Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 13 juni 2010
gepubliceerd op 16 augustus 2010

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, betreffende het nationaal akkoord 2009-2010

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2010202989
pub.
16/08/2010
prom.
13/06/2010
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 JUNI 2010. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, betreffende het nationaal akkoord 2009-2010 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, betreffende het nationaal akkoord 2009-2010.

Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 13 juni 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 2009 Nationaal akkoord 2009-2010 (Overeenkomst geregistreerd op 26 oktober 2009 onder het nummer 95215/CO/209)

Artikel 1.Toepassingsgebied.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en hun werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bedienden die behoren tot het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid.

Onder "bedienden" wordt verstaan : mannelijke en vrouwelijke bedienden.

De bepalingen uit deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn van toepassing op alle bedienden, tenzij de toepassing uitdrukkelijk beperkt wordt tot de gebaremiseerde en baremiseerbare bedienden.

Art. 2.Uitvoering interprofessioneel akkoord.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2009-2010 van 22 december 2008.

Art. 3.Koopkracht. § 1. Voor ondernemingen die onder het toepassingsgebied van het sectoraal aanvullend pensioen vallen (dit wil zeggen bij Integrale of met een erkende opting out), in 2009 bedraagt de werkgeversbijdrage aan het sectoraal aanvullend pensioen 1,1 pct.

Deze paragraaf is van toepassing op de ondernemingen waar vóór 11 juni 2001 voor het geheel of een deel van de bedoelde bedienden nog geen aanvullend pensioenstelsel op ondernemingsvlak bestond, alsook op de ondernemingen waar vóór 11 juni 2001 voor de bedoelde bedienden wel een aanvullend pensioenstelsel op ondernemingsvlak bestond, maar waar dit ondernemingsstelsel na deze datum werd opgeheven, en op de nieuwe ondernemingen opgericht vanaf 11 juni 2001, en die de collectieve pensioentoezegging dienden te realiseren via de door de sector aangeduide pensioeninstelling "Gemeenschappelijke Verzekeringskas Integrale" of via de mogelijkheid tot opting out, conform de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 januari 2007, tot wijziging en vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, houdende uitvoering van artikel 4, §§ 1 en 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 2001 betreffende het nationaal akkoord 2001-2002 en geregistreerd onder het nummer 82045/CO/209.

Op 1 oktober 2009 wordt aan alle voltijds tewerkgestelde gebaremiseerde en baremiseerbare bedienden éénmalig ecocheques overhandigd ter waarde van in het totaal 125 EUR. De referteperiode begint op 1 april 2009 en eindigt op 30 september 2009.

Op 1 oktober 2010 wordt aan alle voltijds tewerkgestelde gebaremiseerde en baremiseerbare bedienden eenmalig ecocheques overhandigd ter waarde van in het totaal 250 EUR. De referteperiode begint op 1 oktober 2009 en eindigt op 30 september 2010.

Vanaf 1 januari 2011 zal deze 250 EUR omgezet worden in een voor onbepaalde duur geldende verhoging van de werkgeverspremie voor het sectoraal aanvullend pensioen met 0,67 pct. Hierdoor wordt de sectoraal bepaalde minimumdrempel van de werkgeversbijdrage voor het aanvullend pensioen op 1,77 pct. gebracht.

De bepalingen betreffende het sectoraal aanvullend pensioen, blijven van toepassing op de werknemers van de hierboven bedoelde ondernemingen met een arbeidsovereenkomst voor bedienden (met inbegrip van de kaderleden) en dit conform de bepalingen van artikel 4, § 5 van het nationaal akkoord 2007-2008 van 24 september 2007 (geregistreerd onder het nummer 85840/CO/209). § 2. Voor ondernemingen die niet vallen onder de toepassing van het aanvullend sectoraal pensioenstelsel (dit wil zeggen ondernemingen waar vóór 11 juni 2001 al een eigen aanvullend pensioen bij een verzekeraar of een eigen ondernemingspensioenfonds bestond, dat evenwaardig is aan het sectorstelsel en erkend werd door het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid).

