Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 juli 2009
gepubliceerd op 18 augustus 2009

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 2002 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2009011344
pub.
18/08/2009
prom.
12/07/2009
ELI
eli/besluit/2009/07/12/2009011344/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 JULI 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 2002 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit van 7 juli 2002 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren heeft uitvoering gegeven aan de bepalingen van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren.

Het wijzigend besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen beoogt vooral een aantal begrippen nauwkeuriger te omschrijven en de mededeling van gegevens door derden, meer bepaald invorderingsmaatschappijen, te vergemakkelijken. De adviezen verstrekt door de consultatieve organen, met inbegrip van de Raad van State werden quasi integraal gevolgd.

Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 Gevolg gevend aan het advies van de Raad van State werden de wijzigingen in de oorspronkelijke artikelen 1 en 2 van het ontwerp samengebracht in één enkele wijzigingsbepaling, zijnde artikel 1, 1° en 2°. De daaropvolgende artikelen werden hernummerd. 1° Deze wijziging is van legistieke aard.2° Dit brengt een aantal verduidelijkingen aan met het oog op uniformiteit en rechtszekerheid.Deze zijn in overeenstemming met het advies van 8 mei 2006 van het Begeleidingscomité van de Centrale voor kredieten aan particulieren (hierna : de Centrale).

In geval van wanbetaling wordt de datum waarop de wanbetaling correct door de kredietgever werd gemeld aan en geregistreerd in de Centrale weerhouden als « datum van de eerste registratie van een wanbetaling » in de zin van artikel 8, 2°, van het koninklijk besluit van 7 juli 2002 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren (hierna het koninklijk besluit van 7 juli 2002). In de praktijk wordt vastgesteld dat technische problemen bij de deelnemers deze mededeling soms vertragen. In dat geval begint de termijn van tien jaar laattijdig te lopen, wat als een benadeling van de geregistreerde consument kan worden beschouwd.

Om dit probleem te ondervangen, laat dit besluit de « registratiedatum » samenvallen met de « datum van de wanbetaling », die ook aan de Centrale wordt gemeld.

Deze wordt voor de toepassing van dit besluit gedefinieerd als de datum waarop alle wettelijke criteria voor « de registratie » in het bestand van de Centrale - negatief luik - vervuld zijn.

Artikel 2 Artikel 8, 2°, van het koninklijk besluit van 7 juli 2002 wordt herschreven met het oog op het duidelijk vaststellen van het aanvangspunt voor de tienjarige bewarings- of registratietermijn, overeenkomstig opmerkingen in het advies van 8 mei 2006 van het Begeleidingscomité van de Centrale.

Meer bepaald dienen de woorden « datum van eerste registratie », in artikel 8, 2°, van dat besluit, gelezen te worden in die zin dat de termijn van tien jaar berekend wordt vanaf de « datum van de éérste wanbetaling ».

Immers, indien men - op grond van de huidige teksten - het vertrekpunt berekent vanaf « de meest recente datum van een wanbetaling », dan zou de termijn van tien jaar in bepaalde gevallen dienen « heropgestart » te worden, Zoals hierna uiteengezet zou dit als gevolg hebben dat de consument die regulariseert, « bestraft » wordt ten nadele van degene die nooit een inspanning heeft gedaan om zijn eerste wanbetalingstoestand te regulariseren, wat niet de bedoeling is geweest.

Zo zou de kredietnemer die zijn geregistreerde betalingsachterstand na bijvoorbeeld een jaar regulariseert en vervolgens opnieuw een betalingsachterstand oploopt meer dan twaalf maanden na de regularisatie van de eerste betalingsachterstand, de registratietermijn voor de tweede achterstand zien starten vanaf het ogenblik van registratie van deze laatste. De eerste wanbetaling werd immers automatisch geschrapt overeenkomstig artikel 8, 1° van het koninklijk besluit van 7 juli 2002. Bij de kredietnemer die daarentegen nooit zijn eerste betalingsachterstand regulariseert en die de daaropvolgende termijnen/vervaldagen van het contract evenmin betaalt, zullen alle betalingsachterstanden geschrapt worden tien jaar na de registratiedatum van de eerste betalingsachterstand.

Het begin van de tienjarige bewaringstermijn dient aldus te worden berekend vanaf de éérste wanbetaling. Dit geldt ongeacht of binnen die tienjarige periode tussentijdse regularisatie is opgetreden van het contract.

Indien echter na afloop van deze maximumtermijn van tien jaar- bijvoorbeeld vijftien jaar na de eerste wanbetaling - zich een nieuwe betalingsachterstand voordoet, zal een nieuwe tienjarige berekeningstermijn heropgestart worden vanaf de datum waarop de registratiecriteria vervuld zijn.

