Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 juni 2004
gepubliceerd op 23 juli 2004

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten

bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie
numac
2004002067
pub.
23/07/2004
prom.
15/06/2004
ELI
eli/besluit/2004/06/15/2004002067/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

15 JUNI 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat ik de eer heb ter ondertekening voor te leggen aan Uwe Majesteit, sluit aan op het arrest nr. 126.511 dat werd geveld door de afdeling administratie van de Raad van State op 17 december 2003.

In het kader van een individuele benoemingsprocedure voor een managementfunctie in een wetenschappelijke instelling heeft de Raad van State de beslissing opgeschort die de vermelding "minder geschikt" toekent aan een kandidaat.

In dit verband erkent het Hoog Administratief Rechtscollege dat het middel van de niet-naleving van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet dat door de verzoeker werd ingeroepen, blijkbaar gegrond is en dat de verzoeker dus een ernstig moeilijk te herstellen nadeel heeft ondervonden.

Door de werking van twee parallelle selectiecommissies, een Franstalige en een Nederlandstalige, zouden de kandidaten voor een bepaalde managementfunctie immers op een verschillende manier kunnen worden geëvalueerd, waardoor hun vaardigheden niet op een objectieve en gelijke manier kunnen worden beoordeeld. Het principe van de gelijke toelaatbaarheid van de burgers tot het openbaar ambt zou dus geschonden zijn.

Artikel 8 van het koninklijk besluit van 22 januari 2003 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de wetenschappelijke instellingen van de Staat en houdende diverse wijzigingen in de personeelsstatuten van de wetenschappelijke instellingen van de Staat, dat de selectiecommissies regelt, moet dus beschouwd worden als onwettelijk.

Vermits het betwiste koninklijk besluit en met name het artikel 8 gewoon de beschikkingen overneemt voorzien in het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale openbare diensten, lopen alle selectieprocedures voor een managementfunctie in de federale openbare administratie het risico om ongeldig te worden verklaard.

Op dat vlak moet de aandacht gevestigd worden op de omstandigheid dat de Raad van State ambtshalve de onwettigheid zou kunnen opwerpen van elke beschikking die het principe van een vergelijkende selectie per taalrol zou bekrachtigen (met inbegrip van de assessment centers) naar aanleiding van een verzoekschrift tot nietigverklaring of schorsing van een handeling, die de aanstelling tot een mandaat voorbereidt, bij toepassing van artikel 159 van de Grondwet.

Gelet op het voorgaande kon de Regering dan ook niet anders dan handelen als een voorzichtig en zorgzame openbare beheerder. Zij heeft derhalve beslist om onmiddellijk alle selectie- en benoemingsprocedures tot managementfuncties op te schorten, gezien het reële en gekende risico dat de procedure onwettig zou worden verklaard door de afdeling administratie van de Raad van State.

Om de goede werking van de Rijksbesturen niet steeds meer te verstoren door ze niet te bemannen met topambtenaren, heeft de Regering Uw dienstwillige ook de opdracht gegeven haar een ontwerp van nieuwe selectieprocedure voor te leggen, die rekening houdt met de geest die heerste bij de opstelling van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001, namelijk de nadruk blijven leggen op de bestuurs- en organisationele vaardigheden zonder evenwel de technische en functionele vaardigheden te verwaarlozen van de personen die zullen worden belast met deze functies.

Overigens werd de volgorde van de artikelen aangepast om het beschikkend gedeelte coherenter te maken, zonder de inhoud te wijzigen wanneer zulks niet nodig was.

Zo is het eerste artikel, dat artikel 5 vervangt van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale openbare diensten de getrouwe omzetting van artikel 6 van genoemd koninklijk besluit.

Het legt de deelnamevoorwaarden aan de selecties voor een managementfunctie vast.

Artikel 2, dat artikel 6 van hetzelfde koninklijk besluit vervangt, is insgelijks de letterlijke overname van artikel 7 van genoemd koninklijk besluit. Het bepaalt zowel wat de functiebeschrijvingen voor elke managementniveau minimaal moeten vermelden als ook de personen, die deze functiebeschrijvingen moeten vastleggen.

Artikel 3, dat artikel 7 van hetzelfde besluit vervangt, legt de eigenlijke selectieprocedure vast.

Er wordt voortaan duidelijk gesteld dat SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - de kandidaturen voor elke managementfunctie in ontvangst neemt en valideert.

De ontvankelijk verklaarde kandidaten moeten een reeks ('batterij') geïnformatiseerde tests doorlopen, die door SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - worden georganiseerd.

Deze tests hebben tot doel de selectiecommissie te informeren, maar mogen hoe dan ook geen aanleiding geven tot een voorafgaandelijke interpretatie. De resultaten ervan worden dus in brute vorm overhandigd om de appreciatiecapaciteit van de leden van de selectiecommissie niet te beïnvloeden.

