Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 januari 1998
gepubliceerd op 21 maart 1998

Koninklijk besluit houdende aanvullende maatregelen met betrekking tot de controle op de aanwezigheid van nitraten en van residuen van gewasbeschermingsmiddelen in en op sommige groente- en fruitsoorten

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1998016022
pub.
21/03/1998
prom.
16/01/1998
ELI
eli/besluit/1998/01/16/1998016022/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 JANUARI 1998. Koninklijk besluit houdende aanvullende maatregelen met betrekking tot de controle op de aanwezigheid van nitraten en van residuen van gewasbeschermingsmiddelen in en op sommige groente- en fruitsoorten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt;

Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijprodukten, gewijzigd bij de wetten van 11 april 1983 en 29 december 1990, inzonderheid op artikel 3;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 februari 1989 tot vaststelling van het maximale gehalte aan nitraten in sommige groenten;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 april 1994 tot vaststelling van de maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen toegelaten in en op voedingsmiddelen;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 januari 1996 betreffende de erkenning van de laboratoria die voedingsmiddelen en andere produkten ontleden;

Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit;

Gelet op Verordening (EG) nr. 194/97 van de Commissie van 31 januari 1997 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989, 6 april 1995 en 4 augustus 1996;

Gelet op het overleg met de Gewestregeringen;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de noodzaak om onverwijld aanvullende maatregelen te treffen met betrekking tot de controle op de aanwezigheid van nitraten en van residuen van gewasbeschermingsmiddelen in en op sommige groente- en fruitsoorten, voortvloeit uit enerzijds de vaststelling dat de voorschriften inzake het gebruik van deze middelen in sommige teelten onvoldoende gerespecteerd worden en de zorg om een beter respect van de voorschriften dienaangaande te kunnen afdwingen en dit in het belang van de producenten en de verbruikers van deze producten en anderzijds de verplichting de nodige maatregelen te treffen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 194/97;

Op voordracht van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1. « Minister » : de Minister die landbouw onder zijn bevoegdheid heeft.2. « Bestuur » : Bestuur voor de kwaliteit van de grondstoffen en de plantaardige sector van het Ministerie van Middenstand en Landbouw.3. « Telersvereniging » : een telersvereniging in de zin van artikel 11 van Verordening (EG) nr.2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit. 4. « Residuen » : nitraten en resten van gewasbeschermingsmiddelen, alsmede de metabolieten, afbraakproducten of reactieproducten daarvan, die aanwezig zijn als contaminanten in en op een voedingsmiddel.5. « Toegelaten maximumgehalten » : de toegelaten maximumgehalten aan residuen van gewasbeschermingsmiddelen en aan nitraten zoals respectievelijk bepaald in het koninklijk besluit van 21 april 1994 tot vaststelling van de maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen toegelaten in en op voedingsmiddelen, het koninklijk besluit van 15 februari 1989 tot vaststelling van het maximale gehalte aan nitraten in sommige groenten en Verordening (EG) nr.194/97 van de Commissie van 31 januari 1997 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen. 6. « Vóór-oogstcontrole » : een overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, door het Bestuur of door een daartoe erkende telersvereniging, vóór de oogst uitgevoerde residucontrole van sommige groente- en fruitsoorten.Deze controle omvat de bemonstering van de partij, de ontleding van het monster in een erkend laboratorium op aanwezigheid van bepaalde residuen evenals ingeval van overschrijding van één of meer toegelaten maximumgehaltes, de verdere opvolging van de betrokken partij. 7. « Partij » : de hoeveelheid groenten of fruit in zijn oorspronkelijke samenstelling, behorend tot één perceel of kas of een deel ervan, geplant of gezaaid op nagenoeg hetzelfde tijdstip, op dezelfde wijze behandeld met meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en waarvan de oogst nog niet is aangevat.

Art. 2.§ 1. De Minister kan de teelten bepalen voor dewelke de aangewende gewasbeschermingsmiddelen door de producent in een register geregistreerd moeten worden. Hij bepaalt tevens de voorwaarden waaronder dit moet gebeuren. § 2. De percelen waarop of de kassen waarin de in § 1 bedoelde teelten geteeld worden, moeten door middel van een nummer geïdentificeerd worden. Ingeval van kassen moet dit nummer in onuitwisbare cijfers op één van de toegangsdeuren worden aangebracht. In het register bedoeld in § 1, moet een liggingsplan van de betrokken percelen en/of kassen zijn opgenomen waarop de respectievelijke identificatienummers vermeld zijn. § 3. Ingeval op een perceel of in een kas meerdere partijen voorkomen, worden zij in het register door middel van een benaming of een nummer onderscheiden.

Art. 3.De Minister kan de teelten bepalen waarvan de partijen aan de regeling van de vóór-oogstcontrole onderworpen moeten worden alvorens ze in de handel worden gebracht.