Deze paragraaf is van toepassing op de ondernemingen waar vóór 11 juni 2001 voor het geheel of een deel van de bedoelde bedienden reeds een aanvullend pensioenstelsel op ondernemingsvlak bestond, evenwaardig aan het sectorstelsel, en als dusdanig ook erkend werden door het paritair comité en die de pensioentoezegging dienen te realiseren op hun eigen vlak conform de bepalingen van artikel 4 van de collectieve arbeids overeenkomst van 17 december 2001Relevante gevonden documenten type overeenkomst prom. 17/12/2001 pub. 23/02/2002 numac 2002022044 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Verordening tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 december 1963 houdende verordening op de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen type overeenkomst prom. 17/12/2001 pub. 11/04/2002 numac 2002022054 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Verordening tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 december 1963 houdende verordening op de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen sluiten, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, houdende uitvoering van artikel 4, §§ 2, 3 en 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 2001 betreffende het nationaal akkoord 2001-2002, geregistreerd onder het nummer 60649/CO/209 en algemeen verbindend verklaard door het koninklijk besluit van 30 september 2002.

Ze is eveneens van toepassing op de ondernemingen zonder syndicale delegatie die in uitvoering van artikel 2, § 3 van het nationaal akkoord 1999-2000, geregistreerd onder het nr. 51355/COF/209, een door het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid goedgekeurd extralegaal pensioenstelsel hebben ingevoerd, en die de pensioentoezegging op hun eigen vlak dienden te realiseren conform de bepalingen van artikel 3 van de collectieve arbeids overeenkomst van 17 december 2001Relevante gevonden documenten type overeenkomst prom. 17/12/2001 pub. 23/02/2002 numac 2002022044 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Verordening tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 december 1963 houdende verordening op de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen type overeenkomst prom. 17/12/2001 pub. 11/04/2002 numac 2002022054 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Verordening tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 december 1963 houdende verordening op de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen sluiten, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, houdende uitvoering van artikel 4, §§ 2, 3 en 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 2001 betreffende het nationaal akkoord 2001-2002, geregistreerd onder het nummer 60649/CO/209 en algemeen verbindend verklaard door het koninklijk besluit van 30 september 2002. a) ondernemingen met een aanvullend pensioen waarvan de werkgeversbijdrage in 2009 gelijk is aan de sectoraal bepaalde minimumdrempel van de werkgeversbijdrage aan het aanvullend pensioen in 2009, met name 1,1 pct. Voor deze ondernemingen gelden dezelfde bepalingen als deze voor ondernemingen die onder het toepassingsgebied van het sectoraal aanvullend pensioen vallen, zoals bepaald in § 1. b) ondernemingen met een aanvullend pensioen waarvan de werkgeversbijdrage in 2009 meer bedraagt dan de sectoraal bepaalde minimumdrempel van de werkgeversbijdrage aan het aanvullend pensioen in 2009, met name 1,1 pct., maar minder dan de sectoraal bepaalde minimumdrempel van de werkgeversbijdrage aan het aanvullend pensioen in 2011, met name 1,77 pct.

Voor 2009 en 2010 gelden dezelfde bepalingen als deze voor ondernemingen die onder het toepassingsgebied van het sectoraal aanvullend pensioen vallen, zoals bepaald in § 1.

Vanaf 1 januari 2011 zal deze 250 EUR in de eerste plaats aangewend worden om de werkgeverspremie voor hun op ondernemingsvlak geldend aanvullend pensioen te verhogen tot de sectoraal bepaalde minimumdrempel van de werkgeversbijdrage aan het aanvullend pensioen van 1,77 pct. van de aan de RSZ aangegeven lonen.

Vanaf 2011 zal het saldo van deze 250 EUR jaarlijks in oktober in de vorm van eco-cheques aan alle voltijds tewerkgestelde gebaremiseerde en baremiseerbare bedienden toegekend worden.

De berekening van het saldo gebeurt volgens onderstaande formule : Bedrag saldo = 0,67 - (1,77-N)/0,67 x 250.

N= de werkgeversbijdrage aan het aanvullend pensioen in 2009 in de onderneming.

Bijvoorbeeld : In 2009 bedraagt de werkgeversbijdrage aan het aanvullend pensioen op ondernemingsvlak 1,50 pct.. Het saldo bedraagt bijgevolg (0,67 - 0,27)/0,67 x 250 = 149,25 EUR. Het aldus bekomen bedrag wordt afgerond naar de dichtst bijzijnde eenheid volgens de normale afrondingsregels.