Wij spreken over een reeks tests want het komt erop aan om inzicht te verwerven zowel in de bestuurs- en organisatorische vaardigheden van de kandidaten als in hun persoonlijkheid.

Deze tests moeten natuurlijk gelijkaardig zijn in de twee talen.

Er is rekening gehouden met de opmerking van de afdeling wetgeving van de Raad van State die de Regering vroeg om in de toegelichte bepaling de voormelde inhoud van de geïnformatiseerde tests te verduidelijken.

Vervolgens leggen de kandidaten een mondelinge proef af gebaseerd op een praktijkgeval met betrekking tot de te begeven functie voor één enkele selectiecommissie voor zowel de Franstalige als de Nederlandstalige kandidaten. Zij zullen natuurlijk over de nodige tijd beschikken om dit voor te bereiden.

Concreet houdt zulks in dat de kandidaten in 'situatie' worden gebracht zoals ook het geval was in de assessment centers. De selectiecommissie zal ze evalueren zowel op basis van de gegevens voortvloeiend uit voornoemde testbatterij als op basis van hun reacties met betrekking tot de 'in situatie stelling'. De commissie zal ook hun verdiensten beoordelen.

Hierna stelt de selectiecommissie gezamenlijk een formeel gemotiveerd verslag op over elke kandidaat en neemt hen op hetzij in groep A « zeer geschikt », hetzij groep B « geschikt », hetzij in groep C « minder geschikt », hetzij in groep D « niet geschikt ».

In groep A en B worden de kandidaten gerangschikt.

Met andere woorden enkel de selectiecommissie is bevoegd om een waardeoordeel over de kandidaten uit te spreken en zulks om de eenheid van appreciatie van alle kandidaten van eenzelfde selectie te waarborgen.

Artikel 4, dat artikel 8 van hetzelfde koninklijk besluit vervangt, bepaalt de samenstelling van de selectiecommissie.

Zoals hierboven gesteld, zal er slechts één enkele selectiecommissie meer zijn voor een selectie van een welbepaalde managementfunctie, die wordt belast met de ganse procedure, wat toelaat om tegemoet te komen aan het arrest n° 126.511 van de Raad van State met betrekking tot het vermoeden van niet-naleving van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Ze wordt samengesteld uit externe experts en ambtenaren van een niveau dat ten minste gelijk is aan de functie die moet worden ingevuld.

Onder extern expert verstaat men extern aan het openbaar ambt.

Bovendien hoeven de ambtenaren die deel zullen uitmaken van de selectiecommissie en hoewel ze ten minste van een gelijk niveau zijn, geen mandaat te bekleden.

Deze commissie moet ééntalig zijn, wanneer de selectie slechts wordt opengesteld voor kandidaten van één taalstelsel (Franstalig, Nederlandstalig of Duitstalig).

De commissie is tweetalig als de selectie wordt opengesteld voor kandidaten die onder de twee taalrollen vallen (Franstalig of Nederlandstalig).

In dit laatste geval wordt de commissie taalkundig paritair samengesteld en wordt ze voorgezeten door de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - of door diens afgevaardigde.

Er is rekening gehouden met de opmerking van de afdeling wetgeving van de Raad van State die de Regering vroeg de formulering van taalaanhorigheid te wijzigen, aangezien het begrip « taalrol » een specifiek begrip is uit de taalwetgeving, dat niet gebruikt kan worden om de taalaanhorigheid van niet-ambtenaren aan te duiden. De Regering heeft dan ook besloten te verduidelijken dat deze taalaanhorigheid bepaald zou worden door de taal van het diploma ter afronding van de studies die in aanmerking genomen worden bij de beoordeling van de competentie die nodig is voor de bijzondere opdracht.

Bovendien moet de voorzitter van de selectiecommissie zijn kennis van de tweede landstaal hebben bewezen, conform de bepalingen van de gecoördineerde wetten op het taalgebruik inzake administratieve aangelegenheden.

Als hij deze kennis niet heeft bewezen, zal hij worden bijgestaan door een personeelslid van de andere taalrol die deze kennis wel heeft bewezen.

Wanneer de voorzitter bijgestaan wordt door een wettelijke tweetalige, is deze laatste niet stemgerechtigd.

Er is rekening gehouden met de opmerking van de Raad van State om te voorzien in de hypothese waarbij een managementfunctie enkel vacant verklaard wordt voor kandidaten van één enkele taalrol; een hypothese waarbij het zinloos is te voorzien in de tweetaligheid van de voorzitter van de selectiecommissie of deze te laten bijstaan door een wettelijke tweetalige.

Er wordt tevens een quorum vastgelegd, waaronder de commissie geen geldige beslissingen kan nemen.

