Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 maart 2010
gepubliceerd op 02 april 2010

Koninklijk besluit tot regeling van bepaalde methodes van bewaking

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2010000176
pub.
02/04/2010
prom.
15/03/2010
ELI
eli/besluit/2010/03/15/2010000176/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 MAART 2010. - Koninklijk besluit tot regeling van bepaalde methodes van bewaking


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, artikelen 8, §§ 4 en 5, gewijzigd bij de wet van 7 mei 2004, 8, § 6ter, vierde lid, gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, 9, §§ 3 en 4, gewijzigd bij de wet van 7 mei 2004, en 16, tweede lid, gewijzigd bij de wet van 7 mei 2004;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 april 2003 tot regeling van bepaalde methodes van bewaking;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 augustus 2009;

Gelet op het advies nr. 47.489/2 van de Raad van State, gegeven op 17 december 2009, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.In het kader van de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1°de wet : de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid; 2° bewakingsactiviteiten : activiteiten bedoeld in artikel 1, § 1, van de wet;3° bewakingsagent : personeelslid van een bewakingsonderneming of een interne bewakingsdienst die belast is met het uitoefenen van bewakingsactiviteiten of deze uitoefent;4° site : plaats, uitgebaat door één onderneming, bestaande uit één of meerdere delen die, ofschoon dat ze gescheiden kunnen zijn door één of meerdere openbare wegen, aan elkaar palen;5° mobiele bewaking : bewakingsactiviteit zoals bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 1°, van de wet, waarbij de bewakingsagent zich, met uitsluiting van de verplaatsingen binnen een site en rond een site, op de openbare weg verplaatst van goed naar goed om er toezicht uit te oefenen, met inbegrip van interventie na alarm;6° statische bewaking : bewakingsactiviteit zoals bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 1°, van de wet, uitgezonderd mobiele bewaking;7° oproepcentrale : centraal aanspreekpunt, waarmee bewakingsagenten tijdens het uitvoeren van hun activiteiten permanent kunnen communiceren;8° omvalalarm : een systeem dat bij de oproepcentrale automatisch een alarmsignaal genereert wanneer de drager van het systeem langer dan 30 seconden horizontaal ligt;9° stil alarm : een systeem dat bij het indrukken van een bedieningsknop, uitsluitend bij de oproepcentrale een alarmsignaal genereert;10° lokalisatiesysteem : systeem dat de oproepcentrale in staat stelt de plaats te bepalen van een voertuig of van een persoon;11° winkelinspectie : bewakingsactiviteit zoals bedoeld in artikel 1, § 1, 5°, van de wet, waarbij de bewakingsagent controle uitoefent op het gedrag van klanten teneinde diefstallen te voorkomen of vast te stellen;12° derde : andere persoon dan de bewakingsagent(en);13° dansgelegenheid : gelegenheid waarvan uit de materiële organisatie van de plaats, of de bekomen toestemmingen of vergunningen, het maatschappelijk doel of de handelsactiviteit van de natuurlijke of rechtspersoon die ze uitbaat, of de organisatie van het evenement, of de publiciteit of de aankondiging ervan, blijkt dat ze door de organisator of de beheerder onder meer bestemd is om te dansen;14° gewoonlijke dansgelegenheid : een plaats die gewoonlijk onder meer bestemd is als dansgelegenheid;15° occasionele dansgelegenheid : een plaats die naar aanleiding van een evenement dat er tijdelijk plaatsvindt, onder meer bestemd is als dansgelegenheid;16° beheerder : de beheerder van een café, bar, kansspelinrichting of gewoonlijke dansgelegenheid waar bewakingsactiviteiten plaatsvinden;17° organisator : de organisator van een evenement in een occasionele dansgelegenheid waar bewakingsactiviteiten plaatsvinden;18° administratie : de Directie Private Veiligheid bij de Algemene Directie Veiligheid en Preventie bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken. HOOFDSTUK 2. - Oproepcentrale

Art. 2.De oproepcentrale behandelt onmiddellijk de oproepen van bewakingsagenten en de signalen uitgaande van de systemen waarmee zijzelf of hun voertuigen zijn uitgerust.

