Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 februari 1999
gepubliceerd op 26 februari 1999

Koninklijk besluit houdende de vaststelling van de verkiezingsprocedure voor de leden-magistraten van de Hoge Raad voor de Justitie

bron
ministerie van justitie
numac
1999009186
pub.
26/02/1999
prom.
15/02/1999
ELI
eli/besluit/1999/02/15/1999009186/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 FEBRUARI 1999. - Koninklijk besluit houdende de vaststelling van de verkiezingsprocedure voor de leden-magistraten van de Hoge Raad voor de Justitie


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid artikel 259bis-2, ingevoegd bij artikel 45 van de wet van 22 december 1998 tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem voor magistraten;

Gelet op artikel 99 van de wet van 22 december 1998 tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem voor magistraten;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 11 januari 1999;

Gelet op het akkoord van onze Minister van Begroting, gegeven op 14 januari 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat artikel 151 van de Grondwet, zoals het op 20 november 1998 werd gewijzigd, op 24 november 1998 werd bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad;

Overwegende dat de overgangsbepaling bij artikel 151 van de Grondwet voorziet dat de erin opgenomen hervormingen slechts in werking treden na de installatie van de Hoge Raad voor de Justitie;

Overwegende dat de wet van 22 december 1998 tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem voor magistraten werd genomen ter uitvoering van artikel 151 van de Grondwet;

Overwegende dat de samenstelling van de Hoge Raad voor de Justitie en de aanstelling van diens leden geregeld wordt bij artikel 45 van de voormelde wet van 22 december 1998 en dat dit artikel in werking treedt op de eerste van de maand volgend op die waarin de wet in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt;

Overwegende dat de Hoge Raad voor de Justitie voorafgaand aan de inwerkingtreding van de nieuwe benoemings-, aanwijzings- en evaluatieprocedures, een aantal werkzaamheden dient te verrichten zoals het opstellen van de standaardprofielen voor de diverse types van korpschefs en het vaststellen van evaluatiecriteria met inbegrip van hun weging voor de verschillende ambten en functies;

Overwegende dat deze werkzaamheden die geruime tijd in beslag zullen nemen, dienen afgerond te zijn voor de volledige inwerkingtreding van de hiervoor vermelde wet van 22 december 1998, zijnde uiterlijk achttien maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad;

Overwegende dat dan ook onverwijld dient gestart te worden met de samenstellingsprocedure van de Hoge Raad voor de Justitie en meer in het bijzonder met de verkiezing van de leden-magistraten, procedure die tevens enkele maanden in beslag zal nemen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 26 januari 1999 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996;

Op voordracht van Onze Minister van Justitie en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemeenheden

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de Hoge Raad : de Hoge Raad voor de Justitie;2° de kiezer(s) : de beroepsmagistraten die op het ogenblik van de oproep de eed als lid van de zittende magistratuur of als lid van het openbaar ministerie hebben afgelegd en nog niet in ruste zijn gesteld overeenkomstig artikel 383, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek en de beroepsmagistraten bedoeld in artikelen 383, § 2, en 383bis van dit Wetboek;3° het Franstalig kiescollege : het kiescollege samengesteld uit de kiezers die op basis van hun benoeming behoren tot de Franse taalrol;4° het Nederlandstalig kiescollege : het kiescollege samengesteld uit de kiezers die op basis van hun benoeming behoren tot de Nederlandse taalrol;5° het kiescollege : de kiescolleges bedoeld in 3° en 4°;6° de kandida(a)t(en) : de beroepsmagistraten die op het ogenblik van hun kandidaatstelling voor de Hoge Raad de eed als lid van de zittende magistratuur of als lid van het openbaar ministerie hebben afgelegd en nog niet in ruste zijn gesteld overeenkomstig artikel 383, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek en bovendien : - in actieve dienst zijn in hun hoedanigheid van magistraat; - voldoen aan de voorwaarden vermeld in de artikelen 259bis-1, § 1, eerste en derde lid en 259bis-2, § 3 Gerechtelijk Wetboek; 7° de oproep : de bekendmaking van de oproep tot de kandidaten voor de Hoge Raad in het Belgisch Staatsblad;8° de stemafdeling : de plaats waar de kiezer zijn stem moet uitbrengen. § 2. Tenzij anders bepaald worden de termijnen in dit besluit uitgedrukt in kalenderdagen. HOOFDSTUK II. - Kiezers

Art. 2.Per stemafdeling wordt een alfabetische kiezerslijst opgemaakt.