Het quorum wordt bepaald op de gewone meerderheid van de leden van de selectiecommissie, voor zover ten minste twee van hen tot dezelfde taalrol behoren als de kandidaat, voor wat betreft de tweetalige selecties en dat elke categorie vertegenwoordigd is door ten minste één lid.

Er wordt bovendien verduidelijkt dat alleen de leden die hebben deelgenomen aan alle debatten, mogen deelnemen aan de besluitvorming.

Wat de profielen betreft van de leden van de selectiecommissie, deze worden bepaald, met uitzondering van deze van de experts in human ressources, zoals vroeger reeds het geval was, door SELOR in samenspraak met de betrokken minister of staatssecretaris voor de Voorzitter van het Directiecomité of de Voorzitter en in samenspraak met de betrokken minister of de staatssecretaris op voorstel van de Voorzitter van het Directiecomité of van de Voorzitter voor de andere managementfuncties.

Daarna maakt SELOR de samenstelling van de selectiecommissie over aan de Minister die bevoegd is voor Ambtenarenzaken en die de samenstelling van de commissie meedeelt aan alle leden van de Regering.

Wanneer één of meerdere Regeringsleden bezwaren formuleren, dient de Minister die bevoegd is voor Ambtenarenzaken een dossier in waarover de Ministerraad moet beslissen, nadat het ter informatie werd overgemaakt aan het betrokken Regeringslid.

De Regering heeft overigens kennis genomen van de opmerking van de afdeling wetgeving van de Raad van State over de vraag of het hierboven beschreven mechanisme geen gevaar inhoudt voor de garantie op een objectieve en onafhankelijke selectie, die men via de tussenkomst van SELOR wil bieden.

De Regering denkt van niet. Het is immers niet omdat het mechanisme waarin hier voorzien is, verschilt van datgene dat uitgewerkt is in het koninklijk besluit van 29 oktober 2001, dat de selectieprocedure daarom minder objectief en onafhankelijk zou zijn. De Ministerraad zal zich ook in de toekomst slechts zeer sporadisch mengen in de samenstelling van de selectiecommissies. Wanneer dit toch gebeurt, moet de Regering haar handeling formeel motiveren, zoals bepaald in de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringen van de bestuurshandelingen. De Regering moet in haar beslissing dus de juridische en feitelijke overwegingen vermelden die aan een dergelijke beslissing ten grondslag liggen. Deze motivering moet relevant en ernstig zijn. Het is dus geenszins de bedoeling van de Regering om SELOR bij de samenstelling van de selectiecommissies niet langer de rol te laten vervullen die haar is toegewezen in de tekst van dit besluit. Er dient evenwel op gewezen te worden dat een Regeringslid binnen wiens diensten de aanwerving gepland is, bezwaar kan hebben tegen de aanwezigheid van een of ander door SELOR voorgesteld lid om redenen die SELOR soms niet kent. Dat betekent echter niet dat het Regeringslid dat bezwaar heeft tegen de manier waarop een selectiecommissie is samengesteld, het zonder enige vorm van controle de handen vrij heeft. Een eerste controle wordt immers uitgevoerd door de Minister die bevoegd is voor Ambtenarenzaken, en de Ministerraad die de eindbeslissing neemt om een lid van de selectiecommissie te wraken.. Zoals reeds eerder aangehaald, blijft SELOR overigens instaan voor de onafhankelijkheid en de objectiviteit van de selectiecommissie en van de leden ervan.

Om de nieuwe procedure te vrijwaren van enige twijfel inzake de objectiviteit ervan, heeft de Regering daarom beslist om in het ontwerp van besluit dat ter ondertekening wordt voorgelegd aan Uwe Majesteit, te bepalen dat, als de Regering een lid van een selectiecommissie wraakt, het steeds de taak zal zijn van SELOR om een nieuwe samenstelling voor te stellen. Met andere woorden, alleen SELOR is gemachtigd om een samenstelling van de selectiecommissie voor te stellen.

Het is evident dat SELOR erop moet toezien dat er geen belangenconflict bestaat tussen de kandidaten en de leden van de selectiecommissie of tussen de leden van de selectiecommissie en de functie die moet worden ingevuld.

Er wordt eveneens voorzien in een plaatsvervangingssysteem, per taalrol en voor elk van de ledencategorieën. De plaatsvervanger zal zitting hebben, wanneer het effectieve lid, vóór het begin van de selectieprocedure, verhinderd zou zijn door een uitzonderlijke hoogdringendheid.

De plaatsvervanger mag slechts deelnemen aan de beslissing, als hij heeft deelgenomen aan alle hoorzittingen.

