Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 13 april 1997
gepubliceerd op 30 augustus 1997

Koninklijk besluit tot vaststelling van de weddeschalen verbonden aan de bijzondere graden bij het Ministerie van Landbouw

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1997016104
pub.
30/08/1997
prom.
13/04/1997
ELI
eli/besluit/1997/04/13/1997016104/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 APRIL 1997. Koninklijk besluit tot vaststelling van de weddeschalen verbonden aan de bijzondere graden bij het Ministerie van Landbouw


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 107, tweede lid van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling van de graden waarvan de ambtenaren kunnen titularis zijn, inzonderheid artikel 1;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries, inzonderheid artikel 4, 2°;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 februari 1977 houdende bijzondere administratieve en geldelijke bepalingen betreffende sommige personeelsleden in de rijksbesturen, zoals het gewijzigd werd bij de koninklijke besluiten van 5 december 1978, 27 juli 1981, 10 september 1981, 4 november 1987, 16 augustus 1988, 13 december 1989, 21 maart 1990, 7 augustus 1991, 20 oktober 1992, 9 juli 1993 en 22 juli 1993;

Gelet op de protocollen van 4 november 1987, 6 februari 1989 en 8 januari 1990 waarin de besluiten zijn vastgelegd van de onderhandelingen die gevoerd zijn in het Gemeenschappelijke Comité voor alle overheidsdiensten;

Gelet op het protocol nr. 59/1 van 13 juni 1991 betreffende de onderhandelingen die gevoerd zijn in het Gemeenschappelijke Comité voor alle overheidsdiensten;

Gelet op het protocol nr. 152 van 2 september 1992 van het Comité voor de nationale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op het protocol nr. 166 van 17 mei 1993 van het Comité voor de nationale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 19 april 1995;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 25 augustus 1995;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 25 augustus 1995;

Gelet op het protocol nr. 97-03-13/13 van 13 maart 1997 van het sectorcomité V, Landbouw en Middenstand;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid artikel 3, 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het van belang is dat de weddeschalen verbonden aan de bijzondere graden onverwijld in overeenstemming gebracht worden met deze verbonden aan de gemene graden van verschillende ministeries, inzonderheid ingevolge de verschillende sociale programmaties sinds 1 juli 1988;

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Organiek stelsel

Artikel 1.De weddeschaal voor elke bijzondere graad bij het Ministerie van Landbouw wordt als volgt vastgesteld : 1° Administratief personeel onderworpen aan het statuut van het Rijkspersoneel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld In de weddeschaal 21/1 wordt vastgesteld de wedde van technisch helper en van controleur 2e klasse die vier jaar graadanciënniteit tellen.2° Administratief personeel onderworpen aan het statuut van het Rijkspersoneel : Personeelsleden houders van het diploma van doctor in de diergeneeskunde. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Eerstaanwezend inspecteur-hoofd van dienst (rang 12) Met ingang van 1 januari 1990 : 1 137 082 1 569 007 31 x 23 036 92 x 40 313 Kl. 24j - N1 - G.B. Met ingang van 1 november 1990 : 1 159 825 1 600 387 31 x 23 497 92 x 41 119 Kl. 24j - N1 - G.B. Met ingang van 1 november 1991 : 1 171 424 1 616 390 31 x 23 732 92 x 41 530 Kl. 24j - N1 - G.B. Met ingang van 1 november 1992 : 1 206 566 1 664 882 31 x 24 444 92 x 42 776 Kl. 24j - N1- G.B. Met ingang van 1 november 1993 : 1 230 697 1 698 184 31 x 24 933 92 x 43 632 Kl. 24j -N1 - G.B. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3° Meesters-, vak-, en dienstpersoneel onderworpen aan het statuut van het Rijkspersoneel : a) Bijzondere graden nominatief opgenomen in de tabel gevoegd bij het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling van de graden waarvan de ambtenaren in de Rijksbesturen kunnen titularis zijn. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De wedde van eerste vakman A wordt echter vastgesteld in de schaal 44/3 wanneer hij ten minste drie jaar anciënniteit in de rang of vijftien jaar anciënniteit in het niveau telt en voor zover hij geen enkele andere loopbaanmogelijkheid heeft binnen niveau 4.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld b) Bijzondere graden, waarvan, ongeacht de specialisatie van het ambt, de hierna in kolom 2 vermelde weddeschalen waren verbonden en die bezoldigd worden op grond van de in kolom 3 aangeduide schaal : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 4° Personeel onderworpen aan andere dan onder 1°, 2° en 3° vermelde statuten : Personeel van de Dienst voor Zeevisserij Aalmoezenier Met ingang van 1 juli 1988 : 222 219 enig bedrag en na acht jaar graadanciënniteit 278 399. Met ingang van 1 januari 1990 : 614 931 enig bedrag en na acht jaar graadanciënniteit 760 277.

Met ingang van 1 november 1990 : 627 229 enig bedrag en na acht jaar graadanciënniteit 775 482.

Met ingang van 1 november 1991 : 633 501 enig bedrag en na acht jaar graadanciënniteit 783 236.

Met ingang van 1 november 1992 : 654 236 enig bedrag en na acht jaar graadanciënniteit 806 733.

Met ingang van 1 november 1993 : 667 321 enig bedrag en na acht jaar graadanciënniteit 822 867.

Art. 2.Ten aanzien van het personeelslid van het Ministerie van Landbouw, komen voor de toekenning van de tussentijdse verhogingen eveneens in aanmerking, de werkelijke diensten welke het met ingang van zijn 18e, 20e, 23e of zijn 24e jaar, naargelang van de klasse van zijn schaal heeft verricht, terwijl het behoorde tot het Speciaal Comité van Katanga, als titularis van een bezoldigd ambt met volledige prestaties. De bedoelde in aanmerking komende diensten worden zonder onderscheid opgenomen in groep A.

Art. 3.Ten aanzien van de inspecteur-dierenarts geldt voor in aanmerking komende diensten de duur van de praktijk in de diergeneeskunde die de indiensttreding voorafgaat en tien jaar niet overtreft. Bedoelde in aanmerking komende dienst wordt opgenomen in de groep B. De inspecteur-dierenarts kan slechts van de bepaling bij het eerste lid van dit artikel genieten als hij aangenomen is als doctor in de veeartsenijkunde, overeenkomstig artikel 6, tweede lid van het koninklijk besluit van 15 maart 1926 houdende inrichtingsreglement van de Veeartsenijkundige Dienst. HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen

Art. 4.Het koninklijk besluit van 7 oktober 1976 tot vaststelling van de weddeschalen verbonden aan de bijzondere graden bij het Ministerie van Landbouw, zoals het gewijzigd werd bij de koninklijke besluiten van 9 december 1976, 4 april 1980, 16 mei 1980, 24 juni 1980 en 21 maart 1985, wordt opgeheven.

Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1990.

De bepalingen van het artikel 1, 2° en 4° hebben evenwel uitwerking op de voor hun toepassing vastgestelde data.

Art. 6.Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 13 april 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN

^