Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 maart 2005
gepubliceerd op 29 april 2005

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen en van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2005014077
pub.
29/04/2005
prom.
17/03/2005
ELI
eli/besluit/2005/03/17/2005014077/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 MAART 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen en van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, wijzigt het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen.

Het ontwerp wijzigt het toepassingsgebied van de erkenningsplicht zoals omschreven in het koninklijk besluit van 11 mei 2004.

Het ontwerp werd aangepast aan de opmerkingen van de Raad van State.

Het koninklijk besluit van 11 mei 2004 is in werking getreden op 1 december 2004. Vanaf die datum werd de autorijschoolmarkt opengesteld voor de vrije mededinging. Drie essentiële artikelen van het koninklijk besluit, met name de definities, het toepassingsgebied en de administratieve verplichtingen, werden op 23 november 2004 door de Raad van State geschorst. Deze artikelen werden geschorst, omdat ze afbreuk doen aan het recht van een V.Z.W. om een opdracht van onderwijs en opleiding te vervullen met het oog op het behalen van een rijbewijs.

De Raad van State bepaalt in haar schorsingsarrest het volgende : « Overwegend dat de tegenpartij niet rechtvaardigt waarom het noodzakelijk zou zijn het recht aan te tasten van een vereniging zonder winstoogmerk om nog een onderwijs- en vormingsopdracht te vervullen in het kader van het behalen van het rijbewijs via de vrije begeleiding; dat zij niet aantoont dat deze aantasting pertinent en proportioneel zou zijn met het nagestreefde doel; dat niet valt in te zien waarom een handelsvennootschap, met de aan haar inherente vereiste van winstoogmerk, beter geplaatst zou zijn dan zelfs een vereniging zonder winstoogmerk om scholing aan te bieden aan bepaalde bevolkingsgroepen die het om financiële redenen moeilijk hebben de scholing te volgen; dat het middel ernstig is; ».

Wegens de schorsing van de drie artikelen door de Raad van State is het op dit moment onmogelijk om de aanvragen tot erkenning te behandelen.

Om aan de bezwaren van de Raad van State tegemoet te komen worden in het koninklijk besluit van 11 mei 2004 de volgende twee wijzigingen aangebracht : - Artikel 1, 4° dat bepaalt "rijonderricht : het rijonderricht voor motorvoertuigen tegen vergoeding, met het oog op het bekomen van het rijbewijs;" wordt geschrapt. - Artikel 2, § 1, eerste lid wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 2.§ 1. De in artikel 14 en 15 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs bedoelde lesuren theoretisch en praktisch rijonderricht mogen enkel gegeven worden door rijscholen door de Minister erkend overeenkomstig de bepalingen van dit besluit. » Tevens wordt artikel 1, 12° van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs vervangen door wat volgt : « 12° "rijschool". elke rijschool, erkend door het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen; ».

Met deze wijzigingen wordt naar de toestand van vóór 1 december 2004 teruggekeerd : een erkenning is slechts verplicht wanneer verplicht rijonderricht gegeven wordt. Het betreft meer bepaald de in artikel 14 en 15 van koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs bedoelde lessen, die ondermeer gevolgd moeten worden om een leervergunning of een voorlopig rijbewijs model 1 of 2 te verkrijgen.

Het is logisch dat voor deze verplichte lessen de strenge kwaliteitseisen en erkenningsvoorwaarden van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 opgelegd worden.

De V.Z.W.'s en andere instellingen die onderricht of opleiding geven, hoeven geen erkenning voor zover het onderricht enkel gegeven wordt in het kader van de vrije begeleiding, of als aanvulling op de verplichte rijlessen.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT _______ Nota's (1) Raad van State - arrest nr.137.538 van 23 november 2004 - p 4.

17 MAART 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen en van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, inzonderheid op artikel 23, § 3, ingevoegd bij artikel 3, 3°, van de wet van 18 juli 1990;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, inzonderheid op artikel 1, 74 en 75;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 17 december 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting gegeven op 23 december 2004;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op de hoogdringendheid gemotiveerd door de omstandigheid dat drie essentiële artikelen van het koninklijk besluit, met name de definities, het toepassingsgebied en de administratieve verplichtingen, op 23 november 2004 door de Raad van State werden geschorst. Aangezien het koninklijk besluit niet in zijn geheel werd geschorst, trad het op 1 december 2004 in werking. Sindsdien werden de eerste aanvragen tot erkenning ingediend. Wegens de schorsing van drie cruciale artikelen, door de Raad van State is het op dit moment onmogelijk om die aanvragen te behandelen. Indien de aanvragen niet binnen de in het koninklijk besluit bepaalde termijn worden behandeld, moeten de erkenningen overeenkomstig het koninklijk besluit automatisch als toegestaan worden beschouwd;

Gelet op advies nr. 38.129/4 van de Raad van State, gegeven op 9 februari 2005; met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit, en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen wordt vervangen als volgt : «

