Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 juli 1998
gepubliceerd op 28 juli 1998

Koninklijk besluit houdende aanvullende bepalingen betreffende de hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
1998014180
pub.
28/07/1998
prom.
17/07/1998
ELI
eli/besluit/1998/07/17/1998014180/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JULI 1998. - Koninklijk besluit houdende aanvullende bepalingen betreffende de hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat de Regering de eer heeft aan uw goedkeuring voor te leggen, beoogt de bepalingen aan te vullen van het koninklijk besluit van 2 april 1998 tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal. Het gaat in wezen om een aantal technische preciseringen die noodzakelijk of nuttig zijn gebleken tijdens de voorbereidende werkzaamheden van de verschillende geplande hervormingen. Tevens bepaalt dit besluit de bevoegdheden tot reglementering van de luchthavenautoriteiten. Zoals voornoemd besluit van 2 april 1998, wordt dit besluit genomen in uitvoering van de wet van 19 december 1997 tot rationalisering van het beheer van de luchthaven Brussel-Nationaal.

Artikelsgewijze commentaar In uitvoering van artikel 18 van het koninklijk besluit van 2 april 1998, is de naamloze vennootschap « Brussels Airport Terminal Company » (hierna genoemd « B.A.T.C. ») op 20 mei 1998 overgegaan tot vervroegde terugbetaling van de achtergestelde converteerbare obligaties die zij in 1993 had uitgegeven (behalve een beperkt aantal obligaties die voordien in aandelen werden geconverteerd). De raad van bestuur van B.A.T.C. heeft deze terugbetaling onderworpen aan de opschortende voorwaarde van wettelijke bekrachtiging van het koninklijk besluit van 2 april 1998. Artikel 1 van voorliggend besluit bepaalt dat de Regie der Luchtwegen (hierna genoemd de « R.L.W. »), die dergelijke obligaties in portefeuille heeft, het terugbetaalde bedrag binnen twee werkdagen na de bekendmaking van de bekrachtigingswet aan de Staat zal overmaken, vermeerderd met de interest sedert 20 mei 1998. De betrokken obligaties dienen bijgevolg niet langer te worden opgenomen in de overdracht aan de Staat bedoeld in artikel 26, § 1, van het koninklijk besluit van 2 april 1998, en artikel 5, 2°, van voorliggend besluit schrapt hen in die tekst.

Luidens het koninklijk besluit van 2 april 1998 zullen goederen van de R.L.W. die betrekking hebben op haar luchthavenactiviteiten, worden overgedragen aan de Staat (artikel 26, § 1, 2°) en vervolgens door deze laatste in de naamloze vennootschap « Brussels International Airport Company » (hierna genoemd « B.I.A.C. ») worden ingebracht (artikel 22, eerste lid). Er is eveneens bepaald dat B.I.A.C. de kost zal dragen van de lopende pensioenen van de vroegere personeelsleden van de R.L.W. die waren tewerkgesteld in de luchthavenactiviteiten (nieuw artikel 190, § 2, tweede lid, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, ingevoegd door het koninklijk besluit van 2 april 1998). Artikel 2 van voorliggend besluit strekt ertoe de definitie van luchthavenactiviteiten voor de toepassing van deze bepalingen uit te breiden door de verwijzing naar artikel 179, 1°, van de wet van 21 maart 1991, dat betrekking heeft op het beheer van de exploitatie van de luchthaven, te vervangen door een verwijzing naar het geheel van activiteiten die luidens artikel 179 tot het maatschappelijk doel van B.I.A.C. behoren, met inbegrip van de bouw en het onderhoud van de luchthaveninfrastructuren.

