Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 januari 2007
gepubliceerd op 27 februari 2007

Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaraan een verzekeringsovereenkomst rechtsbijstand moet voldoen om te worden vrijgesteld van de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen bedoeld in artikel 173 van het Wetboek diverse rechten en taksen

bron
federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst financien en programmatorische federale overheidsdienst consumentenzaken
numac
2007009040
pub.
27/02/2007
prom.
15/01/2007
ELI
eli/besluit/2007/01/15/2007009040/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaraan een verzekeringsovereenkomst rechtsbijstand moet voldoen om te worden vrijgesteld van de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen bedoeld in artikel 173 van het Wetboek diverse rechten en taksen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Zoals het opschrift van dit koninklijk besluit aangeeft, beoogt het de vaststelling van de voorwaarden waaraan een verzekeringsovereenkomst rechtsbijstand moet voldoen om te worden vrijgesteld van de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen bedoeld in artikel 175-1 van het Wetboek diverse rechten en taksen.

Dit besluit voorziet bijgevolg niet in een modelverzekeringsovereenkomst rechtsbijstand waarin de minimumgarantievoorwaarden worden vastgesteld waaraan enige verzekeringsovereenkomst rechtsbijstand zou moeten voldoen. Het bepaalt enkel de voorwaarden die een verzekeringsovereenkomst rechtsbijstand moet vervullen opdat de ondertekenaar ervan voornoemd fiscaal voordeel kan genieten. Deze overeenkomst kan worden gesloten mits de betaling van een premie van een maximumbedrag van 144 EUR. Dit bedrag kan hoger zijn ingeval in de overeenkomst wordt voorzien in aanvullende waarborgen, maar het fiscaal voordeel blijft beperkt tot de eerste 144 euro.

In die zin onderscheidt het besluit zich bijgevolg duidelijk van het koninklijk besluit van 12 januari 1984 tot vaststelling van de minimumgarantievoorwaarden van de verzekeringsovereenkomsten tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot het privé-leven (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1984) of van het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen (Belgisch Staatsblad van 3 februari 1993). Dit onderscheid kan worden verklaard door het gegeven dat dit besluit in tegenstelling tot voornoemde besluiten niet beoogt de inhoud te reglementeren van alle op de markt voorgestelde verzekeringsovereenkomsten rechtsbijstand, maar de inhoud te bepalen van een verzekeringsovereenkomst rechtsbijstand die aan het publiek kan worden voorgesteld voor een premie van maximaal 144 EUR, die de waarborgen omvat die noodzakelijk worden geacht om de toegang tot de justitie te verbeteren (1).

De opstelling van een echte modelverzekeringsovereenkomst rechtsbijstand is op zich uiteraard niet onmogelijk. De opstelling van een dergelijke modelovereenkomst wordt evenwel verhinderd door de beperkingen van dit besluit, in het bijzonder door de wil van de regering om voor een bedrag van 144 EUR een zo volledig mogelijke waarborg aan te bieden.

Indien dit besluit zou worden beschouwd als een modelovereenkomst die de voorwaarden bevat die elke verzekeringsovereenkomst rechtsbijstand zou moeten vervullen, zou dit het sluiten van verzekeringsovereenkomsten rechtsbijstand met een beperktere draagwijdte, bijvoorbeeld degene voor het gebruik van een motorrijtuig, zeker in de weg staan, hetgeen uiteraard niet wenselijk is.

In die context is dit besluit bijgevolg beperkt tot het nader omschrijven van de inhoud van de verzekeringsovereenkomst rechtsbijstand die de regering wenst te promoten om de toegang tot justitie te verbeteren.

De vragen over de definitie van het schadegeval, de duur van de waarborg in de tijd, de vrije keuze van de advocaat, het recht van de verzekeraar om het dossier in de precontentieuze fase ervan te beheren, enz. worden in dit voorontwerp niet behandeld. Het doel van dit besluit belet immers dat van de goedkeuring ervan gebruik wordt gemaakt om alle juridische problemen te regelen die in de praktijk volgen uit de verzekering rechtsbijstand. Daarenboven is het in het kader van een koninklijk besluit onmogelijk de bepalingen te wijzigen van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst die gewijd zijn aan de verzekering rechtsbijstand.