Werkgevers zullen aan de syndicale delegatie of bij ontstentenis aan hun bedienden het percentage meedelen van de werkgeversbijdrage aan het aanvullend pensioen. c) ondernemingen met een aanvullend pensioen waarvan de werkgeversbijdrage in 2009 gelijk is aan of meer bedraagt dan 1,77 pct. Deze ondernemingen kunnen op hun vlak kiezen uit het onderstaand gesloten menu : - toekenning van ecocheques aan alle voltijds tewerkgestelde gebaremiseerde en baremiseerbare bedienden ter waarde van in het totaal 125 EUR op 1 oktober 2009 (met referteperiode vanaf 1 april 2009 tot 30 september 2009) en daarna jaarlijks van in het totaal 250 EUR vanaf 1 oktober 2010 (met referteperiode vanaf 1 oktober van het voorgaande jaar tot 30 september van het lopende jaar); - verhoging voor de gebaremiseerde en baremiseerbare bedienden van de bestaande regeling maaltijdcheques met 1 EUR per dag vanaf 1 juli 2009; - invoering of verbetering van een bestaande polis collectieve hospitalisatieverzekering voor de gebaremiseerde en baremiseerbare bedienden ter waarde van 125 EUR voor 2009 en 250 EUR voor 2010, alle kosten en werkgeverslasten inbegrepen; - verbetering van het bestaand aanvullend pensioenplan op ondernemingsvlak voor de gebaremiseerde en baremiseerbare bedienden ter waarde van 125 EUR voor 2009 en 250 EUR voor 2010, alle kosten en werkgeverslasten inbegrepen. Indien gekozen wordt voor deze verbetering van het bestaand aanvullend pensioenplan op ondernemingsvlak, wordt aanbevolen hetzelfde te doen voor de kaderleden.

De keuze uit bovenstaande mogelijkheden moet op ondernemingsvlak gemaakt worden en vervat zijn in een collectieve arbeidsovereenkomst op bedrijfsniveau tegen uiterlijk 15 september 2009.

De keuze geldt voor onbepaalde duur.

Enkel voor de verhoging van de bestaande regeling maaltijdcheques kan er, indien geen syndicale delegatie is, gebruik gemaakt worden van de wettelijke mogelijkheid van individuele akkoorden, op voorwaarde dat hiervan ter informatie een melding gebeurt aan de voorzitter van het bevoegd gewestelijke verzoeningsbureau. Deze informeert op zijn beurt de sociale partners vertegenwoordigd in het bevoegd gewestelijke verzoeningsbureau.

Indien gekozen wordt voor de formule van verhoging van de maaltijdcheques vanaf 1 juli 2009 zal in voorkomend geval de collectieve arbeidsovereenkomst op bedrijfsniveau in een compensatie voorzien voor het verschil tussen de vanaf 1 juli 2009 reeds uitbetaalde maaltijdcheques en de nieuwe op een latere datum verhoogde maaltijdcheques.

Indien er voor 15 september 2009 geen collectieve arbeidsovereenkomst op bedrijfsniveau werd gesloten of indien één van de partijen op ondernemingsvlak niet wenst te onderhandelen, worden op 1 oktober 2009 (met referteperiode vanaf 1 april 2009 tot 30 september 2009) aan alle voltijds tewerkgestelde gebaremiseerde en baremiseerbare bedienden ecocheques toegekend ter waarde van in het totaal 125 EUR en daarna vanaf 1 oktober 2010 jaarlijks ter waarde van in het totaal 250 EUR (met referteperiode vanaf 1 oktober van het voorgaande jaar tot 30 september van het lopende jaar).

Werkgevers zullen aan de syndicale delegatie of bij ontstentenis aan hun bedienden het percentage meedelen van de werkgeversbijdrage aan het aanvullend pensioen. § 3. Gemeenschappelijke bepalingen inzake de toekenning van ecocheques In uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 98 betreffende de ecocheques, gesloten in de Nationale Arbeidsraad van 20 februari 2009, worden de ecocheques toegekend op basis van de onderstaande modaliteiten : a) In de referteperiode wordt rekening gehouden met alle effectief gepresteerde dagen en alle dagen die gelijkgesteld zijn op basis van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.98 betreffende de ecocheque.