Artikel 3 bepaalt dat de inbreng van de bedrijfstak luchthaven in B.I.A.C. boekhoudkundig met terugwerkende kracht ingaat op 1 januari 1998, zijnde de dag volgend op de datum van de afsluiting van de jaarrekening van de R.L.W. die als basis diende voor de waardering van de inbreng. Wegens materiële redenen inherent aan de tijd nodig voor het opmaken van de rekeningen en de waardering van de ruilverhoudingen, bevatten verrichtingen van fusie, splitsing en inbreng van bedrijfstak bijna steeds een clausule van boekhoudkundige retroactiviteit welke de verrichting vanuit boekhoudkundig oogpunt doet terugwerken tot de datum die men in aanmerking neemt voor de vaststelling van de ruilverhouding (cf. de artikelen 174/2, § 2, e), 174/27, § 2, e), en 174/56, § 2, eerste lid, c), van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen). In het onderhavige geval impliceert deze boekhoudkundige retroactiviteit dat B.I.A.C. het resultaat van de bedrijfstak luchthaven van de R.L.W. voor het lopende boekjaar overneemt, inclusief met het oog op de vennootschapsbelasting. In dit verband wordt gepreciseerd dat de R.L.W. 50 procent behoudt van de opbrengst van de landings- en opstijgingsvergoedingen geheven voor de periode van 1 januari 1998 tot de datum van de inbreng van de bedrijfstak luchthaven in B.I.A.C. Artikel 4 bepaalt, voor zover nodig, dat het nieuwe artikel 442bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (niet-tegenstelbaarheid van de overdracht aan de Administratie der directe belastingen gedurende twee maanden, behoudens voorlegging van een certificaat waarin geattesteerd wordt dat de overdrager geen fiscale schuld heeft) niet van toepassing is op de inbreng. Inderdaad heeft de toepassing van deze bepaling in het onderhavige geval geen zin. Wat de opmerking van de Raad van State aangaande dit artikel betreft, dient te worden aangestipt, enerzijds, dat er zonder deze bepaling effectief onduidelijkheid zou kunnen bestaan inzake de toepasselijkheid van artikel 442bis in dit geval en, anderzijds, dat de door artikel 442bis bepaalde bescherming van de belangen van de Schatkist zonder voorwerp is waar de Staat zelf de overdrager is.

Artikel 5 brengt bepaalde technische correcties of preciseringen aan in artikel 26 van het koninklijk besluit van 2 april 1998, dat betrekking heeft op de overdracht van activa van de R.L.W. aan de Staat. De Regering wenst allereerst de effectieve datum van deze overdracht zo dicht mogelijk te doen aansluiten bij deze van de inbreng van de bedrijfstak luchthaven in B.I.A.C., teneinde elk hiaat in het beheer van deze bedrijfstak zo kort mogelijk te houden. Er wordt overigens bepaald dat in de tussentijd het beheer van deze tak wordt toevertrouwd aan B.A.T.C., dat op de datum van de inbreng zal worden omgevormd tot een naamloze vennootschap van publiek recht en de naam B.I.A.C. zal aannemen.

Het wordt eveneens verkieslijk geacht om de onverdeelde rechten van de R.L.W. op het terrein waarop het Communicatiecentrum Noord is gevestigd, waarin de R.L.W. eigenaar is van kantoren die zij verder zal betrekken, uit de overdracht aan de Staat te sluiten. Artikel 5 bepaalt verder dat de Staat de door de R.L.W. ingeleide onteigeningsprocedures zal overnemen die lopen op de datum van de overdracht van activa aan de Staat.

Zowel de overdracht van goederen van de R.L.W. aan de Staat als de inbreng van de bedrijfstak luchthaven in B.I.A.C. bevatten onroerende goederen of rechten. Welnu, het koninklijk besluit van 2 april 1998 voert een ad hoc systeem van publiciteit in voor de overdracht van goederen aan de Staat, gebaseerd op de neerlegging van de lijsten van de betrokken goederen op de griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel (artikel 26, § 2, tweede lid); het bepaalt dat de overdracht van rechtswege geschiedt en tegenstelbaar is aan derden vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van een bericht dat de overdracht bevestigt (artikel 26, § 3, eerste lid). Dit impliceert dat de overdracht van de betrokken onroerende goederen niet is onderworpen aan de gewone regels inzake onroerende publiciteit, die de overschrijving van de akte in het geëigende register van de bewaring der hypotheken voorschrijven. Inzake de inbreng van de bedrijfstak luchthaven, die rechten van opstal omvat, verwijst artikel 24, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 2 april 1998 naar artikel 174/59 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen dat, in tegenstelling tot artikel 174/10, § 2, tweede lid, van dezelfde gecoördineerde wetten, niet de naleving van de formaliteiten van onroerende publiciteit lijkt te vereisen opdat de overdracht van de onroerende goederen of rechten die in de inbreng zijn begrepen, tegenstelbaar zou zijn aan derden. Zowel in het ene geval als in het andere, zou het echter verkieslijk zijn, in het belang van de rechtszekerheid, dat de betrokken akten worden overgeschreven in de registers van de bewaring der hypotheken. Aldus vereist artikel 6 van dit besluit de overschrijving van de lijst van onroerende goederen die de R.L.W. aan de Staat overdraagt (die wordt vastgesteld door een ministerieel besluit en bijgevolg een authentieke akte is) en van de akte betreffende de inbreng van de bedrijfstak luchthaven in B.I.A.C. (die de vorm van een koninklijk besluit zal aannemen). Tevens bepaalt artikel 6 dat, wat de lijst van aan de Staat overgedragen onroerende goederen van de R.L.W. betreft, de overschrijvingstermijn (die, luidens artikel 2 van de wet van 16 december 1851, twee of drie maanden bedraagt vanaf het verlijden van de akte, al naargelang de betrokken onroerende goederen in één ambtsgebied of in verschillende ambtsgebieden zijn gelegen) slechts begint te lopen vanaf de effectieve datum van de overdracht.