Het bureau van de Hoge Raad maakt per stemafdeling een voorlopige kiezerslijst op uiterlijk vijftien dagen na de dag waarop de oproep geschiedt. De voorlopige kiezerslijst vermeldt voor elke kiezer de naam, de voornaam, de geboortedatum en de datum van de eerste eedaflegging. Deze lijst wordt binnen de maand na de oproep per stemafdeling ter inzage van de kiezers neergelegd op de burgerlijke griffie van de rechtbank van eerste aanleg. De inzagetermijn verstrijkt veertig dagen na de oproep.

Tot uiterlijk vijf dagen na het verstrijken van de inzagetermijn kunnen de kiezers bij ter post aangetekende brief een gemotiveerd bezwaar tegen de voorlopige kiezerslijst bij de voorzitter van de Hoge Raad indienen, hetzij omdat op de lijst namen ontbreken van magistraten die als kiezer moeten worden vermeld, hetzij omdat op de lijst namen worden vermeld van personen die daarop niet mogen voorkomen, hetzij omdat de lijst vergissingen bevat betreffende de vermeldingen bedoeld in het tweede lid.

Op straffe van onontvankelijkheid, moet het bezwaar bedoeld in het vorige lid vergezeld zijn van de nodige stavingsstukken.

Art. 3.De bezwaren worden op de datum van ontvangst ingeschreven in een bijzonder register. Voor ieder bezwaar wordt een dossier aangelegd waarbij de overgemaakte stukken worden genummerd en geparafeerd door de voorzitter van de Hoge Raad. Ze worden met hun volgnummer ingeschreven op de bij ieder dossier gevoegde inventaris.

Het bureau van de Hoge Raad doet uiterlijk acht dagen na de ontvangst uitspraak over het bezwaar. De beslissing wordt genomen bij toepassing van artikel 259bis-5, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek. De indieners van een bezwaar worden bij gewone brief in kennis gesteld van het gevolg dat eraan werd gegeven.

Art. 4.De voorlopige kiezerslijsten worden definitief afgesloten : - hetzij bij het verstrijken van de termijn voor het indienen van een bezwaar indien geen bezwaar is ingediend; - hetzij bij het verstrijken van de termijn waarover het bureau van de Hoge Raad overeenkomstig artikel 3, tweede lid, beschikt om uitspraak te doen over het laatste geldig ingediende bezwaar.

Uiterlijk vijftien dagen na het definitief afsluiten van de voorlopige kiezerslijsten worden de kiezerslijsten per stemafdeling ter inzage van de kiezers neergelegd op de burgerlijke griffie van de rechtbank van eerste aanleg tot aan de verkiezingen.

Art. 5.Kiezers die tussen de datum waarop de voorlopige kiezerslijst wordt opgesteld en de dag van de verkiezingen uit hun ambt worden ontslagen, uit hun ambt ontslag nemen, in ruste zijn gesteld overeenkomstig artikel 383, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek met uitzondering van de beroepsmagistraten bedoeld in de artikelen 383, § 2, en 383bis van dit Wetboek of overleden zijn, worden van de kiezerslijst geschrapt. De bevoegde korpschef meldt dit onmiddellijk aan de voorzitter van de Hoge Raad.

Kiezers die niet aan de kiesverrichtingen kunnen deelnemen wegens ziekte, professionele bezigheden of verblijf in het buitenland, bezorgen de nodige bewijsstukken aan de voorzitter van de Hoge Raad die een lijst opmaakt van de wettelijk verontschuldigde kiezers.

