Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 juni 2015
gepubliceerd op 23 juni 2015

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2015202918
pub.
23/06/2015
prom.
11/06/2015
ELI
eli/besluit/2015/06/11/2015202918/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 JUNI 2015. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, artikel 86, § 3, gewijzigd bij de wet van 22 augustus 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/08/2002 pub. 17/09/2002 numac 2002011312 bron ministerie van economische zaken Wet houdende diverse bepalingen betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen sluiten en bij de wet van 29 maart 2012 houdende diverse bepalingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen, gegeven op 18 juni 2014;

Gelet op het advies nr. 2015/03 van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen, gegeven op 2 maart 2015;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 27 november 2014;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister voor Begroting, gegeven op 20 januari 2015;

Gelet op het advies nr. 57.348/2 van de Raad van State, gegeven op 27 april 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving uitgevoerd overeenkomstig artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en de Minister van Zelfstandigen, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 20bis van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 april 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 juni 2011, wordt opgeheven.

Art. 2.Artikel 23 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 21 april 2007, wordt vervangen als volgt: "

Artikel 23.De staat van arbeidsongeschiktheid wordt geacht behouden te blijven tijdens het tijdvak waarin de gerechtigde, na de voorafgaande toelating van de adviserend geneesheer, met het oog op zijn volledige re-integratie een beroepsactiviteit hervat.

Voor het verkrijgen van die toelating moet de gerechtigde die arbeidsongeschikt zoals bedoeld in artikel 19 of 20 is erkend, voorafgaandelijk deze hervatting een aanvraag indienen bij de adviserend geneesheer van zijn verzekeringsinstelling. De toelating wordt slechts verleend als het hervatten van de in het vorige lid bedoelde beroepsactiviteit in overeenstemming te brengen is met zijn algemene gezondheidstoestand.

De toelating van de adviserend geneesheer mag geen betrekking hebben op een tijdvak van langer dan zes maanden. Het tijdvak waarvoor de toelating werd verleend mag op aanvraag van de gerechtigde en onder dezelfde voorwaarden door de adviserend geneesheer door middel van een nieuwe toelating worden verlengd, zonder dat die toelating evenwel tot gevolg mag hebben dat het volledige tijdvak van de hervatting van de beroepsactiviteit erdoor op meer dan achttien maanden wordt gebracht.

Wanneer de gerechtigde zich niet volledig heeft kunnen re-integreren, wordt met de activiteit die hij met toelating van de adviserend geneesheer heeft uitgeoefend, geen rekening gehouden voor een eventuele latere erkenning van de staat van arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 19 of 20.

De krachtens dit artikel door de adviserend geneesheer genomen beslissing die de aard, het volume en de voorwaarden tot uitoefening van de activiteit vermeldt, wordt schriftelijk ter kennis van de gerechtigde gebracht en wordt opgenomen in het geneeskundig en administratief dossier van de betrokkene in de zetel van de verzekeringsinstelling. Die instelling zendt de gegevens over deze toelating via een elektronisch bericht naar het Rijksinstituut.".

Art. 3.Artikel 23bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1989 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 november 2000Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/11/2000 pub. 07/12/2000 numac 2000022852 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen sluiten, wordt vervangen als volgt : "

Artikel 23bis.De gerechtigde die arbeidsongeschikt is erkend zoals bedoeld in artikel 19 of 20, kan na de voorafgaande toelating van de adviserend geneesheer een activiteit hervatten zonder de doelstelling van een volledige re-integratie zoals bedoeld in artikel 23 of als de volledige re-integratie na het uitoefenen van een toegelaten activiteit zoals bedoeld in artikel 23 mislukt is.

Voor het verkrijgen van die toelating moet de gerechtigde voorafgaandelijk deze hervatting een aanvraag indienen bij de adviserend geneesheer van zijn verzekeringsinstelling. Deze toelating wordt slechts verleend op voorwaarde dat de gerechtigde arbeidsongeschikt erkend blijft als bedoeld in artikel 19 of 20 en dat de activiteit die wordt hervat, verenigbaar is met de algemene gezondheidstoestand van de gerechtigde.

