Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 13 november 2011
gepubliceerd op 29 november 2011

Koninklijk besluit tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2011024326
pub.
29/11/2011
prom.
13/11/2011
ELI
eli/besluit/2011/11/13/2011024326/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 NOVEMBER 2011. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, artikel 2, § 2, gewijzigd bij de wet van 5 februari 1999;

Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, artikel 3, gewijzigd bij de wet van 8 juni 2008;

Gelet op de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977, hoofdstuk VI, afdeling 1, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1994 en 28 maart 2003;

Gelet op de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, artikelen 10 en 19;

Gelet op de wet van 28 juli 1981 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES), en van de bijlagen, opgemaakt te Washington op 3 maart 1973, alsmede van de wijziging van de Overeenkomst, aangenomen te Bonn op 22 juni 1979, artikel 4bis ;

Gelet op de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, subrubriek 31-2, gewijzigd bij de wetten van 24 december 1993 en 21 december 1994, bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001 en bij de wetten van 19 juli 2001, 24 december 2002 en 28 maart 2003, 22 december 2003, 23 december 2005 en 8 juni 2008;

Gelet op de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen, artikel 132, gewijzigd bij de wetten van 22 februari 2001, 1 maart 2007 en 8 juni 2008;

Gelet op de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid, artikelen 8 en 20bis, gewijzigd bij de wetten van 4 april 2001, 28 maart 2003, 9 juli 2004, 27 december 2004 en 27 juli 2011;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 januari 2004 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds van de grondstoffen en de producten;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 juli 2011;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting van 1 september 2011;

Gelet op advies 50.266/3 van de Raad van State, gegeven op 27 september 2011, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid en de Minister van Klimaat en Energie en op advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik Afdeling 1. - Retributies

Artikel 1.§ 1. 1° Iedere persoon die de erkenning voor een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik, een gewasbeschermingsmiddel of een toevoegingsmiddel aanvraagt aan de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (hierna genoemd FOD VVL) is gehouden een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Deze retributie bedraagt : a. indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende lidstaat : - 20.000 EUR voor een product dat een werkzame stof bevat die nog niet is goedgekeurd of nog niet wordt geacht te zijn goedgekeurd uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad, indien het gaat om de eerste aanvraag voor de betrokken werkzame stof en toepassingswijze, behoudens in het geval bedoeld bij het laatste streepje; - 15.000 EUR voor een product dat een werkzame stof bevat die nog niet is goedgekeurd of nog niet wordt geacht te zijn goedgekeurd uit hoofde van de voornoemde Verordening 1107/2009, indien het niet gaat om de eerste aanvraag voor de betrokken werkzame stof en toepassingswijze, behoudens in het geval bedoeld bij het laatste streepje; - 15.000 EUR voor een product dat uitsluitend werkzame stoffen bevat die reeds zijn goedgekeurd of geacht worden te zijn goedgekeurd uit hoofde van de voornoemde Verordening 1107/2009, behoudens het geval bedoeld bij het laatste streepje; - 1.500 EUR voor een product waarvoor volledig wordt verwezen naar het dossier van een ander product en voor zover de eigenaar van het dossier van het andere product de toestemming heeft gegeven hiernaar te verwijzen. b. indien België niet wordt gevraagd op te treden als rapporterende lidstaat : - 6.000 EUR voor een product dat een werkzame stof bevat die nog niet is goedgekeurd of nog niet wordt beschouwd als goedgekeurd in toepassing van de voornoemde Verordening 1107/2009, indien het gaat om de eerste aanvraag voor de betrokken werkzame stof en toepassingswijze, behoudens in het geval bedoeld bij het laatste streepje; - 3.000 EUR voor een product dat uitsluitend werkzame stoffen bevat die reeds zijn goedgekeurd of beschouwd worden als goedgekeurd in toepassing van de voornoemde Verordening 1107/2009, behoudens het geval bedoeld bij het laatste streepje; - 1.500 EUR voor een product waarvoor volledig wordt verwezen naar het dossier van een ander product en voor zover de eigenaar van het dossier van het andere product de toestemming heeft gegeven hiernaar te verwijzen. 2° Deze retributie bedraagt 3.000 EUR voor iedere persoon die op het einde van de maximale geldigheidsduur van een erkenning, de hernieuwing ervan aanvraagt. Voor een product waarvoor volledig wordt verwezen naar het dossier van een ander product en voor zover de eigenaar van het dossier van het andere product de toestemming heeft gegeven hiernaar te verwijzen bedraagt deze retributie echter slechts 1.500 EUR. Indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende lidstaat wordt deze retributie in alle gevallen verhoogd tot 15.000 EUR. 3° Deze retributie bedraagt 1.500 EUR voor elke aanvraag waarbij evaluatie van aanvullende gegevens vereist is en/of wanneer zij een wijziging betreffende het gebruik, de indeling of de etikettering opgenomen in de erkenningsakte behelst. Wanneer de aanvraag tot doel heeft de verlenging van de erkenning te bekomen of alleen het gehalte aan werkzame stof betreft, bedraagt deze retributie slechts 1.000 EUR. Indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende lidstaat wordt deze retributie echter in alle gevallen verhoogd tot 6.000 EUR. De retributie is niet verschuldigd wanneer tot de wijziging wordt beslist door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft. 4° Deze retributie bedraagt 1.500 EUR voor een aanvraag tot verandering van de samenstelling, zonder wezenlijke wijziging van de specificatie of het gehalte van de werkzame stof. Indien de verandering van de samenstelling als gering kan worden beschouwd, bedraagt deze retributie slechts 750 EUR. Indien de aanvraag gebeurt via wederzijdse erkenning, bedraagt deze retributie slechts 250 EUR. Indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende lidstaat wordt deze retributie in alle gevallen verhoogd tot 6.000 EUR. 5° Deze retributie bedraagt 250 EUR voor : - een aanvraag tot wijziging van de handelsbenaming van het product; - een verandering van de naam of het juridisch statuut van de houder van de erkenning; - een aanvraag tot overdracht van de erkenning op naam van een andere persoon. 6° Deze retributie bedraagt 750 EUR voor een aanvraag waarbij de specificatie of oorsprong van de werkzame stof wezenlijk wordt veranderd en/of een beoordeling van de equivalentie overeenkomstig de bepalingen van de voornoemde Verordening 1107/2009 noodzakelijk is. Indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende lidstaat wordt deze retributie verhoogd tot 3.000 EUR. § 2. 1° Iedere houder van een erkenning voor een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik die een aanvraag tot erkenning of tot behoud van de erkenning indient naar aanleiding van de opneming of vernieuwing van de opneming van een werkzame stof in bijlage I van Richtlijn 91/414/EEG betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen is gehouden een retributie te betalen die als volgt is samengesteld : - 750 EUR voor de beoordeling van de naleving van artikel 13, § 2, en artikel 13, § 3, 4°, van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik; - indien voor de beoordeling van de naleving van voornoemd artikel 13, § 2, een evaluatie moet worden verricht van de equivalentie van de werkzame stof zal een aanvullende retributie van 1.500 EUR vereist zijn. Indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende lidstaat wordt deze aanvullende retributie verhoogd tot 3.000 EUR; - indien voor de beoordeling van de naleving van voornoemd artikel 13, § 3, 4°, nieuwe studies moeten worden geëvalueerd zal een aanvullende retributie van 1.500 EUR vereist zijn. Indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende lidstaat wordt deze aanvullende retributie verhoogd tot 50.000 EUR. - 9.000 EUR voor de beoordeling van het dossier overeenkomstig bijlage VIII van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. Indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende lidstaat wordt deze retributie verhoogd tot 15.000 EUR. Een eventueel reeds betaalde retributie voor vernieuwing kan in mindering worden gebracht ingeval de aanvraag tot vernieuwing minder dan twee jaar voor de betrokken aanvraag werd ingediend. In alle gevallen bedraagt deze retributie echter slechts 1.500 EUR voor een product waarvoor volledig wordt verwezen naar het dossier van een ander product en voor zover de eigenaar van het dossier van het andere product de toestemming heeft gegeven hiernaar te verwijzen. 2° Iedere houder van een erkenning voor een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik die een aanvraag tot erkenning of tot behoud van de erkenning indient naar aanleiding van de goedkeuring of vernieuwing van de goedkeuring van een werkzame stof uit hoofde van de voornoemde Verordening 1107/2009 is gehouden een retributie te betalen die als volgt is samengesteld : - 750 EUR voor de beoordeling van de naleving van de voorwaarden zoals opgelegd bij de goedkeuring of vernieuwing van de goedkeuring van de werkzame stof uit hoofde van de voornoemde Verordening 1107/2009; - indien voor de beoordeling bedoeld bij het eerste streepje een evaluatie moet worden verricht van de equivalentie van de werkzame stof overeenkomstig de bepalingen van de voornoemde Verordening 1107/2009 zal een aanvullende retributie van 1.500 EUR vereist zijn.

Indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende lidstaat wordt deze aanvullende retributie verhoogd tot 3.000 EUR; - indien voor de beoordeling bedoeld bij het eerste streepje nieuwe studies moeten worden geëvalueerd zal een aanvullende retributie van 1.500 EUR vereist zijn. Indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende lidstaat wordt deze aanvullende retributie verhoogd tot 50.000 EUR; - 3.000 EUR voor de beoordeling van het dossier voor het product zoals bepaald door voornoemde Verordening 1107/2009. Indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende lidstaat wordt deze retributie verhoogd tot 15.000 EUR. Deze retributie bedraagt 1.500 EUR voor een product waarvoor volledig wordt verwezen naar het dossier van een ander product en voor zover de eigenaar van het dossier van het andere product de toestemming heeft gegeven hiernaar te verwijzen. 3° Voor ieder ander product waarvoor een beoordeling vereist is van de naleving van artikel 13, § 2, en artikel 13, § 3, 4°, van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik of van de voorwaarden zoals opgelegd bij de goedkeuring of de vernieuwing van de goedkeuring uit hoofde van voornoemde Verordening 1107/2009 moet een retributie worden betaald van 1.500 EUR. Indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende lidstaat wordt deze retributie verhoogd tot 15.000 EUR. Deze retributie is met name van toepassing voor de verlenging van een erkenning voor een product dat een werkzame stof bevat die op het moment van verlenen van de erkenning nog niet was goedgekeurd of geacht te zijn goedgekeurd uit hoofde van voornoemde Verordening 1107/2009. § 3. 1° Iedere persoon die een dossier of de samenvatting van een dossier voorlegt aan de FOD VVL met het oog op de goedkeuring of de vernieuwing van de goedkeuring van een werkzame stof of eender welke vorm van wijziging na de goedkeuring of vernieuwing van de goedkeuring van een werkzame stof uit hoofde van voornoemde Verordening 1107/2009, is gehouden een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Hierbij worden 2 types werkzame stoffen onderscheiden : - een stof van het type A : een stof die geen micro-organisme, virus, stof van plantaardige of dierlijke oorsprong, afweermiddel, lokmiddel of feromoon is of die niet is opgenomen in bijlage IIB van Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen; - een stof van het type B : een stof die een micro-organisme, virus, stof van plantaardige of dierlijke oorsprong, afweermiddel, lokmiddel of feromoon is of die is opgenomen in bijlage IIB van Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen. 2° Indien het gaat om een aanvraag tot eerste goedkeuring of tot vernieuwing van de goedkeuring van een werkzame stof uit hoofde van voornoemde Verordening 1107/2009, dan bedraagt de in 1° bedoelde retributie : - 110.000 EUR als België is aangewezen als de rapporterende lidstaat voor een stof van het type A; deze retributie wordt betaald in twee schijven : 10.000 EUR bij het indienen van het dossier en 100.000 EUR na opstellen van het verslag inzake de conformiteit; de aanvrager die afziet van zijn aanvraag vóór de evaluatie van het dossier is slechts de eerste schijf van deze retributie verschuldigd; indien de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid een intercollegiaal overleg organiseert waar Belgische deskundigen aan deel moeten nemen, dan zal de retributie worden verhoogd met 40.000 EUR; - 11.000 EUR als België is aangewezen als de rapporterende lidstaat voor een stof van het type B; deze retributie wordt betaald in twee schijven : 1.000 EUR bij het indienen van het dossier en 10.000 EUR na opstellen van het verslag inzake de conformiteit; de aanvrager die afziet van zijn aanvraag vóór de evaluatie van het dossier is slechts de eerste schijf van deze retributie verschuldigd; indien de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid een intercollegiaal overleg organiseert waar Belgische deskundigen aan deel moeten nemen, dan zal de retributie worden verhoogd met 4.000 EUR; - 55.000 EUR als België is aangewezen als co-rapporterende lidstaat voor een stof van het type A; indien de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid een intercollegiaal overleg organiseert waar Belgische deskundigen aan deel moeten nemen, dan zal de retributie worden verhoogd met 20.000 EUR; - 5.500 EUR als België is aangewezen als co-rapporterende lidstaat voor een stof van het type B; indien de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid een intercollegiaal overleg organiseert waar Belgische deskundigen aan deel moeten nemen, dan zal de retributie worden verhoogd met 2.000 EUR; - 1.250 EUR als België noch als de rapporterende lidstaat noch als co-rapporterende lidstaat is aangewezen voor een stof van het type A of B; 3° Indien België optreedt als de rapporterende lidstaat voor volgende gevallen, dan bedraagt de in 1° bedoelde retributie : - 3.000 EUR per « end point » voor elke aanvraag tot wijziging van een « end point »; - 3.000 EUR voor de beoordeling van de equivalentie overeenkomstig de bepalingen van de voornoemde Verordening 1107/2009; - 25.000 EUR voor een aanvraag tot wijziging van de voorwaarden tot opneming of tot vernieuwing van de opneming van een werkzame stof in bijlage I van Richtlijn 91/414/EEG of tot goedkeuring of vernieuwing van de goedkeuring van een werkzame stof uit hoofde van de voornoemde Verordening 1107/2009; - 5.000 EUR per « open punt » waarvoor de evaluatie van aanvullende of bevestigende studies vereist werd bij de goedkeuring of vernieuwing van de goedkeuring van een werkzame stof uit hoofde van de voornoemde Verordening 1107/2009 of van de opneming of vernieuwing van de opneming van een werkzame stof in bijlage I van Richtlijn 91/414/EEG; - 50.000 EUR voor de beoordeling van een dossier dat wordt ingediend om aan te tonen dat de aanvrager beschikt over de vereiste gegevens voor een goedgekeurde werkzame stof zoals bepaald door de voornoemde Verordening 1107/2009.