Als autonome overheidsbedrijven zullen Belgocontrol en B.I.A.C. zelf de vergoedingen bepalen welke verschuldigd zijn voor de diensten die zij verstrekken, met inachtneming van de parameters bepaald in hun beheerscontract met de Staat. Teneinde elk hiaat in de heffing van de luchthavenvergoedingen te vermijden, bepaalt artikel 7, bij wijze van overgangsmaatregel, dat de vergoedingen bepaald door het koninklijk besluit van 20 januari 1998 van toepassing blijven tot de inwerkingtreding van de vergoedingen vastgesteld door de luchthavenentiteiten.

Artikel 8 van voorliggend besluit brengt een terminologische precisering aan in de Nederlandse tekst van artikel 173, § 2, 3°, van de wet van 21 maart 1991, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 2 april 1998.

De artikelen 9 en 10 voeren nieuwe bepalingen in de wet van 21 maart 1991 in teneinde de bevoegdheid van Belgocontrol en B.I.A.C. nader te bepalen om reglementen vast te stellen binnen hun respectieve bevoegdheidsgebieden en de voorwaarden en grenzen te definiëren binnen welke deze entiteiten civiele en administratieve sancties kunnen opleggen voor overtredingen van deze reglementen. Er wordt inzonderheid bepaald dat B.I.A.C. niet bevoegd is tot schorsing of intrekking van de vergunning waaraan de grondafhandelingsdiensten en de zelfafhandeling zouden kunnen worden onderworpen. Inderdaad, luidens artikel 14 van de Europese Richtlijn 96/67 van 15 oktober 1996 betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap, dient de toekenning van een dergelijke vergunning - en bijgevolg de schorsing of intrekking ervan - te worden toevertrouwd aan een overheidsinstantie die geen bindingen heeft met de beheerder van de betrokken luchthaven.

Er werd in essentie rekening gehouden met de opmerkingen van de Raad van State aangaande de artikelen 9 en 10, doordat : - er is bepaald dat de reglementen vastgesteld door Belgocontrol en B.I.A.C. onderworpen zijn aan de goedkeuring van de Minister van Vervoer; - het vroegere artikel 177bis is herschreven zonder procédé van verwijzing; - de publikatie in het Belgisch Staatsblad is veralgemeend als wijze van bekendmaking van de betrokken reglementen.

Er dient te worden gepreciseerd dat de Koning zijn bevoegdheid tot reglementering krachtens de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart behoudt. In geval van conflict zullen de krachtens deze wet genomen besluiten primeren. Nochtans volgt uit de beheersautonomie van Belgocontrol en B.I.A.C. als autonome overheidsbedrijven en uit de nieuwe artikelen 172 en 181 van de wet van 21 maart 1991 (zoals ingevoegd door het koninklijk besluit van 2 april 1998) dat deze entiteiten voortaan zélf de vergoedingen zullen bepalen voor hun diensten en het gebruik van de luchthaveninstallaties, met inachtneming van de grenzen en parameters bepaald in het beheerscontract. Deze vergoedingen kunnen dus niet meer eenzijdig worden vastgesteld bij koninklijk besluit genomen krachtens artikel 5 van de wet van 27 juni 1937.

Wat de administratieve sancties betreft, heeft de Regering er zorg voor gedragen dat de bepalingen in ontwerp de rechten van verdediging eerbiedigen.

