Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 13 juni 1999
gepubliceerd op 05 augustus 1999

Koninklijk besluit houdende oprichting van een dienst voor aalmoezeniers behorende tot één van de erkende erediensten en morele consulenten bij de strafinrichtingen en tot vaststelling van hun administratief en geldelijk statuut

bron
ministerie van justitie
numac
1999009756
pub.
05/08/1999
prom.
13/06/1999
ELI
eli/besluit/1999/06/13/1999009756/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 JUNI 1999. - Koninklijk besluit houdende oprichting van een dienst voor aalmoezeniers behorende tot één van de erkende erediensten en morele consulenten bij de strafinrichtingen en tot vaststelling van hun administratief en geldelijk statuut


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 21, 37, 107 alinea 2 en 181 van de Grondwet;

Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 3 maart 1999;

Gelet op de akkoordbevinding van de minister van Begroting van 8 juni 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat op gezamenlijke vraag van de minister van Begroting en de minister van Ambtenarenzaken, gesteld op 8 mei 1998, beslist werd de betrekkingen van hoofdaalmoezenier, aalmoezenier en adjunct-aalmoezenier uit de personeelsformatie van de buitendiensten van het directoraat-generaal strafinrichtingen te lichten en in een afzonderlijk koninklijk besluit op te nemen;

Op de voordracht van Onze minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In onderhavig besluit wordt verstaan onder : 1° aalmoezenier of pastoraal assistent : elkeen die als bedienaar van één van de erkende erediensten religieuze en morele bijstand verleent in de strafinrichtingen;2° vervanging : telkenmale er in de strafinrichting, gezien er geen aalmoezenier, pastoraal assistent of adjunct moreel consulent aanwezig is, hetzij wegens ziekte, verlof of afwezigheid om andere redenen, hetzij er in die strafinrichting geen aalmoezenier, pastoraal assistent of adjunct moreel consulent erkend is, een persoon, erkend op basis van artikel 3 § 3, geroepen wordt om hem te vervangen. HOOFDSTUK II. - Oprichting van de dienst voor aalmoezeniers, pastoraal assistenten behorende tot één van de erkende erediensten en moreel consulenten bij de strafinrichtingen

Art. 2.§ 1. Bij het ministerie van Justitie wordt een dienst voor aalmoezeniers, pastoraal assistenten en moreel consulenten bij de straf- inrichtingen opgericht. § 2. Deze dienst bestaat uit de aalmoezeniers en pastorale assistenten behorende tot een erkende eredienst en de moreel consulenten, vermeld in artikel 3, § 1, 7° die de morele dienstverlening verzorgen op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing.

Art. 3.§ 1. De personeelsformatie van de dienst is als volgt samengesteld : 1. Rooms-Katholieke eredienst : - Hoofdaalmoezenier : 1 - Adjunct-Hoofdaalmoezenier : 2 - Aalmoezenier of pastoraal assistent : 34 2.Protestantse eredienst : - Hoofdaalmoezenier : 1 - Aalmoezenier : 6 3. Israëlitische eredienst : - Aalmoezenier of pastoraal assistent : 1 4.Orthodoxe eredienst : - Hoofdaalmoezenier : 1 - Aalmoezenier : 1 5. Islamitische eredienst : - Moslimconsulent hoofd van dienst : 1 - Moslimconsulent : 2 - Adjunct-moslimconsulent : 9 6.Vrijzinnigheid : - Moreel consulent hoofd van dienst : 1 - Moreel consulent : 2 - Adjunct moreel consulent : 10 § 2. De opdracht van aalmoezenier, pastoraal assistent en adjunct moreel consulent kan verzekerd worden door meerdere personen, met een minimale prestatie van twintig procent; § 3. Voor de aalmoezeniers van de Anglicaanse eredienst geldt een regime met vacaties. De modaliteiten van dit regime worden door de minister van Justitie vastgesteld.