De voorzitter van de Hoge Raad deelt voor de aanvang van de stemming de namen van de geschrapte kiezers en van de wettelijk verontschuldigde kiezers waarover hij beschikt, mee aan de betrokken stembureau's. HOOFDSTUK III. - Kandidaten

Art. 6.De kandidatuurstelling moet op straffe van onontvankelijkheid vergezeld zijn van de volgende stukken : - uittreksel uit de geboorteakte; - bewijs van goed gedrag en zeden; - eensluidend verklaard afschrift van het meest recente benoemings- of aanwijzingsbesluit.

Art. 7.Na het verstrijken van de termijn voor de indiening van de kandidaturen onderzoekt het bureau van de Hoge Raad de ontvankelijkheid ervan overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van dit besluit en de artikelen 259bis-1 en 259bis-2 van het Gerechtelijk Wetboek. Vervolgens gaat het bureau van de Hoge Raad over tot de opmaak van de voorlopige kandidatenlijsten voor het Franstalig en Nederlandstalig kiescollege. De kandidaten worden in alfabetische volgorde gerangschikt in twee kolommen al naargelang ze lid zijn van de zittende magistratuur dan wel van het openbaar ministerie. De voorlopige kandidatenlijst vermeldt voor elke kandidaat de naam, de voornaam, het geslacht, de geboortedatum en hun hoedanigheid.

Uiterlijk vijfenveertig dagen na de oproep stelt het bureau van de Hoge Raad de opgenomen kandidaten bij gewone brief in kennis van de kandidatenlijst waarop zij worden opgenomen. De niet op de kandidatenlijst opgenomen kandidaten worden hiervan op gemotiveerde wijze bij ter post aangetekende brief in kennis gesteld.

Zowel de opgenomen als de niet opgenomen kandidaten beschikken over uiterlijk vijf werkdagen, vanaf de postdatum, om bij ter post aangetekende brief een gemotiveerd bezwaar, desgevallend vergezeld van de nodige stavingsstukken, in te dienen met betrekking tot hun eigen kandidatuur. Er wordt een dossier samengesteld zoals voorzien in artikel 3, eerste lid.

Het bureau van de Hoge Raad doet uiterlijk acht dagen na de ontvangst op gemotiveerde wijze uitspraak over het bezwaar. Die beslissing wordt genomen bij toepassing van artikel 259bis-5, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek. De indieners van een bezwaar worden bij ter post aangetekende brief in kennis gesteld van het gevolg dat eraan werd gegeven.

Art. 8.De voorlopige kandidatenlijsten worden definitief afgesloten : - hetzij bij het verstrijken van de termijn voor het indienen van een bezwaar indien geen bezwaar werd ingediend; - hetzij bij het verstrijken van de termijn waarover het bureau van de Hoge Raad overeenkomstig artikel 7, vierde lid, beschikt om een uitspraak te doen over het laatste geldig ingediend bezwaar.

Uiterlijk tien dagen na het definitief afsluiten van de voorlopige kandidatenlijst maakt de voorzitter van de Hoge Raad de kandidatenlijsten over aan de voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg.

Uiterlijk drie dagen na de ontvangst door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg en tot aan de verkiezingen wordt de kandidatenlijst in elke stemafdeling ad valvas uitgehangen aan de burgerlijke griffies van de rechtbanken van eerste aanleg.

Art. 9.De kandidaten mogen tot aan de verkiezingen hun kandidatuur met alle middelen en op eigen kosten in alle gerechtelijke arrondissementen van hun kiescollege toelichten.

De kandidaten mogen tevens een schrijven richten aan de voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg van elke stemafdeling behorend tot hun kiescollege waarin zij op een wit blad papier van A4-formaat hun kandidatuur toelichten. Elke voorzitter zal dit schrijven uithangen, vanaf de uithanging bedoeld in artikel 8, laatste lid, op een speciaal bord dat daartoe aan de burgerlijke griffie van de rechtbank van eerste aanleg wordt geplaatst.