De oproepcentrale heeft minstens volgende functies : 1° ontvangen van oproepen van de bewakingsagenten, hen hulp en bijstand bieden;daartoe moet de oproepcentrale in de mogelijkheid zijn om volgende signalen te ontvangen en als dusdanig te herkennen : a) oproepen uitgaande van communicatiesystemen waarmee de bewakingsagenten zijn uitgerust;b) alarmsignalen uitgaande van de omvalalarmen en de stille alarmen waarmee de bewakingsagenten zijn uitgerust;c) de lokalisatie van de bewakingsagenten en hun voertuigen.2° rechtstreeks verstrekken van onderrichtingen aan de bewakingsagenten;3° verstrekken van interventieondersteunende informatie aan de brandweer, politie- en hulpdiensten;daartoe dient de oproepcentrale minstens volgende informatie te kunnen verstrekken : a) de plaats waar een bewakingsagent zich vermoedelijk op een bewaakte site bevindt;b) het merk, het model, de kleur en de nummerplaat van de wagen waarmee de bewakingsagent rijdt;c) de aard van de noodoproep of van het alarmsignaal en de mogelijke reden ervan;d) de toegangsmogelijkheden tot de site;e) de naam en het telefoonnummer van de contactpersoon van de site;f) de naam het telefoonnummer van de verantwoordelijke over de bewakingsagenten.4° rapporteren aan het leidinggevend personeel van de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst waartoe de bewakingsagent behoort.

Art. 3.Om haar functies te kunnen vervullen moet de oproepcentrale te allen tijde in verbinding kunnen treden met : 1° de bewakingsagenten voor wie ze het centraal aanspreekpunt vormt;2° de brandweer, politie- en/of hulpdiensten;3° de verantwoordelijke van de bewakingsagenten.

Art. 4.De permanentie in de oproepcentrale wordt verzekerd door minstens twee bewakingsagenten, die voldoen aan de opleidingsvereisten, bedoeld in artikel 18 van het koninklijk besluit van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen.

In afwijking van wat bepaald is in het eerste lid, kan de permanentie van de oproepcentrale die deel uitmaakt van een interne bewakingsdienst en gevestigd is op dezelfde site als deze waar de bewakingsagenten van de betrokken interne bewakingsdienst bewakingsactiviteiten uitvoeren, bemand worden door één bewakingsagent.

Art. 5.De oproepcentrale maakt deel uit : 1° van, hetzij, de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst, waartoe de bewakingsagenten behoren, waarvoor ze als centraal aanspreekpunt optreedt;2° van, hetzij, een alarmcentrale, bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 4° van de wet, waarmee de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst een schriftelijke overeenkomst heeft om als centraal aanspreekpunt op te treden voor haar bewakingsagenten.

Art. 6.Volgende bewakingsagenten hebben tijdens de uitvoering van hun werkzaamheden ten allen tijde een communicatiemogelijkheid met een oproepcentrale : 1° zij die mobiele bewakingsactiviteiten uitvoeren;2° zij die statische bewakingsactiviteiten uitoefenen op plaatsen waar er geen andere bewakingsagent of derden geacht worden aanwezig te zijn;3° zij die activiteiten uitvoeren van winkelinspectie. HOOFDSTUK 3. - Mobiele bewaking

Art. 7.Mobiele bewaking gebeurt : 1° ofwel door tenminste twee bewakingsagenten, uitgerust met een communicatiesysteem met de oproepcentrale;2° ofwel door één bewakingsagent, uitgerust met een communicatiesysteem met de oproepcentrale, een omvalalarm, een stil alarm en een lokalisatiesysteem.

Art. 8.De voertuigen voor mobiele bewaking zijn minstens uitgerust met : 1° een voertuigkenteken dat een snelle identificatie van het voertuig door de politiediensten mogelijk maakt;2° een zoeklicht;3° een opschrift, dat de vergunning afgeleverd door de minister van binnenlandse zaken aan de bewakingsonderneming of aan de interne bewakingsdienst waartoe ze behoren, vermeldt.

Art. 9.Het voertuigkenteken, bedoeld in artikel 8, 1°, en zoals bepaald in bijlage 1 van dit besluit, bestaat uit een ronde zelfklever van 20 cm doorsnede. Hij dient op de achterzijde van het voertuig in de onmiddellijke buurt van de nummerplaat te worden aangebracht. Ieder voertuigkenteken is voorzien van een geïndividualiseerd nummer.