In antwoord op het advies van de Raad van State, definieert artikel 2 van het besluit het « risico dat zich in België bevindt » door te verwijzen naar artikel 173 van het Wetboek diverse rechten en taksen en niet meer naar artikel 2, § 6, 8°, a), van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, zoals aanvankelijk was voorzien.

Artikel 4 is daarentegen niet gewijzigd. De omstandigheid dat deze bepaling het genot van de fiscale vrijstelling ondergeschikt maakt aan het feit dat de waarborg eveneens risico's dekt die alsdusdanig vreemd zijn aan verzekeringshandelingen die in aanmerking komen om getaxeerd te worden in het kader van artikel 173 van het Wetboek diverse rechten en taksen, doet inderdaad geen afbreuk aan het gelijkheidsprincipe.

Door te preciseren dat de verzekeringswaarborg eveneens « de geschillen die behoren of zouden behoren tot de bevoegdheid van een jurisdictie van Nederland, Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg en Frankrijk » moet dekken, beperkt artikel 4 er zich immers toe te bepalen welke minimumwaarborgen de verzekeringsovereenkomst moet bevatten om vrijgesteld te zijn van de jaarlijkse taks die vermeld wordt in artikel 173 van het voornoemde Wetboek.

Artikel 5 werd gepreciseerd zoals gevraagd door de Raad van State.

Er bestaat een protocolakkoord tussen Assuralia en de gemeenschapsorden van advocaten, dat de aangelegenheden van de kosten en het ereloon van de advocaat en het gegeven of een verzekerde zich rechtstreeks tot een advocaat kan wenden, regelt. Indien betwistingen zouden ontstaan inzake de dekking van de verzekeringsovereenkomst rechtsbijstand en de partijen akkoord zouden gaan, zou ter zake kunnen worden verwezen naar de door het protocol ingevoerde gemengde commissie rechtsbijstand, die zich op verzoek van de advocaat en de rechtsbijstandverzekeraar over enig geschil moet uitspreken dat tussen hen blijft bestaan.

In het verlengde van dit protocol, voorziet dit besluit dat zowel de twee gemeenschapsorden van advocaten als de Beroepsverening voor Verzekeringsondernemingen « Assuralia » belast zijn met de evaluatie van de concrete toepassing van dit besluit door de Staat, door de verzekeringsondernemingen en door de advocaten. Het lijkt inderdaad adequaat te zijn deze evaluatieopdracht toe te vertrouwen aan een paritair orgaan dat zal aangewezen worden en in voorkomend geval hiertoe door deze instanties zal worden opgericht, bijvoorbeeld de gemengde commissies rechtsbijstand. In overeenstemming met het advies van de Raad van State betreft het echter geen verplichting in de strikte zin van het woord. Zo is voorzien dat de orden van advocaten en Assuralia zullen uitgenodigd worden om dit rapport jaarlijks ter attentie van de bevoegde ministers op te stellen en dit op initiatief van een enkele van hen.

Het is belangrijk te preciseren dat dit jaarlijks rapport een specifieke rubriek zal moeten bevatten, waarin de voorstellen en suggesties moeten voorkomen betreffende een betere toegang tot de Justitie voor de burger.

Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en getrouwe dienaars, De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Financïen, D. REYNDERS De Minister van Begroting en Consumentenzaken, F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Economie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Dit besluit onderscheidt zich tevens van het koninklijk besluit van 12 oktober 1990 betreffende de rechtsbijstandsverzekering (Belgisch Staatsblad van 8 november 1990) dat de omzetting in het Belgische recht vormt van richtlijn 87/344/EEG van 22 juni 1987 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandsverzekering en waarvan het doel in wezen is beperkt tot het regelen van de aangelegenheid van de belangenconflicten. ADVIES 42.053/2 VAN 9 JANUARI 2007 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 3 januari 2007 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie verzocht haar, binnen een termijn van vijf werkdagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot vaststelling van de voorwaarden waaraan een verzekeringsovereenkomst rechtsbijstand moet voldoen om te worden vrijgesteld van de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen bedoeld in artikel 175-1 van het Wetboek diverse rechten en taksen », heeft het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996 en vervangen bij de wet van 2 april 2003, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavige geval luidt die motivering in de brief met de adviesaanvraag aldus : « L'urgence est motivée par le fait que le présent arrêté constitue l'exécution d'une des dispositions de la loi-programme (I) (1) qui donne donne une base légale à une décision du conclave budgétaire de 2007 relative à l'accès à la Justice et aux contrats d'assurance protection juridique.

Le Conseil des ministres a initialement approuvé le 2 juin 2006 une note de principe visant à favoriser l'accès à la Justice en incitant la souscription de contrats d'assurance protection juridique par le citoyen.

Le moyen choisi a été de proposer un incitant fiscal, sous la forme d'une suppression de la taxe sur la prime d'assurance pour les contrats d'assurance protection juridique qui respecteront les conditions et modalités prévues par le Roi.

Cette suppression sera réalisée par l'article 176-2 12°, nouveau du Code des droits et taxes divers, lequel précisera dorénavant que sont également dispensées de la taxe annuelle de 9,25 % « les contrats d'assurance protection juridique qui répondent aux conditions fixées par le Roi, par arrêté délibéré en Conseil des ministres. Les arrêtés pris en application de ce qui précède sont confirmés par la loi dans les 12 mois qui suivent la date de leur publication au Moniteur belge.

Le Roi détermine également les modalités de contrôle du respect desdites conditions par les entreprises d'assurance. ».

Cette mesure entrera en vigueur dans les premiers jours de janvier, en même temps que la loi-programme.

Il importe dès lors que la mesure d'exécution de cette disposition légale entre en vigueur au même moment, ce qui nécessite de solliciter du Conseil d'état un avis dans un délai de 5 jours. » Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Rechtsgrond Opschrift In het opschrift moet verwezen worden naar artikel 173 van het Wetboek diverse rechten en taksen, en niet naar artikel 175-1 daarvan.

Dispositief Artikel 2 De Raad van State vraagt zich af waarom in het eerste lid het « in België gelegen risico » gedefinieerd wordt door verwijzing naar artikel 2, § 6, 8°, a), van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, terwijl artikel 173 van het Wetboek diverse rechten en taksen een op zichzelf staande definitie bevat van het begrip « in België gelegen risico's ».

De steller van het ontwerp mag immers niet uit het oog verliezen dat het ontworpen besluit, zoals overigens gesteld wordt in het verslag aan de Koning, er niet toestrekt te voorzien in een « modelverzekeringsovereenkomst rechtsbijstand waarin de minimumgarantievoorwaarden worden vastgesteld waaraan enige verzekeringsovereenkomst rechtsbijstand zou moeten voldoen », maar de voorwaarden wil vaststellen waaraan een verzekeringsovereenkomst rechtsbijstand moet beantwoorden opdat de verzekeringspremies die met toepassing van die overeenkomst worden betaald vrijgesteld kunnen worden van de taks op verzekeringsverrichtingen waarin artikel 173 van het Wetboek diverse rechten en taksen voorziet.

Logischerwijze mogen dan ook bij het vaststellen van de voorwaarden waaraan de overeenkomsten moeten voldoen, geen voorwaarden worden opgelegd die betrekking zouden hebben op zaken of waarborgen die wegens de aard ervan niets uitstaande hebben met verzekeringsverrichtingen waarop taks zou kunnen worden geheven in het kader van artikel 173 van het Wetboek diverse rechten en taksen; deze opmerking geldt voor alle voorwaarden bepaald in het ontworpen besluit, voorwaarden die bovendien verantwoord moeten kunnen worden ten aanzien van het gelijkheidsbeginsel (2).