Art. 4.§ 1. Om te voorzien in de vervanging van een aalmoezenier, pastoraal assistent of adjunct moreel consulent kunnen plaatsvervangers erkend worden overeenkomstig de in artikel 5, § 3 en artikel 6, § 3 gestelde voorwaarden. Hun vergoeding wordt bepaald op basis van artikel 28 van onderhavig besluit. § 2. De vrijwilligers en stagiairs zijn niet in het in § 1 van artikel 3 vermelde kader opgenomen. Zij worden overeenkomstig artikel 7 gemachtigd en hebben dezelfde opdracht als de aalmoezeniers, pastoraal assistenten of adjunct moreel consulenten naargelang het geval. De nummers 2°, 4°, 5° en 9° van artikel 16 zijn niet op hen van toepassing. § 3. De in dit artikel genoemde functies mogen niet uitgeoefend worden door personeelsleden van het Directoraat-generaal Strafinrichtingen. HOOFDSTUK III. - Administratief statuut van de aalmoezeniers, pastorale assistenten behorende tot één van de erkende erediensten, de adjunct moreel consulenten, de vrijwilligers en de stagiairs bij de strafinrichtingen Afdeling 1. - Erkenning

Art. 5.§ 1. De hoofdaalmoezeniers en de moslimconsulent hoofd van dienst worden door de bevoegde overheid of het bevoegd representatief orgaan aangeduid en door de minister van Justitie erkend. § 2. De adjunct-hoofdaalmoezeniers en de moslimconsulenten worden, na advies van respectievelijk de hoofdaalmoezenier en de moslimconsulent hoofd van dienst aangeduid door de bevoegde overheid of het bevoegd representatief orgaan en door de minister van Justitie erkend. § 3. De aalmoezenier of pastoraal assistent in de strafinrichtingen is de bedienaar van één van de erkende erediensten, die, na advies van de hoofdaalmoezenier of de moslimconsulent hoofd van dienst, op voordracht van de bevoegde overheid of het bevoegd representatief orgaan, door de minister van Justitie wordt erkend om de uitoefening van de eredienst en de religieuze en morele bijstand in de strafinrichting te verzekeren.

Art. 6.§ 1. De moreel consulent hoofd van dienst wordt door het bevoegd representatief orgaan aangeduid en door de minister van Justitie erkend. § 2. De moreel consulenten worden, na advies van de moreel consulent hoofd van dienst, door het bevoegd representatief orgaan aangeduid en door de minister van Justitie erkend. § 3. De adjunct moreel consulent in de strafinrichtingen wordt na advies van de moreel consulent hoofd van dienst, op voordracht van het bevoegd representatief orgaan, door de minister van Justitie erkend om in de strafinrichtingen de morele dienstverlening te verzorgen op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing.

Art. 7.De machtiging tot het leveren van prestaties, overeenkomstig artikel 5, § 3 en artikel 6, § 3, door vrijwilligers en stagiairs wordt verleend door de minister van Justitie of zijn afgevaardigde, op voordracht van de bevoegde overheid of het bevoegd representatief orgaan. Afdeling 2. - Aanvang van de opdracht

Art. 8.Het inrichtingshoofd overhandigt aan elke nieuwe aalmoezenier, pastoraal assistent, adjunct moreel consulent, vrijwilliger of stagiair een exemplaar van onderhavig koninklijk besluit, van het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen, van het ministerieel besluit van 21 juli 1971 houdende algemene instructie voor de strafinrichtingen en het reglement van inwendige orde van de strafinrichting.

Van de overhandiging wordt een proces-verbaal opgesteld dat, ondertekend door het inrichtingshoofd en door de betrokkene, gevoegd wordt bij zijn individueel dossier.

Art. 9.Voor elke nieuwe aalmoezenier, pastoraal assistent, adjunct moreel consulent, vrijwilliger of stagiair zendt de hoofdaalmoezenier of de moslimconsulent hoofd van dienst of de moreel consulent hoofd van dienst een inlichtingenblad toe aan de minister van Justitie.

Elke wijziging van administratieve of familiale aard die een weerslag kan hebben op de bezoldigingsregeling van betrokkene, meldt de hoofdaalmoezenier of de moslimconsulent hoofd van dienst of de moreel consulent hoofd van dienst onmiddellijk aan de minister van Justitie. Afdeling 3. - Omschrijving van de opdracht

Onderafdeling 1. - Omschrijving van de opdracht van de hoofd- aalmoezeniers, de moslimconsulent hoofd van dienst en de moreel consulent hoofd van dienst

Art. 10.De hoofdaalmoezenier, de moslimconsulent hoofd van dienst heeft, voor wat betreft de aalmoezeniers, pastoraal assistenten, vrijwilligers en stagiairs die tot zijn eredienst behoren en de moreel consulent hoofd van dienst, voor wat betreft de adjunct moreel consulenten, de vrijwilligers en stagiairs, die de morele dienstverlening verzorgen, de opdracht die hem door de bevoegde overheid of het bevoegd representatief orgaan wordt opgedragen.