Art. 10.Het voertuigkenteken wordt aan de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst, die het voertuig in gebruik heeft, afgegeven door de administratie.

Art. 11.Het voertuigkenteken moet onmiddellijk verwijderd en vernietigd worden vanaf het ogenblik dat een voertuig niet langer voor taken van mobiele bewaking wordt gebruikt of vanaf het ogenblik dat de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst aan wie het voertuigkenteken werd afgegeven, het voertuig niet langer in gebruik heeft.

Art. 12.De bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst houdt op de zetel van de onderneming een geactualiseerd register bij, waarin voor elk voertuigkenteken de identificatiegegevens van het voertuig dat ermee is uitgerust en de datum waarop dit is gebeurd, zijn vermeld. Dit register dient te worden voorgelegd bij controles of op vraag van gerechtelijke overheden.

Art. 13.Alvorens een onroerend goed te betreden controleren de bewakingsagenten die activiteiten van mobiele bewaking uitvoeren, de buitenzijde ervan. Bij het aantreffen van verdachte elementen, beëindigen ze onmiddellijk hun controle en verwittigen ze de oproepcentrale die op haar beurt de politie verwittigt. De bewakingsagenten wachten in het voertuig en zetten het zoeklicht aan in afwachting dat de politie, brandweer en/of hulpdiensten ter plaatse komen. Indien ze kunnen toegang hebben tot het goed en daartoe volmacht gekregen hebben door de bewoner, verlenen ze, in zijn naam, de politie, brandweer en/of hulpdiensten toegang tot het onroerend goed. Ze betreden het onroerend goed slechts voorafgegaan door de politie. HOOFDSTUK 4. - Winkelinspectie

Art. 14.De bewakingsagent die activiteiten van winkelinspectie uitoefent, voert zijn activiteit uit in overeenkomst met de bepalingen zoals voorzien in artikel 8, § 6ter, van de wet, en volgens de volgende procedure : 1° hij kan een winkelklant, verdacht van diefstal, slechts aanspreken op voorwaarde dat hij duidelijk zichtbaar drager is van de identificatiekaart of een herkenningsteken, zoals bedoeld in artikel 8, § 3, vierde lid, van de wet;2° de bewakingsagent deelt, onmiddellijk nadat hij hem heeft aangesproken, aan de klant mee dat hij het recht heeft om, enerzijds, de aanwezigheid van een getuige te eisen en, anderzijds, te eisen dat de plaats waar zal worden vastgesteld dat bepaalde goederen niet betaald zijn, waar een overeenkomst tot betaling van deze goederen zal worden afgesloten of waar een verdachte in afwachting van de komst van de politie zal worden opgehouden, een lokaal is, buiten het zicht van het publiek;3° voor zover de bewakingsagent zelf heeft vastgesteld dat een winkelklant een misdrijf pleegde, kan hij hem staande houden, uitsluitend onder de voorwaarden bepaald in artikel 1, 3°, van de wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis;4° de bewakingsagent kan de winkelklant vragen hem vrijwillig de goederen te overhandigen;hij kan echter niet overgaan tot een verdere controle van de goederen die de winkelklant bij zich draagt.

Art. 15.De bewakingsagent die activiteiten van winkelinspectie uitoefent, brengt op alle documenten die hij opstelt of invult de naam aan van de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst waarvoor hij werkt en het nummer van zijn identificatiekaart. HOOFDSTUK 5. - Honden

Art. 16.Bij de uitoefening van bewakingsactiviteiten kunnen honden enkel worden gebruikt : 1° als preventief afschrikmiddel;2° voor het speuren naar explosieve stoffen of naar stoffen die voor de aanmaak van explosieve stoffen kunnen aangewend worden, bij de uitoefening van de bewakingsactiviteit, zoals bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 1°, van de wet.

Art. 17.Honden kunnen nooit als wapen worden gebruikt of worden ingezet om aan te vallen.

Art. 18.Het gebruik van een hond is onderworpen aan de voorafgaande toestemming van de Minister van Binnenlandse Zaken in het geval van : a) het eerste gebruik van een hond door de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst;b) in gesloten plaatsen, die publiek toegankelijk zijn;c) het gebruik van een hond, volgens de wijze bedoeld in artikel 16, 1°, bij de uitoefening van activiteiten, zoals bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 5°, van de wet.