De adviserend geneesheer moet de staat van arbeidsongeschiktheid van die gerechtigde controleren op grond van een geneeskundig onderzoek dat ten minste eens om de zes maanden wordt verricht, tenzij de elementen aanwezig in het medisch dossier een onderzoek op een latere datum verantwoorden.

De krachtens dit artikel door de adviserend geneesheer genomen beslissing die de aard, het volume en de voorwaarden tot uitoefening van de activiteit vermeldt, wordt schriftelijk ter kennis van de gerechtigde gebracht en wordt opgenomen in het geneeskundig en administratief dossier van de betrokkene in de zetel van de verzekeringsinstelling. Die instelling zendt de gegevens over deze toelating via een elektronisch bericht naar het Rijksinstituut.".

Art. 4.In artikel 23ter, § 1, eerste lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 november 2000Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/11/2000 pub. 07/12/2000 numac 2000022852 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen sluiten en vervangen bij het koninklijk besluit van 27 juli 2011, wordt het woord "20bis," opgeheven.

Art. 5.In artikel 28 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 januari 2003 en 8 mei 2013, wordt het eerste lid vervangen als volgt : "De uitkeringen worden geweigerd voor de tijdvakken bedoeld in artikel 103 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, behalve wanneer het gaat om een periode gedekt door een loon dat verworven werd door een bezigheid in toepassing van de artikelen 22, 23 en 23bis.".

Art. 6.Artikel 28bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1989, vervangen bij het koninklijk besluit van 21 april 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 juni 2011, wordt vervangen als volgt : "

Artikel 28bis.§ 1. De uitkeringen worden verminderd met 10 pct. zodra het tijdvak dat is gedekt door de in artikel 23 bedoelde toelating van de adviserend geneesheer, een duur van zes maanden bereikt. § 2. De uitkeringen worden verminderd met 10 pct. zodra het tijdvak dat is gedekt door de in artikel 23bis bedoelde toelating van de adviserend geneesheer, een duur van zes maanden bereikt en tot 31 december van het derde jaar volgend op het jaar waarin de toegelaten activiteit een aanvang nam.

Wanneer de uitoefening van de in artikel 23bis bedoelde toelating van de adviserend geneesheer echter een onbezoldigde activiteit van niet professionele aard betreft, wordt de vermindering met 10 pct. zoals bedoeld in het vorige lid niet toegepast. § 3. Aan het einde van de in § 2 bedoelde periode wordt de betaling van de uitkeringen volledig geschorst als het bedrag van de verworven beroepsinkomsten uit de toegelaten beroepsbezigheid het drempelbedrag van 17.149,19 euro met ten minste 15 pct. overschrijdt. Als het voormelde drempelbedrag met minder dan 15 pct. wordt overschreden, wordt het bedrag van de uitkering voor het betrokken kalenderjaar geschorst naar rata van een percentage van het bedrag van de uitkering dat gelijk is aan het percentage waarmee dit drempelbedrag wordt overschreden.

Voor de toepassing van het voorgaande lid, wordt het percentage van de overschrijding, in voorkomend geval, berekend tot op één honderdste.

Het aldus bekomen percentage wordt voor de berekening van het bedrag van de vermindering van de uitkering tot de naast hogere eenheid afgerond wanneer de eerste decimaal ten minste 5 is; in het tegenovergestelde geval wordt de decimaal verwaarloosd.

Voor de toepassing van het eerste lid worden de beroepsinkomsten uit het derde volledige kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin dat lid van toepassing is, in aanmerking genomen; de referentieperiode wordt op dezelfde manier vastgesteld voor de daaropvolgende jaren.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder beroepsbezigheid verstaan iedere bezigheid die, naar gelang van het geval, een in artikel 23, § 1, 1°, 2° of 4° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 beoogd inkomen kan opleveren en iedere gelijkaardige bezigheid uitgeoefend in een vreemd land of in dienst van een internationale of supranationale organisatie.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder "het bedrag van de beroepsinkomsten" verstaan het netto belastbaar inkomen dat voortvloeit uit de toegelaten beroepsbezigheid en dat in aanmerking genomen werd door het Bestuur der Directe Belastingen voor de vaststelling van de aanslag betreffende het betrokken jaar.