Artikel 4 Luidens artikel 4, tweede lid, van het ontwerp moet, opdat de betaalde verzekeringspremies vrijgesteld kunnen worden van belasting, de waarborg geboden door de verzekeringsovereenkomst rechtsbijstand ook gelden voor geschillen die onder de bevoegdheid van een rechtscollege in Nederland, Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg en Frankrijk vallen of zouden vallen.

Aangezien de taks op verzekeringsverrichtingen waarin is voorzien in artikel 173 van het Wetboek diverse rechten en taksen volgens de in datzelfde artikel bepaalde aanknopingscriteria alleen geldt voor verzekeringsverrichtingen die betrekking hebben op een risico dat in België gelegen is, rijst de vraag waarom het voordeel van belastingvrijstelling verbonden wordt aan de voorwaarde dat de waarborg geboden door de verzekeringsovereenkomst ook geldt voor geschillen die onder de bevoegdheid van rechtscolleges in Nederland, Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg en Frankrijk vallen of zouden vallen (3).

De Raad van State is in ieder geval niet in staat binnen de hem toegemeten termijn na te gaan of die voorwaarde problemen kan doen rijzen ten aanzien van de verschillende vrijheden vastgesteld in het EG-Verdrag ten voordele van alle natuurlijke personen die onderdaan zijn van en alle rechtspersonen die ressorteren onder een Lidstaat van de Europese Unie.

Het verslag aan de Koning moet worden aangevuld zodat het een antwoord biedt op die vragen.

Artikel 5 In paragraaf 3, tweede lid, 1°, moet de vaagheid van de formulering « het geschil probeert op te lossen » worden weggewerkt : het dispositief moet zo worden herzien dat daarin de handelingen worden genoemd die de verzekerde moet stellen opdat ervan uitgegaan kan worden dat hij geprobeerd heeft het geschil via bemiddeling of verzoening op te lossen.

Artikel 9.

Deze bepaling moet vervallen aangezien de machtiging verleend aan de Koning bij artikel 176-2, 12°, van het Wetboek diverse rechten en taksen niet inhoudt dat Hij verplichtingen kan opleggen aan derden : om een maatregel in die zin te kunnen nemen is immers een uitdrukkelijke rechtsgrond vereist, die in casu niet voorhanden is. _______ Nota (1) Gedr.St., Kamer 51-2773, Titel II Financiën, Hoofdstuk 4, afdeling 4, artikel 79. (2) Zie bijvoorbeeld de vrijstellingen genoemd in artikel 7.(3) Wat dat betreft wordt verwezen naar de laatste alinea van de opmerking gemaakt bij artikel 2 van het ontwerp. 15 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaraan een verzekeringsovereenkomst rechtsbijstand moet voldoen om te worden vrijgesteld van de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen bedoeld in artikel 173 van het Wetboek diverse rechten en taksen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek diverse rechten en taksen, inzonderheid op artikel 1762, 12°;

Gelet op de adviezen van de inspecteurs van financiën, gegeven op 19 en 20 december 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 21 december 2006;

Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door het feit dat dit besluit de uitvoering vormt van een van de bepalingen van de programmawet (I), dat een wettelijke basis geeft aan een beslissing van het begrotingsconclaaf van 2007 betreffende de toegang tot Justitie en de verzekeringsovereenkomsten rechtsbijstand.

Dat de Ministerraad aanvankelijk op 2 juni 2006 een principenota goedkeurde die ertoe strekt de toegang tot Justitie te bevorderen door het onderschrijven van een verzekeringsovereenkomst rechtsbijstand door de burger te stimuleren.

Dat het gekozen middel het voorstellen van een fiscale stimulans was, in de vorm van een afschaffing van de taks op de verzekeringspremie voor de verzekeringsovereenkomsten rechtsbijstand die de door de Koning voorziene voorwaarden en modaliteiten zullen respecteren.

