Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 september 1997
gepubliceerd op 25 oktober 1997

Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 92bis, § 4quater, zesde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen

bron
ministerie van financien
numac
1997003569
pub.
25/10/1997
prom.
17/09/1997
ELI
eli/besluit/1997/09/17/1997003569/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 SEPTEMBER 1997. Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 92bis, § 4quater, zesde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen


VERSLAG AAN DE KONING, Sire, Artikel 92bis, § 4quater, vijfde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen heeft inzake pensioenen een waarborgclausule ingesteld voor de personeelsleden van de gewezen provincie Brabant die ten gevolge van de splitsing van deze provincie werden overgeheveld.

Dit besluit voert artikel 92bis, § 4quater, zesde lid, van de wet van 8 augustus 1980 uit, dat aan uwe Majesteit de bevoegdheid geeft om, op voorstel van de Minister die de pensioenen onder zijn bevoegdheid heeft, de nadere regels vast te stellen voor de tenlasteneming van de bijkomende lasten die uit de waarborgclausule voortvloeien.

Dit besluit heeft geen betrekking op de op 31 december 1994 lopende pensioenen, noch op de uitgestelde rustpensioenen die vanaf 1 januari 1995 worden toegekend aan niet-overgehevelde personeelsleden. Het heeft evenmin betrekking op de overlevingspensioenen toegekend aan de rechthebbenden van niet-overgehevelde personeelsleden. Overeenkomstig artikel 45 van het samenwerkingsakkoord van 30 mei 1994 worden de rechten op deze pensioenen gewaarborgd in het kader van het tussen de gewezen provincie en de O.M.O.B. gesloten contract.

Volledigheidshalve dient nog te worden opgemerkt dat dit besluit evenmin van toepassing is op de pensioenen van het personeel van het onderwijs van de gewezen provincie Brabant, dat krachtens artikel 79bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen op 1 januari 1995 werd overgeheveld naar de Franse of Vlaamse Gemeenschapscommissie.

Voor deze personeelsleden zullen een gelijkaardige waarborgclausule en de nadere regels met betrekking tot de tenlasteneming van de bijkomende lasten die uit deze waarborgclausule voortvloeien vastgesteld worden in voormeld samenwerkingsakkoord van 30 mei 1994.

Het algemene principe voor de leden van het administratief personeel van de gewezen provincie Brabant bestaat erin om zowel het pensioensupplement voortvloeiend uit de waarborgclausule als het pensioengedeelte dat overeenstemt met de in de gewezen provincie Brabant verrichte diensten, ten laste te leggen van de instelling waarnaar het personeelslid werd overgeheveld.

Na de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen zal de situatie inzake rustpensioenen van de overgehevelde gewezen personeelsleden van de provincie zich als volgt voordoen.

De pensioenen van de overgehevelde gewezen administratieve personeelsleden die ingaan na 1 januari 1995, worden toegekend door het pensioenstelsel van de instelling waarbij het personeelslid zijn loopbaan beëindigt en berekend overeenkomstig de bepalingen van dit stelsel. De last van het pensioengedeelte dat overeenstemt met de na 31 december 1994 verrichte diensten wordt gedragen door het pensioenstelsel van de instelling. De last van het pensioengedeelte dat overeenstemt met de bij de gewezen provincie Brabant verrichte diensten had, met toepassing van de wet van 14 april 1965, moeten gedragen worden door deze gewezen provincie. Rekening houdend met het feit dat overeenkomstig artikel 42 van het samenwerkingsakkoord, de nieuwe instellingen, elk voor hun deel, de rechten en verplichtingen van de gewezen provincie dienen over te nemen, zal het pensioengedeelte dat overeenstemt met de bij de gewezen provincie verrichte diensten ten laste worden gelegd van de instelling waarnaar het personeelslid werd overgeheveld. Bovendien zal deze instelling in voorkomend geval de last van het pensioensupplement voortvloeiend uit de waarborgclausule dragen.

Zo wordt bijvoorbeeld in geval van een naar de federale Staat overgeheveld personeelslid het rustpensioen toegekend door de Administratie der Pensioenen, op basis van het pensioendossier, samengesteld door het ministeriële departement waar het personeelslid zijn loopbaan beëindigt, en dat alle noodzakelijke gegevens bevat voor de berekening van het gewaarborgd totaal pensioen. Het pensioengedeelte dat overeenstemt met de na 31 december 1994 verrichte diensten wordt gedragen door de Openbare Schatkist. Bovendien draagt, overeenkomstig artikel 42 van het samenwerkingsakkoord, voormelde Schatkist eveneens, als instelling die de rechten en verplichtingen van de gewezen provincie heeft overgenomen, het pensioengedeelte dat overeenstemt met de bij de gewezen provincie Brabant verrichte diensten. Het eventuele pensioensupplement voortvloeiend uit de waarborgclausule zal eveneens door deze Schatkist worden gedragen.