Worden daarenboven ook gelijkgesteld : - alle dagen van inactiviteit ten gevolge van de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2009 inzake de anticrisismaatregelen in uitvoering van titel 2 van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis, geregistreerd onder het nummer 92814/CO/209 op 30 juni 2009; - de dagen tijdskrediet toegekend op basis van afwijkende regimes vanaf 1 januari 2009 goedgekeurd door het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid in uitvoering van artikel 8 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 11 juni 2001 (registratienummer 57918/CO/209); - alle dagen gedekt door werkloosheidsuitkeringen ten laste van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening voor jeugdvakantie en seniorvakantie; - alle dagen gedekt door een gewaarborgd loon; - alle dagen afwezigheid ten gevolge van een arbeidsongeval; - voor een periode beperkt tot in het totaal maximum drie maanden tijdens de referteperiode bovenop de periode gedekt door gewaarborgd loon, alle dagen van afwezigheid ten gevolge van een ziekte en een ongeval van gemeen recht, voor zover er in de referteperiode minstens 1 dag gewaarborgd loon voor deze ziekte of dit ongeval van gemeen recht werd betaald. Loopt dezelfde ziekte of hetzelfde ongeval van gemeen recht ononderbroken door in een volgende referteperiode dan wordt de resterende periode van maximum drie maanden uitgeput. b) Het recht op de ecocheques ontstaat pas na het verstrijken van de periode van ononderbroken tewerkstelling in de onderneming van minimaal één maand tijdens de referteperiode.c) Voor bedienden die niet gedurende de ganse referteperiode door een arbeidsovereenkomst verbonden zijn, wordt het bedrag van 125 EUR en 250 EUR pro rata hun tewerkstelling aangepast.d) Voor de bedienden die deeltijds tewerkgesteld zijn, wordt het bedrag van respectievelijk 125 EUR en 250 EUR aangepast in functie van de tewerkstellingsbreuk e) De maximale nominale waarde van de ecocheques bedraagt 10 EUR per ecocheque.f) De ecocheques worden jaarlijks in de maand oktober uitbetaald. § 4. Gemeenschappelijke bepalingen inzake het aanvullend pensioen Aan alle werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bedienden (met inbegrip van de kaderleden) wordt vanaf 1 januari 2008 een collectieve pensioentoezegging verzekerd, die voorziet in een toelage ten laste van de onderneming die minstens 1,1 pct. bedraagt van het aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven bruto jaarloon van de bediende.

Deze pensioentoelage wordt uitsluitend gebruikt voor de aanleg van een rustpensioen of -kapitaal en de terugbetaling van de reserves bij eerder overlijden.

Vanaf 1 januari 2011 zal deze collectieve pensioentoezegging 1,77 pct. bedragen.

Het sectorale pensioenreglement en de sectorale technische nota opgenomen als bijlage 2 en bijlage 2bis bij het nationaal akkoord 2007-2008 van 24 september 2007 (geregistreerd onder het nummer 85840/CO/209) zullen in die zin aangepast worden.

Het aanvullend pensioen dat op ondernemingsvlak werd ingesteld vóór 11 juni 2001 moet gelden voor alle bedienden en moet te allen tijde evenwaardig zijn aan de bijdrage ten laste van de onderneming van het aanvullend pensioen ingesteld op sectorvlak overeenkomstig de collectieve pensioentoezegging hierboven.

Indien het ondernemingsstelsel van het type "vaste prestaties" is, moet de verworven reserve gefinancierd door de onderneming op ieder ogenblik minstens gelijk zijn aan de verworven reserve die zou bekomen worden door de kapitalisatie van een toelage ten laste van de onderneming van tenminste het sectoraal bepaalde percentage van het aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven bruto jaarloon van de aangeslotene, aan de actualisatievoet die gebruikt wordt voor de bepaling van de verworven reserves.

Art. 4.Uitzonderingen.

Het artikel 3 hierboven is niet van toepassing op de ondernemingen die reeds door een akkoord gedekt zijn voor de jaren 2009 en 2010. De gewestelijke verzoeningscomités zijn bevoegd om de eventuele toepassingmoeilijkheden te regelen.

Deze bepalingen zijn evenmin van toepassing op de ondernemingen die zich in de economische onmogelijkheid bevinden deze voordelen toe te passen. De gewestelijke verzoeningscomités zijn belast met de bepaling van de ondernemingen die zich volledig of gedeeltelijk in deze toestand bevinden. Zij dienen daarbij rekening te houden met duidelijk aanwijsbare feiten en de toestand van de onderneming.