Art. 4.§ 1. De Minister bepaalt de voorwaarden waaraan telersverenigingen moeten voldoen om erkend te kunnen worden om zelf de vóór-oogstcontroles bij hun eigen leden uit te voeren of geheel of gedeeltelijk door een derde te laten uitvoeren. § 2. De Minister kan, op grond van een met redenen omklede beslissing, de erkenning van een telersvereniging zoals bedoeld in § 1, tijdelijk of definitief intrekken, zonder dat zij uit dien hoofde enige schadevergoeding ten laste van de Staat kan eisen.

Art. 5.Het is verboden partijen van de teelten bedoeld in artikel 3, in de handel te brengen : - zonder dat hiervoor de toestemming bekomen werd vanwege het Bestuur of een overeenkomstig artikel 4 erkende telersvereniging; - waarbij de maatregelen bedoeld in artikel 6, § 4, opgelegd door het Bestuur of door een overeenkomstig artikel 4 erkende telersvereniging, niet nageleefd worden.

Art. 6.§ 1. Met het oog op de uitvoering van de vóór-oogstcontrole, moet de oogst van iedere partij van de in artikel 3 bedoelde teelten, vooraf als volgt gemeld worden : - producenten die niet bij een overeenkomstig artikel 4 erkende telersorganisatie aangesloten zijn, brengen minstens 10 dagen vóór de geplande oogst, het Bestuur hiervan schriftelijk op de hoogte; - producenten die bij een overeenkomstig artikel 4 erkende telersvereniging aangesloten zijn, brengen haar overeenkomstig de voorwaarden door deze telersvereniging bepaald, hiervan op de hoogte. § 2. Binnen de 3 werkdagen, gerekend vanaf de dag van de aanmelding of ten vroegste 10 dagen vóór de opgegeven oogstdatum, zullen de aangemelde partijen overeenkomstig de modaliteiten die door de Minister bepaald worden, bemonsterd worden.

Het Bestuur kan evenwel beslissen geen vóór-oogstcontrole uit te voeren. In voorkomend geval wordt de producent schriftelijk verwittigd dat de oogst op het geplande tijdstip aangevat mag worden. § 3. De monsters genomen in het kader van de regeling van de vóór-oogstcontrole, worden op de door het Bestuur te bepalen residuen, ontleed in een overeenkomstig het koninklijk besluit van 29 januari 1996 betreffende de erkenning van de laboratoria die voedingsmiddelen en andere producten ontleden, erkend laboratorium. 4. Binnen de 7 dagen, gerekend vanaf de dag van de monsterneming, zal het resultaat van de ontleding evenals het te verlenen gevolg, aan de producent hetzij door het Bestuur hetzij door de erkende telersvereniging bij wie hij aangesloten is, medegedeeld worden.1° Bij een residugehalte dat het toegelaten maximumgehalte niet overschrijdt, wordt de oogst onmiddellijk toegelaten.2° Bij een residugehalte begrepen tussen het toegelaten maximumgehalte en het dubbele van dit maximum, wordt : - wanneer het een residu betreft waarvan het gehalte normalerwijze in voldoende mate afneemt met de aangroei van het gewas, een door het Bestuur in functie van de verwachtte gewasaangroei vastgestelde supplementaire wachttijd opgelegd; - wanneer het een residu betreft waarvan het gehalte niet of in onvoldoende mate afneemt met de aangroei van het gewas, een nieuwe vóór-oogstcontrole bevolen. 3° Vanaf een residugehalte groter of gelijk aan het dubbele van het toegelaten maximumgehalte, wordt steeds een nieuwe vóór-oogstcontrole bevolen.

Art. 7.Om te verhinderen dat de partijen bedoeld in artikel 6, § 4, 2° en 3° toch in de handel worden gebracht zonder dat aan de opgelegde voorwaarden is voldaan, kan het Bestuur op grond van de reeds eerder door het Bestuur of door een overeenkomstig artikel 4 erkende telersvereniging uitgevoerde vóór-oogstcontrole, bewarend beslag leggen op de betrokken partij.Het bewarend beslag wordt op bevel van de beslagleggende agent van het Bestuur gelicht.

Indien het bewarend beslag binnen een termijn van dertig dagen niet gelicht werd, wordt het beslag definitief en kan het Bestuur de vernietiging bevelen.

Art. 8.De producent moet de analysekosten en andere vergoedingen verbonden aan de vóór-oogstcontroles, betalen.

Art. 9.Het koninklijk besluit van 26 mei 1977 betreffende de kontrole op de naleving van de voorschriften betreffende het gebruik van fytofarmaceutische produkten in de slateelt, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 november 1977 en 24 november 1983, wordt opgeheven.

Art. 10.Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten.

Art. 11.Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 januari 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN

^