Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 augustus 1997
gepubliceerd op 09 september 1997

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1997012633
pub.
09/09/1997
prom.
08/08/1997
ELI
eli/besluit/1997/08/08/1997012633/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 AUGUSTUS 1997. Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de besluitwet van 28 december I944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, § 1, derde lid, m, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 november I996;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 18 juni 1997;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 17 juli 1997;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat deze besluiten onontbeerlijk zijn om toe te laten dat de werkgevers, die reeds bereid zijn arbeidsposten te creëren voor langdurige werklozen, hun dossiers terzake zouden kunnen indienen, dat deze besluiten tevens onontbeerlijk zijn om de betrokken administraties toe te laten de nodige schikkingen te nemen ten einde de administratieve procedures en de noodzakelijke formulieren op punt te stellen en dat iedere vertraging in de uitvaardiging van deze besluiten negatieve gevolgen heeft voor de herinschakelingsmogelijkheden van de langdurige werklozen en de door de Regering als prioritair beschouwde politiek van bevordering van de tewerkstelling in het gedrang brengt;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 29 juli 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « de beambte » : de beambte van het bevoegde Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap;2° « de directeur » : de directeur van het bevoegde werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening of het personeelslid dat door hem wordt aangewezen;3° « de directeurs » : de directeur van het bevoegde werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening en, indien de bevoegde gewestelijke overheden aldus beslissen, de directeur van de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, of de personeelsleden die door deze directeurs worden aangewezen;4° « de administrateur-generaal » : de administrateur-generaal van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening;5° « het college van leidende ambtenaren » : het college van de leidende ambtenaren van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening, en, indien de bevoegde gewestelijke overheden aldus beslissen, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, de « Office Communautaire et Régional de la Formation et de l'Emploi » en de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling;6° « het college van directeurs » : een college van directeurs of hun plaatsvervangers, waarvan er drie worden aangewezen door de leidende ambtenaar van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening, en, indien de bevoegde gewestelijke overheden aldus beslissen, één door de leidende ambtenaar van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, één door de leidende ambtenaar van de « Office Communautaire et Régional de la Formation et de l'Emploi » en één door de leidende ambtenaar van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling.

Art. 2.Worden beschouwd als inschakelingsprojecten in de zin van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders de projecten ingericht door de werkgevers bedoeld in artikel 3 binnen het kader waarvan die werkgevers arbeidsposten voorstellen die erkend zijn overeenkomstig dit besluit.

Art. 3.Kunnen arbeidsposten voorstellen op voorwaarde dat ze hun wettelijke verplichtingen inzake tewerkstelling en sociale zekerheid naleven, de werkgevers die geheel of gedeeltelijk onderworpen zijn aan de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders of aan de besluitwet van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en er mee gelijkgestelden.

In afwijking van het vorige lid, vallen de volgende werkgevers niet onder het toepassingsgebied van dit besluit : a) de Federale Staat, met daarin begrepen de Rechterlijke Macht, de Raad van State, het Arbitragehof, het leger en de rijkswacht;b) de Gemeenschappen en de Gewesten;c) de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;d) de instellingen van openbaar nut en de openbare instellingen die van de onder a), b) of c) vernoemde overheden afhangen of die onder het toezicht van deze overheden ressorteren, met uitzondering van de openbare kredietinstellingen, de autonome overheidsbedrijven en de openbare maatschappijen voor personenvervoer;e) de ondernemingen en openbare instellingen voor het personeel dat zij als uitzendkrachten aanwerven om het ter beschikking te stellen van gebruikers met het oog op het uitvoeren van tijdelijke arbeid overeenkomstig de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.

Art. 4.§ 1. Ten einde de door hen voorgestelde arbeidsposten te laten erkennen, moeten de werkgevers bedoeld in artikel 3 een dossier inzake hun project indienen dat de volgende gegevens bevat : - een beschrijving van het project die onder meer een precieze omschrijving bevat van de activiteiten die de werkgever wil laten uitvoeren in het kader van het project; - de voorziene duur van het project; - het voorziene aantal werknemers dat zal worden tewerkgesteld in het project en hun arbeidsregime; - het aantal buiten het project reeds tewerkgestelde werknemers en hun arbeidsregime; - de verbintenis van de werkgever de reeds in dienst zijnde werknemers niet te vervangen door werknemers die worden tewerkgesteld in het kader van het project; - de verbintenis van de werkgever de aangeworven werknemers enkel die activiteiten te zullen laten uitvoeren die in de erkenningsbeslissing toegelaten zijn; - het advies van de ondernemingsraad, of bij gebrek daaraan van de syndicale afvaardiging, of bij gebrek daaraan van het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk, of bij gebrek daaraan het advies van de werknemers. § 2. Om het advies van de werknemers te vragen, zoals bedoeld in § 1, brengt de werkgever het dossier ter kennis van de werknemers door aanplakking. Bovendien kan elke werknemer kopie van het dossier bekomen.