Indien voor één van de hierboven bedoelde gevallen de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid een intercollegiaal overleg organiseert waaraan minstens één Belgische deskundige deel moeten nemen, dan zal de retributie verhoogd worden met 10.000 EUR. 4° Indien de procedure voorziet in een kennisgeving voorafgaand aan de indiening van de eigenlijke aanvraag tot goedkeuring of vernieuwing van de goedkeuring van een werkzame stof uit hoofde van de voornoemde Verordening 1107/2009 en indien België als rapporterende lidstaat deze kennisgeving moet beoordelen, dan is de kennisgever een retributie van 750 EUR verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. § 4. 1° Iedere persoon die een dossier voorlegt aan de FOD VVL met het oog op de vaststelling van een maximumresidugehalte of van een invoertolerantie overeenkomstig artikel 6.1. of 6.4. van Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad, is gehouden per maximumresidugehalte en per invoertolerantie waarvan de vaststelling wordt aangevraagd een retributie van 1.000 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en producten. Indien het vaststellen van een invoertolerantie de evaluatie noodzaakt van een toxicologisch dossier, zal de persoon die dit dossier voorlegt daarenboven gehouden zijn een retributie van 50.000 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. 2° Iedere persoon die een dossier voorlegt uit hoofde van voornoemde Verordening 396/2005 met het oog op de evaluatie van de bestaande maximumresidugehalten of invoertoleranties van een werkzame stof waarvoor België werd aangewezen als rapporterende lidstaat, is gehouden een retributie van 10.000 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. 3° Iedere houder van een erkenning waarvoor moet worden nagegaan of de erkenningsvoorwaarden toelaten de uit hoofde van voornoemde Verordening 396/2005 vastgestelde maximumresidugehalte te respecteren, dient een retributie te betalen van 2.500 EUR per erkenning. Indien de erkenningshouder beschikt over meerdere erkenningen voor gelijkaardige producten waarvoor de toepassingswijze uitgedrukt in werkzame stof identiek is, dan dient deze retributie slechts éénmaal betaald te worden voor de betrokken erkenningen samen. § 5. Iedere persoon die een toelating of de verlenging van een toelating voor parallelinvoer van een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik aanvraagt, moet een retributie betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, waarvan het bedrag vastgesteld is op 1.000 EUR. Iedere houder van een toelating voor parallelinvoer van een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik die een aanvraag indient die een wijziging van de toelatingsakte inhoudt, moet een retributie van 250 EUR betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, met name indien de gevraagde wijziging één van de volgende gevallen is : - een wijziging van de handelsbenaming van het product; - een verandering van de naam of het juridisch statuut van de houder van de toelating; - een overdracht van de toelating op naam van een andere persoon. § 6. Iedere persoon die een aanvraag indient tot erkenning van een station of een laboratorium met het oog op het uitvoeren van proeven of ontledingen in verband met bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik, moet een retributie van 3.000 EUR betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. In geval van een aanvraag tot wederzijdse erkenning van een erkenning in een andere lidstaat bedraagt deze retributie slechts 2.500 EUR. Indien het onderzoek van de aanvraag vereist dat een audit wordt gehouden, dient de aanvrager een retributie van 5.000 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.

Indien een audit wordt gehouden om na te gaan of de voorwaarden van de erkenning worden gerespecteerd, dient de erkenningshouder een retributie van 5.000 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. § 7. De Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft kan op advies van het Erkenningscomité voor bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en mits een met redenen omklede beslissing, vrijstelling of vermindering op de in § 1 bedoelde retributies toestaan aan ieder persoon die een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik, gewasbeschermingsmiddel of toevoegingsmiddel ter erkenning, aanvullende erkenning of hernieuwing van erkenning, voorlegt dat bestemd is voor teelten waarvoor geen geschikt gewasbeschermingsmiddel voorhanden is of dat het voorwerp zou kunnen zijn van een beperkt gebruik. § 8. Iedere persoon die in het kader van de wet van 11 juli 1969 betreffende de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, of van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid een certificaat inzake bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik, gewasbeschermingsmiddelen of toevoegingsstoffen vraagt aan de FOD VVL is gehouden per certificaat een retributie van 80 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, ongeacht het aantal kopieën van het certificaat. § 9. 1° Iedere persoon die uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 een aanvraag indient tot aanpassing of harmonisatie van de indeling en etikettering van een stof die aangewend wordt voor de productie van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik, gewasbeschermingsmiddelen of toevoegingsstoffen en waarvoor België wordt gevraagd op te treden als indienende lidstaat van de aanvraag, dient een retributie van 10.000 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, ongeacht het feit of deze persoon reeds een retributie dient te betalen aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen.

Indien België wordt gevraagd op te treden als rapporterende lidstaat dient deze persoon een retributie van 5.000 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten,ongeacht het feit of deze persoon reeds een retributie dient te betalen aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen. 2° Iedere houder van een erkenning of toelating voor parallelinvoer waarvoor de etikettering in overeenstemming dient te worden gebracht met de etiketteringsvoorschriften van de voornoemde Verordening 1272/2008, dient een retributie van 80 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. § 10. Iedere houder van een erkenning of toelating voor parallelinvoer die een aanvraag indient om een bijkomende verpakking of een bijkomend verpakkingstype van het betrokken product op de markt te mogen brengen, dient een retributie van 500 EUR te betalen § 11. Iedere persoon die een aanvraag indient waarbij een beoordeling vereist is van de technische equivalentie van een hulpstof in de formulering van een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik, gewasbeschermingsmiddel of toevoegingsmiddel dient een retributie van 500 EUR te betalen. § 12. Iedere persoon die een aanvraag indient bij de FOD VVL betreffende een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik, een gewasbeschermingsmiddel of een toevoegingsstof waarvoor in een specifieke retributie is voorzien in de paragrafen 1 tot 11, is gehouden een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Deze retributie bedraagt : - 750 EUR voor aanvragen die administratief kunnen worden afgewerkt en/of een gelijkaardige of lagere werklast inhouden als de behandeling van een aanvraag voorzien door § 6, tweede lid; - 1.500 EUR voor aanvragen die een minimale beoordeling door experts vergen en/of een gelijkaardige werklast inhouden als de behandeling van een aanvraag voorzien door § 1, a, laatste streepje; - 3.000 EUR voor aanvragen die een beoordeling door experts vergen en/of een gelijkaardige of grotere werklast inhouden als de behandeling van een aanvraag voorzien door § 3, 3°, eerste streepje. Afdeling 2. - Bijdragen