Om elk risico van schending van de eenheid van beoordeling te vermijden, moeten de plaatsvervangende leden op dezelfde manier en gelijktijdig met de effectieve leden worden aangeduid, zoals de Raad van State voorstelt in zijn arrest nr. 76.745 van 3 oktober 1997, Van Nypelseer : « dat de lijst van de leden van de examencommissie op 13 mei 1997, vastgesteld door de vaste wervingssecretaris drie ambtenaren-bijzitters telde : Mevr. Roland-Bayet, Mevr. Coekelbeghs en de heer Lenaerts; dat daaraan drie plaatsvervangende leden zijn toegevoegd, Mevr. Zeegers en de heren Lambermont en Warnimont; op 2 juni 1997 kwam daar de heer Jonet nog bij; dat continuïteit impliceert de plaatsvervangende leden niet uitsluitend worden in gevallen die als overmacht worden aangemerkt; dat het evenwel abnormaal is dat, alvorens concreet blijkt waarom de werkende leden verhinderd zijn, op georganiseerde en systematische wijze wordt bepaald dat de plaatsvervangende leden zitting hebben.; dat het middel geen betrekking heeft op de systematische aard van de vervanging, maar op de absolute verplichting voor de plaatsvervangende leden om geen zitting te nemen, behalve in overmacht; dat verzoekster overigens niet aanvoert dat er voelbare verschillen zouden geweest zijn in de uitslagen naargelang de samenstelling van de examencommissie; dat het eerste middel niet gegrond is » De experts in human ressources zullen worden gekozen uit een « korf » die zal worden samengesteld op basis van een offerteaanvraag. De experts die worden gekozen om deel uit te maken van deze korf, zullen op een lijst worden gezet die wordt opgesteld op basis van het inschrijvingsnummer in het rijksregister, in stijgende volgorde.

Het spreekt voor zich dat bij de offerteaanvraag de regels inzake de overheidsopdrachten volledig moeten worden nageleefd.

Om de experts in human ressources aan te duiden die deel zullen uitmaken van de selectiecommissie, zal SELOR putten uit deze « korf » en wel volgens de volgorde van de lijst. Nadat de procedure afgesloten is en wanneer er gevraagd wordt de samenstelling van de selectiecommissie te rechtvaardigen, moet SELOR de chronologie van de aanduiding van de experts ter beschikking houden van de Regeringsleden, alsook de bewijsstukken (brief of mail van de expert waarin deze de aanduiding weigert omwille van zijn agenda) die uitleggen waarom er een beroep werd gedaan op een expert in afwijking van de volgorde die werd vastgelegd door de lijst.

Concreet moet SELOR zich eerst wenden tot de eerste persoon op de lijst, wanneer deze weigert tot de tweede enzovoort. Bij elke aanduiding moet SELOR op de lijst de naam vermelden van de persoon die dadelijk volgt op de eerste aangeduide.

Zoals Uwe Majesteit zal vastgesteld hebben, vervangt artikel 5 artikel 9 van hetzelfde koninklijk besluit.

Het neemt bijna letterlijk het vroegere artikel 9 over, maar bepaalt duidelijk wie de Voorzitter van het Directiecomité vervangt, wanneer deze afwezig is.

Het is bovendien evident dat het bijkomend onderhoud moet worden geleid door een persoon die behoort tot de taalrol van de kandidaat of door een officieel tweetalige persoon. Als dit niet het geval is, moet een wettelijk tweetalige aanwezig zijn.

Artikel 6 wijzigt artikel 26 van hetzelfde besluit om het aan te passen aan de nieuwe bepalingen voor wat het eerste lid ervan betreft en heft de twee leden op, gezien die verouderd zijn.

Artikelen 7 en 8 geven geen aanleiding tot commentaar.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Ambtenarenzaken, Mevr. M. ARENA

ADVIES 36650/1 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, door de Minister van Ambtenarenzaken op 20 februari 2004 gevat met een vraag om advies, binnen een termijn van dertig dagen, over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten", heeft, na de zaak te hebben onderzocht in de zittingen van 4 maart 2004 en 11 maart 2004, op deze laatste datum het volgend advies uitgebracht : STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 1. Het om advies voorgelegde ontwerpbesluit strekt tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten. Het beoogt vooreerst een aantal aanpassingen in dat besluit aan te brengen in het licht van het arrest Dewaide, nr. 126.511, van 17 december 2003 van de Raad van State, afdeling administratie. In dat arrest werden, zij het in het raam van een procedure tot schorsing van de tenuitvoerlegging, bepalingen die een vergelijkende selectie voor managementfuncties per taalrol invoeren en daarbij voorzien in twee afzonderlijke selectiecommissies, in strijd bevonden met het grondwettelijke beginsel van de gelijke toegang tot het openbaar ambt.

In het voorliggende ontwerp wordt derhalve voorzien in slechts één enkele selectiecommissie en -procedure.