In geval van een naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie overgeheveld personeelslid wordt het pensioen eveneens toegekend door de Administratie der Pensioenen en wordt het pensioengedeelte dat overeenstemt met de na 31 december 1994 verrichte diensten door de Openbare Schatkist gedragen.

Het pensioenaandeel dat overeenstemt met de bij de gewezen provincie Brabant verrichte diensten wordt daarentegen, naargelang het geval, ten laste gelegd van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Deze dragen eveneens de last van het eventuele pensioensupplement voortvloeiend uit de waarborgclausule.

De rustpensioenen van de naar de provincies Waals-Brabant of Vlaams-Brabant overgehevelde gewezen leden van het personeel van het onderwijs die ingaan na 1 januari 1995 zijn overeenkomstig de bepalingen van de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen ten laste van de Openbare Schatkist en worden toegekend door de Administratie der Pensioenen, zodat geen aandeel in het rustpensioen wordt gevorderd voor de bij de gewezen provincie Brabant verrichte diensten. Overeenkomstig artikel 85 van voormelde wet en overeenkomstig dit besluit draagt de instelling waarnaar het personeelslid werd overgeheveld evenwel de last van de pensioensupplementen die voortvloeien uit de door de wet van 20 juli 1991 bedoelde waarborgclausule en uit die opgenomen in artikel 92bis, § 4quater, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980.

Alhoewel de waarborgclausule eveneens geldt voor de overlevingspensioenen, is het niet nodig in dit besluit bepalingen ter zake op te nemen. Zowel de gewezen provincie als de instellingen die haar zijn opgevolgd dienen immers, overeenkomstig de wet van 15 mei 1984, rekening te houden zowel met de bepalingen inzake de opening van het recht als met de nadere regels betreffende de berekening van de overlevingspensioenen van de rechthebbenden van personeelsleden van de Staat. De eventuele verschillen die zouden kunnen bestaan inzake de voor de berekening van het pensioen in aanmerking te nemen wedde (bijvoorbeeld bepaalde weddesupplementen) stellen geen problemen inzake overlevingspensioenen daar artikel 4 van de wet van 15 mei 1984 bepaalt dat voor de berekening van het overlevingspensioen de wedde die als grondslag zou dienen voor de berekening van een rustpensioen dat op dezelfde datum zou ingaan, dient in aanmerking te worden genomen.

Er werd rekening gehouden met de opmerkingen van de Raad van State ter zake.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaren, De Minister van Binnenlandse Zaken, J. VANDE LANOTTE De Minister van Pensioenen, M. COLLA 17 SEPTEMBER 1997. Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 92bis, § 4quater, zesde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 92bis, § 4quater, zesde lid, ingevoegd door de bijzondere wet van 28 december 1994;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 30 mei 1994 tussen de federale overheid, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest voor de verplichte overheveling zonder schadeloosstelling van het personeel en de goederen, rechten en verplichtingen van de provincie Brabant naar de provincie Vlaams-Brabant, de provincie Waals-Brabant, het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschapscommissies bedoeld in artikel 60 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, en naar de federale overheid, gewijzigd op 23 december 1994 en 16 maart 1995;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 19 april 1996;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting van 3 juni 1996;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° "het personeelslid" : het personeelslid van de provincie Brabant dat, ter uitvoering van artikel 92bis, § 4quater, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, werd overgeheveld naar de provincie Waals-Brabant, naar de provincie Vlaams-Brabant, naar het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, naar de Franse Gemeenschapscommissie, naar de Vlaamse Gemeenschapscommissie, naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of naar de federale Staat en dat, na zijn overheveling, geen pensioenrechten meer heeft opgebouwd in een ander stelsel dan dat van de instelling waarnaar het werd overgeheveld.Voor het personeelslid dat opnieuw is overgeheveld ter uitvoering van artikel 9bis van het samenwerkingsakkoord van 30 mei 1994, wordt verondersteld dat deze nieuwe overheveling is geschied met ingang van 1 januari 1995, zodat de vorige overheveling geacht wordt nooit te hebben plaatsgevonden; 2° "de Provincie" : de provincie Brabant;3° "de instelling" : de instelling waarnaar het personeelslid werd overgeheveld als gevolg van de splitsing van de provincie Brabant;4° "de Administratie" : de Administratie der Pensioenen van het Ministerie van Financiën;5° "het gewaarborgde totale pensioen" : het pensioen waarop, met toepassing van de in artikel 92bis, § 4quater, vijfde lid, van voormelde bijzondere wet van 8 augustus 1980 bedoelde waarborg, het personeelslid aanspraak had kunnen maken overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die op hem van toepassing waren op de datum van zijn overheveling, maar rekening houdend met de wijzigingen die deze bepalingen later zouden hebben ondergaan krachtens algemene maatregelen die op de provincie Brabant toepasselijk zouden zijn geweest.Dit pensioen bevat in voorkomend geval het aan het nominaal pensioenbedrag toegevoegde supplement, teneinde dit op het gewaarborgd minimumbedrag te brengen.