Art. 2.§ 1. Iedere persoon die een erkenning of een aanvullende erkenning wenst te bekomen voor een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik waarvan de verlening voornamelijk steunt op proefgegevens inzake doeltreffendheid of fytotoxiciteit ingediend door een andere aanvrager en dit zonder akkoord van deze laatste, dient een aanvullende bijdrage te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, waarvan het bedrag als volgt vastgesteld is : 1° voor producten waarvan de werkzame stof(fen) minstens 30 jaar voor de datum van de indiening van de aanvraag voor de eerste maal werd(en) toegelaten : 370 EUR;2° voor de producten waarvan de werkzame stof(fen) meer dan 25 jaar maar minder dan 30 jaar voor de datum van de indiening van de aanvraag voor de eerste maal werd(en) toegelaten : 750 EUR; 3° voor de producten waarvan de werkzame stof(fen) meer dan 15 jaar maar minder dan 25 jaar voor de datum van de indiening van de aanvraag voor de eerste maal werd(en) toegelaten : 1.860 EUR; 4° voor de producten waarvan de werkzame stof(fen) minder dan 15 jaar voor de datum van de indiening van de aanvraag voor de eerste maal werd(en) toegelaten : 3.700 EUR. Indien een product meerdere werkzame stoffen bevat, is de meest recente werkzame stof determinerend voor de vaststelling van het bedrag van de bijdrage. § 2. De aflevering van de erkenning vindt slechts plaats na betaling van de aanvullende bijdrage, voor zover deze verschuldigd is uit hoofde van § 1. § 3. Iedere persoon die de erkenning als erkend verkoper van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik van de klassen A en B heeft bekomen, is gehouden een jaarlijkse bijdrage te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, waarvan het bedrag vastgesteld is op 25 EUR. Indien de persoon die de erkenning heeft bekomen een rechtspersoon is die een of meerdere natuurlijke personen die houder zijn van een erkenning als erkend verkoper tewerkstelt, is deze rechtspersoon gehouden de bijdrage van 25 EUR te betalen voor elk van de erkende verkopers die hij tewerkstelt.

Indien de houder van de erkenning als erkend gebruiker in gebreke blijft de bijdrage te betalen, wordt zijn erkenning ingetrokken, met inachtneming van de regels bepaald in artikel 75 van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik.

Art. 3.§ 1. 1° Iedere persoon die de erkenning van een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik of de toelating voor parallelinvoer van een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik heeft bekomen, moet per erkenning en/of toelating een jaarlijkse bijdrage betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, waarvan het bedrag als volgt is vastgesteld : b = x.p.

Hierbij is : b : het te betalen bedrag van de jaarlijkse bijdrage; x : de hoeveelheid van het bestrijdingsmiddel die in het jaar voorafgaand aan dat van de betaling op de Belgische markt werd gebracht, uitgedrukt in kg of L respectievelijk naargelang het gewaarborgd gehalte aan werkzame stof op de erkennings- of toelatingsakte in % of in g/L is uitgedrukt. Onder op de markt brengen wordt verstaan de verkoop aan een eerste koper, door de invoerder op het Belgische grondgebied of door de fabrikant in België van het bedoelde middel; p : het aantal punten toegekend overeenkomstig de bepalingen van § 2, uitgedrukt in EUR/ kg of L. 2° In afwijking van punt 1° is b = 300 EUR indien x.p < 300 EUR voor de producten die voor een beroepsgebruik bestemd zijn en b = 450 EUR indien x.p < 450 EUR voor de producten die voor een niet-professioneel gebruik bestemd zijn. 3° Indien p > 3,5 % van het jaargemiddelde van de verkoopprijs per kg of L die geldt in het jaar voorafgaand aan de betaling van de bijdrage, dan kan p worden beperkt tot 3,5 % van deze verkoopprijs, voor zover de erkenninghouder dit bij de FOD VVL aanvraagt, met het bewijs van het jaargemiddelde van de verkoopprijs per kg of L die geldt in het jaar voorafgaand aan de betaling van de bijdrage.4° De jaarlijkse bijdrage is verschuldigd voor elk jaar waarin het middel op de markt mag worden gebracht, zelfs als de erkenning of toelating voor parallelinvoer in de loop van dat jaar vervalt of wordt ingetrokken. § 2. Het aantal punten p, zoals bedoeld in § 1, is afhankelijk van de indeling van het bestrijdingsmiddel in gevarencategorieën op 1 december van het jaar 20XX-2 indien de betaling plaatsvindt in het jaar 20XX en wordt toegekend overeenkomstig de volgende tabel. Voor middelen erkend tussen 2 december 20XX-2 en 30 november 20XX-1 geldt de indeling vastgesteld bij de erkenning. De R-zinnen in deze tabel verwijzen naar de gevaarzinnen die zijn vermeld in de erkennings- of toelatingsakte. Zij worden gebruikt om de gevarencategorieën te identificeren. Indien een bepaalde R-zin uit de tabel in de erkennings- of toelatingsakte voorkomt in combinatie met een andere R-zin, dan wordt deze R-zin beschouwd als voorkomend op de akte, tenzij de tabel een bepaalde combinatie uitdrukkelijk voorschrijft of uitsluit. De punten van een bepaalde gevarencategorie kunnen slechts eenmaal worden aangerekend. Indien een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik in meerdere van de 20 gevarencategorieën is ingedeeld zullen de punten van deze gevarencategorieën worden opgeteld. In afwijking hiervan zullen de punten van de categorieën 9, 14 en 19 niet worden opgeteld, maar zal van deze categorieën slechts deze met het hoogste aantal punten in rekening worden gebracht.

n° /nr. Catégorie de danger/G evarencategorie

Phrases-R/R-zinnen

Nombre de points/ Aantal punten

1

Explosif/Ontplofbaar

1, 2, 3

2

2

Comburant/Oxiderend

7, 8, 9

1

3

Très facilement inflammable/Zeer licht ontvlambaar

12

2

4

Facilement inflammable/Licht ontvlambaar

11, 15, 17

1,5

5

Inflammable/Ontvlambaar

10

1

6

Corrosif/Bijtend

34, 35

2

7

Irritant/Irriterend

36, 37, 38, 41

1

8

Sensibilisant/Sensibiliserend

42, 43

1

9

Nocif après exposition à court terme/Schadelijk bij korte termijn blootstelling

20, 21 ou 22 (pas en combinaison avec 48), 65, 68 en combinaison avec 20, 21 ou 22/ 20, 21 of 22 (voor zover niet in combinatie met 48), 65, 68 in combinatie met 20, 21 of 22

1

10

Nocif après exposition à long terme/Schadelijk bij lange termijn blootstelling

48 en combinaison avec 20, 21 ou 22/48 in combinatie met 20, 21 of 22

1

11

Schadelijk (C)/Nocif (C)

40

1

12

Schadelijk (M)/Nocif (M)

68

1

13

Schadelijk (R)/Nocif (R)

62, 63

1

14

Toxique après exposition à court terme/Giftig bij korte termijn blootstelling

23, 24 ou 25 (pas en combinaison avec 48), 29, 31, 39 en combinaison avec 23, 24 ou 25/ 23, 24 of 25 (voor zover niet in combinatie met 48), 29, 31, 39 in combinatie met 23, 24 of 25