Art. 19.Voor de uitoefening van de activiteit volgens de wijze bedoeld in artikel 16, 1°, kunnen enkel herdershonden worden gebruikt.

Het inzetten van honden voor de activiteit, bedoeld in artikel 16, 2° : 1° kan enkel gebeuren in niet voor het publiek toegankelijke plaatsen;2° is enkel preventief en kan niet gebeuren na bomalarm of nadat op een andere wijze het vermoeden bestaat dat er op de plaats explosieve stoffen aanwezig zijn.

Art. 20.De hond is tijdens de uitoefening van de activiteit, bedoeld in artikel 16, 1°, ten allen tijde aan een leiband met een maximumlengte van twee meter en gemuilband op een wijze dat de hond niet kan bijten en de muilband niet als wapen kan gebruikt worden. HOOFDSTUK 6. - Lampen

Art. 21.Het dragen van lampen waarvan de lengte meer dan 33 cm bedraagt, is verboden. HOOFDSTUK 7. - Cafés, bars, kansspelinrichtingen en dansgelegenheden Afdeling 1. - Toestemmingen en bewakingsovereenkomst

Art. 22.De beheerder en de organisator zorgen ervoor dat op de voor het publiek toegankelijke plaatsen waar handelingen worden gesteld, zoals bedoeld in artikel 8, § 6bis van de wet, het originele exemplaar en een kopie van de toestemming van de burgemeester, zoals bedoeld in artikel 8, § 6bis, eerste lid, van de wet, aanwezig zijn.

Art. 23.De organisator zorgt ervoor dat op de plaats waar bewakingsactiviteiten, onder de vorm, bedoeld in artikel 2, § 1bis, eerste lid, 1°, van de wet, plaatsvinden, aanwezig zijn, het originele exemplaar en een kopie van : 1° de toestemming van de burgemeester, zoals bedoeld in artikel 2, § 1bis, 4e lid, van de wet;2° een lijst met de vermelding van de namen, de voornamen, het rijksregisternummer en het adres van de personen die bewakingsactiviteiten uitoefenen zoals bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 5°, van de wet, onder de vorm bedoeld in artikel 2, § 1bis, eerste lid, 1°, van de wet.

Art. 24.De beheerder of de organisator en de betrokken bewakingsonderneming sluiten voorafgaand aan de uitoefening van de bewakingsactiviteiten een schriftelijke bewakingsovereenkomst af die minstens de bepalingen en de ingevulde vermeldingen bevat, vastgesteld volgens het als bijlage 2 van dit besluit gevoegd model.

De bewakingsonderneming en de organisator bewaren op de plaats waar bewakingsactiviteiten worden uitgeoefend en gedurende de tijd waarop het evenement in de occasionele dansgelegenheid doorgang vindt een exemplaar en een kopie van de bewakingsovereenkomst.

De beheerder bewaart gedurende de openingsuren op de plaats waar bewakingsactiviteiten worden uitgeoefend een exemplaar en een kopie van de bewakingsovereenkomst en dit vanaf het tijdstip van eerste aanvang van de bewakingsactiviteiten tot twee maanden na de einddatum ervan.

Art. 25.De bewakingsovereenkomst wordt opgesteld in twee exemplaren.

Eén exemplaar is bestemd voor, naar gelang het geval, de beheerder of de organisator. Het ander exemplaar is bestemd voor de bewakingsonderneming. Afdeling 2. - Bewakingslijsten en bewakingsregister

Art. 26.De administratie verstrekt op hun vraag en voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van hun activiteiten aan de bewakingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten genummerde bewakingslijsten, vastgesteld volgens het als bijlage 3 bij dit besluit gevoegd model, en vastbladige en genummerde bewakingsregisters, vastgesteld volgens het als bijlage 4 bij dit besluit gevoegd model.

Art. 27.Bewakingslijsten moeten worden gebruikt bij alle occasionele dansgelegenheden waar activiteiten worden uitgeoefend door bewakingsondernemingen.

Bewakingsregisters moeten worden gebruikt in alle cafés, bars, kansspelinrichtingen en gewoonlijke dansgelegenheden waar bewakingsactiviteiten worden uitgeoefend, hetzij door bewakingsondernemingen, hetzij door interne bewakingsdiensten.