Dat deze afschaffing door het nieuwe artikel 176-2, 12° van het Wetboek diverse rechten en taksen, dat voortaan zal preciseren dat eveneens vrijgesteld zijn van de jaarlijkse taks van 9,25 % « de verzekeringscontracten rechtsbijstand die beantwoorden aan de voorwaarden die vastgelegd worden door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. De besluiten die genomen worden in toepassing van hetgeen voorafgaat, worden bekrachtigd door de wet binnen de 12 maanden volgend op de datum van hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. De Koning legt ook de modaliteiten vast van de controle van de naleving van deze voorwaarden door de verzekeringsondernemingen. ».

Dat deze maatregel in werking zal treden tijdens de eerste dagen van januari, tegelijk met de programmawet.

Dat het derhalve van belang is dat de uitvoeringsmaatregel van deze wettelijke bepaling op hetzelfde moment in werking treedt, waardoor het noodzakelijk is aan de Raad van State advies te vragen binnen een termijn van 5 dagen.

Gelet op advies nr 42.053/2 van de Raad van State, gegeven op 9 januari 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Begroting en Consumentenzaken en Onze Minister van Economie, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Minimale voorwaarden

Artikel 1.In dit koninklijk besluit worden de voorwaarden vastgesteld waaraan een verzekeringsovereenkomst rechtsbijstand moet voldoen opdat de verzekeringspremie wordt vrijgesteld van de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen bedoeld in Boek II Titel V van het Wetboek diverse rechten en taksen, ten belope van het bedrag bedoeld in artikel 8 van dit besluit.

Deze voorwaarden zijn cumulatief.

Art. 2.De verzekeringsovereenkomst moet een in België gelegen risico dekken overeenkomstig artikel 173 van het Wetboek diverse rechten en taksen.

Zij kan individueel of collectief worden gesloten.

Art. 3.§ 1. Als verzekerden moeten worden beschouwd : 1° de verzekeringnemer en zijn echtgenoot of de persoon met wie hij samenwoont, voor zover de verzekeringnemer in België zijn hoofdverblijf heeft;2° alle bij de verzekeringnemer inwonende personen met uitzondering van het huispersoneel of enige andere dienstboden. § 2. De waarborg blijft van toepassing indien deze personen tijdelijk elders verblijven, inzonderheid om gezondheids-, studie- of arbeidsredenen.

Art. 4.De waarborg moet alle geschillen dekken die onder de bevoegdheid van een Belgisch rechtscollege ressorteren of zouden ressorteren overeenkomstig de in België geldende nationale of internationale bevoegdheidsregels, zulks los van de wijze waarop het geschil wordt geregeld.

Hij geldt tevens, onder dezelfde voorwaarden, voor de geschillen die onder de bevoegdheid van een rechtscollege in Nederland, Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg en Frankrijk ressorteren of zouden ressorteren, overeenkomstig de in deze landen geldende nationale of internationale bevoegdheidsregels, behalve ingeval het geschil tot een of meer van de volgende aangelegenheden behoort : fiscaal recht, administratief recht, personen- en familierecht en erf-, schenkings- en testamentrecht.

Art. 5.§ 1. De maximumwaarborg van de verzekeraar moet worden vastgesteld op ten minste 5.000 EUR per schadegeval.

Deze maximumwaarborg kan evenwel worden verminderd tot 750 EUR per verzekerde persoon en per schadegeval in geval van een geschil met betrekking tot een echtscheiding of een geschil inzake personen- of familierecht.

Hij mag evenwel niet minder bedragen dan 12.500 EUR voor de geschillen bedoeld in artikel 7, § 1, 1°en 2°. § 2. Deze waarborg dekt ten minste : 1° de kosten en erelonen van de advocaten, gerechtsdeurwaarders en iedere andere persoon die de vereiste kwalificaties heeft overeenkomstig de op de procedure toepasselijke wet;2° de ten laste van de verzekerde gelegde kosten van de gerechtelijke en buitengerechtelijke procedures;3° de kosten en erelonen van de deskundigen, technisch adviseurs, bemiddelaars en arbiters;4° de kosten van de tenuitvoerlegging. De kosten die verband houden met de behandeling van het dossier door de verzekeraar vallen niet onder de in de eerste paragraaf bedoelde maximumwaarborg. § 3. In de overeenkomst kan worden voorzien in een vrijstelling van een maximumbedrag van 250 EUR per schadegeval.