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « Minister » : de Minister tot wiens bevoegdheid de verkeersveiligheid behoort;2° « categorieën A3, A, B, B+E, C, C+E, D en D+E en subcategorieën C1, C1+E, D1en D1+E » : de categorieën en subcategorieën die in artikel 2 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs gedefinieerd worden;3° « bestuur » : het directoraat-generaal dat binnen de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer voor de erkenning van rijscholen bevoegd is;4° « erkenning van rijschool » : de algemene toestemming van de Minister om een rijschool te exploiteren;5° « exploitatievergunning van een vestigingseenheid » : de toestemming van de Minister aan een erkende rijschool om rijonderricht te geven in een vestigingseenheid;6° « goedkeuring van oefenterrein » : de toestemming van de Minister om een terrein voor praktisch onderricht in een erkende rijschool te gebruiken;7° « directie- of instructietoelating » : de toestemming van de Minister om een erkende rijschool te leiden of om rijonderricht te geven;8° « substantiële wijzigingen » : elke wijziging die een nazicht door het bestuur vereist.».

Art. 2.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 2.§ 1. De in artikel 14 en 15 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs bedoelde lesuren theoretisch en praktisch rijonderricht mogen enkel gegeven worden door rijscholen door de Minister erkend overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

Een erkenning van rijschool is niet vereist voor het verstrekken van de opleidingen die in artikel 4, 4°, 5°, 6°, 7°, 8°, 9° en 15° van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs bepaald zijn. § 2. De erkenning van rijschool kan slechts verleend worden aan een natuurlijke persoon of aan een in artikel 2, § 2, van het Wetboek van vennootschapsrecht bedoelde handelsvennootschap, met uitsluiting van de in artikel 661 van het genoemde Wetboek bepaalde economische samenwerkingsverbanden en vennootschappen met sociaal oogmerk. § 3. In afwijking van § 2 kan de bestaande erkenning van onderwijsinstellingen waarvan de onderwijsbevoegdheid vakken insluit die gerelateerd zijn aan de auto(rij)techniek, door de Minister bestendigd worden, mits te voldoen aan dezelfde kwaliteitscriteria van dit besluit. § 4. In afwijking van § 2 kunnen de verenigingen zonder winstoogmerk en de vennootschappen met sociaal oogmerk die aan dezelfde kwaliteitscriteria voldoen, een erkenning van rijschool voor theoretisch en praktisch onderricht in het besturen van voertuigen van de categorie B krijgen, enkel voor de volgende groepen van personen : a) degenen die leefloon ontvangen of evenwaardige sociale bijstand genieten;b) de personen die sedert meer dan 12 maanden ingeschreven zijn als werkzoekende;c) de personen met een handicap die de volgende voorwaarden vervullen : - met een permanente invaliditeit van minstens 80 %;of - wiens gezondheidstoestand een autonomievermindering van minstens 12 punten veroorzaakt, gemeten volgens de gids en de schaal die van toepassing zijn in het kader van de wetgeving betreffende de vergoedingen voor personen met een handicap; of - met een permanente invaliditeit die rechtstreeks voortvloeit uit de onderste ledematen en een invaliditeit van minstens 50 % veroorzaakt; of - met een gehele verlamming van de bovenste ledematen of amputatie van deze ledematen; of - aan de burgerlijke en militaire invaliden met een oorlogsinvaliditeit van minstens 50 %. § 5. In afwijking van § 2 kunnen de verenigingen zonder winstoogmerk en de vennootschappen met sociaal oogmerk, mits te voldoen aan dezelfde kwaliteitscriteria, een erkenning krijgen van rijschool voor de theoretische lessen voor het besturen van voertuigen van categorie B, uitsluitend aan de gevangenen op het einde van hun straf, dus voornamelijk die welke in aanmerking komen voor een voorwaardelijke vrijlatingprocedure, mits gunstig advies van de directeur van de betrokken strafinrichting. § 6. Een natuurlijke persoon of een rechtspersoon kan slechts houder zijn van één erkenning van rijschool. »

Art. 3.Artikel 23 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 23.§ 1. Voor iedere leerling wordt een inschrijvingskaart opgesteld, waarop zijn identiteit en inschrijvingsnummer en -datum worden vermeld. Die kaart heeft een aantal vakken, dat met het aantal door de rijschool gegeven lessen overeenstemt.

Bij het einde van elke theoretische of praktische les vermeldt de instructeur de lesdatum en -uren op de inschrijvingskaart van de leerling en ondertekent hij deze vermelding.

De inschrijvingskaart moet op het einde van de lessencyclus door de leerling ondertekend worden. Een kopie ervan wordt aan de leerling bezorgd. § 2. In iedere vestigingseenheid wordt voor elke theorielessencyclus een aanwezigheidslijst bijgehouden.