Voorts worden een aantal andere aanpassingen aangebracht in de selectieprocedure. Zo worden voortaan door SELOR, voorafgaand aan de mondelinge proef, geïnformatiseerde testen georganiseerd, worden het huidige assessment door externe evaluatoren en de huidige mondelinge proef vervangen door één enkele mondelinge proef voor de selectiecommissie uitgaande van een praktijkgeval dat verband houdt met de te begeven managementfunctie. Ook de regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van de, voortaan unieke, selectiecommissie worden aangepast. 2. Het ontwerp wijzigt het statuut van het rijkspersoneel.Het vindt rechtsgrond in de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet.

ONDERZOEK VAN DE TEKST Voorafgaande opmerking Het ontwerp bevat een aantal bepalingen die gelijkluidend of nagenoeg gelijkluidend zijn met bepalingen die thans reeds voorkomen in het koninklijk besluit van 29 oktober 2001, dat in de plaats is gekomen van het koninklijk besluit van 2 mei 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten.

Met betrekking tot die bepalingen wordt verwezen naar het advies 31.372/1 van 22 maart 2001 (1).

Aanhef Het tweede lid van de aanhef dient als volgt te worden geredigeerd : « Gelet op het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten, inzonderheid op de artikelen 5 tot 7, 8, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 februari 2003, 9, 25 en 26;".

Artikel 2 De Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 6, § 1, moet meer in overeenstemming worden gebracht met de Franse tekst van die bepaling.

Artikel 3 De inhoud van de bij het ontworpen artikel 7, § 2, tweede lid, bedoelde geïnformatiseerde testen dient in het ontworpen besluit zelf - en niet alleen in het verslag aan de Koning - te worden omschreven.

Artikel 4 1. In het ontworpen artikel 8, § 1, eerste lid, 2°, 3° en 4°, wordt gewag gemaakt van, respectievelijk, een externe expert inzake management, een externe expert inzake human ressources management en een externe expert met ervaring in of een bijzondere kennis van de functiespecifieke aangelegenheden.Die experten, en hun plaatsvervangers, worden "per taalrol" aangewezen.

Het begrip "taalrol" is evenwel een specifiek begrip uit de taalwetgeving, dat niet kan worden aangewend om de taalaanhorigheid van niet-ambtenaren aan te wijzen. Willen de stellers van het ontwerp die aanhorigheid toch bepalen, dan zal daartoe een ander criterium dan dat van de "taalrol" moeten worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld het criterium van de taal van het diploma van de betrokkene. 2. Bij de concrete werking van de in artikel 8, § 1, bedoelde selectiecommissies zal ervoor dienen te worden gewaakt dat de leden ervan die niet tot dezelfde taalaanhorigheid als die van de kandidaten behoren, in staat zijn of worden gesteld om het optreden van de kandidaten of de stukken die op de selectie betrekking hebben, te begrijpen.3. Men schrijve in het ontworpen artikel 8, § 1, eerste lid, 5°, "openbare instelling" in plaats van "instelling van openbaar nut" en, in de Nederlandse tekst van die bepaling, "een federaal ministerie" in plaats van "een federale ministerie".4. Het in het ontworpen artikel 8, § 1, derde lid, aan de voorzitter van de selectiecornnissie opgelegde vereiste van kennis van de tweede landstaal, is zinledig in de hypothese dat een managementfunctie enkel vacant is verklaard voor kandidaten van één taalrol.De genoemde bepaling dient te worden aangepast teneinde rekening te kunnen houden met die hypothese.

In de Nederlandse tekst van diezelfde bepaling schrijve men bovendien "artikel 43, § 3, derde lid" in plaats van "artikel 43, § 3, 3° lid,". 5. In het ontworpen artikel 8, § 2, wordt, anders dan thans het geval is (2), voorzien in de mogelijkheid voor de Ministerraad om de samenstelling van de selectiecommissie te wijzigen. Vraag is of aldus de waarborg van een objectieve en onafhankelijke selectie, die juist door de inschakeling van SELOR wordt beoogd, en door artikel 9, § 3, van het APKB (3) tot algemeen beginsel is verheven, niet dreigt in het gedrang te komen. 6. In de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 8, § 2, schrijve men "deelt de samenstelling... mee" in plaats van "maakt de samenstelling... over".