Artikel 11 van voorliggend besluit creëert de mogelijkheid om de ambten van inspecteur en agent van de luchtvaartpolitie te verlenen aan statutaire personeelsleden van B.I.A.C. In antwoord op de opmerking van de Raad van State dient te worden aangestipt dat de betrokken ambten niet zouden worden verleend aan B.I.A.C. doch aan leden van haar personeel individueel. In deze optiek is de mogelijkheid om een nieuw ambt van hoofdinspecteur te verlenen geschrapt, zodat de betrokken personeelsleden onderworpen zullen blijven aan het hiërarchisch gezag van de hoofdinspecteur in functie.

Tevens dient te worden opgemerkt dat artikel 11 een loutere overgangsbepaling is, in afwachting van de uitvoering van de plannen die een betere integratie van de politiediensten beogen.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Vervoer, M. DAERDEN De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT De Minister van Financiën, J.J. VISEUR

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 6 juli 1998 door de Minister van Vervoer verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "houdende bijkomende bepalingen betreffende de hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal", heeft op 9 juli 1998 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State heeft de afdeling wetgeving zich bepaald tot het maken van de volgende opmerkingen.

Artikel 4 Volgens het verslag aan de Koning is dit artikel "voor zover nodig" opgenomen. Voor die omstandigheid wordt als reden opgegeven dat "de toepassing van deze bepaling (artikel 442bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992) in het onderhavige geval geen zin (heeft)".

Die uitleg is lang niet overtuigend. Het is immers van tweeën één : ofwel is artikel 442bis van het WIB 1992 niet van toepassing en is de voorgenomen bepaling overbodig, ofwel is die bepaling van het WIB 1992 wél van toepassing en dient in het verslag aan de Koning te worden aangegeven waarom daarvan dient te worden afgeweken.

Artikelen 9 en 10 1. In de artikelen 9 en 10 van het ontwerp wordt respectievelijk aan BELGOCONTROL en aan de publiekrechtelijke naamloze vennootschap "Brussels International Airport Company", afgekort als "B.I.A.C. » , die beide autonome overheidsbedrijven zijn, verordeningsbevoegdheid verleend.

In de regel betoont de afdeling wetgeving van de Raad van State zich terughoudend ten aanzien van het toekennen van verordeningsbevoegdheden aan autonome instellingen of organisaties.

De belangrijkste reden voor die terughoudendheid is het grondwettelijk beginsel dat bevoegdheden toegewezen bevoegdheden zijn die persoonlijk moeten worden uitgeoefend door de overheden waaraan de Grondwet de verordenende taak opdraagt.

Die overheden zijn politieke verantwoording verschuldigd aan de wetgevende vergaderingen over de manier waarop ze gebruik maken van de verordeningsbevoegdheid die aan hen aldus is opgedragen (1).

De Raad van State staat hooguit toe dat een autonome verordeningsbevoegdheid wordt opgedragen aan organen die aan de Wetgevende Kamers geen politieke verantwoording verschuldigd zijn op voorwaarde dat een lid van de Regering de politieke verantwoordelijkheid voor de reglementen die deze organen uitvaardigen op zich neemt, bijvoorbeeld via een goedkeuring, opdat de aangenomen bepalingen voor de burgers verbindende kracht hebben (2).

In casu lijkt zulk een oplossing wel aanvaardbaar, gelet op de technische aard van de aangelegenheden vermeld in de ontworpen artikelen 177bis en 194 en op de categorie personen op wie die reglementen van toepassing zullen zijn (3).

Er mag niet uit het oog worden verloren dat die oplossing bepaalde nadelen inhoudt, inzonderheid het feit dat de reglementen die door deze autonome instellingen uitgevaardigd worden niet vooraf om advies aan de afdeling wetgeving van de Raad van State behoeven te worden voorgelegd.

Voorts dient de aandacht van de stellers van het ontwerp te worden gevestigd op het feit dat in casu twee overheden verordeningsbevoegdheid zullen bezitten : enerzijds, de autonome instelling op grond van de ontworpen artikelen 177bis en 194 en, anderzijds, de Koning op voet van inzonderheid artikel 5 van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919, betreffende de regeling der luchtvaart (4).

Evenmin mag uit het oog worden verloren dat die beide overheden bij de uitoefening van hun bevoegdheid rekening zullen moeten houden met het bestaan van het beheerscontract dat de Staat respectievelijk met BELGOCONTROL en B.I.A.C. dient te sluiten.