De eerste voorzitter van elk hof van beroep organiseert in overleg met de procureur-generaal bij dit hof per rechtsgebied ten minste een informatievergadering tijdens dewelke de kandidaten hun kandidatuur mondeling mogen toelichten.

De initiatieven genomen bij toepassing van dit artikel mogen de gang van de zittingen en de dienstregelingen in geen geval verhinderen of onderbreken.

Art. 10.De voorzitter van de Hoge Raad laat de kandidatenlijst van elk kiescollege drukken op een afzonderlijk wit stembiljet in zwarte inkt, overeenkomstig het model bedoeld in bijlage 1.

Naast het geslacht, de naam, de voornaam, de geboortedatum en de hoedanigheid van elke kandidaat staat een stemvak. De stemvakken zijn zwart met in het midden een stip van dezelfde kleur als het papier en met een diameter van 4 mm. Het is verboden enig ander stembiljet te gebruiken.

De afmetingen van het stembiljet worden bepaald bij een beslissing van het bureau van de Hoge Raad, genomen bij toepassing van artikel 259bis-5, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek, volgens het aantal kandidaten dat op de kieslijst voorkomt.

Art. 11.Uiterlijk de vijfde werkdag voor de stemming maakt de voorzitter van de Hoge Raad de voor de verkiezingen nodige afgestempelde stembiljetten tezamen met de definitieve kiezerslijst van de stemafdeling, verzegelingsmateriaal en rode stempotloden in verzegelde omslag over aan de voorzitter van het stembureau bedoeld in artikel 16 van dit besluit. Op de omslag wordt het adres en het aantal ingesloten stembiljetten vermeld. De omslag mag niet worden ontzegeld en geopend dan in aanwezigheid van het regelmatig samengestelde stembureau. De stembiljetten worden nageteld en het aantal wordt in het proces-verbaal opgetekend.

Art. 12.De uitgaven verbonden aan de organisatie van de verkiezing van de magistraten-leden van de Hoge Raad komen ten laste van de kredieten van de Hoge Raad bedoeld in artikel 259bis-22, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek. HOOFDSTUK IV. - Oproeping van de kiezers

Art. 13.De verkiezingen worden gehouden de eerste vrijdag van de derde maand volgend op de maand van de oproep.

Tot de stemming worden toegelaten de personen die vermeld zijn op de kiezerslijst vermeld in artikel 4.

Art. 14.De kiezers worden bij gewone brief, geadresseerd aan hun woonplaats, opgeroepen door de voorzitter van de Hoge Raad uiterlijk vijftien dagen voor de verkiezingen. De kiezer die zijn oproepingsbrief niet heeft ontvangen kan hem op het secretariaat van de Hoge Raad afhalen tot 12 uur op de dag van de stemming.

De oproepingsbrieven vermelden de dag waarop, de stemafdeling waar en het lokaal waarin de kiezer moet stemmen evenals de uren van opening en sluiting van het stembureau. De oproepingsbrief, opgesteld overeenkomstig het model bedoeld in bijlage 2 op wit papier, vermeldt het nummer op de kieslijst, het geslacht, de naam, de voornaam en de woonplaats van de kiezer. HOOFDSTUK V. - Stembureau

Art. 15.Er is een stemafdeling in elke rechtbank van eerste aanleg.

Het gerechtelijk arrondissement waar de kiezer benoemd is op het ogenblik van de definitieve afsluiting van de kiezerslijsten, bepaalt de bevoegde stemafdeling. Indien de kiezer het statuut van toegevoegd magistraat heeft dan is de stemafdeling van het gerechtelijk arrondissement waar de zetel van het hof van beroep gevestigd is, bevoegd.