Ondernemingen getroffen door een ingrijpende reorganisatie en/of herstructurering kunnen zich tot de gewestelijke verzoeningscomités wenden om, op basis van aanwijsbare feiten, een afwijking of een herschikking van deze voordelen te bekomen.

Voor alle ondernemingen geldt alleszins dat vanaf 1 januari 2011 de collectieve pensioentoezegging 1,77 pct. zal moeten bedragen.

Art. 5.Werkzekerheid.

De bepalingen inzake de werkzekerheidclausule zoals opgenomen in artikel 13 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 september 2007 houdende het nationaal akkoord 2007-2008 (geregistreerd onder het nummer 85840/CO/209) worden gewijzigd en verlengd tot en met 31 december 2010. De nieuwe en aangepaste bepalingen zijn : § 1. Principe.

Er zal geen meervoudig ontslag plaatsvinden vooraleer alle tewerkstellingsbehoudende maatregelen werden onderzocht en, in de mate van het mogelijke, toegepast waaronder : opleidingstrajecten, anti-crisismaatregelen, arbeidsherverdeling, deeltijdse arbeid en tijdskrediet.

Naar aanleiding van dit onderzoek moet de werkgever een overzicht van het gevoerde investeringsbeleid in de voorbije drie jaren voorleggen. § 2. Definitie.

Onder "meervoudig ontslag" wordt verstaan : elk ontslag, met uitzondering van ontslag om dringende redenen, dat in de loop van een periode van zestig kalenderdagen een aantal bedienden treft dat tenminste 10 pct. bedraagt van het gemiddelde bediendebestand onder arbeidsovereenkomst in de loop van het kalenderjaar dat het ontslag voorafgaat, met een minimum van 3 bedienden voor ondernemingen met minder dan 30 bedienden. Ook ontslagen ingevolge een sluiting vallen onder toepassing van deze definitie. § 3. Procedure.

Wanneer zich echter onvoorzienbare en onvoorziene economische en/of financiële omstandigheden zouden voordoen, zal de volgende overlegprocedure worden nageleefd : - Wanneer de werkgever voornemens is over te gaan tot ontslag van meerdere bedienden, dat als meervoudig ontslag kan worden beschouwd, licht hij voorafgaandelijk de ondernemingsraad, of, bij ontstentenis, de syndicale delegatie voor bedienden in; - In geval er geen ondernemingsraad of syndicale delegatie voor bedienden bestaat, licht hij voorafgaandelijk, schriftelijk en tegelijkertijd zowel de betrokken bedienden in, alsook de voorzitter van het gewestelijk verzoeningsbureau; - Binnen de vijftien kalenderdagen na de informatie aan de bediendevertegenwoordigers, dienen partijen op ondernemingsvlak de besprekingen te starten over de maatregelen die ter zake kunnen worden genomen; - Indien dit overleg niet tot een oplossing leidt, dan wordt binnen de vijftien kalenderdagen na het vaststellen van een niet-akkoord op ondernemingsvlak, beroep gedaan op het gewestelijk verzoeningsbureau; - In geval er in de onderneming geen ondernemingsraad of syndicale delegatie voor bedienden bestaat, kan, binnen de vijftien kalenderdagen na de informatie aan de betrokken bedienden en voorzitter van het gewestelijk verzoeningsbureau, dezelfde overlegprocedure worden ingeleid op initiatief van de vakbondsorganisaties die de bedienden vertegenwoordigen. § 4. Sanctie.

Wanneer de procedure niet conform zou zijn nageleefd, zal een bijdrage van 1.870 EUR per ontslagen bediende gestort worden aan het regionaal paritair opleidingsfonds van de provincie waar de onderneming gelegen is : voor Antwerpen : Vormingsinitiatief voor bedienden van de Antwerpse Metaalverwerkende nijverheid (VIBAM); voor Limburg : Limburgs Instituut voor de Opleiding van bedienden in de metaalverwerkende nijverheid (LIMOB); voor Waals Brabant, Vlaams Brabant en Brussel : Opleidings- en Tewerkstellingsfonds voor de bedienden van de metaalverwerkende nijverheid van Brabant (OBMB-FEMB); voor Henegouwen en Namen : "Centre de Perfectionnement Employés Hainaut Namur (CPEHN)"; voor Luik/Luxemburg : "Centre de Formation et de Perfectionnement Employés Liège Luxembourg (CFPE)"; voor Oost- en West-Vlaanderen : VORMETAL- Oost- en West-Vlaanderen.