Daarom zou het op zijn minst wenselijk zijn dat de stellers van het ontwerp in het verslag aan de Koning meer uitleg verschaffen over de wijze waarop die concurrerende verordeningsbevoegdheden zullen worden geregeld en hoe ze zich zullen verdragen met de in het beheerscontract bepaalde basisbeginselen en grenzen. 2. Bij de onderzochte artikelen dienen nog de volgende bijzondere opmerkingen te worden gemaakt : 1° het ontworpen artikel 177bis moet volledig worden herschreven omdat de verwijzingsmethode die erin wordt gebruikt de bepaling onbegrijpelijk maakt; 2° wat het ontworpen artikel 195, eerste lid, betreft, dienen alle door BELGOCONTROL en B.I.A.C. uitgevaardigde reglementen bekendgemaakt te worden door publicatie in het Belgisch Staatsblad; aangezien het gaat om regelgevende handelingen die bedoeld zijn voor een ruim publiek, is het immers ondenkbaar dat ze gewoon ter kennis worden gebracht in plaats van in het Belgisch Staatsblad te worden bekendgemaakt; 3° met betrekking tot het ontworpen artikel 196 verwijst de Raad van State, afdeling wetgeving, de stellers van het ontwerp naar de talrijke adviezen die hij reeds terzake van administratieve sancties heeft uitgebracht. Artikel 11 Dit artikel biedt de Koning de mogelijkheid "ambten" van hoofdinspecteur, inspecteur en agent van de luchtvaartpolitie te "verlenen" aan personeelsleden van de B.I.A.C. Luidens artikel 4 van de wet van 19 december 1997 tot rationalisering van het beheer van de luchthaven Brussel-Nationaal vallen "alle taken van algemene politie en luchtvaartinspectie" buiten het statutaire doel van de B.I.A.C. Deze bepaling van het ontwerp is, voorzover ze ertoe strekt de hoedanigheid van gerechtelijk agent of officier van gerechtelijke politie aan personeelsleden van het B.I.A.C. te verlenen, dan ook in strijd met de genoemde bepaling van de machtigingswet.

Bovendien druist ze rechtstreeks in tegen wetsontwerpen waaraan thans wordt gewerkt met het oog op de verwezenlijking van een eenheidspolitie, waarin de bijzondere politiekorpsen worden opgenomen.

Slotopmerkingen De Nederlandse tekst van verscheidene bepalingen van het ontwerp bevat een aantal onnauwkeurigheden of slordigheden die weggewerkt zouden moeten worden. Onder voorbehoud van de voorgaande inhoudelijke opmerkingen worden hierna, bij wijze van voorbeeld, een aantal tekstvoorstellen gedaan.

Opschrift Men schrijve "aanvullende bepalingen" in plaats van "bijkomende bepalingen".

Aanhef In de vijfde considerans schrijve men : "gepland vanaf" in plaats van "voorzien vanaf" en in de zesde considerans "ter uitvoering van" in plaats van "in uitvoering van".

Artikel 1 In het ontworpen tweede lid van artikel 18 schrijve men "Binnen twee werkdagen... (voorts zoals in het ontwerp)".

Artikel 5 In 1° schrijve men "Op de laatste werkdag" in plaats van "Op laatste werkdag".

Artikel 10 In het ontworpen artikel 196, § 1, 3°, tweede lid, schrijve men "voorafgaande" in plaats van "voorafgaandelijke".

Artikel 11 Men schrijve : "de publiekrechtelijke naamloze vennootschap" in plaats van "de naamloze vennootschap van publiek recht".

De kamer was samengesteld uit de Heren R. Andersen,kamervoorzitter, C. Wettinck, P. Lienardy, staatsraden, Mevr. M. Proost, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de H. L. Detroux, adjunct-auditeur.

De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de H. A. Lefebvre, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. P. Lienardy.

De voorzitter, De griffier, R. Andersen M. Proost _______ Nota's (1) Zie advies L.21755/2, gegeven op 29 oktober 1992, over een wetsontwerp dat de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen is geworden. (2) Zie advies L.25835/9 dat op 11 december 1996 is gegeven over een ontwerpbesluit dat het koninklijk besluit van 5 februari 1997 tot uitvoering van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen (91/440/EEG) van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap is geworden. (3) Zie eveneens arrest nr.24/98 d.d. 10 maart 1998 van het Arbitragehof (Belgisch Staatsblad van 20 mei 1998). (4) Zie in dit verband artikel 10 van het ontwerp.Volgens de uitleg die degemachtigde ambtenaar heeft verschrekt, moet de Koning, doordat Hij zijn verordeningsbevoegdheid behoudt, in staat zijn om deze of gene aangelegenheid te regelen, ingeval deautonome instelling in gebreke zou blijven.