2

15

Toxique après exposition à long terme/Giftig bij lange termijn blootstelling

48 en combinaison avec 23, 24 ou 25/48 in combinatie met 23, 24 of 25

2

16

Toxique (C)/Giftig (C)

45, 49

2

17

Toxique (M)/Giftig (C)

46

2

18

Toxique (R)/Giftig (R)

60, 61

2

19

Très toxique après exposition à court terme/ Zeer giftig bij korte termijn Zeer giftig bij korte termijn blootstelling

26, 27, 28, 32, 39 en combinaison avec 26, 27 ou 28/ 26, 27, 28, 32, 39 in combinatie met 26, 27 of 28

3

20

Dangereux pour l'environnement/Milieugevaarlijk

50, 50/53, 51/53, 59

2


§ 3. Eén punt komt overeen met 0,04 EUR/kg of L voor de bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik die voor een professioneel gebruik bestemd zijn en met 0,1 EUR/kg of L voor de bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik die voor een niet-professioneel gebruik bestemd zijn. § 4. Indien de verkoop in de groothandel van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik het voorwerp uitmaakt van het opstellen van een factuur, dan zal het bedrag van de bijdrage voor de hoeveelheid verkochte bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik op de factuur worden vermeld. § 5. De betaling van de jaarlijkse bijdrage aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten moet geregistreerd zijn binnen de maand na ontvangst van een factuur opgesteld door FOD VVL. De bijdrage is verschuldigd vanaf het jaar dat volgt op dat van de aflevering van de erkenning of van de toelating voor parallelinvoer.

Indien de bijdrage niet binnen de maand werd geregistreerd op de rekening van het voornoemde Fonds, wordt zij automatisch verhoogd met 20 %. Indien zij niet is geregistreerd binnen de drie maanden na ontvangst van de factuur, stuurt de FOD VVL een aangetekend schrijven naar de betrokken houder van de erkenning of toelating waarin hem wordt gevraagd de verschuldigde som binnen vijftien dagen te betalen.

Indien dit laatste niet gebeurt, wordt de erkenning of toelating waarvoor de jaarlijkse bijdrage is verschuldigd, geschorst tot de dag van betaling. § 6. Indien een product waarvoor de bijdrage geldt opnieuw wordt uitgevoerd, nadat het op de Belgische markt is gebracht, wordt de bijdrage die overeenstemt met de uitgevoerde hoeveelheid terugbetaald aan de uitvoerder door het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, voor zover de uitvoerder in de loop van de maand januari van het jaar volgend op dat van de uitvoer een kopie van de facturen die betrekking hebben op de uitvoer bezorgt aan de FOD VVL. HOOFDSTUK II. - Meststoffen, bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten

Art. 4.§ 1. Iedere persoon die een ontheffing aanvraagt aan de FOD VVL ten einde een nieuw product op de markt te brengen, is gehouden een retributie van 1.500 EUR per aanvraag te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. § 2. Iedere persoon die een toelating aanvraagt aan de FOD VVL teneinde zuiveringsslib bestemd voor de landbouw op de markt te brengen, is gehouden een retributie van 750 EUR per aanvraag te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. § 3. De in §§ 1 en 2 vernoemde bedragen zijn eveneens verschuldigd door iedere persoon die op het einde van de geldigheidsduur van de ontheffing of de toelating de hernieuwing ervan aanvraagt en door iedere persoon die de wijziging ervan aanvraagt. § 4. Iedere persoon die overeenkomstig artikel 31 van de Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 inzake meststoffen een dossier voorlegt aan de FOD VVL met het oog op de opneming van een nieuw type meststof in bijlage I van de genoemde verordening, is gehouden per nieuw type meststof waarvan de opneming wordt gevraagd een retributie van 4.000 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. § 5. Iedere persoon die in het kader van de wet van 11 juli 1969 betreffende de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, of van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid een certificaat inzake meststoffen, bodemverbeterende middelen of teeltsubstraten vraagt aan de FOD VVL is gehouden per certificaat een retributie van 80 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, ongeacht het aantal kopieën van het certificaat. HOOFDSTUK III. - Genetisch gemodificeerde organismen

Art. 5.§ 1. Iedere persoon die een toelating aanvraagt voor het verrichten van een experiment in België met een genetisch gemodificeerd organisme, met uitzondering van een medicinaal genetisch gemodificeerd organisme voor humaan of veterinair gebruik, overeenkomstig artikel 13 van het koninklijk besluit van 21 februari 2005 tot Règlementering van de doelbewuste introductie in het leefmilieu evenals van het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen of van producten die er bevatten, is gehouden een retributie van 3.500 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Aan dit bedrag wordt een bijkomende retributie van 200 EUR toegevoegd voor elke analyse die noodzakelijk is voor de controle op het experiment. § 2. Iedere persoon die een notificatiedossier voorlegt met het oog op het verkrijgen van een toelating voor het in de handel brengen van een genetisch gemodificeerd organisme overeenkomstig artikel 29 van het koninklijk besluit van 21 februari 2005 tot Règlementering van de doelbewuste introductie in het leefmilieu evenals van het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen of van producten die er bevatten, is gehouden een retributie van 10.000 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Aan dit bedrag wordt een bijkomende retributie van 200 EUR toegevoegd voor elke analyse die noodzakelijk is voor de evaluatie van het dossier. § 3. Iedere persoon die een notificatiedossier voorlegt met het oog op het verkrijgen van een toelating voor het in de handel brengen van een genetisch gemodificeerd organisme overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, is gehouden een retributie van 7.000 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten in het geval dat de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid aan België een evaluatie van het dossier vraagt, overeenkomstig artikel 29, § 7, van het koninklijk besluit van 21 februari 2005 tot Règlementering van de doelbewuste introductie in het leefmilieu evenals van het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen of van producten die er bevatten. Aan dit bedrag wordt een bijkomende retributie van 200 EUR toegevoegd voor elke analyse die noodzakelijk is voor de evaluatie van het dossier. HOOFDSTUK IV. - Biociden Afdeling 1. - Retributies

