Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 januari 2003
gepubliceerd op 31 januari 2003

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 22, tweede lid, van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2002003546
pub.
31/01/2003
prom.
17/01/2003
ELI
eli/besluit/2003/01/17/2002003546/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 JANUARI 2003. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 22, tweede lid, van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat wij aan Uwe Majesteit ter ondertekening voorleggen, heeft in uitvoering van artikel 22, tweede lid, van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, als doel de materies en bepalingen vast te stellen welke ingevolge hun aard geen voorwerp kunnen uitmaken van een voorafgaande beslissing als bedoeld in artikel 20 van dezelfde wet.

Artikel 20, tweede lid, van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, hierna genoemd « de wet », definieert de voorafgaande beslissing als de juridische handeling waarbij de Federale overheidsdienst Financiën overeenkomstig de van kracht zijnde bepalingen vaststelt hoe de wet wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

Overeenkomstig de intentie van de regering, stelt de wet terzake een algemeen kader in dat op een zo breed mogelijke wijze het indienen van aanvragen om voorafgaande beslissingen met betrekking tot de toepassing van de belastingwetten moet mogelijk maken die onder de bevoegdheden vallen van de FOD Financiën of waarvan deze de inning en de invordering verzekert.

Rekening houdend met het algemene en open karakter van het systeem, verduidelijkt de wet de belangrijkste oorzaken van onontvankelijkheid van de aanvragen om voorafgaande beslissingen. Behoudens de voorwaarden naar de grond en vormvoorwaarden als bedoeld in de artikelen 20 en 21 van de wet, worden verschillende situaties waarin een voorafgaande beslissing niet mag worden gegeven, op een beperkende wijze opgesomd in artikel 22 van de wet.

Onder deze situaties bepaalt artikel 22, eerste lid, 2°, van de wet dat een voorafgaande beslissing niet mag worden gegeven wanneer de toekenning ervan niet aangewezen is of zonder uitwerking is op grond van de in de aanvraag aangevoerde wettelijke of reglementaire bepalingen.

Daartoe voorziet artikel 22, tweede lid, van de wet erin dat de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit, de in het eerste lid, 2°, bedoelde materies en bepalingen bepaalt.

Wegens de complexiteit en de verscheidenheid van de door het stelsel van voorafgaande beslissingen beoogde materies en situaties, is het niet doenbaar het geheel van fiscale bepalingen waarvoor een voorafgaande beslissing niet gepast of niet doeltreffend zou blijken te zijn, strikt vast te leggen.

Enerzijds, beperken de materies zich niet tot de voornaamste fiscale wettelijke regelgevingen. Ze zijn eveneens geregeld door de supranationale of bilaterale juridische instrumenten alsmede door een groot aantal niet-gecoördineerde wetten en besluiten.

Anderzijds evolueren de wettelijke en reglementaire bepalingen, welke de verschillende fiscale materies regelen, constant. Daaruit vloeit voort dat het bijhouden van een regelgevende lijst moeilijk beheersbaar blijkt te zijn op middellange en lange termijn.

Deze beschouwingen rechtvaardigen de invoering van een pragmatische methode met het oog op de uitwerking van dit koninklijk besluit.

Deze benadering impliceert dat nuttig kan worden verwezen naar de leidende criteria en beginselen welke zijn opgenomen in de wet en in dit besluit, teneinde te oordelen over de ontvankelijkheid van een aanvraag om voorafgaande beslissing.

Derhalve worden een zeker aantal algemene criteria gegeven waarnaar voortdurend zal moeten worden verwezen met het oog op de toepassing van het systeem van voorafgaande beslissingen, zowel inzake de materies ingesteld door gecoördineerde wettelijke of reglementaire bepalingen als voor de materies onder niet-gecoördineerde bepalingen.

Ten dien einde, werd het inleidende gedeelte van artikel 1 in algemene termen geherformuleerd teneinde rekening te houden met de opmerking van de Raad van State en het toepassingsgebied van dit besluit uit te breiden tot alle materies en bepalingen, gecoördineerd of niet, met wettelijke of reglementaire draagwijdte, welke de belastingen betreffen die onder de bevoegdheid vallen van de FOD Financiën of waarvan deze de inning en de invordering verzekert.

Aldus kunnen de volgende categorieën van uitsluitingen worden geïdentificeerd, in functie van objectieve criteria : 1° de belastingtarieven en de berekening van de belastingen.De FOD Financiën kan er vanzelfsprekend niet worden toe gebracht zich voorafgaand uit te spreken over het bedrag van de belasting dat uiteindelijk verschuldigd zal zijn. Ook de bepalingen inzake voorafbetalingen vallen hieronder. Bovendien worden de tarieven vastgesteld bij wet; 2° de bedragen en percentages als dusdanig, om de evidente redenen dat deze eveneens bij wet zijn vastgelegd;3° de aangifte, het onderzoek en de controle, het gebruik van de bewijsmiddelen, de aanslagprocedure, de rechtsmiddelen, de rechten en voorrechten van de Schatkist, de minimum maatstaf van heffing, de termijnen, de verjaring, het beroepsgeheim, de inwerkingtreding, de aansprakelijkheid en plichten van sommige openbare ambtenaren, andere personen of bepaalde instellingen komen evenmin in aanmerking aangezien de voorafgaande beslissing de fase van de vestiging van de belasting moet voorafgaan (cf.Kamer, Doc. 50, 1918/1, blz. 59); 4° de bepalingen waarvoor een specifieke procedure inzake erkenning of beslissing is ingesteld (met inbegrip van de collectieve procedures). Dit is bijvoorbeeld het geval voor artikel 58 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna WIB 92) en voor de wet van 6 mei 1999 ter bevordering van de oprichting van verenigingen van burgerlijke bosgroeperingsvennootschappen; 5° de bepalingen of gebruiken welke een overleg met of de raadpleging van andere autoriteiten instellen en voor dewelke de Minister van Financiën of de diensten van de fiscale administratie niet bevoegd zijn om zelf of unilateraal een standpunt in te nemen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de erkenning van vennootschappen met sociaal oogmerk (cf. artikel 21, 10°, WIB 92).