Deze lijst wordt op afzonderlijke bladen bijgehouden, één per theoretische les of per theoretische lessenreeks. § 3. Elke instructeur houdt een dagelijkse fiche bij waarop hij het begin- en einduur van elke les vermeldt. Voor elke praktische les wordt het inschrijvingsnummer van het voertuig, de kilometerstand van het voertuig bij het begin en het einde van de les, en het inschrijvingsnummer van de leerling vermeld.

De dagelijkse fiche wordt ondertekend door de instructeur en door de leerling die praktisch onderricht gevolgd heeft of bij het examen begeleid werd, en door de stagiair, als die de les bijwoonde of gaf.

De bewaringstermijn van de documenten vermeld in § 1, § 2 en § 3 is twaalf maand. § 4. In iedere vestigingseenheid wordt een jaarregister bijgehouden, waarin per volgnummer worden vermeld : de identiteit van de ingeschreven leerlingen, de inschrijvingsdatum, de data van de gegeven lessen en, zonder enig wit vak of leemte, de aan- of afwezigheid van de leerlingen.

In één kolom worden de data van de theoretische en praktische examens vermeld, die door de leerlingen zijn afgelegd, en eventueel de behaalde uitslag. Eén kolom is voor eventuele opmerkingen voorbehouden.

De bewaringstermijn van dit register is zesendertig maand. § 5. De Minister bepaalt het model van de in § 1, § 2, § 3 en § 4 bepaalde documenten.

Zij mogen worden vervangen door een voor computerverwerking bestemde informatiedrager. Deze informatiedragers dienen volledig en voortdurend toegankelijk te zijn en de hierin vervatte gegevens moeten in verstaanbare vorm op papier kunnen weergegeven worden, als de met de in artikel 39, § 1, tweede lid bepaalde controle belaste beambten dat vragen. § 6. De rijscholen moeten aan de leerlingen, die het in de artikelen 14 en 15 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs bepaalde aantal lesuren gevolgd hebben, een getuigschrift van theoretisch of praktisch onderricht afleveren, waarvan het model door de Minister bepaald wordt. Een dergelijk getuigschrift, met vermelding van het aantal gevolgde uren, wordt eveneens afgegeven aan de leerling die van rijschool verandert.

In afwijking van het eerste lid wordt aan de leerling, die het in artikel 15 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs bepaalde aantal lesuren gevolgd heeft en die bewezen heeft bekwaam te zijn alleen te sturen, met het oog op het verkrijgen van een voorlopig rijbewijs model 2 een bekwaamheidsgetuigschrift afgegeven, waarvan het model door de Minister bepaald wordt.

Aan iedere kandidaat voor de leervergunning wordt, naast een getuigschrift van theoretisch en praktisch onderricht, ook een opleidingsboekje afgeleverd, waarvan het model door de Minister of zijn gemachtigde goedgekeurd wordt. § 7. De voorwaarden en regels van het rijonderricht maken het voorwerp uit van een schriftelijk contract tussen de leerling en de rijschool.

Het contract omvat onder meer, in hetzelfde lettertype als de hoofdtekst, de volgende tekst : "Wat de praktische lessen betreft : als de leerling tijdens de verplaatsingen op de openbare weg niet achter het stuur plaatsneemt, zullen die verplaatsingen niet in aanmerking genomen worden voor de berekening van het aantal lesuren.

Geen enkele andere prestatie dan die waarvoor in het contract een tarief is vermeld, mag worden aangerekend.".

De in artikel 2, § 4, c) bepaalde leerlingen moeten bovendien voor de verwerking van de hen betreffende gezondheidsgegevens hun uitdrukkelijke instemming geven, overeenkomstig artikel 7 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Het tarief van de prestaties wordt in het lokaal voor de administratie en in het leslokaal uitgehangen. § 8. De in artikel 2, § 4 en § 5 bepaalde rijscholen bewaren voor ieder leerling, gedurende drie jaar, een exemplaar van het attest uitgegeven zoals volgt : - voor de personen voorzien in artikel 2, § 4, a) : door het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn; - voor de personen voorzien in artikel 2, § 4, b) : door de bevoegde bemiddelingsinstelling (VDAB, BGDA, Arbeitsamt, FOREm); - voor de personen voorzien in artikel 2 § 4, c) : door de FOD Sociale Zekerheid.

De rijscholen die onderricht aan de in artikel 2, § 4, c) en § 5 bepaalde leerlingen verstrekken, moeten zich houden aan de bepalingen van artikelen 25, 26 en 27 van het koninklijk besluit van 13 februari 2001 ter uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. »

Art. 4.Artikel 1, 12° van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs wordt vervangen als volgt : « 12° "rijschool", elke rijschool, erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen; ».

Art. 5.In artikel 74, 5° en 75, 1°, c en 9° van hetzelfde besluit worden de woorden "23 maart 1998" vervangen door de woorden "11 mei 2004".

Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 december 2004.

Art. 7.Onze Minister van Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 maart 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

^