Een gelijkaardige opmerking geldt ten aanzien van het ontworpen artikel 9, §§ l, eerste lid, en 2, eerste lid (artikel 5 van het ontwerp). 7. De structuur van de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 8, § 3, eerste lid, loopt mank en dient derhalve te worden aangepast. Bovendien zijn de Nederlandse en de Franse tekst van die bepaling niet volledig concordant, wat dient te worden verholpen. 8. In de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 8, § 4, schrijve men "binnen vijftien werkdagen" in plaats van "in de vijftien werkdagen". Artikel 5 1. De Nederlandse en de Franse tekst van het ontworpen artikel 9, § l, tweede lid, zijn niet geheel concordant, wat dient te worden verholpen (4). Eenzelfde opmerking geldt ten aanzien van het ontworpen artikel 9, § 2, tweede lid. 2. In het verslag aan de Koning wordt met betrekking tot het in het ontworpen artikel 9, § 2, tweede lid, bedoelde aanvullende onderhoud het volgende vooropgesteld : « Het is bovendien evident dat het bijkomend onderhoud moet worden geleid door een persoon die behoort tot de taalrol van de kandidaat of door een officieel tweetalige persoon.Als dit niet het geval is, moet een wettelijk tweetalige aanwezig zijn. » Er dient effectief voor te worden gewaakt dat diegene die het aanvullend onderhoud afneemt, in staat is of wordt gesteld de kandidaat te begrijpen. 3. In de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 9, § 3, schrijven men beter "bedoeld in" in plaats van "vermeld in". Artikel 6 In de Nederlandse tekst van het bij artikel 6 te vervangen zinsdeel schrijve men beter "de vergelijkende selectie, bedoeld in artikel 7" in plaats van "de in artikel 7 vermelde selectie".

Artikel 7 Men schrijve in de Nederlandse tekst van artikel 7, 2°, "het tweede en het derde lid" in plaats van "de tweede en derde leden".

De kamer was samengesteld uit : de heren : M. VAN DAMME, kamervoorzitter;

J. BAERT, J. SMETS, staatsraden;

Mevr. G. VERBERCKMOES, toevoegen riffier.

Het verslag werd uitgebracht door de H. B. WEEKERS, auditeur.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. J. SMETS. De griffier, G. VERBERCKMOES De voorzitter, M. VAN DAMME _______ Nota's (1) Belgisch Staatsblad, 8 mei 2001, 14.960 e.v. (2) Thans beschikt de Ministerraad enkel over de mogelijkheid, en alleen met betrekking tot de selectie van de voorzitters van de directiecomités en de kandidaten voor de managementfuncties -1, om opmerkingen te formuleren omtrent de samenstelling van de selectiecommissie, waarna SELOR op een gemotiveerde wijze beslist (artikel 8, § 1, derde lid, van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001).(3) Koninklijk besluit van 22 december 2000 tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de diensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en van de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van de Franse Gemeenschapscommissie, alsook op de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen.(4) In de Franse tekst van die bepaling vervange men bovendien het woord "prévu" door het woord "organisé". 15 JUNI 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten, inzonderheid op de artikelen 5 tot 7, 8, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 februari 2003, 9, 25 en 26;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 januari 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 12 februari 2004;

Gelet op het protocol nr. 478 van 11 februari 2004 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op het advies 36.650/1 van de Raad van State, gegeven op 11 maart 2004 in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 5 van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 5.§ 1. Om deel te nemen aan de vergelijkende selecties voor de functie van voorzitter van het directiecomité en een managementfunctie -1 moeten de kandidaten houder zijn van een functie van niveau 1 of kunnen deelnemen aan een vergelijkende selectie voor een functie van niveau 1.

De kandidaten voor een functie van voorzitter van het directiecomité en een managementfunctie -1 dienen over een managementervaring van minstens zes jaar te beschikken of tien jaar nuttige beroepservaring te hebben. Onder managementervaring wordt verstaan ervaring inzake beheer in een overheidsdienst of in een organisatie uit de privé-sector. § 2. Om deel te nemen aan een vergelijkende selectie voor een managementfunctie -2 en -3 moeten de kandidaten gedurende minstens zes jaar titularis zijn van een functie van niveau 1 in een ministerie of federale overheidsdienst, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 7 november 2000 houdende oprichting en samenstelling van de organen die gemeenschappelijk zijn aan iedere federale overheidsdienst. »

Art. 2.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 6.§ 1. De kandidaten voor een managementfunctie moeten over de competenties en de relationele vaardigheden, alsook over de vaardigheden op het vlak van organisatie en beheer beschikken die worden bepaald in de functiebeschrijving en het competentieprofiel van de te begeven managementfunctie. § 2. De functiebeschrijving en het competentieprofiel van een binnen een federale overheidsdienst te begeven managementfunctie worden bepaald : 1° voor de functie van voorzitter van het directiecomité, door de minister;2° voor de managementfunctie -1, door de minister, op voorstel van de voorzitter van het directiecomité;3° voor de managementfunctie -2, door de minister, op voorstel van de voorzitter van het directiecomité en de houder van de managementfunctie -1;4° voor de managementfunctie -3, door de minister, op voorstel van de voorzitter van het directiecomité en de houder van de managementfunctie -2. § 3. De functiebeschrijving en het competentieprofiel van een binnen een federale programmatorische overheidsdienst te begeven managementfunctie worden bepaald : 1° voor de voorzitter, door de bevoegde minister of de bevoegde staatssecretaris;2° voor de overige managementfuncties, door de bevoegde minister of de bevoegde staatssecretaris op voorstel van de voorzitter.»