De kiesverrichtingen gaan door in de zittingszaal daartoe aangeduid door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg die dit uiterlijk vijfenveertig dagen na de oproep meedeelt aan de voorzitter van de Hoge Raad. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg zorgt ervoor dat : de weg naar het kieslokaal duidelijk wordt aangegeven, de zaal zo wordt ingericht dat het geheim van de stemming wordt bewaard en de stembus(sen) geplaatst zijn. Hij kan daartoe beroep doen op de gemeente die hem kosteloos het nodige materiaal levert, het installeert en weghaalt.

Art. 16.De kiesverrichtingen geschieden onder toezicht van het stembureau. Dit stembureau bestaat uit een rechter in de rechtbank van eerste aanleg, die voorzitter van het stembureau is, en twee leden van het openbaar ministerie bij die rechtbank, die geen kandidaat zijn bij deze verkiezingen en die daartoe binnen twee maanden na de oproep door hun respectieve korpschef zijn aangewezen. Deze korpschefs delen de identiteit van de aangewezen magistraten onmiddellijk mee aan de voorzitter van de Hoge Raad.

In de rechtbank van eerste aanleg te Brussel worden twee stembureaus samengesteld : een bestaande uit de in het vorige lid vermelde magistraten die de eed in het Frans hebben afgelegd en een bestaande uit magistraten die de eed in het Nederlands hebben afgelegd.

Indien een of meer leden van het stembureau niet bij de opening van de kiesverrichtingen aanwezig zijn, vullen hun respectieve korpschefs of hun vervangers die bij de opening verplicht aanwezig zijn, ambtshalve het stembureau aan uit de aanwezige kiezers die geen kandidaat zijn.

Hiervan wordt melding gemaakt in het proces-verbaal waarvan het model is vastgesteld in bijlage 3. HOOFDSTUK VI. - Stemming

Art. 17.De kiezers worden tot de stemming toegelaten van 12 tot 16 uur. De kiezers die zich voor 16 uur in het lokaal bevinden, worden nog tot de stemming toegelaten.

De kiezers die zich aanmelden zijn voorzien van hun oproepingsbrief en hun identiteitskaart. Zij worden door een lid van het stembureau aangetekend op de kiezerslijst, na zich te hebben vergewist dat de opgaven van de lijst overeenstemmen met de vermeldingen van de oproepingsbrief en van de identiteitskaart.

De kiezer die niet voorzien is van zijn oproepingsbrief kan tot de stemming toegelaten worden, indien zijn identiteit door het stembureau wordt erkend en hij op de kieslijst voorkomt.

Stemming bij volmacht is uitgesloten.

Art. 18.De kiezer ontvangt van een lid van het stembureau een stembiljet. De kiezer brengt, overeenkomstig artikel 259bis-2, § 1, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zijn stem uit in het vak achter de naam van de kandidaten aan wie hij zijn stemmen wenst te geven. Daarna toont hij aan een lid van het stembureau zijn dichtgevouwen stembiljet en steekt het in de stembus. Vervolgens ontvangt de kiezer zijn oproepingsbrief, gemerkt met een stempel geleverd door de voorzitter van de Hoge Raad.

De kiezer die door onoplettendheid het hem overhandigde stembiljet beschadigt of zich vergist, kan aan de voorzitter van het stembureau een ander vragen tegen teruggave van het eerste dat onmiddellijk onbruikbaar gemaakt wordt.

De voorzitter schrijft op de stembiljetten die ter uitvoering van vorig lid zijn teruggenomen de vermelding "Teruggenomen stembiljet" en parafeert ze.

Art. 19.Na de sluiting van de stemming stelt het stembureau vast hoeveel stembiljetten er in de stembus gestoken zijn, hoeveel er niet gebruikt zijn en hoeveel er teruggenomen zijn en maakt hiervan melding in het proces-verbaal. De niet gebruikte stembrieven en de teruggenomen stembrieven worden in afzonderlijke verzegelde omslagen gestoken.