Hun opdracht zal onder meer volgende taken omvatten : 1° Zij staan in voor het algemeen beheer van hun opdracht bij de strafinrichtingen, meer bepaald wat betreft de organisatie ervan en de inhoud.In dit verband mogen zij jaarlijks studie- of vormingsdagen organiseren in overleg met het Directoraat-generaal Strafinrichtingen; 2° Zij delen aan de minister van Justitie, als gemandateerde van de bevoegde overheid of van het bevoegd representatief orgaan, de beslissing van deze bevoegde overheid of dit bevoegd representatief orgaan wat betreft de voordrachten voor erkenning of machtiging, zoals geregeld in de artikelen 5, 6 en 7 van onderhavig besluit.Hetzelfde geldt voor de mutaties en het einde van de opdrachten; 3° Zij beantwoorden de vragen, hen gesteld door de minister van Justitie.Zij kunnen tevens bij hem tussenkomen en leggen hem tweemaal per jaar een rapport voor wat betreft de toepassing van onderhavig besluit. Zij worden op de hoogte gesteld van alle wettelijke en reglementaire bepalingen;

Teneinde hun taken te kunnen vervullen, beschikken zij over volgende voordelen : 1° Zij hebben toegang tot de diverse strafinrichtingen, bezoeken ze en inspecteren daar de voor de uitoefening van hun opdracht bestemde lokalen en materialen.Bij deze mogen zij de gedetineerden bezoeken die op het in bijlage van artikel 16 van het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen, gevoegde formulier, hebben aangeduid dat zij het bezoek van een aalmoezenier, pastoraal assistent van zijn erkende eredienst of moreel consulent wensen of de beoefening van zijn eredienst wensen. 2° Zij kunnen deelnemen aan activiteiten in het buitenland die in relatie staan tot hun opdracht.Het regime van de zendingen naar het buitenland van het Rijkspersoneel is hierop van toepassing, voor zover zij voorafgaand het akkoord van de minister van Justitie hebben ontvangen.

Art. 11.De artikelen 19 tot en met 23 zijn van toepassing op de hoofdaalmoezenier, moslimconsulent hoofd van dienst en de moreel consulent hoofd van dienst.

Onderafdeling 2. - Omschrijving van de opdracht van de adjunct-hoofdaalmoezeniers, moslimconsulenten en moreel consulenten

Art. 12.De adjunct-hoofdaalmoezeniers en moslimconsulenten, voor wat betreft de aalmoezeniers, pastoraal assistenten, vrijwilligers en stagiairs die tot hun eredienst behoren en de moreel consulenten, voor wat betreft de adjunct moreel consulenten, de vrijwilligers en de stagiairs die de morele dienstverlening verzorgen hebben de opdracht die hen door de bevoegde overheid of het bevoegd representatief orgaan wordt opgedragen en welke onder meer volgende taken zal omvatten : 1° Zij staan de hoofdaalmoezenier, moslimconsulent hoofd van dienst of de moreel consulent hoofd van dienst bij in het algemeen beheer van hun opdracht bij de strafinrichtingen, in het geven van zijn advies aan de bevoegde overheid of het bevoegd representatief orgaan in het kader van de artikelen 5 en 6 van onderhavig besluit;samen met hem vormen zij het nationaal bureau; 2° Zij hebben toegang tot de strafinrichtingen en informeren zich over de voorwaarden van de uitoefening van hun opdracht in deze en behandelen mogelijke problemen die zich in het kader van de uitoefening van hun opdracht kunnen voordoen.Zij staan in voor de opleiding van respectievelijk de aalmoezeniers, pastoraal assistenten en morele consulenten. 3° Zij stellen tweemaal per jaar de evaluatie van de uitoefening van de opdracht in de strafinrichtingen van hun taalrol voor aan het nationaal bureau.Het nationaal bureau zal, naar aanleiding van deze voorstelling, een gemeenschappelijk rapport overmaken aan de bevoegde overheid of het bevoegd representatief orgaan.

Art. 13.De artikelen 19 tot en met 23 zijn van toepassing op de adjunct-hoofdaalmoezeniers, moslimconsulenten en de moreel consulenten.