De beslissingen betreffende de toepassing van de overeenkomsten, verdragen of zetelakkoorden en overeenkomsten inzake diplomatiek verkeer impliceren in principe een overlegprocedure, onder de autoriteit van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, met het internationaal instituut of de betrokken Partnerstaat. Derhalve zou het niet gepast zijn dat de Belgische fiscale administratie in antwoord op een aanvraag om voorafgaande beslissing, een unilaterale interpretatie geeft aan een verdrag, een akkoord of een overeenkomst, welke indruist tegen het gebruik of de bestaande instrumenten.

De bepalingen van de overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting inzake inkomstenbelastingen behoren daarentegen zonder beperking tot de werkingssfeer van het systeem van voorafgaande beslissingen. Vanzelfsprekend moet er dienaangaande in het bijzonder over worden gewaakt dat de eenheid van beslissing wordt verzekerd. Dat gebeurt door de bevoegde centrale diensten inzake de toepassing van de bilaterale overeenkomsten rechtstreeks te betrekken bij de voorbereidingsfase van de beslissingen; 6° de bepalingen welke sancties, boetes, belastingverhoging en -vermeerderingen instellen;deze zijn zonder enige twijfel onverenigbaar met het begrip voorafgaande beslissing; 7° de forfaitaire grondslagen van aanslag. Het dispositief van artikel 1, 7°, is herschreven in de meervoudsvorm en dit verslag werd in overeenstemming gebracht met die tekst als gevolg van de opmerking van de Raad van State.

Naast het voorafgaande karakter en de overeenstemming met de van kracht zijnde wettelijke bepalingen die inherent zijn aan de definitie in artikel 20, tweede lid, van de wet, past het te herhalen dat de voorafgaande beslissing in geen geval vrijstelling of vermindering van belasting mag inhouden.

Bovendien zijn verschillende andere oorzaken van onontvankelijkheid van de aanvragen uitdrukkelijk voorzien in de wet.

De voormelde algemene criteria hebben tot doel het globaal kader te verduidelijken waarbinnen een voorafgaande beslissing kan worden verkregen. Deze criteria moeten toelaten de ontvankelijkheid van de aanvragen om voorafgaande beslissing te evalueren.

Bovendien is het wenselijk dat een evaluatie van de praktijk van de voorafgaande beslissingen wordt uitgevoerd in het eerste jaarlijkse verslag vermeld in artikel 25 van de wet opdat de bepalingen van dit besluit kunnen worden aangepast of geactualiseerd in functie van de conclusies van deze evaluatie.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS

17 JANUARI 2003. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 22, tweede lid, van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 22, tweede lid van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 december 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 18 december 2002;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit : - dat de bepalingen van dit besluit worden genomen ter uitvoering van artikel 22, tweede lid, van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken; - dat de bepalingen van de artikelen 20 tot 28 van dezelfde wet uitwerking hebben vanaf 1 januari 2003; - dat het derhalve past de bepalingen van dit besluit op dezelfde datum in werking te laten treden teneinde de werking van het systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken onmiddellijk te verzekeren;

Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 30 december 2002 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De materies en de bepalingen betreffende de belastingwetten die onder de bevoegdheid van de Federale Overheidsdienst Financiën vallen of waarvan hij de inning en de invordering verzekert, waarvoor de Federale Overheidsdienst Financiën niet gemachtigd is om een voorafgaande beslissing te geven, zijn de volgende : 1° de belastingtarieven en de berekening van de belastingen;2° de bedragen en percentages;3° de aangifte, het onderzoek en de controle, het gebruik van de bewijsmiddelen, de aanslagprocedure, de rechtsmiddelen, de rechten en voorrechten van de Schatkist, de minimum maatstaf van heffing, de termijnen, de verjaring, het beroepsgeheim, de inwerkingtreding en de aansprakelijkheid en plichten van sommige openbare ambtenaren, andere personen of bepaalde instellingen;4° de bepalingen waarvoor een specifieke procedure inzake erkenning of beslissing is ingesteld met inbegrip van de collectieve procedures;5° de bepalingen of gebruiken welke overleg met of raadpleging van andere autoriteiten instellen en voor dewelke de Minister van Financiën of de diensten van de fiscale administratie niet bevoegd zijn om zelf of unilateraal een standpunt in te nemen;6° de bepalingen welke sancties, boetes, belastingverhogingen en -vermeerderingen instellen;7° de forfaitaire grondslagen van aanslag.

Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.

Art. 3.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 januari 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad Wet van 24 december 2002, Belgisch Staatsblad van 31 december 2002, ed.2.

Gecoördineerde wetten op de Raad van State, wet van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.

^