Artikel 3 Gevolg gevend aan het advies van de Raad van State werden de wijzigingen in de oorspronkelijke artikelen 4 en 5 van het ontwerp samengebracht in één enkele wijzigingsbepaling, zijnde artikel 3, 1° en 2°. De daaropvolgende artikelen werden hernummerd. 1° Deze wijziging is louter van legistieke aard en behoeft geen bijzondere commentaar. 2° Sedert de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 2 mei 2006 tot aanwijzing van personen bedoeld in artikel 25 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, is het mogelijk om de overeenkomst of de schuldvordering uit de kredietovereenkomst over te dragen aan, of te verwerven door de personen die een activiteit van minnelijke invordering van schulden van de consument uitoefenen en die hiertoe, overeenkomstig artikel 4, § 1, van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument, zijn ingeschreven bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.

In het geval dat de erkende kredietgever, overdrager van de schuldvordering, het dossier niet meer beheert, maar het beheer in handen is van een ingeschreven « incassobureau overnemer », kunnen de meldingen aan de Centrale worden bemoeilijkt, gezien deze laatste geen wettelijke toegangsmogelijkheid heeft tot de Centrale, noch rechtsreeks via artikel 9 van het koninklijk besluit van 7 juli 2002, noch onrechtsreeks via machtiging overeenkomstig artikel 14 van datzelfde besluit.

Bij dit besluit wordt dan ook een meldingsplicht gecreëerd met inachtneming van het volgende. Enerzijds is het in het belang van alle partijen dat de Centrale efficiënt zou kunnen werken en daartoe is het onontbeerlijk dat de gegevens zo vlug mogelijk worden meegedeeld.

Anderzijds mag de uitbreiding van de toegang tot de Centrale onder geen enkel beding afbreuk doen aan de finaliteit van de wet en de efficiënte en accurate werking van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren Bovendien dient deze toegang tot de Centrale uitdrukkelijk beperkt te worden tot het luik « mededelen » van gegevens betreffende de door hen overgenomen of verworven overeenkomsten en schuldvorderingen uit kredietovereenkomsten. In de praktijk zal dit betrekking hebben op de wanbetalingen (negatief luik) maar ook op de mededeling van de vervroegde beëindiging of verbreking van de overeenkomsten en van verbeteringen van materiële vergissingen (positief luik). Het is met andere woorden onaanvaardbaar dat de incassobureau's in de uitoefening van hun activiteit van minnelijke invordering van schulden de gegevens van de Centrale zouden kunnen « raadplegen ».

Om tegemoet te komen aan bovenvermelde bezorgdheden wordt een meldingsplicht gecreëerd voor de bij de FOD Economie ingeschreven personen die de bovenvermelde activiteit uitoefenen van minnelijke invordering van schulden, door middel van de toevoeging in artikel 9, eerste lid, van het koninklijk besluit van 7 juli 2002 van deze categorie aan de toegelaten personen die rechtstreeks kunnen rapporteren aan de Centrale. Tevens zijn zij onderworpen aan de bepalingen die de inbreuken op dit artikel sanctioneren.

Dit toegangsrecht dient bovendien beperkt te worden tot de gevallen waarbij de kredietovereenkomst of schuldvordering uit de kredietovereenkomst werd overgedragen aan of, na indeplaatsstelling, werd verworven door het incassobureau overeenkomstig artikel 25 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. In geval het incassobureau echter louter optreedt als mandataris voor rekening van de kredietgever, blijft deze laatste gehouden om te melden aan de Centrale.

Artikel 4 Voor de bestaande wanbetalingen geregistreerd in de Centrale, zal de Nationale Bank van België de bewaartermijnen herberekenen. Als begindatum zal de bestaande « registratiedatum », d.w.z. de datum waarop de wanbetaling correct door de kredietgever werd gemeld en in het bestand werd geregistreerd, vervangen worden door de in de Centrale gekende « datum van wanbetaling » die door de kredietgever werd medegedeeld.

Artikel 5 Het begrip « datum van wanbetaling » wordt momenteel bij sommige kredietgevers anders geïnterpreteerd, meer bepaald als het ogenblik waarop de eerste vaststelling van de niet-betaling wordt gedaan en niet als het ogenblik waarop de criteria uit artikel 5 van het koninklijk besluit van 7 juli 2002 verstreken zijn. In dat geval zullen de kredietgevers deze omschakeling om informaticatechnische redenen niet onmiddellijk kunnen maken.