Onderafdeling 3. - Omschrijving van de wijze van uitvoering van de opdracht van de aalmoezenier, pastoraal assistent, adjunct moreel consulent, vrijwilliger of stagiair

Art. 14.§ 1. De aalmoezenier, pastoraal assistent, adjunct moreel consulent, vrijwilliger of stagiair neemt de nodige maatregelen vanaf de mededeling van de inhoud van het door de gedetineerde ingevuld, in bijlage van artikel 16 van het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen gevoegd, formulier. § 2. De aalmoezenier of pastoraal assistent staat in voor de beoefening van zijn eredienst, leidt de godsdienstoefeningen. De aalmoezenier, pastoraal assistent, adjunct moreel consulent, vrijwilliger of stagiair vervult al de plichten van zijn opdracht bij die gedetineerden die er om gevraagd hebben, door middel van het in § 1 vermelde formulier. § 3. De aalmoezenier, pastoraal assistent, adjunct moreel consulent, vrijwilliger of stagiair bezoekt die gedetineerden die er om gevraagd hebben door middel van het in § 1 vermelde formulier. § 4. De aalmoezenier, pastoraal assistent, adjunct moreel consulent, vrijwilliger of stagiair geeft morele en/of religieuze bijstand aan die gedetineerden die er om gevraagd hebben door middel van het in § 1 vermelde formulier.

Art. 15.§ 1. Voor elke overleden mag door de bedienaar van de eredienst of adjunct moreel consulent een herdenkingsplechtigheid gehouden worden, voor zover hij, op het, in bijlage van artikel 16 van het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen, gevoegde formulier, heeft aangeduid deze eredienst te willen beoefenen of het bezoek van een adjunct moreel consulent te wensen. § 2. Voor elk overleden personeelslid van de inrichting mag door de bedienaar van de eredienst of adjunct moreel consulent een herdenkingsplechtigheid gehouden worden waarop de naaste bloed- en aanverwanten van de overledene mogen aanwezig zijn.

Art. 16.De aalmoezenier, pastoraal assistent en adjunct moreel consulent : 1° heeft toegang tot de individuele leefruimte van de gedetineerde. Het inrichtingshoofd neemt de nodige maatregelen om deze toegang te vergemakkelijken en geeft hem, indien mogelijk, de sleutels; 2° werkt samen met het inrichtingshoofd en de personeelsleden van de strafinrichting;3° staat ter beschikking van het personeel van de strafinrichtingen die dit wensen;4° heeft inzage in het zedelijkheidsdossier overeenkomstig artikel 37 van koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen;5° kan deelnemen aan de personeelsconferentie overeenkomstig artikel 38 van hetzelfde koninklijk besluit;6° mag een religieuze of morele bezinning organiseren overeenkomstig artikel 50 van hetzelfde koninklijk besluit;7° richt zich tot de hoogste in rang bij eventuele problemen of vragen omtrent de uitoefening van zijn opdracht en legt tevens verantwoording af ten opzichte van deze;8° neemt deel aan de studie- en vormingsdagen en samenkomsten;9° beschikt over een aangepast lokaal, voorzien van een telefoon, met, indien mogelijk, een buitenlijn; 10 ° ontvangt de dienstnota' s van de strafinrichtingen. Afdeling 4. - Afwezigheden

Art. 17.In geval van ziekte of afwezigheid om andere redenen stelt de aalmoezenier, de pastoraal assistent, de adjunct moreel consulent, de adjunct-hoofdaalmoezenier, de moslimconsulent en de moreel consulent onverwijld, naargelang het geval de hoofdaalmoezenier, de moslimconsulent hoofd van dienst of de moreel consulent hoofd van dienst en het inrichtingshoofd hiervan in kennis.

De hoofdaalmoezenier, de moslimconsulent hoofd van dienst en de moreel consulent hoofd van dienst verwittigen de bevoegde overheid of het bevoegd representatief orgaan en het inrichtingshoofd in geval van ziekte of afwezigheid om andere redenen.

Art. 18.De aalmoezenier, de pastoraal assistent, de adjunct moreel consulent, de adjunct-hoofdaalmoezenier, de moslimconsulent en de moreel consulent delen hun verlof mede aan de hoofdaalmoezenier, moslimconsulent hoofd van dienst of de moreel consulent hoofd van dienst, naargelang het geval. Zij delen dit tegelijkertijd mede aan het inrichtingshoofd.