Het stembureau maakt ook een staat op van de kiezers die op de kiezerslijst van de stemafdeling voorkomen en niet aan de verkiezing hebben deelgenomen. Het proces-verbaal wordt, met die staat in bijlage, in een verzegelde omslag gestoken.

De stembiljetten worden vervolgens door de leden van het stembureau uit de stembus gehaald en in een omslag gestoken die verzegeld wordt.

De omslagen vermeld in de vorige leden, waarop telkens de inhoud is vermeld, worden door één van de leden van het stembureau tegen door de voorzitter van de Hoge Raad ondertekend ontvangstbewijs afgeleverd op het secretariaat van de Hoge Raad uiterlijk om 20 uur van dezelfde dag. HOOFDSTUK VII. - De stemopneming

Art. 20.Nadat de omslagen van alle stemafdelingen zijn ingeleverd, wordt op de zetel van de Hoge Raad overgegaan tot de telling van de stemmen.

Er zijn twee stemopnemingsbureau's, een voor het Franstalig kiescollege en een voor het Nederlandstalig kiescollege, die elk bestaan uit de niet-magistraten behorende tot respectievelijk het Franstalig en het Nederlandstalig college van de Hoge Raad. Het voorzitterschap van elk stemopnemingsbureau wordt uitgeoefend door het lid van het bureau van de Hoge Raad dat er deel van uitmaakt.

De magistraten, leden van de Hoge Raad die geen kandidaat zijn, treden op als getuigen bij het stemopnemingsbureau van het kiescollege waartoe zij behoren.

De voorzitter van het stemopnemingsbureau opent in aanwezigheid van de leden van het stemopnemingsbureau en van de getuigen de omslagen houdende de gebruikte stembiljetten. Per omslag wordt overgegaan tot het tellen van het aantal stembiljetten die hij bevat. In het proces-verbaal wordt melding gemaakt van het aantal gevonden biljetten per omslag.

Daarna worden de stembiljetten van alle stemafdelingen behorend tot hetzelfde kiescollege vermengd, opengevouwen en wordt tot de telling van de stemmen overgegaan.

Art. 21.Ongeldig zijn : 1. Alle andere stembiljetten dan die welke volgens dit koninklijk besluit mogen gebruikt worden;2. De stembiljetten waarop niet gestemd is zoals bepaald in artikel 259bis-2, § 1, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek;3. De stembiljetten waarvan de vorm of de afmetingen veranderd zijn, die binnenin een papier of enig voorwerp bevatten of die een teken, een doorhaling, een merk of woorden die niet bij dit koninklijk besluit geoorloofd zijn, bevatten. Over de geldigheid van twijfelachtige stembiljetten wordt door het stemopnemingsbureau beslist bij gewone meerderheid. In geval van staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

De ongeldige stembiljetten worden door twee leden van het stemopnemingsbureau en een getuige geparafeerd.

Art. 22.Het stemopnemingsbureau stelt het totaal aantal geldige stembiljetten vast, dat van de blanco en ongeldige stembiljetten, alsmede het aantal behaalde stemmen voor iedere kandidaat.

Al die getallen worden in het proces-verbaal vermeld waarvan het model is vastgesteld in bijlage 4.

Alle stembiljetten, ingedeeld zoals hierboven is bepaald, worden in afzonderlijke omslagen gesloten en verzegeld.

Art. 23.Het proces-verbaal van de verrichtingen wordt staande de vergadering opgemaakt en door de leden van het stemopnemingsbureau en de getuigen ondertekend.

De uitslag van de stemopneming wordt erin vermeld per kandidaat in alfabetische volgorde.

Art. 24.De voorzitters van de stemopnemingsbureau's overhandigen het proces-verbaal van de verrichtingen en de verzegelde omslagen aan de voorzitter van de Hoge Raad. HOOFDSTUK VIII. - De verkozenen

Art. 25.Onmiddellijk na het beëindigen van de stemopneming komt de algemene vergadering van de Hoge Raad, met uitsluiting van de leden magistraten die kandidaat zijn samen om, aan de hand van het proces-verbaal van de verrichtingen van de stemopnemingsbureau's, de kandidaten per kiescollege te rangschikken in volgorde van het aantal behaalde stemmen.