Art. 3.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 7.§ 1. De kandidaturen worden ingediend bij SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - die de toelaatbaarheid ervan onderzoekt, rekening houdend met de algemene en specifieke toelatingsvoorwaarden.

De kandidaturen die toelaatbaar worden verklaard door SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - worden aan de selectiecommissie overgemaakt. § 2. De kandidaten wier kandidatuur toelaatbaar werd verklaard, leggen voor de selectiecommissie een mondelinge proef af, uitgaande van een praktijkgeval dat verband houdt met de te begeven managementfunctie.

Deze proef heeft tot doel zowel de competenties die eigen zijn aan de te begeven functie als de vaardigheden die vereist zijn voor de uitoefening van een managementfunctie, te evalueren.

De mondelinge proef wordt voorafgegaan door geïnformatiseerde testen, die door Selor en per taalrol worden georganiseerd en die ertoe strekken de management- en organisatorische vaardigheden van de kandidaten, alsook hun persoonlijkheid te testen. De inhoud van deze testen is dezelfde in het Frans en het Nederlands. De resultaten van de testen worden meegedeeld aan de selectiecommissie die als enige de resultaten ervan beoordeelt en evalueert. § 3. Na de testen en de proef bedoeld in § 2 en na de vergelijking van de diploma's en verdiensten van de kandidaten, worden de kandidaten ingedeeld hetzij in groep A « zeer geschikt », hetzij in groep B « geschikt », hetzij in groep C « minder geschikt », hetzij in groep D « niet geschikt ». Deze indeling wordt gemotiveerd.

In de groep A en de groep B worden de kandidaten gerangschikt. »

Art. 4.Artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 februari 2003, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 8.§ 1. De selectiecommissie wordt samengesteld uit : 1° de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid of zijn afgevaardigde, voorzitter;2° twee externe experts inzake management;3° twee externe experts inzake human ressources management;4° twee externe experts met ervaring of een bijzondere kennis van de materie die eigen is aan de te begeven functie;5° vier ambtenaren uit een andere federale overheidsdienst of federale programmatorische overheidsdienst dan degene waarvoor een selectieprocedure voor een managementfunctie wordt georganiseerd, uit een federaal ministerie, uit een openbare instelling van sociale zekerheid, uit een federale wetenschappelijke instelling, uit een federale instelling van openbaar nut of uit diensten van de Gewest- of Gemeenschapsregeringen of uit de Colleges van de Gemeenschapscommissies, die functies uitoefenen die minstens gelijkwaardig zijn aan de te begeven managementfunctie;6° een plaatsvervanger voor elk van de leden vermeld onder 2° tot 5°. Dezen worden terzelfdertijd aangesteld als de effectieve leden.

De taalpariteit wordt gewaarborgd binnen elk van de categorieën van effectieve en plaatsvervangende leden van de selectiecommissie. Voor wat de leden betreft, bedoeld in het eerste lid, 2°, 3° en 4°, en hun plaatsvervangers, bepaalt de taal van het getuigschrift of het diploma dat bewijst dat men geslaagd is voor de studies die in aanmerking worden genomen voor de beoordeling van de competentie die nodig is voor de expertiseopdracht, tot welke taal ze behoren. Wat de leden, bedoeld in het eerste lid, 5°, en hun plaatsvervangers betreft, bepaalt de taalrol van het personeelslid of de toepassing van de artikelen 35 tot 41 van de gewone wet van 9 augustus 1980 over de institutionele hervormingen, tot welke taal ze behoren.

De profielen van de effectieve leden van de selectiecommissie bedoeld in het eerste lid, 2°, 4° en 5°, alsook deze van hun vervangers, worden bepaald in samenspraak met : 1° de betrokken minister, voor de voorzitter van het directiecomité;2° de betrokken minister of desgevallend, de betrokken staatssecretaris, voor de voorzitter;3° de betrokken minister of desgevallend de betrokken staatssecretaris, op voorstel van de betrokken voorzitter van het directiecomité of desgevallend, de betrokken voorzitter, voor de overige managementfuncties. Wanneer een managementfunctie wordt vacant verklaard voor kandidaten van twee taalrollen, dient de voorzitter van de selectiecommissie hetzij de kennis van de tweede taal bewezen te hebben conform artikel 43, § 3, derde lid, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, hetzij te worden bijgestaan door een ambtenaar die deze kennis heeft bewezen.