De hoofdaalmoezenier, de moslimconsulent hoofd van dienst en de moreel consulent hoofd van dienst delen hun verlof mede aan de bevoegde overheid of het bevoegd representatief orgaan en het inrichtingshoofd. Afdeling 5. - Einde van de opdracht

Art. 19.De minister van Justitie stelt een einde aan de erkenningen of in voorkomend geval de machtigingen, op verzoek van de bevoegde overheid of het bevoegd representatief orgaan, en kan er een einde aan stellen op verzoek van het inrichtingshoofd, na advies van de bevoegde overheid of het bevoegd representatief orgaan te hebben ingewonnen. Afdeling 6. - Bijzondere bepalingen

Art. 20.§ 1. In het geval het algemeen belang van de strafinrichting het vereist, kan het inrichtingshoofd de aalmoezenier, pastoraal assistent, adjunct moreel consulent, vrijwilliger of stagiair tijdelijk de toegang tot de inrichting ontzeggen. § 2. De gemotiveerde beslissing tot ontzegging van de toegang wordt onverwijld schriftelijk meegedeeld : 1° aan de betrokkene;2° aan de hoofdaalmoezenier of aan de moslimconsulent hoofd van dienst of aan de moreel consulent hoofd van dienst;3° aan de bevoegde overheid of het bevoegd representatief orgaan;4° aan de minister van Justitie. § 3. Binnen een termijn van één maand zal een overleg tussen betrokkene, de hoofdaalmoezenier en zijn adjunct of de moslimconsulent hoofd van dienst en zijn moslimconsulent of de moreel consulent hoofd van dienst en zijn moreel consulent, het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde en een vertegenwoordiger van het Directoraat-generaal Strafinrichtingen georganiseerd worden.

Indien de partijen niet tot een akkoord komen, maken zij een advies op voor de minister van Justitie en zenden hem dit toe binnen de acht kalenderdagen. De minister van Justitie zal een beslissing nemen binnen de maand na de ontvangst van het advies.

De beslissing van de minister van Justitie wordt binnen de acht kalenderdagen meegedeeld : 1° aan de betrokkene;2° aan het inrichtingshoofd;3° aan de hoofdaalmoezenier of moslimconsulent hoofd van dienst of moreel consulent hoofd van dienst;4° aan de bevoegde overheid of het bevoegd representatief orgaan.

Art. 21.De aalmoezeniers, pastorale assistenten, adjunct moreel consulenten, vrijwilligers of stagiairs zijn gebonden door het beroepsgeheim zowel in verband met het functioneel aspect van hun opdracht als met betrekking tot de feiten die zij bij de uitoefening van deze opdracht mochten hebben vernomen.

Art. 22.Het is de aalmoezeniers, pastoraal assistenten, adjunct moreel consulenten, vrijwilligers of stagiairs verboden : 1° zelf of onder de naam van hun echtgenoot of enig ander tussenpersoon deel te nemen of aandeel te nemen in de exploitatie, het bestuur of het beheer van ondernemingen die met de inrichtingen in zakenrelatie staan, of tot eigen voordeel betrekkingen te onderhouden met het personeel van die ondernemingen;2° geestrijke dranken, behalve in het kader van de eredienst of enig schadelijk product in de inrichting binnen te brengen;3° zonder toelating iemand in de inrichting binnen te brengen;4° enig aan de Staat toebehorend voorwerp te gebruiken, behalve indien dit geschiedt in of naar aanleiding van de uitoefening van hun opdracht;5° zonder uitdrukkelijke toestemming van de minister van Justitie inlichtingen of getuigschriften over te maken betreffende ofwel gedetineerden, ofwel de organisatie van de verschillende diensten.

Art. 23.De aalmoezeniers, pastoraal assistenten, adjunct moreel consulenten, vrijwilligers of stagiairs mogen met de gedetineerden geen andere betrekkingen hebben dan hun opdracht wettigt.