De vrijstelling geldt evenwel niet : 1° ingeval de verzekerde aanvaardt om het geschil op te lossen door een beroep te doen op de gerechtelijke of vrijwillige bemiddeling of op de verzoening;2° in geval van echtscheiding.

Art. 6.§ 1. Ingeval in de overeenkomst is gesteld dat het belang van het geschil het recht op de waarborg beïnvloedt, moet erin worden verduidelijkt dat deze laatste verschuldigd is zodra het belang van het schadegeval, ingeval het waardeerbaar is in geld, gelijk is aan of hoger is dan 500 EUR. Dit bedrag is vastgesteld op 250 EUR voor de geschillen bedoeld in artikel 7, § 1, 1°.

Het belang van het schadegeval stemt overeen met de hoofdsom die wordt gevraagd door de verzekerde of wordt geëist door een derde, zonder rekening te houden met de interesten, de kosten voor de verdediging of de boeten. § 2. In de overeenkomst mag geen enkele wachttijd zijn bepaald, behalve wanneer het geschil ressorteert onder : 1° het echtscheidingsrecht;2° het recht inzake verbintenissen uit overeenkomst;3° het recht met betrekking tot de hoofdverblijfplaats;4° het personen- en familierecht;5° het fiscaal recht;6° het administratief recht;7° het erf-, schenkings- en testamentrecht. Die wachttijd mag twee jaar niet te boven gaan voor de geschillen die ressorteren onder het echtscheidingsrecht en een jaar voor de geschillen die ressorteren onder de andere voormelde aangelegenheden.

Onder wachttijd moet worden verstaan : de periode die begint op de datum waarop de overeenkomst in werking treedt en waarin de waarborg van de verzekeraar niet verschuldigd is.

De bij een verzekeraar verstreken wachttijd voor een bijzondere en gelijksoortige waarborg, komt de verzekerde ten goede indien hij van verzekeraar of van verzekeringsovereenkomst verandert.