17 JULI 1998. - Koninklijk besluit houdende aanvullende bepalingen betreffende de hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 19 december 1997 tot rationalisering van het beheer van de luchthaven Brussel-Nationaal, inzonderheid op artikel 2, 1° tot 4°; Gelet op het koninklijk besluit van 2 april 1998 tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 juni 1998;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 2 juli 1998;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid wegens de omstandigheid dat de voorbereiding van de verschillende maatregelen beoogd door het reorganisatieplan van de luchthaven Brussel-Nationaal zich in een gevorderd stadium bevindt en dat het van belang is om, vóór hun aanneming of uitvoering, gepland vanaf het einde van deze maand, bepaalde technische preciseringen en correcties aan te brengen aan hun juridisch kader zoals omlijnd in voornoemd koninklijk besluit van 2 april 1998; dat dit in het bijzonder geldt voor de punten die van belang zijn voor de waardering van de bedrijfstak luchthaven, in te brengen in B.I.A.C., welke tegen 20 juli 1998 zou moeten voltooid zijn;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 9 juli 1998 ter uitvoering van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op de gecoördineerde wetten op de Raad van State, inzonderheid op artikel 3bis, § 1;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, Onze Minister van Vervoer, Onze Minister van Ambtenarenzaken en Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 18 van het koninklijk besluit van 2 april 1998 tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal wordt aangevuld met het volgende lid : « Binnen twee werkdagen volgend op de datum van bekendmaking van de wet tot bekrachtiging van dit besluit overeenkomstig artikel 8, § 2, van voornoemde wet van 19 december 1997, draagt de R.L.W. aan de Staat de opbrengst over van de terugbetaling van de in het eerste lid bedoelde obligaties die zij in bezit had, vermeerderd met de intrest op deze som sedert 20 mei 1998. »

Art. 2.In de artikelen 22, eerste lid, 2°, en 26, § 1, 2°, van hetzelfde besluit worden de woorden « bedoeld in artikel 179, 1° » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 179 ».

In artikel 190, § 2, tweede lid, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, ingevoegd door hetzelfde besluit, worden de woorden « bedoeld in artikel 179, 1° » eveneens vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 179 ».

Art. 3.Artikel 23 van voornoemd koninklijk besluit van 2 april 1998 wordt aangevuld met een § 5, luidend als volgt : « § 5. De handelingen van de R.L.W. die betrekking hebben op de bedrijfstak luchthaven, worden boekhoudkundig geacht te zijn verricht voor rekening van B.I.A.C. vanaf 1 januari 1998, met dien verstande dat de R.L.W. 50 procent behoudt van de opbrengst van de landings- en opstijgingsvergoedingen, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 20 januari 1998 houdende vaststelling van de vergoedingen verschuldigd voor het gebruik van de luchthaven Brussel-Nationaal, die zijn geheven voor landingen en opstijgingen tijdens de periode van 1 januari 1998 tot de datum van de inbreng van de bedrijfstak luchthaven in B.I.A.C. »

Art. 4.Artikel 24, § 2, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « Artikel 442bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 is niet van toepassing op deze inbreng. »

Art. 5.In artikel 26 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « Vanaf de bekendmaking van de wet tot bekrachtiging van dit besluit overeenkomstig artikel 8, § 2, van voornoemde wet van 19 december 1997 » vervangen door de woorden « Op de laatste werkdag voorafgaand aan de inbreng van de bedrijfstak luchthaven in B.I.A.C. »; 2° in § 1, 1°, worden de woorden « en obligaties » geschrapt; 3° § 1, 4°, wordt aangevuld als volgt : « en met uitzondering van de onverdeelde rechten van de R.L.W. op de terreinen gelegen te Sint-Joost-ten-Node en Schaarbeek, Vooruitgangstraat 80, die gekadastreerd zijn of waren onder het nummer E2H14 »; 4° § 3 wordt aangevuld met de volgende leden : « De Staat treedt in de rechten en verplichtingen van de R.L.W. die voortvloeien uit de lopende onteigeningsprocedures op de datum bedoeld in het eerste lid.