Het drempelbedrag bedoeld in het eerste lid is van toepassing op de beroepsinkomsten verworven in 2012. Voor de toepassing van de cumulatieregel op de inkomsten verworven tijdens de daaropvolgende kalenderjaren wordt er rekening gehouden met het op 1 januari van de referentieperiode geïndexeerde drempelbedrag overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/1971 pub. 20/02/2009 numac 2009000070 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. § 4. Wanneer tussen een tijdvak dat gedekt is door de in artikel 23 bedoelde toelating en een tijdvak dat gedekt is door de in artikel 23bis bedoelde toelating, geen onderbreking ligt die minstens gelijk is aan een werkelijk kalenderkwartaal, wordt het eerste tijdvak gelijkgesteld met een in artikel 23bis bedoeld tijdvak voor de vermindering van de uitkering overeenkomstig de vorige paragrafen.".

Art. 7.Bij de gerechtigden die voor de inwerkingtreding van onderhavig besluit een in artikel 20bis van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten bedoelde toelating bezitten zoals bepaald voor de inwerkingtreding van onderhavig besluit, wordt die toelating vanaf de inwerkingtreding van onderhavig besluit van rechtswege omgezet in een in artikel 23bis van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971 bedoelde toelating zoals bepaald na de inwerkingtreding van onderhavig besluit.

Bij de gerechtigden die voor de inwerkingtreding van onderhavig besluit een in artikel 23bis van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971 bedoelde toelating bezitten zoals bepaald voor de inwerkingtreding van onderhavig besluit, wordt die toelating voor het nog te verstrijken gedeelte vanaf de inwerkingtreding van onderhavig besluit van rechtswege omgezet in een in artikel 23 van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971 bedoelde toelating zoals bepaald na de inwerkingtreding van onderhavig besluit.

Voor de bepaling van de maximale termijn van achttien maanden bedoeld in artikel 23 van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971 zoals bepaald na de inwerkingtreding van onderhavig besluit, wordt er rekening gehouden met de al verstreken periode die gedekt is geweest door de in artikel 23 of in artikel 23bis van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971 bedoelde toelating zoals bepaald voor de inwerkingtreding van onderhavig besluit.

Bij de gerechtigden die al voor de inwerkingtreding van onderhavig besluit een activiteit hebben uitgeoefend overeenkomstig een in artikel 20bis, artikel 23 of artikel 23bis van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971 bedoelde toelating zoals bepaald voor de inwerkingtreding van onderhavig besluit, wordt er rekening gehouden met de volledige verstreken duur van de tijdvakken die gedekt zijn geweest door deze toelating voor de toepassing van artikel 28bis van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971 zoals bepaald na de inwerkingtreding van onderhavig besluit.

Bij de gerechtigden die al voor de inwerkingtreding van onderhavig besluit een activiteit hebben uitgeoefend overeenkomstig een in artikel 20bis van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971 bedoelde toelating zoals bepaald voor de inwerkingtreding van onderhavig besluit en die zich daags voor de inwerkingtreding van onderhavig besluit al bevinden in de periode bedoeld in artikel 28bis, § 3, eerste lid van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971 zoals bepaald voor de inwerkingtreding van onderhavig besluit, wordt er echter rekening gehouden met een marge van 25 pct. tot het einde van de looptijd van die toelating voor de toepassing van artikel 28bis, § 3, eerste lid van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971 zoals bepaald na de inwerkingtreding van onderhavig besluit.

Art. 8.De artikelen 2, 3 en 4 van het koninklijk besluit van 8 mei 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/05/2014 pub. 06/06/2014 numac 2014022266 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten sluiten tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten, worden opgeheven.

Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2015.

Art. 10.De minister bevoegd voor sociale zaken en de minister bevoegd voor zelfstandigen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, op 11 juni 2015.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, M. DE BLOCK De Minister van Zelfstandigen, W. BORSUS

^