In geval van betwisting wordt beroep gedaan op het gewestelijk verzoeningsbureau op vraag van de meest gerede partij.

De afwezigheid van een werkgever op de in deze procedure voorziene bijeenkomst van het gewestelijk verzoeningsbureau wordt beschouwd als een niet-naleving van de bovenstaande procedure.

De werkgever kan zich hiervoor laten vertegenwoordigen door een bevoegde afgevaardigde behorende tot zijn onderneming.

De sanctie is eveneens van toepassing op de werkgever die een unaniem advies van het gewestelijk verzoeningsbureau niet toepast.

Art. 6.Contractuele flexibiliteit. § 1. Voor de bedienden in niet vaste contracten zijnde contracten voor uitzendarbeid en tijdelijke contracten, die minstens één jaar aaneensluitend bij dezelfde werkgever gewerkt hebben, wordt in dezelfde rechten betreffende opleiding en vorming voorzien als voor de bedienden met een contract van onbepaalde duur. Voor de toegang tot de sectorale middelen in de opleidingsfondsen, die voorbehouden zijn voor de bedienden, tewerkgesteld met contracten van bepaalde duur, voor een bepaald werk of onbepaalde duur, zal voor de uitzendkrachten worden gezocht naar samenwerkingsverbanden met het paritair comité voor de uitzendsector.

In geval van het beëindigen van een arbeidsovereenkomst, zowel collectief als individueel, wordt vanaf 1 juli 2009 voorzien in een gelijkwaardige outplacementbegeleiding als deze die bestaan voor de ontslagen bedienden die verbonden waren met een contract van onbepaalde duur. § 2. Aan artikel 14 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 september 2007 houdende het nationaal akkoord 2007-2008, (geregistreerd onder het nummer 85840/CO/209) wordt volgende bepaling toegevoegd : "Vanaf 1 juli 2009 zal er in alle gevallen geen nieuwe proefperiode meer kunnen opgelegd worden voor zover de duur van de arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur en/of interim-contracten minimaal zes maanden bedraagt."

Art. 7.Brugpensioen. § 1. De brugpensioenleeftijd, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, wordt, binnen de wettelijke mogelijkheden, op 58 jaar gebracht voor de periode gaande van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2011. § 2. De brugpensioenleeftijd wordt, binnen de wettelijke mogelijkheden, verlaagd tot 56 jaar voor bedienden die een beroepsverleden van 33 jaar als werknemer kunnen aantonen waarvan 20 jaar arbeid met nachtprestaties in de zin van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46, gesloten in de Nationale Arbeidsraad voor de periode gaande van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010. § 3. De leeftijd voor het halftijds brugpensioen, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55, gesloten in de Nationale Arbeidsraad wordt, binnen de wettelijke mogelijkheden, bepaald op 55 jaar voor de periode gaande van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010. § 4. Partijen wijzen erop dat in het kader van de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008 de mogelijkheid werd gecreëerd om bedienden van 56 jaar en meer met een beroepsverleden van minstens 40 jaar op brugpensioen te stellen.

Art. 8.Mobiliteit. § 1. Gemeenschappelijk openbaar vervoer.

Voor het gemeenschappelijk openbaar en gemengd vervoer wordt toepassing gemaakt van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19octies, van 20 februari 2009 (hoofdstukken III tot en met VIII). De tekst van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 februari 1973 inzake de tussenkomst in de vervoerkosten van bedienden, wordt daartoe aangepast. § 2. Privé-vervoer.

Het artikel 9, § 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 februari 1973 inzake de tussenkomst in de vervoerkosten van bedienden, wordt aangevuld met de volgende bepaling : "Vanaf 2010 vindt de indexering automatisch plaats op de 1ste februari van elk jaar.

Te dien einde wordt het 4-maandelijks gemiddelde van het indexcijfer van de maand januari van het lopende jaar geplaatst tegenover het 4-maandelijks gemiddelde van het indexcijfer van de maand januari van het vorige jaar.". § 3. Plafond voor de tussenkomst in het privévervoer.

Het plafond voor de tussenkomst van de werkgever in het privévervoer, voorzien in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 februari 1973 inzake de tussenkomst in de vervoerkosten van bedienden, wordt verhoogd tot 3.734 EUR vanaf 1 januari 2010. § 4. Fietsvergoeding.