Art. 28.De bewakingsonderneming en de organisator zorgen er voor dat op de plaats waar bewakingsactiviteiten worden uitgeoefend gedurende de tijd dat het evenement in de occasionele dansgelegenheid plaatsvindt, er een bewakingslijst aanwezig is die is ingevuld door de personen op de tijdstippen en de wijze, vastgesteld volgens het als bijlage 3 bij dit besluit gevoegd model.

Art. 29.Op de plaatsen, beheerd door een beheerder zorgen hijzelf, de bewakingsondernemingen en/of de interne bewakingsdiensten waarvan bewakingsagenten worden ingezet, ervoor dat op de plaats van uitvoering van bewakingsactiviteiten, er steeds een niet-volledig ingevuld bewakingsregister aanwezig is, dat is ingevuld door de personen op de tijdstippen en de wijze, vastgesteld volgens het als bijlage 4 bij dit besluit gevoegd model.

De beheerder bewaart gedurende de openingsuren in, naar gelang het geval, de café, de bar, de kansspelinrichting of de dansgelegenheid het bewakingsregister, waarvan het achterblad, zoals bedoeld in artikel 34, niet is ingevuld.

Art. 30.Indien de beheerder over geen bewakingsregister beschikt of indien het bewakingsregister volledig is ingevuld, zorgen de bewakingsondernemingen en/of de interne bewakingsdienst, waarvan bewakingsagenten op deze plaats worden ingezet, ervoor om aan de beheerder een nieuw bewakingsregister te verstrekken.

Voor de eerste ingebruikname van het bewakingsregister moet het voorblad volledig worden ingevuld.

Art. 31.Behoudens de exemplaren waarvan het achterblad is ingevuld, zoals bedoeld in artikel 34, mag er op één plaats slechts één exemplaar van een niet-volledig ingevuld bewakingsregister aanwezig zijn.

Art. 32.De beheerder houdt gedurende de openingsuren van de plaats waar bewakingsactiviteiten worden uitgeoefend, er een niet-volledig ingevuld bewakingsregister voor invulling ter beschikking van de bewakingsagenten.

De bewakingsonderneming houdt naar aanleiding van een evenement in een occasionele dansgelegenheid gedurende de tijd dat er bewakingsactiviteiten worden uitgeoefend, op deze plaats een niet-volledig ingevulde bewakingslijst voor invulling ter beschikking van de bewakingsagenten.

Art. 33.De rubrieken van de bewakingslijsten en van de bewakingsregisters mogen, eenmaal ze zijn ingevuld, niet meer worden gewist of gewijzigd.

Art. 34.De beheerder legt het volledig ingevulde bewakingsregister na laatste ingebruikname ervan, voor aan de lokale politie van het grondgebied waar de vaste dansgelegenheid zich bevindt. De lokale politie vult het achterblad in en brengt er een stempel op aan. Vanaf de datum van dagtekening van het achterblad kunnen in het bewakingsregister geen gegevens meer worden aangebracht.

De beheerder bewaart gedurende de openingsuren in, naar gelang het geval, het café, de bar, de kansspelinrichting of de dansgelegenheid de bewakingsregisters gedurende een periode van twee maanden nadat het achterblad ervan is ingevuld. Afdeling 3. - Omstandigheden waarin bewakingsagenten hun activiteiten

uitoefenen binnen het gezichtsveld van een bewakingscamera

Art. 35.Bewakingsagenten kunnen hun functie bij de toegang of de uitgang van cafés, bars, kansspelinrichtingen of gewoonlijke dansgelegenheden slechts uitoefenen voor zover de handelingen die ze stellen plaatsvinden binnen het gezichtsveld van een bewakingscamera waarvan de beelden worden geregistreerd en bewaard, indien het een plaats betreft die minstens aan een van de hiernavolgende vereisten voldoet : 1° een camerasysteem is geïnstalleerd;2° de oppervlakte van het voor het publiek toegankelijke gedeelte van de plaats bedraagt minstens 100 m2;3° voor de plaatsen die niet voldoen aan de vereisten, bedoeld in 1° of 2°, de burgemeester heeft bepaald dat er een camerasysteem moet worden geïnstalleerd. Afdeling 4. - Postchef en meldingen aan lokale politie

Art. 36.Elke groep van twee of meer bewakingsagenten die bewakingsactiviteiten uitoefenen in een café, bar, kansspelinrichting of dansgelegenheid wordt geleid door een postchef. De postchef is uitgerust met een mobiele telefoon, waarvan het nummer is aangebracht op, naar gelang het geval, de bewakingslijsten of het bewakingsregister.