Art. 6.§ 1. Iedere persoon die, met toepassing van het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden, de toelating voor een biocide aanvraagt moet een retributie betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Deze retributie bedraagt : 1° 3.000 EUR voor de toelatingsaanvraag bedoeld in de artikelen 4 en 5 en die valt onder de afwijking voorzien in artikel 26 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 mei 2003, nopens een product dat een werkzame stof bevat die op 13 mei 2000 nog in geen enkele lidstaat van de Europese Unie op de markt was en die nog niet is opgenomen in bijlage I of IA van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden, behoudens in het geval bedoeld onder punt 3° ; 2° 1.000 EUR voor de toelatingsaanvraag, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 mei 2003, nopens een product dat uitsluitend werkzame stoffen bevat die hetzij reeds op de markt waren in de Europese Unie op 13 mei 2000, hetzij opgenomen zijn in bijlage I of IA van de voornoemde Richtlijn 98/8/EG, behoudens het geval bedoeld onder punt 3° ; 3° 500 EUR voor : a) de aanvraag tot wederzijdse erkenning van toegelaten biociden bedoeld in artikel 14 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 mei 2003;b) de aanvraag tot registratie, bedoeld in artikel 17 van hetzelfde koninklijk besluit van 22 mei 2003;c) een product dat volledig identiek is aan een reeds toegelaten product en voor zover de toelatingshouder van het reeds toegelaten product de toestemming heeft gegeven te verwijzen naar het aanvraagdossier voor dit product. 4° 1.000 EUR voor iedere persoon die op het einde van de maximale geldigheidsduur van een toelating, de hernieuwing ervan, bedoeld in artikel 12 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 mei 2003, aanvraagt. Voor een product zoals bedoeld in punt 3° bedraagt deze retributie echter slechts 500 EUR; 5° 250 EUR voor elke aanvraag tot aanvullende toelating bedoeld in artikel 9, § 3 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 mei 2003, wanneer zij een wijziging betreffende de gehalten aan werkzame stoffen of het gebruik opgenomen in de toelatingsakte behelst of een uitbreiding van het toepassingsgebied van de toelating.De retributie is niet verschuldigd wanneer tot de wijziging wordt beslist door de Minister die het leefmilieu onder zijn bevoegdheid heeft; 6° 150 EUR voor : a) een aanvraag tot aanvullende toelating tot wijziging van de handelsbenaming van het product bedoeld in artikel 9, § 3 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 mei 2003;b) een verandering van de naam of de handelsnaam van de houder van de toelating bedoeld in artikel 9, § 3 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 mei 2003;c) een aanvraag tot overdracht van de toelating op naam van een andere persoon, bedoeld in artikel 8, § 1 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 mei 2003;7° 100 EUR voor het indienen van een kennisgevingsdossier, bedoeld in artikel 38, § 1 en § 2 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 mei 2003;8° 250 EUR voor de aanvraag tot machtiging, bedoeld in artikel 38, § 3 van hetzelfde koninklijk besluit van 22 mei 2003. Deze retributie bedraagt 200 EUR voor een product dat volledig identiek is aan een ander product waarvoor een dossier samengesteld overeenkomstig bijlage VII - document B7 - van het koninklijk besluit van 22 mei 2003, werd ingediend en voor zover de indiener van dit dossier aan de toelatingshouder van het identieke product de toestemming heeft gegeven om te verwijzen naar dat dossier. § 2. Iedere persoon die een dossier of de samenvatting van een dossier voorlegt aan de aan de FOD VVL met het oog op de inschrijving van een biocide werkzame stof in bijlage I of IA van Richtlijn nr. 98/8/EG, is gehouden een retributie van 1.250 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.

Deze retributie bedraagt 100.000 EUR als België optreedt als rapporterende lidstaat bedoeld in artikel 11 van de Richtlijn 98/8/EG, in het kader van de werkwijze voorzien door de artikelen 22 en 23 van het voornoemd koninklijk besluit van 22 mei 2003 of in het kader van het werkprogramma vermeld in het artikel 16, streep 2, van dezelfde richtlijn. Deze retributie is evenwel tot 10.000 EUR beperkt als de werkzame stof een micro-organisme of een virus betreft of als de aanvraag een toepassingsuitbreiding betreft van een werkzame stof die reeds is ingeschreven in Bijlage I of IA van de voornoemde richtlijn.

De retributie bedoeld in het tweede lid wordt betaald in twee schijven : 40 percent bij het indienen van het dossier en 60 percent na opstellen van het verslag inzake de conformiteit. De aanvrager die afziet van zijn aanvraag vóór de evaluatie van het dossier is slechts de eerste schijf van deze retributie verschuldigd.

Deze retributie bedraagt 10.000 EUR als België optreedt als co-rapporteur. Deze retributie is evenwel beperkt tot 1.000 EUR als de werkzame stof een micro-organisme of een virus is. § 3. Iedere persoon die een toelating voor parallelinvoer van een biocide aanvraagt, bedoeld in het voornoemd koninklijk besluit van 22 mei 2003, moet een retributie betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, waarvan het bedrag vastgesteld is op 150 EUR. Indien de aanvraag geldt voor meer dan één land van oorsprong dan wordt de retributie voor ieder bijkomend land van oorsprong met 75 EUR verhoogd. § 4. De Minister die het leefmilieu onder zijn bevoegdheid heeft kan, op advies van de Raad van het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten en mits een met redenen omklede beslissing een vermindering of vrijstelling toestaan van het betalen van de retributies voor biociden die van wezenlijk belang zijn voor de bescherming van de volksgezondheid of het leefmilieu, evenals wanneer de biociden of de werkzame stoffen van plantaardige of dierlijke oorsprong, afweermiddelen, lokmiddelen of feromonen zijn en dat dit bijzonder karakter het mogelijk maakt de werklast noodzakelijk voor hun evaluatie te beperken. § 5. Iedere persoon die in het kader van de wet van 11 juli 1969 betreffende de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, of van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid een certificaat inzake biociden vraagt aan de FOD VVL is gehouden per certificaat een retributie van 25 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, ongeacht het aantal kopieën van het certificaat. Afdeling 2. - Bijdragen

Art. 7.§ 1. Iedere persoon die de toelating van een biocide of de toelating voor parallelinvoer van een biocide heeft bekomen moet per toelating een jaarlijkse bijdrage betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, waarvan het bedrag als volgt is vastgesteld b = x.p. Hierbij is : - b : het te betalen bedrag van de jaarlijkse bijdrage; - x : de hoeveelheid van het biocide die in het jaar voorafgaand aan dat van de betaling op de Belgische markt werd gebracht, uitgedrukt in kg of L respectievelijk naargelang het gewaarborgd gehalte aan werkzame stof op de toelatingsakte in % of in g/L is uitgedrukt. Onder op de markt brengen wordt verstaan de verkoop aan een eerste koper, door de invoerder op het Belgische grondgebied of door de fabrikant in België van het bedoelde middel; - p : het aantal punten toegekend overeenkomstig de bepalingen van het artikel 3, uitgedrukt in EUR/kg of L. In afwijking van het vorige lid is b = 300 EUR indien x.p < 300 EUR. Indien p groter is dan 3,5 % van het jaargemiddelde van de verkoopprijs per kg of L die geldt in het jaar voorafgaand aan de betaling van de bijdrage, dan kan p in afwijking van het eerste lid worden beperkt tot 3,5 % van deze verkoopprijs, voor zover de toelatingshouder dit bij FOD VVL aanvraagt, met het bewijs van het jaargemiddelde van de verkoopprijs per kg of L die geldt in het jaar voorafgaand aan de betaling van de bijdrage.

In het geval van een biocide waarvoor een toelating werd bekomen, is de jaarlijkse bijdrage verschuldigd voor elk jaar waarin het middel is erkend, zelfs als de toelating in de loop van dat jaar vervalt of wordt ingetrokken.