Het artikel 9, § 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 februari 1973 inzake de tussenkomst in de vervoerkosten van bedienden, wordt aangevuld met de volgende bepaling : "Vanaf 1 juli 2009 wordt voor deze bedienden die zich, voor een gedeelte of de ganse afstand, met de fiets verplaatsen de tussenkomst van de werkgever in de vervoerkosten geregeld op basis van de tabel in de bijlage van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19octies van 20 februari 2009 die de bedragen bepaalt van de tussenkomst van de werkgever in het privévervoer a rato van gemiddeld 60 pct., conform artikel 11 van genoemde collectieve arbeidovereenkomst.

Vanaf 2010 wordt deze tabel jaarlijks en automatisch geïndexeerd op de 1 februari van elk jaar.

Te dien einde wordt het 4-maandelijks gemiddelde van het indexcijfer van de maand januari van het lopende jaar geplaatst tegenover het 4-maandelijks gemiddelde van het indexcijfer van de maand januari van het vorige jaar.". § 5. Deelname tewerkstellingscel.

Vanaf 1 juli 2009 worden de vervoerkosten van de bedienden die worden ingeschakeld in de tewerkstellingscellen ten laste genomen door de werkgever, dit rekening houdend met de werkelijke afstanden afgelegd om deel te nemen aan de activiteiten van de tewerkstellingscellen en volgens de tarieven naargelang het gebruikte vervoermiddel vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 februari 1973 inzake de tussenkomst in de vervoerkosten van bediende. § 6. Mobiliteitsrapporten.

In het kader van het driejaarlijks mobiliteitsrapport ( wet van 8 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/04/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003015077 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag tussen de Regering van de Franse Republiek, de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland, de Regering van de Italiaanse Republiek en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot oprichting van een gezamenlijke organisatie voor samenwerking op defensiematerieelgebied , en met de Bijlagen I, II, III en IV, gedaan te Farnborough op 9 september 1998 (1)(2) sluiten, hoofdstuk XI) wordt aan de ondernemingen met meer dan 100 werknemers aanbevolen om in de ondernemingsraad de mogelijkheden tot ondersteuning van de mobiliteit en tot gebruik van derde betalerregeling te onderzoeken.

Art. 9.Opleiding. § 1. Bijdrage risicogroepen.

De bijdrage bestemd voor risicogroepen, geïnd door de VZW "Paritair instituut voor de naschoolse opleiding van de metaalverwerkende nijverheid - Bedienden", afgekort "INOM-Bedienden", wordt voor de duur van dit akkoord bepaald op 0,10 pct..

Teneinde de inning te vereenvoudigen wordt het bedrag ervan forfaitair vastgesteld.

De forfaitaire werkgeversbijdrage ten belope van 32,50 EUR per bediende per jaar aan de VZW "INOM-Bedienden" bestemd voor de risicogroepen, wordt voor het jaar 2009 behouden.

Voor het jaar 2010 wordt deze forfaitaire bijdrage verhoogd tot 35,50 EUR. De opbrengst van de aldus door de VZW "INOM-Bedienden" geïnde bijdrage voor risicogroepen zal integraal doorgestort worden aan de paritaire opleidingsfondsen voor de bedienden die op provinciaal of subgewestelijk vlak bestaan. De opleidingsfondsen zullen deze middelen aanwenden voor de opleiding en tewerkstelling van risicogroepen.

De inningsmodaliteiten worden in een aparte collectieve arbeidsovereenkomst opgenomen. § 2. Bijdrage VZW "INOM-Bedienden".

De forfaitaire werkgeversbijdrage ten belope van 27,50 EUR per bediende per jaar aan de VZW "INOM-Bedienden" bestemd voor de opleiding van bedienden, wordt behouden voor het jaar 2009.

Vanaf 2010 zal deze bijdrage gebracht worden op 29 EUR per bediende per jaar.

Van deze forfaitaire bijdrage van 27,50 EUR in 2009 en 29 EUR in 2010 zullen 16,11 EUR tussen de beheerscomités bevoegd voor het Nederlandstalige en het Franstalige landsgedeelte verdeeld worden volgens de geldende criteria.

De opbrengst van de overige 11,39 EUR in 2009 en 12,89 EUR in 2010 zal verdeeld worden tussen de paritaire opleidingsfondsen voor de bedienden die op provinciaal of subgewestelijk vlak bestaan op basis van het aantal bedienden. 6.3. Opleidingsengagement.