Art. 37.De korpschef van de lokale politie van de plaats waar een café, bar, kansspelinrichting of gewoonlijke dansgelegenheid is gevestigd kan bepalen dat incidenten moeten gemeld worden aan de lokale politie. Hij bepaalt de tijdstippen en de wijze waarop incidenten moeten worden gemeld. Hij verstrekt daartoe schriftelijke instructies aan de beheerder van de plaats. De beheerder en de postchef zorgen ervoor dat deze meldingen aan de lokale politie volgens deze schriftelijke instructies door één van hen beiden plaatsvinden. Afdeling 5. - Aankondigingen

Art. 38.De beheerder en de organisator en de bewakingsondernemingen en/of interne bewakingsdiensten zorgen ervoor dat bij de toegang tot de plaatsen waar bewakingsactiviteiten worden uitgeoefend, de tekst, zoals vastgesteld volgens het als bijlage 5 bij dit besluit gevoegde model, op een voor het publiek duidelijk zichtbare en leesbare wijze is aangebracht.

Art. 39.De beheerder die over een website beschikt, waar zijn café, bar, kansspelinrichting of gewoonlijke dansgelegenheid is aangekondigd, brengt de tekst, zoals vastgesteld volgens het als bijlage 5 bij dit besluit gevoegde model, met een verwijzing ernaar op de startpagina, op een duidelijk zichtbare en leesbare wijze aan op deze website. Afdeling 6. - Controle en bewaring van documenten en gegevens

Art. 40.De bewakingsonderneming bewaart op het adres van de onderneming, zoals vermeld in het vergunningsbesluit, genomen krachtens artikel 2, § 1, van de wet : 1° na afloop van de bewakingsactiviteit, het luik B van de bewakingslijst gedurende een periode van één jaar 2° gedurende de periode waarin, ingevolge de overeenkomst activiteiten worden uitgeoefend en minstens drie jaar vanaf de datum waarop deze werd afgesloten één exemplaar van de bewakingsovereenkomst.

Art. 41.De bewakingsonderneming en de interne bewakingsdienst nemen vanaf de datum van ontvangst van bewakingsregisters en bewakingslijsten vanwege de administratie, volgende gegevens op in een bestand : de datum van ontvangst, het bewakingsregisternummer of het bewakingslijstnummer, de naam van de beheerder of organisator aan wie het bewakingsregister of de bewakingslijst afgegeven wordt, de datum van afgifte en het adres waar het bewakingsregister of de lijst in gebruik zal worden genomen. Ze bewaren deze gegevens gedurende een periode van drie jaar op het adres van de onderneming of de dienst, zoals vermeld in het vergunningsbesluit, genomen krachtens artikel 2, § 1, van de wet.

Art. 42.De documenten bedoeld in dit hoofdstuk worden gedurende hun bewaringstermijn ter beschikking gehouden van de controlerende overheidsdiensten en de politiediensten. HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen

Art. 43.Het koninklijk besluit van 7 april 2003 tot regeling van bepaalde methodes van bewaking, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 oktober 2003, 9 januari 2006 en van 26 juli 2007, wordt opgeheven.

Art. 44.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van de artikelen 22 tot en met 25 en 36 tot en met 39 die in werking treden op de eerste dag van de derde maand na die waarop dit besluit is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, artikel 35 dat in werking treedt op de eerste dag van de zesde maand na die waarop dit besluit is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en de artikelen 26 tot en met 34, 36, 40, 1°, en 42 die in werking treden op de eerste dag van de twaalfde maand na die waarop dit besluit is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 45.De Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 maart 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM

Bijlage 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 15 maart 2010 tot regeling van bepaalde methodes van bewaking.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 15 maart 2010 tot regeling van bepaalde methodes van bewaking.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 15 maart 2010 tot regeling van bepaalde methodes van bewaking.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^