In het geval van een biocide waarvoor een toelating voor parallelinvoer werd bekomen, is de jaarlijkse bijdrage verschuldigd voor elk jaar waarin het middel op de markt wordt gebracht. § 2. Het aantal punten p, zoals bedoeld in § 1, is afhankelijk van de indeling van het biocide in gevarencategorieën op 1 december van het jaar 20XX-2 indien de betaling plaatsvindt in het jaar 20XX en wordt toegekend overeenkomstig de tabel van het artikel 3, § 2. Voor middelen toegelaten tussen 2 december 20XX-2 en 30 november 20XX-1 geldt de indeling vastgesteld bij de toelating. De R-zinnen in deze tabel verwijzen naar de gevaarzinnen die zijn vermeld in de toelatingsakte.

Zij worden gebruikt om de gevaarcategorieën te identificeren. Indien een bepaalde R-zin uit de tabel in de toelatingsakte voorkomt in combinatie met een andere R-zin, dan wordt deze R-zin beschouwd als voorkomend op de akte, tenzij de tabel een bepaalde combinatie uitdrukkelijk voorschrijft of uitsluit. De punten van een bepaalde gevarencategorie kunnen slechts eenmaal worden aangerekend. Indien een biocide in meerdere van de 20 gevarencategorieën is ingedeeld zullen de punten van deze gevarencategorieën worden opgeteld. In afwijking hiervan zullen de punten van de categorieën 9, 14 en 19 niet worden opgeteld, maar zal van deze categorieën slechts deze met het hoogste aantal punten in rekening worden gebracht. Een punt komt overeen met 0,005 EUR/kg of L. § 3. De betaling van de jaarlijkse bijdrage aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten moet geregistreerd zijn binnen de maand na ontvangst van een factuur opgesteld door FOD VVL. De bijdrage is verschuldigd vanaf het jaar dat volgt op dat van de aflevering van de toelating of van de toelating voor parallelinvoer. § 4. Indien de jaarlijkse bijdrage niet op 31 maart werd geregistreerd op de rekening van het voornoemde Fonds, of niet kon berekend worden op deze datum door de administratie bij gebrek aan inlichtingen vereist door het artikel 67 van het voornoemd koninklijk besluit van 22 mei 2003, wordt zij automatisch verhoogd met 20 %. De FOD VVL stuurt binnen één maand een aangetekend schrijven naar de betrokken houder waarin hem wordt gevraagd de vereiste inlichtingen te leveren en/of de verschuldigde som te betalen binnen vijftien dagen na verzenden van de aangetekende brief. Indien de verschuldigde som niet op de rekening van het voornoemde Fonds staat na vijftien dagen, wegens niet-betaling of wegens afwezigheid van de inlichtingen vereist om deze bijdrage door de administratie te berekenen, wordt de toelating waarvoor de jaarlijkse bijdrage is verschuldigd, geschorst tot de dag van betaling. HOOFDSTUK V. - Gevaarlijke stoffen

Art. 8.§ 1. Degene die, overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 mei 1982 houdende Règlementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of voor zijn leefmilieu, respectievelijk een kennisgevingsdossier moet indienen of informatie moet verstrekken, is een retributie verschuldigd van : 1° 25 EUR voor stoffen waarvan minder dan 10 kg per jaar en per fabrikant of invoerder in de handel wordt gebracht;2° 500 EUR voor stoffen waarvan 10 kg of meer per jaar en per fabrikant of invoerder, doch minder dan 100 kg per jaar en per fabrikant of invoerder, in de handel wordt gebracht, en waarvan de gecumuleerde in de handel gebrachte hoeveelheid per fabrikant of invoerder de 500 kg niet bereikt; 3° 2.110 EUR voor stoffen waarvan 100 kg of meer per jaar en per fabrikant of invoerder, of in totaal 500 kg of meer doch minder dan 1 ton per jaar en per fabrikant of invoerder in de handel wordt gebracht, waarbij de totale op de markt gebrachte hoeveelheid per fabrikant of invoerder de 5 ton niet bereikt; 4° 3.970 EUR voor stoffen waarvan per jaar en per fabrikant of invoerder 1 ton of meer, of in totaal 5 ton of meer, in de handel wordt gebracht. § 2. Een extra retributie van 500 EUR is door de kennisgever verschuldigd voor elke bijkomende test die wordt gevraagd door de Minister die het leefmilieu onder zijn bevoegdheid heeft, overeenkomstig artikel 5 van voornoemd koninklijk besluit van 24 mei 1982. HOOFDSTUK VI. - Gevaarlijke preparaten

Art. 9.§ 1. Tegelijk met de aangiftes van een gevaarlijk preparaat aan het « Nationaal centrum ter voorkoming en behandeling van intoxicaties » en aan de FOD VVL, in de zin van artikel 13 van het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot Reglementering van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan, dient door de verantwoordelijke voor het op de markt brengen van dit gevaarlijk preparaat, in de zin van artikel 9, § 2, 2.2. van voornoemd koninklijk besluit van 11 januari 1993, een eenmalige retributie te worden betaald van 125 EUR, aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. § 2. In geval van wijziging van de aard of hoeveelheid van een gevaarlijk component in de samenstelling van een gevaarlijk preparaat dient overeenkomstig § 1 eveneens een retributie van 125 EUR te worden betaald door de verantwoordelijke voor het op de markt brengen van dat gevaarlijk preparaat.

Ingeval enkel de benaming wijzigt of een gevaarlijk preparaat wordt toegevoegd aan een « gelijke groep », dient een retributie van 25 EUR te worden betaald door de verantwoordelijke voor het op de markt brengen van dat gevaarlijk preparaat. Een « gelijke groep » zijn gevaarlijke preparaten van hetzelfde merk, die door eenzelfde persoon op de markt worden gebracht en die gelijk zijn wat betreft de componenten die tot de gevaarsindeling en -etikettering hebben geleid en waarbij de hoeveelheden van deze componenten mogen variëren voor zover dezelfde gevaarsindeling en -etikettering behouden blijft. § 3. In afwijking van het bepaalde in de §§ 1 en 2 van dit artikel zijn geen retributies verschuldigd voor : - gevaarlijke preparaten die in hoeveelheden van minder dan 10 kg per jaar per persoon die ze op de markt brengt op de markt worden gebracht; - gevaarlijke preparaten die in hoeveelheden van minder dan 100 kg per jaar per persoon die ze op de markt brengt op de markt worden gebracht en uitsluitend bestemd zijn voor wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling in gecontroleerde omstandigheden; de persoon die dergelijke preparaten op de markt brengt houdt de namen van de afnemers ter beschikking van de overheid; - gevaarlijke preparaten die op de markt worden gebracht voor productiegericht onderzoek en ontwikkeling en die met dit doel in beperkte hoeveelheden aan een beperkt aantal geregistreerde afnemers worden geleverd voor een periode van één jaar; de persoon die dergelijke preparaten op de markt brengt houdt de namen van de afnemers ter beschikking van de overheid; - in vitro diagnostica; - analytische standaarden; - reagentia op de markt gebracht voor gebruik in laboratoria, inbegrepen de chemielokalen van onderwijsinstellingen. § 4. In afwijking van het bepaalde in de §§ 1 en 2 van dit artikel is een retributie verschuldigd van 25 EUR aan het voornoemde Fonds per jaar per gevaarlijke gasvormige stof die de verantwoordelijke voor het op de markt brengen in de loop van het jaar onder vorm van een gevaarlijk gasmengsel op de markt heeft gebracht. § 5. In afwijking van het bepaalde in § 1 van dit artikel is een retributie aan het voornoemde Fonds verschuldigd van 125 EUR door de verantwoordelijke voor het op de markt brengen per « gelijke groep » van gevaarlijke preparaten zoals gedefinieerd onder § 2 van dit artikel. HOOFDSTUK VII. - Voedingsmiddelen

