Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 september 2005
gepubliceerd op 19 december 2005

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 2004, gesloten in het Paritair Comité voor het beheer van gebouwen en voor de dienstboden, tot vaststelling van de bijdrage van de werkgever in de vervoerskosten van de werknemers

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2005202892
pub.
19/12/2005
prom.
17/09/2005
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 SEPTEMBER 2005. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 2004, gesloten in het Paritair Comité voor het beheer van gebouwen en voor de dienstboden, tot vaststelling van de bijdrage van de werkgever in de vervoerskosten van de werknemers (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het beheer van gebouwen en voor de dienstboden;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 2004, gesloten in het Paritair Comité voor het beheer van gebouwen en voor de dienstboden, tot vaststelling van de bijdrage van de werkgever in de vervoerskosten van de werknemers.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 september 2005.

ALBERT Van Koningswege : Voor de Minister van Werk, afwezig : De Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het beheer van gebouwen en voor de dienstboden Collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 2004 Vaststelling van de bijdrage van de werkgever in de vervoerskosten van de werknemers (Overeenkomst geregistreerd op 23 juli 2004 onder het nummer 72019/CO/323) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de ondernemingen die tot de bevoegdheid behoren van het Paritair Comité voor het beheer van gebouwen en voor de dienstboden.

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst moet worden verstaan onder "werknemers" : de bedienden en de arbeiders, zowel mannen als vrouwen, zoals gedefinieerd in artikelen 3 en 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 2004 betreffende de beroepsindeling en de lonen, afgesloten binnen het Paritair Comité voor het beheer van gebouwen en voor de dienstboden, met uitsluiting van de conciërges en dienstboden, zoals gedefinieerd in de artikelen 7 en 8 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 2.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is evenwel niet van toepassing op de werknemers die andere vervoermiddelen dan het gemeenschappelijk openbaar vervoer gebruiken en van wie de jaarlijkse brutobezoldiging 20 000 EUR overschrijdt. § 2. De jaarlijkse brutobezoldiging dient berekend volgens de bijlage die bij deze overeenkomst is gevoegd; deze bijlage maakt integraal deel uit van deze overeenkomst. HOOFDSTUK II. - Gemeenschappelijk openbaar treinvervoer

Art. 3.Wat het door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen georganiseerde vervoer betreft, zal de tussenkomst van de werkgever in de prijs van het gebruikte vervoerbewijs berekend worden op basis van het barema dat is opgenomen in bijlage van het koninklijk besluit van 28 juli 1962 dat getroffen werd in uitvoering van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van een werkgeversbijdrage in het verlies gelden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden (Belgisch Staatsblad van 31 juli 1962). HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijk openbaar vervoer, met uitzondering van het treinvervoer

Art. 4.Voor wat betreft het gemeenschappelijk openbaar vervoer, met uitzondering van het treinvervoer, zal de bijdrage van de werkgever in de prijs van de abonnementen voor de verplaatsingen vanaf 3 kilometer, berekend vanaf de vertrekhalte, vastgesteld worden volgens de hierna vastgestelde modaliteiten : a) wanneer de prijs van het vervoer in verhouding tot de afstand staat, is de bijdrage van de werkgever gelijk aan de werkgeverstussenkomst in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor een overeenstemmende afstand, zonder evenwel 60 pct.van de werkelijke vervoerprijs te overschrijden; b) wanneer de prijs een eenheidsprijs is, ongeacht de afstand, wordt de bijdage van de werkgever forfaitair vastgesteld en bedraagt zij 56 pct.van de effectief door de werknemer betaalde prijs, zonder evenwel het bedrag van de werkgeverstussenkomst in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor een afstand van 7 kilometer te overschrijden. HOOFDSTUK IV. - Gecombineerd gemeenschappelijk openbaar vervoer

Art. 5.Ingeval de werknemer gebruik maakt van een combinatie van de trein en één of meerdere andere gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen dan de trein, en er wordt slechts één vervoerbewijs afgeleverd voor het geheel van de afstand - zonder dat in dit vervoerbewijs een onderverdeling wordt gemaakt per gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel - zal de bijdrage van de werkgever gelijk zijn aan de werkgeverstussenkomst in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement.

Art. 6.In elk ander geval dat de werknemer meer dan één gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel gebruikt dan voorzien in artikel 5, wordt de bijdrage van de werkgever voor het geheel van de afstand als volgt berekend : nadat met betrekking tot elk afzonderlijk gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel waarvan de werknemer gebruik maakt de bijdrage van de werkgever is berekend overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 3, 4, a) en b) en 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, worden de aldus bekomen bedragen bij elkaar opgeteld om de bijdrage van de werkgever voor het geheel van de afgelegde afstand vast te stellen. HOOFDSTUK V. - Andere vervoermiddelen

Art. 7.§ 1. Voor de werknemer die andere vervoermiddelen dan het gemeenschappelijk openbaar vervoer gebruiken om zich te verplaatsen over een afstand gelijk aan of groter dan 3 kilometers, zijn de modaliteiten van de tussenkomst van de werkgever als volgt bepaald : a) bedoelde werknemers leggen aan de werkgever een ondertekende verklaring voor waarin verzekerd wordt dat zij geregeld over een afstand gelijk aan of groter dan 3 kilometers, een ander dan gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel benutten om zich van hun woonplaats naar hun plaats van tewerkstelling te begeven, zij delen iedere wijziging van deze toestand in de kortst mogelijk tijd mede;b) de werkgevers mogen op elk ogenblik nagaan of deze verklaring met de werkelijkheid strookt. § 2. De bijdrage van de werkgevers is gelijk aan 50 pct. van de prijs van een treinkaart geldig voor één maand van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen in 2de klasse voor het overeenstemmend aantal kilometers vermeld in de verklaring waarvan sprake in § 1, a).