Wanneer de algemene vergadering van de Hoge Raad, voor zij overgaat tot rangschikking van de kandidaten, officieel op de hoogte wordt gesteld van het overlijden of ontslag van een kandidaat, wordt deze kandidaat weggelaten van de lijst.

Bij toepassing van de artikelen 259bis-1, § 2, en 259bis-2, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek worden vervolgens de verkozenen aangeduid.

Vervolgens maakt de algemene vergadering van de Hoge Raad een lijst met opvolgers op zoals bepaald in artikel 259bis-2, § 4, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 26.Het proces-verbaal van de verkiezing wordt in twee originelen staande de vergadering opgemaakt en ondertekend door de aanwezige leden van de algemene vergadering.

Aan iedere kandidaat wordt bij gewone brief een uittreksel uit dit proces-verbaal gezonden.

Een exemplaar van dit proces-verbaal wordt bezorgd aan de Minister van Justitie met het oog op de bekendmaking voorzien in artikel 259bis-2, § 5, van het Gerechtelijk Wetboek.

Overgangs- en slotbepalingen

Art. 27.Voor de eerste verkiezing : - verricht de secretaris-generaal of zijn vervanger de taken die in dit koninklijk besluit aan de voorzitter van de Hoge Raad worden toevertrouwd; - vormen de drie door de secretaris-generaal of zijn vervanger aangewezen ambtenaren, tesamen met deze laatste een taalkundig paritair bureau dat de taken verricht die in dit koninklijk besluit aan het bureau van de Hoge Raad worden toevertrouwd; - vormen de leden van het bureau van dezelfde taalrol, aangevuld met telkens twee ambtenaren van dezelfde taalrol die daartoe door de secretaris-generaal of zijn vervanger werden aangeduid, de twee stemopnemingsbureau's die de taken verrichten die er in dit koninklijk besluit aan worden toevertrouwd; het voorzitterschap van elk stemopnemingsbureau wordt uitgeoefend door de ambtenaar met hoogste niveau en rang en bij gelijkheid in niveau en rang de oudste in rang. - verricht het bureau de taken die door dit koninklijk besluit aan de algemene vergadering worden toevertrouwd; - verricht het Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie, Dienst Personeelszaken Rechterlijke Orde I, de taken die aan het secretariaat van de Hoge Raad worden toevertrouwd; - levert een van de leden van het stembureau de in art. 19, vierde lid, bedoelde stukken uiterlijk om 20.00 uur af op het Ministerie van Justitie, Secretariaat-generaal, Waterloolaan 115, 1000 Brussel.

Art. 28.Voor de eerste verkiezing kan de korpschef van elk hof van beroep in overleg met de korpschef van het openbaar ministerie bij dit hof een magistraat die geen kandidaat is aanduiden om als getuige op te treden bij het stemopnemingsbureau. Te Brussel wordt in voorkomend geval een magistraat van elke taalrol aangeduid.

Art. 29.De telling van de stemmen uitgebracht tijdens de eerste verkiezing wordt aangevat om negen uur de dag volgend op die van de verkiezingen.

Art. 30.De in de artikelen 2 en 7 vermelde bezwaren dienen in het kader van de eerste verkiezingen geadresseerd te worden aan : "De Secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie, Hoge Raad-verkiezingen, Waterloolaan 115, 1000 Brussel.

Art. 31.De in artikel 12 vermelde uitgaven worden, voor de eerste verkiezing, gedragen door het ministerie van Justitie.

Art. 32.Dit besluit treedt in werking de dag waarop artikel 259bis-2 ingevoegd in het Gerechtelijk wetboek bij artikel 45 van de wet van 22 december 1998 tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem voor magistraten in werking treedt.

Art. 33.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 februari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 15 februari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

^