Gedurende acht dagen vanaf de aanplakking stelt de werkgever een register ter beschikking van de werknemers waarin zij hun opmerkingen kunnen schrijven. Gedurende dezelfde termijn van acht dagen kan de werknemer of zijn vertegenwoordiger zijn opmerkingen eveneens meedelen aan de directeur. De naam van de werknemer mag niet worden meegedeeld of publiek worden gemaakt. Na het verstrijken van deze termijn van acht dagen wordt het dossier samen met het register ingediend door de werkgever overeenkomstig artikel 6.

Art. 5.De arbeidsposten voorgesteld door de werkgevers bedoeld in artikel 3 dienen tot doel te hebben het creëren van bijkomende tewerkstelling in taken die in het algemeen niet of niet meer worden verricht en die de kwaliteit van de diensten aan een klant verhogen, de arbeidsomstandigheden verbeteren voor het geheel van de werknemers in dienst van die werkgever of die betrekking hebben op het leefmilieu van de betrokken onderneming.

Art. 6.§ 1. De arbeidsposten worden per gemeente voorgesteld door de werkgever en dienen naargelang het geval erkend te worden door de directeurs of door het college van directeurs.

De plaats waar de tewerkstelling zal worden uitgeoefend bepaalt welke beambte en directeurs bevoegd zijn.

Wanneer een project tewerkstelling voorziet in het ambstgebied van meer dan twee directeurs, neemt het college van directeurs ter zake een beslissing. § 2. De dossiers moeten worden ingediend bij een ter post aangetekend schrijven gericht aan de beambte of tegen ontvangstbewijs overhandigd worden aan de beambte.

De beambte beschikt over een termijn van 30 kalenderdagen te rekenen vanaf de ontvangstdatum van het dossier om een advies uit te brengen over het ingediende dossier en om dit advies samen met het dossier over te maken aan de directeur.

In afwijking van de vorige leden, moet het dossier, wanneer een project van die aard is dat er tewerkstelling wordt uitgeoefend in het ambtsgebied van meer dan twee directeurs, bij een ter post aangetekend schrijven ingediend worden bij, of tegen ontvangstbewijs overhandigd worden aan de bevoegde dienst van het Hoofdbestuur van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. § 3. Wanneer het dossier onderzocht wordt door de directeurs, zijn die ertoe gehouden een beslissing over de voorgestelde arbeidsposten te nemen binnen een termijn van 45 kalenderdagen te rekenen vanaf de ontvangstdatum van het dossier door de beambte. De voorgestelde arbeidsposten worden erkend indien de directeurs aldus bij consensus beslissen.

De beslissing wordt door de directeur bij een ter post aangetekend schrijven overgemaakt aan de werkgever. De erkenningsbeslissing omschrijft de activiteiten die in het kader van het project toegelaten worden en de geldigheidsduur van de erkenning. Deze kan drie jaar niet overschrijden maar kan verlengd worden. Indien beslist werd de voorgestelde arbeidsposten niet te erkennen, dient de beslissing met bijzondere redenen omkleed te zijn. § 4. Wanneer het dossier wordt onderzocht door het college van directeurs is dit ertoe gehouden een beslissing over de voorgestelde arbeidsposten te nemen binnen een termijn van 45 kalenderdagen te rekenen vanaf de ontvangstdatum van het dossier door de bevoegde dienst van het Hoofdbestuur van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening. De voorgestelde arbeidsposten worden erkend indien het college van directeurs aldus bij consensus beslist.

De beslissing wordt door de bevoegde dienst van het Hoofdbestuur van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening per aangetekend schrijven overgemaakt aan de werkgever. De erkenningsbeslissing omschrijft de activiteiten die in het kader van het project toegelaten worden en de geldigheidsduur van de erkenning. Deze kan drie jaar niet overschrijden maar kan verlengd worden. Indien beslist werd de voorgestelde arbeidsposten niet te erkennen, dient de beslissing met bijzondere redenen omkleed te zijn. § 5. De werkgever kan binnen een termijn van 30 kalenderdagen volgend op de ontvangst van het schrijven bedoeld in § 3, tweede lid of in § 4, tweede lid, bij de administrateur-generaal bezwaar indienen tegen een negatieve beslissing. De termijn van 30 kalenderdagen is een vervaltermijn.

De administrateur-generaal legt het dossier voor aan het college van leidende ambtenaren.

Wanneer de beslissing door de directeurs genomen werd, oordeelt het college van leidende ambtenaren over het beroep. Het bezwaar wordt ingewilligd indien het college van leidende ambtenaren aldus bij consensus beslist. Het college van leidende ambtenaren is ertoe gehouden een beslissing over de voorgestelde arbeidsposten te nemen binnen een termijn van 60 kalenderdagen te rekenen vanaf de ontvangstdatum van het door de werkgever ingediende bezwaar.

