Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 augustus 2005
gepubliceerd op 05 september 2005

Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur van het personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten (1)

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2005012207
pub.
05/09/2005
prom.
10/08/2005
ELI
eli/besluit/2005/08/10/2005012207/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 AUGUSTUS 2005. - Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur van het personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten (PC 140) (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid op artikel 19, derde lid, 1°, artikel 24, § 1, 2° vervangen bij het koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983 en gewijzigd bij de wet van 22 januari 1985, en artikel 26bis ingevoegd bij het koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983 en gewijzigd bij de wetten van 22 januari 1985, 10 juni 1993, 21 december 1994, 26 juli 1996 en 4 december 1998;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1988, betreffende de arbeidsduur van het personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten;

Gelet op de richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het vervoer;

Gelet op het advies nr. 38416/1 van de Raad van State, gegeven op 26 mei 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de mobiele werknemers van de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaringen en hun aanverwante activiteiten welke onder het Paritair Comité voor het vervoer ressorteren.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1. « verhuizing » : elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpakken, uitpakken, monteren, demonteren, zonder dat deze opsomming limitatief is;2. « meubelbewaring » : de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen;3. « aanverwante activiteiten » : elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn, inzonderheid voor het vervoer van meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven;4. « voertuigen speciaal uitgerust voor de verhuizing van meubelen » : elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein vastzet- en beschermingsmateriaal, zoals dekens, kisten, en soortgelijk materiaal.

Art. 3.Voor de vaststelling van de arbeidsduur worden niet als arbeidstijd beschouwd : 1. de beschikbaarheidstijd zoals bepaald in artikel 3, b) van de Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen, dit wil zeggen : a.andere perioden dan pauzes of rusttijden, waarin de chauffeur niet op zijn werkplek hoeft te blijven, doch beschikbaar moet zijn om gevolg te kunnen geven aan eventuele oproepen om de rit aan te vatten of te hervatten, of om andere werkzaamheden uit te voeren; b. de perioden waarin de werknemer een per veerboot of trein vervoerd voertuig begeleidt;c. de wachttijden aan grenzen of bij het laden en/of lossen waarvan de duur op voorhand bekend is of waarvan de verwachte duur wordt bepaald in een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer;d. de wachttijden ten gevolge van rijverboden;e. de tijd doorgebracht gedurende de rit naast de bestuurder of in een slaapcabine;2. de meertijd die de chauffeur nodig heeft om de afstand af te leggen van en naar de plaats waar het voertuig zich bevindt indien dit niet op de gebruikelijke plaats is gestald;3. de wachttijden die verband houden met de tol-, quarantaine- of medische aangelegenheden;4. de tijd gedurende dewelke de werknemer aan boord of in de nabijheid van het voertuig blijft teneinde de veiligheid van het voertuig en de goederen te verzekeren, maar geen arbeid presteert.De verwachte duur van deze tijd wordt bepaald in een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer; 5. de tijd gewijd aan de eetmalen;6. de tijd die overeenstemt met de onderbrekingen van de rijtijd bedoeld in artikel 7 van de EEG-Verordening nr.3820/85 van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer; 7. de tijd gedurende dewelke geen arbeid verricht wordt, maar tijdens dewelke de aanwezigheid aan boord of in de nabijheid van het voertuig vereist is teneinde de verkeersreglementen na te komen of de verkeersveiligheid te verzekeren.De verwachte duur van deze tijd wordt bepaald in een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer.

Art. 4.De bij artikelen 19 en 20 van de Arbeidswet van 16 maart 1971 vastgestelde grenzen of een lagere grens vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst, kunnen worden overschreden, op voorwaarde dat in de loop van één week niet meer dan 50 uur wordt gewerkt en op voorwaarde dat de wekelijkse arbeidsduur zoals bepaald bij de wet of bij een collectieve arbeidsovereenkomst, gemiddeld over een periode van maximum zes maanden, wordt gerespecteerd.

Art. 5.De tijden bepaald bij artikel 3 dienen te worden genoteerd op een individueel document. De werkgevers hebben de verplichting dit prestatieblad ter beschikking te stellen van de betrokken werknemers.

De vorm en de inhoud van dit document worden door het Paritair Comité voor het vervoer goedgekeurd.

Art. 6.Het koninklijk besluit van 12 april 1988 betreffende de arbeidsduur van het personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten wordt opgeheven.

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 8.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Nice, 10 augustus 2005.

ALBERT Van Koningswege : Voor de Minister van Werk, afwezig : De Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 16 maart 1971, Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971. Wet van 22 januari 1985, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985.

Wet van 21 december 1994, Belgisch Staatsblad van 23 december 1994.

Wet van 26 juli 1996, Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996.

Wet van 4 december 1998, Belgisch Staatsblad van 17 december 1998.

Koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983, Belgisch Staatsblad van 15 december 1983.

Koninklijk besluit van 12 april 1988, Belgisch Staatsblad van 27 april 1988.

^