Indien een managementfunctie uitsluitend is vacant verklaard voor kandidaten van één enkele taalrol, behoren de commissieleden bedoeld in het eerste lid tot deze taalrol. § 2. De afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - deelt de samenstelling van de selectiecommissie met inbegrip van de plaatsvervangers, mee aan de minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken. Deze brengt dadelijk de regeringsleden op de hoogte, die over een termijn van zeven werkdagen beschikken om hem hun bezwaren kenbaar te maken. In dit geval legt de minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken, een volledig dossier ter beslissing voor aan de Ministerraad, nadat hiervan een kopie werd overgemaakt aan het betrokken regeringslid.

Als de Ministerraad op basis van het dossier dat voorgelegd werd door de minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken, een lid van de selectiecommissie wraakt, benoemt SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - een ander lid; in dat geval is het eerste lid van toepassing. § 3. De selectiecommissie kan slechts op geldige wijze overgaan tot het horen van de kandidaten en tot de deliberatie voor zover de meerderheid van de leden aanwezig is, minstens twee van de leden tot de taalrol van de kandidaat behoren en elke categorie van leden bedoeld in § 1, eerste lid, 2° tot 5°, vertegenwoordigd is.

Alleen de commissieleden die hebben deelgenomen aan het horen van al de kandidaten, kunnen deelnemen aan de deliberatie met het oog op de indeling van de kandidaten in de groepen A, B, C of D en op hun rangschikking in de groepen A en B. Geen enkel lid kan zich onthouden.

Bij staking van stemmen beslist de voorzitter. § 4. De kandidaten worden ingelicht over hun indeling in groep A, B, C of D en hun rangschikking in de groepen A en B binnen vijftien werkdagen na de deliberatie door de selectiecommissie. »

Art. 5.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 9.§ 1. Voor wat betreft de binnen de federale overheidsdiensten te begeven managementfuncties, deelt SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - het resultaat van de procedure bedoeld in artikel 7 mee: 1° aan de betrokken minister, voor de functie van voorzitter van het directiecomité;2° aan de voorzitter van het directiecomité, voor de andere managementfuncties. Met de kandidaten van groep A wordt een aanvullend onderhoud georganiseerd met de bedoeling hen te vergelijken wat betreft hun specifieke competenties, hun relationele en managementvaardigheden zoals bepaald in de functiebeschrijving en het competentieprofiel van de te begeven managementfunctie. Dit onderhoud wordt geleid : 1° voor de werving van de voorzitter van het directiecomité, door de minister;2° voor de werving van de houder van de managementfunctie -1, door de voorzitter van het directiecomité;3° voor de werving van de houder van de managementfunctie -2, door de houder van de managementfunctie -1 en de voorzitter van het directiecomité;4° voor de werving van de houder van de managementfunctie -3, door de houders van de managementfuncties -1 en -2 en de voorzitter van het directiecomité. Een verslag van elk onderhoud wordt opgemaakt en bij het aanstellingsdossier gevoegd.

Bij afwezigheid van de voorzitter van het directiecomité wordt deze vervangen, bij het aanvullend onderhoud voor de werving van de houder van een managementfunctie -2 of -3, door de functionele directeur van de stafdienst personeel en organisatie of door de houder van een managementfunctie -1 die daartoe door de minister of staatssecretaris werd aangewezen. § 2. Voor wat betreft de binnen de federale programmatorische overheidsdiensten te begeven managementfuncties, deelt SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - het resultaat van de procedure, bedoeld in artikel 7, mee : 1° aan de bevoegde minister of staatssecretaris, voor de voorzitter;2° aan de voorzitter, voor de overige managementfuncties. Met de kandidaten van groep A wordt een aanvullend onderhoud georganiseerd, met de bedoeling de kandidaten te vergelijken wat betreft hun specifieke competenties, hun relationele en managementvaardigheden zoals bepaald in de functiebeschrijving en het competentieprofiel van de te begeven managementfunctie. Dit onderhoud wordt geleid : 1° voor de werving van de voorzitter, door de bevoegde minister of bevoegde staatssecretaris;2° voor de werving van de houders van de overige managementfuncties, door de voorzitter. Een verslag van elk onderhoud wordt opgemaakt en bij het aanstellingsdossier gevoegd. § 3. Bij uitputting van groep A, wordt de procedure bedoeld in §§ 1 en 2 herhaald voor de kandidaten van groep B. »

Art. 6.In artikel 25, tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden « voldaan te hebben aan de in artikel 5 vermelde vergelijkende selectie » vervangen door de woorden « voldaan te hebben aan de vergelijkende selectie, bedoeld in artikel 7 ».

Art. 7.In artikel 26 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « bedoeld in artikel 6, § 1, tweede lid » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 5, § 1, tweede lid »;2° het tweede en het derde lid worden opgeheven.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 9.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 juni 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Ambtenarenzaken, Mevr. M. ARENA

^