Ook een aantal technische aanpassingen van de informaticaprogramma's van de Centrale zijn noodzakelijk met het oog op de correcte berekening, in de toekomst, van de bewaartermijn vermeld in artikel 3 van dit besluit, voor wat betreft de contracten met een wanbetaling, gevolgd door een regularisatie en opnieuw een wanbetaling meer dan twaalf maanden na deze regularisatie.

Om deze redenen wordt een redelijke termijn voorzien voor de inwerkingtreding van dit besluit.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedwaardige en zeer getrouwe dienaars, De Minister voor Ondernemen, V. VAN QUICKENBORNE De Minister van Klimaat en Energie, belast met Consumentenzaken, P. MAGNETTE

ADVIES 45.717/1 VAN 8 JANUARI 2009 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 19 december 2008 door de Minister van Klimaat en Energie verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 2002 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren », heeft het volgende advies gegeven : Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 1. Het om advies voorgelegde ontwerp strekt ertoe een aantal wijzigingen aan te brengen in het koninklijk besluit van 7 juli 2002 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren. De ontworpen wijzigingen zijn van tweeërlei aard.

De regeling inzake de bewaartermijn van de gegevens inzake wanbetalingen wordt verduidelijkt en aangepast (artikelen 1 tot 3 en 6 van het ontwerp).

Er wordt een meldingsplicht ingevoerd voor personen die een activiteit van minnelijke invordering van schulden van de consument uitoefenen en die hiertoe zijn ingeschreven bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie (artikelen 4 en 5). 2. De artikelen 1 tot 3 en 6 van het ontwerp vinden rechtsgrond in artikel 3, § 2, tweede lid, van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren, dat de Koning opdraagt om de precieze inhoud, de voorwaarden en de nadere regels voor de bijwerking te bepalen, evenals de bewaartermijnen van de gegevens die worden geregistreerd in de Centrale voor Kredieten aan Particulieren, hierna « Centrale » genoemd, en die worden opgesomd in artikel 3, § 2, eerste lid, van de voornoemde wet van 10 augustus 2001. De artikelen 4 en 5 van het ontwerp vinden rechtsgrond in artikel 4, eerste lid, van de wet van 10 augustus 2001, dat luidt : « De kredietgevers en de door de Koning aangewezen personen delen aan de Centrale de gegevens mee betreffende elke kredietovereenkomst en elke wanbetaling, bedoeld in artikel 3, § 1 » (1).

Onderzoek van de tekst Aanhef 1. Rekening houdende met wat over de rechtsgrond van het ontwerp is vermeld, schrijve men aan het einde van het eerste lid van de aanhef « ... aan Particulieren, artikelen 3, § 2, tweede lid, en 4, eerste lid; ». 2. Volgens de recentste richtlijnen van de wetgevingstechniek (2) is het niet zinvol om in de aanhef melding te maken van de artikelen van de regeling die wordt gewijzigd.Men schrappe derhalve aan het einde van het tweede lid van de aanhef de zinsnede « , de artikelen 3, 5, 7, 8, 9, en 14 ». 3. In de aanhef van een besluit dienen de daarop betrekking hebbende adviezen in beginsel in chronologische volgorde te worden vermeld.De leden van de aanhef waarin wordt verwezen naar respectievelijk het advies van de Raad voor het Verbruik en het advies van het Begeleidingscomité van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren, dienen derhalve van plaats te worden gewisseld.

Artikelen 1 en 2 Aangezien de artikelen 1 en 2 van het ontwerp ertoe strekken eenzelfde bepaling te wijzigen, zijnde artikel 6 van het koninklijk besluit van 7 juli 2002, dienen de beide artikelen van het ontwerp in een enkele wijzigingsbepaling te worden samengebracht (3). In die bepaling dient te worden geschreven : « In artikel 6 van het koninklijk besluit van 7 juli 2002 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 5°, worden...; 2° na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende : 'De datum van...' » .

Artikel 3 Naar analogie van de Franse tekst van het ontworpen artikel 8, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit van 7 juli 2002, vervange men in de Nederlandse tekst van die bepaling het woord « overeenkomst » door het woord « kredietovereenkomst ».

Artikelen 4 en 5 1. Ermee rekening houdende dat de artikelen 4 en 5 van het ontwerp uitsluitend betrekking hebben op een wijziging van artikel 9, eerste lid, van het koninklijk besluit van 7 juli 2002, dienen zij in een enkele wijzigingsbepaling te worden opgenomen.Gelet op de draagwijdte van de beoogde wijzigingen kan daarbij, ter wille van de leesbaarheid, worden geopteerd voor een volledige vervanging van het voornoemde artikel 9, eerste lid, door een bepaling waarin de betrokken wijzigingen zijn verwerkt.