Art. 10.§ 1. Iedere persoon die een dossier voorlegt aan de FOD VVL met het oog op het verkrijgen van een notificatienummer als voedingssupplement, in toepassing van de uitvoeringsbesluiten van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, is gehouden een retributie van 180 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. § 2. Iedere persoon die een dossier voorlegt aan de FOD VVL met het oog op het verkrijgen van een toelating, in toepassing van het koninklijk besluit van 11 oktober 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten, is gehouden een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten waarvan het bedrag als volgt is vastgesteld : 1° 3.718,50 EUR voor de aanvraag bedoeld in artikel 3, § 2, van Verordening 258/97/EG van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten; 2° 1.239,50 EUR voor de aanvraag bedoeld in artikel 3, § 4, van de voornoemde Verordening 258/97/EG. § 3. Iedere persoon die een dossier voorlegt aan de FOD VVL in toepassing van het koninklijk besluit van 1 december 1977 tot vaststelling van de procedure voor inschrijving op de lijsten van toevoegsels en van contaminanten alsmede voor wijzigingen van diezelfde lijsten, is gehouden een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten waarvan het bedrag als volgt is vastgesteld : 1° 376,00 EUR per toevoegsel of contaminant voor de inschrijving betreffende toevoegsels of contaminanten die nog niet op de lijsten van toevoegsels of van contaminanten voorkomen;2° 151,00 EUR per toevoegsel of per contaminant voor de inschrijving betreffende toevoegsels of contaminanten die reeds op de lijsten van toevoegsels of van contaminanten voorkomen of voor het verhogen van het gehalte. HOOFDSTUK VIII. - Andere consumptieproducten

Art. 11.§ 1. Iedere persoon die een dossier voorlegt aan de FOD VVL met het oog op het verkrijgen van een notificatienummer voor tabaksproducten, is gehouden een retributie van 100 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. § 2. De administratieve boetes in het kader van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten worden, voor zover zij geen betrekking hebben op de bevoegdheden van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, betaald aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. § 3. De vergoedingen voor het afleveren van certificaten voor andere producten, bedoeld in artikel 10 van de voornoemde wet van 24 januari 1977 worden, voor zover zij geen betrekking hebben op de bevoegdheden van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, betaald aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. § 4. Iedere persoon die een dossier voorlegt aan de FOD VVL met het oog op het afleveren van een notificatienummer voor een cosmeticaproduct, is gehouden een retributie van 30 euro te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. § 5. Iedere persoon die een dossier voorlegt aan de FOD VVL met het oog op het inschrijven van een stof, evenals de aanvraag voor het wijzigen van de gehalten of van enige andere toelatingsvoorwaarde op de lijsten van stoffen, in toepassing van het koninklijk besluit van 30 januari 1979 tot vaststelling van de procedure voor inschrijving op de lijsten van toegelaten stoffen in de voorwerpen en stoffen bestemd om met voedingsmiddelen in contact te komen alsmede voor wijzigingen van diezelfde lijsten, is gehouden een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten waarvan het bedrag als volgt is vastgesteld : 1° 376,00 EUR per stof voor de inschrijving van stoffen die niet op een van de lijsten voorkomen;2° 151,00 EUR per stof voor de inschrijving van stoffen die reeds op een van de lijsten voorkomen of voor het wijzigen van gehalten of van enige andere toelatingsvoorwaarde. § 6. Iedere persoon die een dossier voorlegt aan de FOD VVL met het oog op het verkrijgen van een erkenning of van een verlenging van een erkenning overeenkomstig de bepalingen van artikel 2bis van het koninklijk besluit van 15 oktober 1997 betreffende cosmetica, is gehouden een retributie van 125 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. HOOFDSTUK IX. - Detergenten

Art. 12.Iedere persoon die, overeenkomstig het artikel 5 van de verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de detergenten, een aanvraag tot afwijking indient bij de bevoegde Belgische overheid, is gehouden een retributie van 1.000 EUR te betalen. HOOFDSTUK X. - Bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten

Art. 13.§ 1. Iedere persoon die een dossier voorlegt aan de FOD VVL, met het oog op het verkrijgen van een certificaat of een vergunning, in toepassing van het koninklijk besluit van 9 april 2003 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer, is gehouden een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten waarvan het bedrag als volgt is vastgesteld : 1° voor elke aanvraag voor een certificaat voor dierlijke specimen : 12,50 EUR per soort;2° voor elke aanvraag voor een invoer- of uitvoervergunning of een wederuitvoercertificaat voor dierlijke specimen : 25,00 EUR per soort met een maximum van 125,00 EUR per aanvraag;3° voor elke aanvraag voor een certificaat voor plantaardige specimen : 12,50 EUR per genus;4° voor elke aanvraag voor een invoer- of uitvoervergunning of een wederuitvoercertificaat voor plantaardige specimen : 25,00 EUR per genus met een maximum van 125,00 EUR per aanvraag. § 2. In afwijking op § 1, dient de retributie niet betaald te worden : 1° door de wetenschappelijke instellingen, geregistreerd bij de FOD VVL overeenkomstig artikel 7.4 van Verordening 338/97/EG van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer; 2° door de instellingen of verenigingen bedoeld bij artikel 19 van het in § 1 vermelde koninklijk besluit;3° door de universitaire inrichtingen, in het kader van onderzoeksprogramma's betreffende de bescherming van de soort;4° door de diensten en organismen die afhangen van ministeriële departementen;5° voor de aanvragen betreffende soorten die niet zijn opgenomen in een van de bijlagen bij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES). § 3. De administratieve geldboetes in het kader van de wet van 28 juli 1981 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES), en van de Bijlagen, opgemaakt te Washington op 3 maart 1973, alsmede van de wijziging van de Overeenkomst, aangenomen te Bonn op 22 juni 1979, worden betaald aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. § 4. De opbrengst van de openbare verkoop van specimens opgenomen in de bijlagen van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES), die verbeurd verklaard zijn of afgestaan aan de Schatkist, worden gestort in het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, na aftrek van de onkosten verbonden aan deze verkoop en aan de bewaring van de specimens en, in voorkomend geval, van de op die specimens verschuldigde belastingen wegens invoer. HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen

Art. 14.De aanvragen en de dossiers bedoeld in de artikelen 1, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 zijn slechts ontvankelijk nadat het bewijs van de betaling van de retributie werd geleverd.

Art. 15.Het koninklijk besluit van 14 januari 2004 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten wordt opgeheven.

Art. 16.De Minister bevoegd voor Volksgezondheid en de Minister bevoegd voor Klimaat en Energie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 13 november 2011.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Klimaat en Energie, P. MAGNETTE

^