De beslissing wordt door de administrateur-generaal per aangetekend schrijven overgemaakt aan de werkgever. De erkenningsbeslissing omschrijft de activiteiten die in het kader van het project toegelaten worden en de geldigheidsduur van de erkenning. Deze kan drie jaar niet overschrijden maar kan verlengd worden. Indien beslist werd de voorgestelde arbeidsposten niet te erkennen, dient de beslissing met bijzondere redenen omkleed te zijn.

Wanneer de beslissing door het college van directeurs genomen werd, brengt het college van leidende ambtenaren een advies uit binnen een termijn van 60 kalenderdagen te rekenen vanaf de ontvangstdatum van het door de werkgever ingediende bezwaar.

Dit advies wordt door de administrateur-generaal aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid overgemaakt. De Minister van Tewerkstelling en Arbeid neemt een beslissing over de voorgestelde arbeidsposten binnen een termijn van 30 kalenderdagen te rekenen vanaf de ontvangstdatum van het advies van het college van leidende ambtenaren.

De beslissing wordt door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid per aangetekend schrijven overgemaakt aan de werkgever. De erkenningsbeslissing omschrijft de activiteiten die in het kader van het project toegelaten worden en de geldigheidsduur van de erkenning.

Deze kan drie jaar niet overschrijden maar kan verlengd worden. Indien beslist werd de voorgestelde arbeidsposten niet te erkennen, dient de beslissing met bijzondere redenen omkleed te zijn.

Art. 7.De directeurs of het college van directeurs die naargelang het geval bevoegd zijn om een voorgestelde arbeidspost te erkennen, kunnen deze erkenning intrekken wanneer blijkt dat de werkgever de verbintenissen niet nakomt die waren aangegaan in toepassing van artikel 4, § 1.

De beslissing tot intrekking wordt naargelang het geval door de directeur of de bevoegde dienst van het Hoofdbestuur van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening per aangetekend schrijven overgemaakt aan de werkgever. De beslissing moet met bijzondere redenen omkleed zijn.

De intrekking heeft slechts gevolgen vanaf de datum die naargelang het geval wordt vastgesteld door de directeurs of het college van directeurs, zonder dat deze datum kan gelegen zijn voor de eerste van de maand volgend op de ontvangst van het aangetekend schrijven.

De beslissing tot intrekking kan worden betwist conform de procedure voorzien in artikel 6, § 5.

Art. 8.§ 1. De werknemers die aangeworven worden in een arbeidspost erkend krachtens de bepalingen van dit besluit, zijn onder de voorwaarden en de modaliteiten bepaald in het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en zijn uitvoeringsbesluiten, gerechtigd op een uitkering in het kader van de werkloosheidsverzekering indien de volgende voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn : 1° de werknemer is op het ogenblik van de indienstneming een langdurig werkloze;2° de werknemer wordt aangeworven met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die minstens voorziet in een halftijds uurrooster § 2.Wordt beschouwd als een langdurig werkloze die kan worden tewerkgesteld in een erkende arbeidspost de uitkeringsgerechtigde volledig werkloze die op het ogenblik van de indienstneming sinds ten minste zestig kalendermaanden zonder onderbreking werkloosheidsuitkeringen of wachtuitkeringen geniet volgens het uitkeringsstelsel voorzien in artikel 100 of 103 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.

Wordt eveneens beschouwd als een langdurig werkloze die kan worden tewerkgesteld in een erkende arbeidspost de uitkeringsgerechtigde volledig werkloze die op het ogenblik van de indienstneming sinds ten minste vierentwintig kalendermaanden zonder onderbreking werkloosheidsuitkeringen of wachtuitkeringen geniet volgens het uitkeringsstelsel voorzien in artikel 100 of 103 van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering op voorwaarde dat hij niet in het bezit is van een diploma van het hoger secundair onderwijs, noch van een diploma van het hoger onderwijs.

Worden voor de toepassing van het eerste en het tweede lid gelijkgesteld met een periode van volledig vergoede werkloosheid : 1° de periodes van arbeidsongeschiktheid als volledig werkloze;2° de andere onderbrekende gebeurtenissen, met inbegrip van de periodes van deeltijdse arbeid, met een duurtijd korter dan drie volledige kalendermaanden;3° de periodes gedurende dewelke men in dienst is in een erkende arbeidspost in toepassing van dit besluit;4° de periodes van tewerkstelling in toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Art. 9.De Minister van Tewerkstelling en Arbeid bepaalt het model van : l° de verbintenissen bedoeld in artikel 4, § 1;2° de arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 8, § 1, 2°.

Art. 10.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 11.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 8 augustus 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^