Het is hen verboden : 1° in het kader van de uitoefening van hun opdracht of om welke reden ook giften, gratificaties of welke voordelen dan ook en beloften te aanvaarden van een gedetineerde of van iemand die te zijner gunste optreedt, dan wel giften, gratificaties of welke voordelen dan ook en beloften te doen voor een gedetineerde of voor iemand die te zijner gunste optreedt;2° voorwerpen die voor gedetineerden bestemd zijn of hun toebehoren binnen of buiten de inrichting te brengen of boodschappen voor hen te verrichten zonder de toelating van het inrichtingshoofd;3° om het even wat van de gedetineerden te kopen of te ontlenen, dan wel aan hen te verkopen of te lenen;4° buiten de gevallen waarvoor de minister van Justitie een bijzondere toelating heeft verleend, gedetineerden of echtgenote, bloed- of aanverwanten ervan in eigen dienst te nemen;5° om het even welke onregelmatige mededeling van de gedetineerden, hetzij binnen de inrichting, hetzij met de buitenwereld, te vergemakkelijken of te gedogen;6° als tussenpersoon op te treden tussen de gedetineerden en personen van buiten, behalve hun familie en verwanten, te hunnen behoeve briefwisseling te voeren of attesten over hen af te geven;7° buiten de inrichting en in het bijzonder aan verwanten en vrienden van de gedetineerden inlichtingen te verstrekken die de veiligheid van de inrichting in het gedrang kunnen brengen;8° aan de gedetineerden genade, strafvermindering, voorwaardelijke invrijheidstelling of andere gunsten te beloven;9° de gedetineerden te beïnvloeden bij de keuze van hun verdedigers of raadslieden. HOOFDSTUK IV. - Geldelijk statuut van de aalmoezeniers, pastorale assistenten behorende tot één van de erkende erediensten en de moreel consulenten bij de strafinrichtingen

Art. 24.De jaarwedden van de in artikel 3, § 1, opgesomde functies worden vastgelegd overeenkomstig de tegenover de hierna opgesomde functies vermelde bedragen met toepassing van de geldende regels binnen het openbaar ambt inzake anciënniteitstoekenning en indexering : - Hoofdaalmoezenier, moslimconsulent hoofd van dienst en moreel consulent hoofd van dienst : vaste wedde 894.104. - Adjunct-Hoofdaalmoezenier, moslimconsulent en moreel consulent : vaste wedde 822.867. - Aalmoezenier, pastoraal assistent en adjunct moreel consulent : vaste wedde 677.320 en na acht jaar dienstanciënniteit in de buitendiensten van Directoraat-generaal Strafinrichtingen 822.867.

Art. 25.De personen, die de in artikel 24 vermelde functies vervullen, worden aangeworven overeenkomstig de bepalingen geldig voor het contractueel personeel van de Staat.

Art. 26.De overeenkomstig artikel 24 bezoldigde personen genieten de regeling inzake rust- en overlevingspensioenen die van toepassing is op de contractuele ambtenaren.

Art. 27.De bepalingen van de wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekte in de overheidssector zijn, wat betreft de medische en hospitalisatiekosten en het weddeverlies dat hieruit zou voortvloeien, van toepassing op de vrijwilligers.

Art. 28.De vergoeding van de in artikel 4, § 1, van onderhavig besluit vermelde plaatsvervanger wordt bepaald op 1/360 van de jaarwedde van de aalmoezenier, pastoraal assistent of adjunct moreel consulent, waarbij ten minste vijf uur prestatie werd geleverd.

Art. 29.Het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten is van toepassing op de aalmoezeniers, pastorale assistenten en adjunct moreel consulenten en hun plaatsvervangers.

De hoofdaalmoezenier, moslimconsulent hoofd van dienst en de moreel consulent hoofd van dienst wordt gelijkgesteld met een rang 13; de adjunct-hoofdaalmoezenier, moslimconsulent, moreel consulent, de aalmoezenier, pastoraal assistent en adjunct moreel consulent wordt gelijkgesteld met een rang 10.

Art. 30.Worden opgeheven : - het koninklijk besluit van 14 augustus 1972 tot toekenning van een vergoeding aan de geestelijke raadslieden in dienst bij de strafinrichtingen; - het koninklijk besluit van 6 januari 1976 tot toekenning van een vergoeding aan de plaatsvervangend aalmoezeniers van de protestantse eredienst werkzaam bij de strafinrichtingen; - het ministerieel besluit van 11 januari 1957 waarbij een vergoeding voorzien wordt voor de bedienaars van andere erediensten dan de katholieke en de protestantse.

Art. 31.Dit besluit treedt in werking op 1 september 1999.

Art. 32.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 13 juni 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

^