Tijdens de periode tussen de overdracht bedoeld in § 1 en de inbreng bedoeld in artikel 22, wordt het beheer van de goederen die de bedrijfstak luchthaven vormen, waargenomen door B.A.T.C. »

Art. 6.Het besluit bedoeld in artikel 24, § 1, eerste lid, van voornoemd koninklijk besluit van 2 april 1998 en de lijst van goederen bedoeld in artikel 26, § 1, 4°, van hetzelfde besluit, zoals vastgesteld door de Minister van Vervoer overeenkomstig artikel 26, § 2, eerste lid, van dat besluit, worden in hun geheel overgeschreven in het daartoe bestemd register op het kantoor van bewaring der hypotheken in wiens ambtsgebied de onroerende goederen bedoeld in artikel 22, eerste lid, 2°, respectievelijk artikel 26, § 1, 4°, van hetzelfde besluit zijn gelegen. De termijn voor de overschrijving van voornoemde lijst loopt vanaf de datum bedoeld in artikel 26, § 1, van hetzelfde besluit.

Art. 7.De bepalingen van het koninklijk besluit van 20 januari 1998 houdende vaststelling van de vergoedingen verschuldigd voor het gebruik van de luchthaven Brussel-Nationaal blijven van toepassing tot de inwerkingtreding van de vergoedingen vastgesteld door Belgocontrol of B.I.A.C., naargelang het geval, overeenkomstig artikel 172 respectievelijk artikel 181 van voornoemde wet van 21 maart 1991.

Art. 8.In de Nederlandse tekst van artikel 173, § 2, 3°, van voornoemde wet van 21 maart 1991, gewijzigd door voornoemd koninklijk besluit van 2 april 1998, wordt de tweede zin vervangen door de volgende zin : « Het lid verantwoordelijk voor de luchtverkeersleiding moet operationele ervaring hebben inzake burgerlijke luchtverkeersleiding. »

Art. 9.In Titel VI van voornoemde wet van 21 maart 1991, gewijzigd door voornoemd koninklijk besluit van 2 april 1998, wordt in de plaats van Hoofdstuk IV dat Hoofdstuk V wordt, een nieuw Hoofdstuk IV ingevoegd, getiteld « Reglementen », dat de volgende bepalingen bevat : «

Art. 176bis.De raad van bestuur van Belgocontrol kan, met inachtneming van de grondregelen en de grenzen bepaald in het beheerscontract en onverminderd de bepalingen van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart, reglementen vaststellen tot regeling van de aangelegenheden bedoeld in de artikelen 170, 1° en 2°, en 172.

Art. 176ter.De reglementen vastgesteld door Belgocontrol krachtens artikel 176bis zijn onderworpen aan de goedkeuring van de minister tot wiens bevoegdheid het vervoer behoort. Zij zijn verbindend vanaf hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad of, indien de kennisgeving plaatsvindt vóór deze bekendmaking, vanaf kennisgeving ervan aan de belanghebbenden.

Bovendien worden de bepalingen van de reglementen bedoeld in het eerste lid die de gebruikers van in België gelegen luchthavens aanbelangen, bekendgemaakt in de « Aeronautical Information Publication » uitgegeven door Belgocontrol.

Art. 176quater.§ 1. De reglementen bedoeld in artikel 176bis kunnen de volgende sancties bepalen voor inbreuken op hun bepalingen, en dit naargelang van de aard en de ernst van deze inbreuken : 1° een verhoging van de vergoedingen bedoeld in artikel 172 gaande van 50 procent tot 200 procent van de verschuldigde vergoedingen; 2° een administratieve geldboete van 2.000 tot 200.000 frank, met dien verstande dat : a) in geval van een nieuwe overtreding binnen drie jaar deze bedragen worden verdubbeld;b) in geval van samenloop van verscheidene inbreuken de bedragen van de administratieve geldboeten worden samengevoegd, zonder dat zij het bedrag van 2 000 000 frank mogen overschrijden. § 2. De sancties bedoeld in § 1 worden opgelegd bij een met redenen omklede beslissing van de gedelegeerd bestuurder van Belgocontrol, nadat de overtreder of zijn vertegenwoordiger werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen. Geen van deze sancties mag later dan twaalf maanden na de feiten die de inbreuk opleveren, worden uitgesproken.