Het aan een gewezen lid van het personeel van het onderwijs van de provincie toegekende complement met toepassing van artikel 85 van de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen, is in voorkomend geval begrepen in het gewaarborgde totale pensioenbedrag; 6° "het pensioen" : het pensioen waarop het personeelslid aanspraak kan maken met toepassing van de bepalingen van het pensioenstelsel van de instelling.Dit pensioen bevat in voorkomend geval het aan het nominale pensioenbedrag toegevoegde supplement, teneinde dit tot het gewaarborgd minimumbedrag te brengen. HOOFDSTUK II. - Bepalingen toepasselijk inzake pensioenen Afdeling 1. - Bepalingen toepasselijk op personeelsleden die geen lid

zijn van het personeel van het onderwijs

Art. 2.Deze afdeling is van toepassing op de personeelsleden die op 31 december 1994 geen lid waren van het personeel van het onderwijs van de Provincie.

Art. 3.Voor de in artikel 2 bedoelde personeelsleden die werden overgeheveld naar de provincie Waals-Brabant, naar de provincie Vlaams-Brabant of naar de Franse Gemeenschapscommissie, berekent de instelling enerzijds het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen en anderzijds het bedrag van het pensioen.

De instelling betaalt maandelijks aan het personeelslid hetzij het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen, hetzij het bedrag van het pensioen indien dit groter is dan het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen.

De last van de met toepassing van het tweede lid uitbetaalde bedragen wordt gedragen door de instelling.

Art. 4.Voor de in artikel 2 bedoelde, naar de federale Staat overgehevelde personeelsleden berekent de Administratie, op basis van de gegevens die haar meegedeeld werden door het ministerieel departement waar het personeelslid zijn loopbaan beëindigt, enerzijds het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen en anderzijds het bedrag van het pensioen.

De Centrale Dienst der Vaste Uitgaven van het Ministerie van Financiën betaalt maandelijks aan het personeelslid, hetzij het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen, hetzij het bedrag van het pensioen indien dit groter is dan het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen.

De last van de met toepassing van het tweede lid uitbetaalde bedragen wordt gedragen door de Openbare Schatkist.

Art. 5.Voor de in artikel 2 bedoelde, naar de Vlaamse Gemeenschapscommissie overgehevelde personeelsleden, berekent de Administratie, op basis van de gegevens die haar meegedeeld werden door voormelde Commissie, enerzijds het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen en anderzijds het bedrag van het pensioen.

De Centrale Dienst der Vaste Uitgaven van het Ministerie van Financiën betaalt maandelijks aan het personeelslid hetzij het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen, hetzij het bedrag van het pensioen indien dit groter is dan het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen.

De pensioenlast wordt gedragen door het gemeenschappelijke pensioenstelsel van de lokale overheden, genoemd in artikel 1, c), van de wet van 6 augustus 1993 betreffende de pensioenen van het benoemd personeel van de plaatselijke besturen.

Indien het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen groter is dan het bedrag van het pensioen, wordt het verschil tussen beide bedragen gedragen door de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

De Vlaamse Gemeenschapscommissie dient eveneens het pensioenaandeel te dragen dat overeenstemt met de bij de provincie verrichte diensten.

Dit aandeel wordt vastgesteld volgens de in artikel 13 van de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector bepaalde nadere regels.

Art. 6.Voor de in artikel 2 bedoelde, naar het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie overgehevelde personeelsleden, berekent de Administratie, op basis van de gegevens die haar, naargelang het geval door voormeld Gewest of door voormelde Commissie zijn meegedeeld, enerzijds het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen, en anderzijds het bedrag van het pensioen.

De Centrale Dienst der Vaste Uitgaven van het Ministerie van Financiën betaalt maandelijks aan het personeelslid hetzij het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen, hetzij het bedrag van het pensioen indien dit groter is dan het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen.

De last van het pensioen wordt gedragen door de Openbare Schatkist.