Indien niet op deze laatste suggestie wordt ingegaan, dient er uiteraard op te worden toegezien dat de in artikel 9, eerste lid, van het koninklijk besluit van 7 juli 2002 te vervangen woorden correct worden weergegeven. Dat is nu niet het geval, aangezien in artikel 9, eerste lid, de woorden « de artikelen 2 en 6 » moeten worden vervangen en niet de woorden « de artikelen 2 en 6 van dit besluit », zoals in artikel 4 van het ontwerp wordt vermeld. 2. Aan het einde van de Nederlandse tekst van de ontworpen bepaling onder artikel 5 van het ontwerp, zoals het om advies is voorgelegd, schrijve men « ... aan wie de overeenkomst of de schuldvordering uit de kredietovereenkomst werd overgedragen of door wie deze werd verworven overeenkomstig artikel 25 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet ». (1) Artikel 3, § 1, 3°, van de wet van 10 augustus 2001 belast de Nationale Bank van België met de registratie in de Centrale van « de wanbetalingen voortvloeiend uit de consumentenkredietovereenkomsten en de hypothecaire kredietovereenkomsten die beantwoorden aan de door de Koning vastgestelde criteria ».(2) Beginselen van de wetgevingstechniek.Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, Raad van State, 2008, nr. 30, formule F 3-3, te raadplegen op de internetsite van de Raad van State (www.raadvst-consetat.be). (3) De artikelen van het ontwerp, zoals het om advies is voorgelegd, dienen dan uiteraard te worden vernummerd. De kamer was samengesteld uit : De heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;

J. Baert en W. Van Vaerenbergh, staatsraden;

M. Rigaux en M. Tison, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. G. Verberckmoes, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer P. Depuydt, eerste auditeur-afdelingshoofd. (...) De griffier, G. Verberckmoes.

De voorzitter, M. Van Damme.

12 JULI 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 2002 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren, de artikelen 3, § 2, tweede lid, en 4, eerste lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 juli 2002 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren;

Gelet op het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 8 oktober 2008;

Gelet op het advies van het Begeleidingscomité van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren, gegeven op 13 oktober 2008;

Gelet op het advies van de Raad voor het Verbruik, gegeven op 6 november 2008;

Gelet op het advies nr. 45.717/1 van de Raad van State, gegeven op 8 januari 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister voor Ondernemen en de Minister van Klimaat en Energie, belast met consumentenzaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 6 van het koninklijk besluit van 7 juli 2002 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 5°, worden in de Nederlandstalige tekst de woorden « de datum van de wanbetalingen » vervangen door de woorden « de datum van de wanbetaling ».2° na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende : « De datum van de wanbetaling bedoeld in dit hoofdstuk is de datum waarop voldaan is aan de wettelijke registratiecriteria bedoeld in artikel 5 van dit besluit ».

Art. 2.In artikel 8, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt de bepaling onder 2°, vervangen als volgt : « 2° maximaal tien jaar vanaf de datum van de eerste wanbetaling, bedoeld in artikel 6 van dit besluit, ongeacht of de kredietovereenkomst tussentijds al dan niet werd geregulariseerd.

Indien na afloop van deze maximale termijn van tien jaar een nieuwe wanbetaling zich voordoet, wordt een nieuwe tienjarige bewaartermijn opgestart vanaf de datum waarop de registratiecriteria van deze nieuwe wanbetaling zijn vervuld. ».

Art. 3.In artikel 9, eerste lid, van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « de artikelen 2 en 6 » worden vervangen door de woorden « de artikelen 2, 3, tweede lid, 6 en 7, tweede lid ». 2° het lid wordt aangevuld als volgt : «, evenals de personen die een activiteit van minnelijke invordering van schulden uitoefenen en die hiertoe, overeenkomstig artikel 4, § 1, van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden, ingeschreven zijn bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie en aan wie de overeenkomst of de schuldvordering uit de kredietovereenkomst werd overgedragen of door wie deze werd verworven overeenkomstig artikel 25 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. ».

Art. 4.Voor de kredietovereenkomsten met een bestaande wanbetaling op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit, wordt door de Nationale Bank van België een rechtzetting in de Centrale uitgevoerd van de bewaringstermijn bedoeld in artikel 8 van het koninklijk besluit van 7 juli 2002 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren, op basis van de medegedeelde datum van wanbetaling zoals bedoeld in artikel 5 van hetzelfde besluit, en dit binnen de maand volgend op de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2010.

Art. 6.De Minister bevoegd voor Economie en de Minister bevoegd voor Consumentenzaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 juli 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister voor Ondernemen, V. VAN QUICKENBORNE De Minister van Klimaat en Energie, belast met Consumentenzaken, P. MAGNETTE

^