De overtreder kan, binnen dertig dagen volgend op de datum van kennisgeving van de beslissing van de gedelegeerd bestuurder, tegen deze beslissing in beroep gaan bij de directeur-generaal van het Bestuur van de Luchtvaart. Dit beroep schorst de uitvoering van de beslissing. § 3. De verhogingen en boeten bedoeld in § 1 worden ten gunste van de Schatkist ingevorderd door de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen. »

Art. 10.Titel VII van dezelfde wet, ingevoegd door voornoemd koninklijk besluit van 2 april 1998, wordt aangevuld met een Hoofdstuk V, luidend als volgt : « HOOFDSTUK V. - Reglementen

Art. 194.De raad van bestuur van B.I.A.C. kan, met inachtneming van de grondregelen en de grenzen bepaald in het beheerscontract en onverminderd de bepalingen van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart, reglementen vaststellen tot regeling op de luchthaven Brussel-Nationaal van : 1° de toegang tot de terreinen en de grondinstallaties en het gebruik van de luchthaveninfrastructuren;2° de stroom van passagiers, bagage, vracht en post;3° de gedragsregels die door de dienstverleners moeten worden nageleefd in het belang van de goede werking van de luchthaven;4° de maatregelen ter beperking van geluids- en andere hinder veroorzaakt door de exploitatie van de luchthaven;5° de veiligheidsmaatregelen;6° de vergoedingen bedoeld in artikel 181.

Art. 195.De reglementen vastgesteld door B.I.A.C. krachtens artikel 194 zijn onderworpen aan de goedkeuring van de minister tot wiens bevoegdheid het vervoer behoort. Zij zijn verbindend vanaf hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad of, indien de kennisgeving plaatsvindt vóór deze bekendmaking, vanaf kennisgeving ervan aan de belanghebbenden.

Bovendien worden de bepalingen van de reglementen bedoeld in het eerste lid die de gebruikers van de luchthaven Brussel-Nationaal aanbelangen, bekendgemaakt in de « Aeronautical Information Publication » uitgegeven door Belgocontrol.

Art. 196.§ 1. De reglementen bedoeld in artikel 194 kunnen de volgende sancties bepalen voor inbreuken op hun bepalingen, en dit naargelang van de aard en de ernst van deze inbreuken : 1° een verhoging van de vergoedingen bedoeld in artikel 181 gaande van 50 procent tot 200 procent van de verschuldigde vergoedingen; 2° een administratieve geldboete van 2.000 tot 200.000 frank, met dien verstande dat : a) in geval van een nieuwe overtreding binnen drie jaar deze bedragen worden verdubbeld; b) in geval van samenloop van verscheidene inbreuken de bedragen van de administratieve geldboeten worden samengevoegd, zonder dat zij het bedrag van 2.000.000 frank mogen overschrijden; 3° de intrekking of schorsing van de toelatingen of vergunningen door deze reglementen vereist voor het verstrekken van diensten op de luchthaven Brussel-Nationaal, andere dan de grondafhandelingsdiensten en zelfafhandeling. § 2. De sancties bedoeld in § 1 worden opgelegd bij een met redenen omklede beslissing van de gedelegeerd bestuurder van B.I.A.C., nadat de overtreder of zijn vertegenwoordiger werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen. Geen van deze sancties mag later dan twaalf maanden na de feiten die de inbreuk opleveren, worden uitgesproken.

De overtreder kan, binnen dertig dagen volgend op de datum van kennisgeving van de beslissing van de gedelegeerd bestuurder, tegen deze beslissing in beroep gaan bij de directeur-generaal van het Bestuur van de Luchtvaart. Dit beroep schorst de uitvoering van de beslissing. § 3. De verhogingen en boeten bedoeld in § 1, 1° en 2°, worden ten gunste van de Schatkist ingevorderd door de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen. »

Art. 11.De ambten van inspecteur en agent van de luchtvaartpolitie kunnen door de Koning aan statutaire personeelsleden van de naamloze vennootschap van publiek recht « Brussels International Airport Company » worden verleend.

Art. 12.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van : 1° de artikelen 2, tweede lid, en 10 die in werking treden op de dag bedoeld in artikel 11 van voornoemd koninklijk besluit van 2 april 1998;2° de artikelen 8 en 9 die in werking treden op de dag bedoeld in artikel 33, eerste lid, van hetzelfde besluit.

Art. 13.Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, Onze Minister van Vervoer, Onze Minister van Ambtenarenzaken en Onze Minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 juli 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Vervoer, M. DAERDEN De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT De Minister van Financiën, J.J. VISEUR

^