Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 maart 2000
gepubliceerd op 20 april 2000

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 1997 houdende nadere omschrijving van de associatie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moet voldoen

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2000022281
pub.
20/04/2000
prom.
15/03/2000
ELI
eli/besluit/2000/03/15/2000022281/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 MAART 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 1997 houdende nadere omschrijving van de associatie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moet voldoen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, inzonderheid op artikel 69, 3°, gewijzigd bij de wetten van 30 december 1988 en 21 december 1994;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 1997 houdende nadere omschrijving van de associatie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moet voldoen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 juni 1998;

Gelet op het advies van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, gegeven op 16 december 1999;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door het feit dat ingevolge de wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 1997 houdende nadere omschrijving van de associatie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moet voldoen, bij het koninklijk besluit van 23 juni 1998, het mogelijk is geworden om het voorwerp van de associatie, met name een zorgprogramma, ziekenhuisdienst, -functie, -afdeling, medische of medisch-technische dienst over meerdere vestigingsplaatsen te verspreiden, en dit zelfs zonder dat op elke plaats aan alle erkenningsnormen, in casu deze inzake activiteitsniveau, moet worden voldaan; dat op deze wijze ook aan elke programmatie of beperking van aantallen, kan worden ontsnapt; dat slechts zeer recent op het terrein in concreto een aanzienlijke toename van het aantal van bepaalde diensten wordt voorbereid; dat zulks aanzienlijke gevolgen zal hebben voor de kwaliteit van de verzorging; dat een opheffing van de mogelijkheid tot oprichting van bijkomende diensten bij absolute hoogdringendheid geboden is;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 20 januari 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 6 van het koninklijk besluit van 25 april 1997 houdende nadere omschrijving van de associatie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moet voldoen, gewijzigd bij koninklijk besluit van 23 juni 1998, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art. 6, § 1. Behoudens de uitzonderingen door Ons bepaald, mag het voorwerp van de associatie zich slechts op meerdere vestigingsplaatsen bevinden indien deze vestigingsplaatsen overeenstemmen met campi van ziekenhuizen die tot de associatie zijn toegetreden en voor zover op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst het voorwerp in de voornoemde campi werd uitgebaat en was erkend indien hiervoor erkenningsnormen van toepassing waren.

Behoudens de door Ons bepaalde uitzonderingen, dient in het geval dat het voorwerp van de associatie zich bij toepassing van het eerste lid op meerdere vestigingsplaatsen bevindt, elk samenstellend deel ervan aan alle opgelegde erkenningsnormen te voldoen.

In het geval van toepassing van het eerste lid, dient, behoudens door Ons bepaalde uitzonderingen, door de bevoegde overheid per vestigingsplaats afzonderlijk een zorgprogramma, ziekenhuisdienst, -functie, -afdeling, medische dienst of medische-technische dienst te worden erkend en programmatorisch in rekening gebracht. § 2. In toepassing van de in § 1, tweede lid, bedoelde uitzondering, moeten de functie ziekenhuisapotheek, de functie klinische biologie en de dienst medische beeldvorming slechts gezamenlijk voldoen aan de opgelegde erkenningsnormen. »

Art. 2.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 9.Wanneer een ziekenhuis, met het oog op een erkenning van het ziekenhuis of van zorgprogramma's, ziekenhuisdiensten, -functies, -afdelingen, medische diensten of medisch-technische diensten, als randvoorwaarde over bepaalde zorgprogramma's, ziekenhuisdiensten, -functies, -afdelingen, medische diensten of medisch-technische diensten moet beschikken, volstaat het niet dat deze worden uitgebaat door een erkende associatie waarbij het bedoelde ziekenhuis is toegetreden, behoudens bij uitzonderingen door Ons bepaald. »

Art. 3.§ 1. De bepalingen van de artikelen 20, §§ 2 en 3, van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, gelden als uitzonderingen bedoeld in artikel 6, § 1, eerste en tweede lid, van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd bij dit besluit. § 2. De bepalingen van artikel 28 van het koninklijk besluit van 15 februari 1999 tot vaststelling van de normen waaraan de zorgprogramma's « reproductieve geneeskunde » moeten voldoen om erkend te worden, gelden als uitzonderingen bedoeld in artikel 6, § 1, eerste en tweede lid, van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd bij dit besluit. § 3. De bepalingen van artikel 24 van het koninklijk besluit van 16 juni 1999 houdende vaststelling van de normen waaraan de zorgprogramma's « cardiale pathologie » moeten voldoen om erkend te worden, gelden als uitzonderingen, bedoeld in artikel 6, § 1, eerste, tweede en derde lid, van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd bij dit besluit.

Art. 4.De op de datum van inwerkingtreding van dit besluit bestaande associaties waarvan het voorwerp zich op meerdere vestigingsplaatsen bevindt, en welke niet beantwoorden aan de voorwaarden van artikel 6, § 1, van hetzelfde besluit van 25 april 1997, zoals gewijzigd bij dit besluit, dienen binnen een termijn van 12 maanden na de inwerkingtreding van dit besluit te worden gegroepeerd tot één enkele vestigingsplaats.

Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 6.Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 maart 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, M. AELVOET De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE

^