Art. 7.§ 1. De waarborg moet ten minste de volgende zaken dekken : 1° de vorderingen tot schadevergoeding gegrond op een contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheid, met uitzondering echter van de geschillen waarbij de verzekerde optreedt als eigenaar, huurder, bestuurder of houder van een boot, een luchtvaartuig of een motorrijtuig in de zin van artikel 1 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen;2° de strafrechtelijke verdediging van de verzekerde, uitgezonderd de misdaden en de gecorrectionaliseerde misdaden, met dien verstande dat in de overeenkomst kan worden bepaald dat de vergoeding niet zal verschuldigd zijn indien de verzekerde zich schuldig heeft gemaakt aan een ander opzettelijk delict vastgesteld bij een rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is gegaan;3° de verdediging van de burgerlijke belangen van de verzekerde indien laatstgenoemde geen BA-verzekering privé-leven heeft;4° de geschillen die ressorteren onder het fiscaal recht;5° de geschillen die ressorteren onder het administratief recht;6° de geschillen die ressorteren onder het recht inzake verbintenissen uit overeenkomst in de ruime zin, daaronder begrepen het consumentenrecht, evenwel met uitzondering van : a) geschillen waarbij de verzekerde optreedt als eigenaar, huurder, bestuurder of houder van een boot, een luchtvaartuig of een motorrijtuig in de zin van artikel 1 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen;b) geschillen met betrekking tot het bouwen, het veranderen, het verbeteren, het renoveren, het restaureren en het afbreken van een onroerend goed wanneer het optreden van een architect of het verkrijgen van de toestemming van een bevoegde overheid wettelijk vereist is;c) geschillen met betrekking tot de andere onroerende goederen dan datgene waar de verzekeringsnemer zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd;d) geschillen die verband houden met een arbeidsovereenkomst.7° de geschillen die onder het erf-, schenkings- en testamentrecht ressorteren;8° de eerste echtscheidingsprocedure door onderlinge toestemming die begint tijdens de waarborgtermijn van de overeenkomst en de eerste bemiddeling in familiezaken voor de geschillen die ressorteren onder het personen- en familierecht, daaronder begrepen de meningsverschillen die tijdens de waarborgtermijn zouden opduiken met betrekking tot het onderhoud, de opvoeding, het recht op het hoofdzakelijke verblijf en het secundaire verblijf of het recht op persoonlijk contact met de kinderen. § 2. Kunnen worden uitgesloten van de waarborg, ongeacht de aangelegenheid waarop zij betrekking hebben : 1° de geschillen met betrekking tot de directe of indirecte gevolgen van de wijziging van ioniserende stralingen;2° de geschillen met betrekking tot de gevolgen van oorlogsdaden, oproer of terrorisme waaraan de verzekerde actief heeft deelgenomen;3° de collectieve acties die uitgaan van een groep van ten minste tien personen die beogen een gemeenschappelijke overlast met een zelfde oorzaak te doen ophouden en de schade die eruit voortvloeit te herstellen;4° met uitzondering van het bepaalde in § 1, 8°, de geschillen tussen echtgenoten, ex-echtgenoten, samenwonenden en ex-samenwonenden, daaronder begrepen de meningsverschillen inzake het onderhoud, de opvoeding, het recht op het hoofdzakelijke verblijf en het secundaire verblijf of het recht op persoonlijk contact met de kinderen;5° met uitzondering van het bepaalde in § 1, 8°, de geschillen tussen verzekerden wanneer zij rechten kunnen doen gelden, hetzij onderling, hetzij tegen de verzekeringsnemer, krachtens dezelfde overeenkomst van rechtsbijstandsverzekering;6° De geschillen in verband met de door de verzekerde uitgeoefende beroepsactiviteit in zijn hoedanigheid van zelfstandige.

Art. 8.De verzekeringspremie voor de minimale waarborgen bedoeld in dit besluit moet gelijk zijn aan of lager zijn dan het bedrag van 144 EUR. Indien wordt voorzien in aanvullende waarborgen, bedraagt het maximumbedrag dat in aanmerking komt voor de vrijstelling van de in artikel 175-1 bedoelde taks, 144 EUR. HOOFDSTUK II. - Evaluatie

Art. 9.De Orde van Vlaamse Balies, de Ordre des Barreaux francophones et germanophone en de Beroepsverening van de Verzekeringsondernemingen « Assuralia » worden uitgenodigd om jaarlijks naar de Minister van Justitie, naar de Minister van Consumentzaken, naar de Minister van Economie en naar de Minister van Financiën, op initiatief van een van hen en via een paritair orgaan dat zij daartoe zullen aanwijzen, op de datum van het verjaren van de inwerkingtreding van dit Besluit, een gemeenschappelijk evaluatierapport te sturen met betrekking tot de toepassing van dit Besluit door de Staat, de verzekeringsondernemingen en de advocaten.

Dit rapport bevat eveneens een specifiek punt waarin de voorstellen en suggesties geuit worden in verband met een betere toegang tot het recht en de Justitie voor de burger, alsook een gedetailleerd en cijfermatig overzicht van de contracten die met toepassing van artikel 8, eerste en tweede alinea werden onderschreven. HOOFDSTUK III Controlemodaliteiten van het respecteren van de voorwaarden

Art. 10.De controle op de naleving van deze voorwaarden zal worden uitgevoerd overeenkomstig Boek II Titel V jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen » van het Wetboek diverse rechten en taksen en van Boek II, Titel V, jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen » van het uitvoeringsbesluit van het Wetboek diverse rechten en taksen HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding

Art. 11.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 12.Onze Minister van Justitie, onze Minister van Financiën, onze Minister van Begroting en Consumentenzaken en onze Minister van Economie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 januari 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Financïen, D. REYNDERS De Minister van Begroting en Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

^