Art. 8.Het in aanmerking te nemen aantal kilometers wordt in gemeenschappelijk akkoord op ondernemingsvlak vastgesteld.

In geval van betwisting, wordt verwezen naar het "Boek der wettelijke afstanden" goedgekeurd bij koninklijk besluit van 15 oktober 1969 tot vaststelling der wettelijke afstanden, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 juli 1970. HOOFDSTUK VI. - Door de ondernemingen met de financiële deelneming van de werknemers georganiseerd vervoer of door de ondernemingen voor een gedeelte van het traject uitsluitend op eigenkosten georganiseerd vervoer

Art. 9.Ingeval het transport is georganiseerd door de werkgever, met de financiële deelneming van de werknemers, of indien de werkgever een gedeelte van het traject uitsluitend op eigen kosten heeft georganiseerd, dient, wat zijn bijdrage in de kosten van vervoer der werknemers betreft, een oplossing te worden gezocht die is ingegeven door de bepalingen van deze overeenkomst. HOOFDSTUK VII. - Terugbetalingstijdstip

Art. 10.De bijdrage van de werkgevers in de door de werknemers gedragen vervoerskosten zal maandelijks betaald worden. HOOFDSTUK VIII. - Modaliteiten van terugbetaling

Art. 11.a) De werknemers leggen aan de werkgevers een ondertekende verklaring voor waarin verzekerd wordt dat zij geregeld over een afstand gelijk aan of hoger dan 3 kilometers een gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel benutten om zich van hun woonplaats nar hun plaats van tewerkstelling te begeven; bovendien preciseren zij, indien mogelijk, het aantal effectief gereden kilometers. Zij zullen ervoor zorgen iedere wijziging van deze toestand in de kortst mogelijke tijd mede te delen. b) De werkgevers mogen op elk ogenblik nagaan of deze verklaring met de werkelijkheid strookt.

Art. 12.a) Wat het gemeenschappelijk openbaar vervoer betreft zal de tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten betaald worden op voorlegging van de vervoersbewijzen, uitgereikt door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen en/of de andere maatschappijen van gemeenschappelijk openbaar vervoer. b) Voor de werknemers die geen gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel gebruiken, wordt de bijdrage enkel betaald voor de aanwezige werkdagen zonder andere modaliteiten. HOOFDSTUK IX. - Algemene bepaling

Art. 13.Verplaatsingen tijden of ten behoeve van de dienst gedaan, zijn integraal ten laste van de werkgever, behalve voor die werknemers die, zelfs gedeeltelijk, op basis van commissie worden vergoed. HOOFDSTUK X. - Duur van de overeenkomst

Art. 14.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een onbepaalde tijd. § 2. Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 september 2002 (koninklijk besluit van 27 januari 2004 - Belgisch Staatsblad van 2 april 2004), gesloten binnen het Paritair Comité voor het beheer van gebouwen, betreffende de vaststelling van bijdrage van de werkgever in de vervoerskosten van de werknemers.

Zij treedt in werking op 3 juni 2004 en kan, met een opzeggingstermijn van drie maanden, per aangetekende brief aan de voorzitter en aan de in het Paritair Comité voor het beheer van gebouwen en voor de dienstboden vertegenwoordigde organisaties, door één der partijen worden opgezegd.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005.

Voor de Minister van Werk, afwezig : De Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE

Bijlage in de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 2004, gesloten in het Paritair Comité voor het beheer van gebouwen en voor de dienstboden, tot vaststelling van de bijdrage van de werkgever in de vervoerskosten van de werknemers Raming van de jaarlijkse brutobezoldiging 1. de vaste elementen : De maandelijkse brutowedde, inbegrepen de eventuele bijkomende wedden, zoals onder meer de vergoeding voor de kennis en het gebruik van beide landstalen, hierbij rekening gehouden met het beweeglijk gedeelte toegekend in functie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.Het jaarlijkse brutobedrag wordt bekomen door de vaste elementen, die betrekking hebben op de eerste maand waarvoor het sociaal abonnement wordt gevraagd, te vermenigvuldigen met 12, zelfs indien de werknemer geen 12 maanden werkt. 2. de veranderlijke elementen : a) per maand : commissielonen, premies, overuren, enz. Hier gelden de brutocijfers voor de laatste 12 maanden. Indien de werknemer geen 12 maanden heeft gewerkt wordt het in aanmerking te nemen bedrag bekomen door het maandgemiddelde voor de effectief gewerkte maanden, te vermenigvuldigden met 12. b) per jaar : commissielonen, premies, 13e maand en andere toelagen die sommige werkgevers eens of meermaals per jaar aan hun personeel toekennen, ingevolge overeenkomst of gebruik. - De brutobedragen toegekend gdurende de laatste 12 maanden moeten bij de jaarlijkse brutobedragen, waarvan sprake onder punt 1 en punt 2 a), worden gevoegd. - De raming van de jaarlijkse brutobezoldiging moet niet omvatten : 1. de toelagen van sociale aard, zoals : haard- en standplaatstoelage, kindergeld, vakantiegeld; 2. de bedragen toegekend als vergoeding voor bepaalde kosten (reiskosten, represenatiegelden, enz.); 3. pensioenen van allerlei aard. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005.

Voor de Minister van Werk, afwezig : De Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE

^