De ondertekenende partijen onderschrijven de noodzaak van permanente vorming als middel tot verhoging van de competentie van de bedienden, en bijgevolg van de ondernemingen.

Vanaf 1 januari 2009 zal in de ondernemingen die onder het toepassingsgebied van deze collectieve arbeidsovereenkomst vallen 1,30 pct. van het geheel van de jaarlijks door de totaliteit van de bedienden gepresteerde uren besteed worden aan beroepsopleiding van de bedienden.

Dit opleidingsengagement wordt vanaf 1 januari 2010 verhoogd tot 1,40 pct.

Onder "beroepsopleiding" wordt verstaan : vorming die de kwalificatie van de bediende bevordert en beantwoordt aan de noden van de onderneming, inclusief on-the-job-training. Deze beroepsopleiding dient tijdens de werkuren te gebeuren.

Daarbij wordt aanbevolen dat de vorming zo maximaal mogelijk op alle categorieën van bedienden zou slaan.

De op ondernemingsvlak al bestaande inspanningen betreffende beroepsopleiding voor bedienden kunnen in aanmerking genomen worden voor de berekening van de bovengenoemde 1,30 pct. in 2009 en 1,40 pct. in 2010.

Dit engagement zal jaarlijks op ondernemingsvlak geëvalueerd worden door de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, door de syndicale delegatie voor bedienden. Tegelijkertijd zullen eveneens de vooruitzichten betreffende beroepsopleiding besproken worden. Deze evaluatie en bespreking gebeurt ter gelegenheid van de jaarlijkse inlichtingen, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972, houdende ordening van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden.

Om de realisatie van het opleidingsengagement te meten zal in de loop van het 2e kwartaal van 2010 een centraal gecoördineerde enquête georganiseerd worden bij de ondernemingen, inclusief deze zonder syndicale delegatie voor bedienden.

Ondernemingen die niet antwoorden op deze enquête kunnen geen beroep doen op de financiële tussenkomsten van de paritaire opleidingsinstanties van de sector, volgens de modaliteiten vastgelegd door de raad van bestuur van de paritaire opleidingsinstanties. § 4. Tussenkomst transportkosten bij opleiding.

In geval de bediende op vraag van de werkgever opleidingen volgt, worden de werkelijke kosten van het vervoer van de bediende door de werkgever terugbetaald.

Art. 10.Diversiteit.

Tijdens de duurtijd van dit nationaal akkoord zal in een paritaire werkgroep de problematiek van de diversiteit onderzocht worden.

Art. 11.Gedragscode arbeidsnormen.

Tegen 31 december 2009 zal op sectorvlak een gedragscode inzake arbeidsnormen uitgewerkt worden die als aanbeveling voor de ondernemingen zal kunnen dienen.

Art. 12.Sociale vrede.

De sociale vrede zal verzekerd zijn tijdens de duurtijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Bijgevolg zal op provinciaal, subgewestelijk of ondernemingsvlak geen enkele eis van algemene of collectieve aard gesteld of ondersteund worden die van aard zou zijn de verbintenissen van de ondernemingen voorzien in deze collectieve arbeidsovereenkomst, uit te breiden.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst werd gesloten in een geest van wederzijdse rechten en verplichtingen.

Bijgevolg is de naleving van de verplichtingen van elk van de partijen afhankelijk van de eerbiediging door de andere ondertekenaars van hun verplichtingen.

Art. 13.Duur.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur, behalve de artikelen 5, 7, 9, § 1, 10, 11 en 12 die gesloten worden voor bepaalde duur van 1 januari 2009 tot 31 december 2010, tenzij een andere duur werd bepaald.

De bepalingen van onbepaalde duur kunnen slechts opgezegd worden mits aangetekend schrijven aan de voorzitter van het paritair comité en met naleving van een opzeggingstermijn van zes maanden.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 13 juni 2010.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, betreffende het nationaal akkoord 2009-2010 De ondertekenende partijen verklaren dat de bedienden ressorterend onder het Paritair Comité voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid en die inzake domicilie en tewerkstelling voldoen aan de omschrijving van het Vlaamse Gewest gebruik kunnen maken van de aanmoedigingspremies van kracht in het Vlaams Gewest met name : - zorgkrediet; - opleidingskrediet; - ondernemingen in moeilijkheden of herstructureringen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 13 juni 2010.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET

^