoratie en de bescherming van hout, metaal en kunststof.Tot deze subcategorie behoren dekkende houtbeitsen.

Dekkende houtbeitsen zijn coatings die een ondoorzichtige film vormen voor de decoratie en de bescherming van hout tegen verwering, als gedefinieerd in EN 927-1, semi-stabiele categorie. f) Houtbeitsen met minimale laagdikte : houtbeitsen die, in overeenstemming met EN 927-1 :1996, een gemiddelde dikte van minder dan 5 µm hebben, wanneer zij volgens methode 5 A van ISO 2808 : 1997 worden beproefd.g) Primers : coatings met afdichtende en/of blokkerende eigenschappen voor hout of muren en plafonds.h) Hechtprimers : coatings voor het stabiliseren van losse deeltjes van de ondergrond, voor het waterafstotend maken en/of voor het beschermen van hout tegen het verblauwen.i) Eencomponentscoatings : op filmvormend materiaal gebaseerde performance coatings, ontworpen voor toepassingen waaraan bijzondere eisen worden gesteld, zoals primerlaag en aflak voor kunststof, primerlaag voor ijzerhoudende ondergrond, primerlaag voor reactieve metalen als zink en aluminium, roestwerende aflakken, vloerbekledingen, inclusief houten en betonvloeren, antigraffiticoatings, vlamvertragende coatings en normen in verband met hygiëne in de levensmiddelen- en drankenindustrie of in de gezondheidszorg.j) Tweecomponentencoatings : coatings met dezelfde gebruiksdoeleinden als eencomponentscoatings, waaraan vóór het aanbrengen evenwel een tweede component (bijvoorbeeld tertiaire aminen) wordt toegevoegd.k) Meerkleurige coatings : coatings waarmee reeds bij de eerste laag een twee- of meerkleurig effect wordt verkregen.l) Coatings met decoratief effect : coating waarmee op specifiek voorbereide en voorgeverfde ondergronden of grondlagen bijzondere esthetische effecten worden verkregen en die tijdens het drogen met verschillende gereedschappen worden bewerkt.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt onder « producten voor het overspuiten van voertuigen » verstaan de in onderstaande subcategorieën genoemde producten.Zij worden gebruikt voor de coating van wegvoertuigen, als gedefinieerd in het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, of voor onderdelen van deze voertuigen, en dit in het kader van de reparatie, de bescherming of de decoratie van voertuigen buiten de fabriek.

Subcategorieën a) Voorbehandeling en reiniging : producten voor het langs mechanische of chemische weg verwijderen van oude coatings en roest, of om een hechtende ondergrond voor nieuwe coatings te verkrijgen.i) Voorbehandelingsproducten : onder meer spuitpistoolreinigingsmiddelen (producten voor het schoonmaken van spuitpistolen en ander materiaal), afbijtmiddelen, ontvettingsmiddelen (inclusief antistatische middelen voor kunststof) en afbijtmiddelen voor siliconen. ii) Voorreinigers : reinigingsproducten voor het verwijderen van oppervlakteverontreinigingen tijdens de voorbereiding van en vóór het aanbrengen van coatings. b) Vulmiddelen en plamuur/stopmiddelen : zware materialen die worden aangebracht om, vóór het aanbrengen van primer surfacer, diepe oneffenheden in het oppervlak op te vullen.c) Primers : op blank metaal of op bestaande aflakken aan te brengen coatings ter bescherming tegen corrosie, die vóór de surfacer/vulmiddel worden aangebracht.i) surfacer/vulmiddel : vóór de aflak aan te brengen coating ter bescherming tegen corrosie, ter bevordering van de hechting van de aflak en ter bevordering van een gelijkmatige afwerking door de opvulling van kleine oneffenheden in het oppervlak. ii) Algemene metaalprimers : als primer aan te brengen coatings, zoals hechtingsbevorderende producten, sealers, surfacers, tussenlagen, kunststofprimers, « nat-op-nat », niet-schuurbare vulmiddelen en verspuitbare vulmiddelen. iii) Washprimers : coatings die ten minste 0,5 % in gewicht aan fosforzuur bevatten en direct op blank metaal worden aangebracht ter bescherming tegen corrosie en ter verbetering van de hechting; coatings die als lasbare primer worden gebruikt; beitsmiddelen voor gegalvaniseerde en zinken oppervlakten. d) Aflakken : enkellaags of meerlaags aan te brengen gepigmenteerde coatings die voor glans en duurzaamheid zorgen.Hiertoe behoren alle betrokken producten, zoals grondlagen en doorzichtige lagen : i) Basislak : gepigmenteerde coatings die de kleur en het gewenste optische effect bepalen, maar niet de glans en de oppervlakteweerstand van de coatings. ii) Vernis : transparante lagen die de uiteindelijke glans en weerstand van het coatingsysteem bepalen. e) Speciale aflakken : als aflak aan te brengen coatings met bijzondere eigenschappen, zoals metaal- of pareleffect met één enkele laag, performante lagen in unikleur en doorzichtige lagen (bijvoorbeeld krasbestendige en gefluoreerde doorzichtige laag), reflecterende grondlagen, aflakken met gestructureerd oppervlak (bijvoorbeeld gehamerd), anti-slipcoatings, waterafstotende coatings voor de onderkant van de carrosserie, coatings die beschermen tegen steenslag, aflakken voor binnenafwerking;en aërosols.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 7 oktober 2005, inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Leefmilieu, B. TOBBACK

Bijlage II A. Maximale grenswaarden voor het VOS-gehalte van verven en vernissen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B. Maximale grenswaarden voor het VOS-gehalte van producten voor het overspuiten van voertuigen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 7 oktober 2005, inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Leefmilieu, B. TOBBACK

Bijlage III In artikel 3, § 1, lid 2, bedoelde analytische methoden Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 7 oktober 2005, inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Leefmilieu, B. TOBBACK

^