Indien het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen groter is dan het bedrag van het pensioen, wordt het verschil tussen deze beide bedragen, naargelang het geval, gedragen door hetzij het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, hetzij de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

Het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie dient, naargelang het geval, eveneens het pensioenaandeel te dragen dat overeenstemt met de bij de provincie verrichte diensten. Dit aandeel wordt vastgesteld volgens de in artikel 13 van voormelde wet van 14 april 1965 bepaalde nadere regels. Afdeling 2. - Bepalingen toepasselijk op de leden van het personeel

van het onderwijs

Art. 7.Deze afdeling is van toepassing op de personeelsleden die op 31 december 1994 lid waren van het personeel van het onderwijs van de Provincie, met uitzondering van die welke met toepassing van artikel 79bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen op 1 januari 1995 overgeheveld werden naar de Franse Gemeenschapscommissie of naar de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

Art. 8.Voor de in artikel 7 bedoelde personeelsleden berekent de Administratie, op basis van de gegevens die haar meegedeeld werden door de instelling, enerzijds het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen, en anderzijds het bedrag van het pensioen.

De Centrale Dienst der Vaste Uitgaven van het Ministerie van Financiën betaalt maandelijks aan het personeelslid hetzij het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen, hetzij het bedrag van het pensioen indien dit groter is dan het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen.

De last van het pensioen wordt gedragen door de Openbare Schatkist.

Indien het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen groter is dan het bedrag van het pensioen, wordt het verschil tussen deze beide bedragen gedragen door de instelling. Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 9.Indien de artikelen 5, vierde lid, 6, vierde lid of 8, vierde lid van toepassing zijn, deelt de Administratie aan de instelling die het verschil draagt tussen het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen en het bedrag van het pensioen, de volgende gegevens mee : 1° het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen;2° het bedrag van het pensioen;3° het verschil tussen de in 1° en 2° bedoelde bedragen;4° het percentage dat het in 3° bedoelde verschil vertegenwoordigt ten opzichte van het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen. Het bedrag ten laste van de instelling wordt verkregen door de som van de bedragen die in de loop van een bepaald jaar aan ieder personeelslid effectief zijn uitbetaald als gewaarborgd totaal pensioen, te vermenigvuldigen met het percentage dat overeenkomstig het eerste lid, 4°, voor dit personeelslid is vastgesteld. Deze som wordt vastgesteld na aftrek van de voor hetzelfde jaar verschuldigde aandelen met toepassing van de bepalingen van voormelde wet van 14 april 1965.

Art. 10.Indien artikel 9 van toepassing is, is de instelling ertoe gehouden aan de Openbare Schatkist maandelijkse voorafbetalingen te storten waarvan het bedrag door de Administratie meegedeeld wordt en die vastgesteld worden op basis van een raming van de uitgaven die haar zullen worden aangerekend voor het betrokken jaar. Deze voorafbetalingen moeten uiterlijk de laatste werkdag van de maand waarop zij betrekking hebben, bij die Schatkist aankomen.

Elk kalenderjaar bezorgt de Administratie aan de instelling een overzicht enerzijds van de in de loop van het voorgaande jaar gestorte voorafbetalingen en anderzijds van het totaal van de voor elk personeelslid voor datzelfde jaar verschuldigde sommen. De voor het voorgaande jaar verschuldigd blijvende sommen moeten bij de Openbare Schatkist toekomen uiterlijk de laatste werkdag van de tweede maand die volgt op de mededeling van het verschuldigd blijvend bedrag. De teveel gestorte sommen worden in aanmerking genomen om het bedrag van de in het eerste lid bedoelde voorschotten alsook van het overzicht van het volgende jaar vast te stellen.

Art. 11.Indien de instelling de in artikel 10, eerste en tweede lid bedoelde stortingen niet binnen de bepaalde termijnen uitvoert, is zij van rechtswege aan de Openbare Schatkist nalatigheidsintresten verschuldigd op de niet-gestorte bedragen. Deze intresten, waarvan het percentage op elk ogenblik gelijk is aan de wettelijke intrestvoet, verhoogd met 2 t.h., beginnen te lopen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de storting had moeten worden verricht.

Art. 12.Voor de toepassing van de regels inzake cumulatie en perekwatie, wordt rekening gehouden met het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen indien het bedrag ervan groter is dan het bedrag van het pensioen.

Art. 13.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1995, met uitzondering van de artikelen 10 en 11 die in werking treden de eerste dag van de derde maand volgend op die gedurende welke dit besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 14.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 september 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, J. VANDE LANOTTE. De Minister van Pensioenen, M. COLLA

^