Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 oktober 2004
gepubliceerd op 25 november 2004

Koninklijk besluit betreffende de organisatie, de samenstelling en de werkwijze van de Raad van het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2004022871
pub.
25/11/2004
prom.
18/10/2004
ELI
eli/besluit/2004/10/18/2004022871/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 OKTOBER 2004. - Koninklijk besluit betreffende de organisatie, de samenstelling en de werkwijze van de Raad van het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, inzonderheid op artikel 2, §1, 4°, 5° en 7°, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1998 en 5 februari 1999, bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001, bij de wetten van 28 maart 2003 en 22 december 2003;

Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, gewijzigd bij de wet van 29 december 1990 en bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001;

Gelet op de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977, hoofdstuk VI, afdeling 1, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1994 en 28 maart 2003;

Gelet op de wet van 21 juni 1983 betreffende gemedicineerde diervoeders, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 maart 1995;

Gelet op de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, gewijzigd bij de wetten van 24 december 1993 en 21 december 1994, bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001 en bij de wetten van 19 juli 2001, 24 december 2002 en 28 maart 2003;

Gelet op de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid, gewijzigd bij de wetten van 4 april 2001, van 28 maart 2003 en van 22 december 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 augustus 1998 betreffende de organisatie, de samenstelling en de werkwijze van de Raad van het Begrotingsfonds voor de grondstoffen;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, geven op 20 februari 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 14 juni 2004;

Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, §1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd door de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door de omstandigheid dat de organisatie, de samenstelling en de werking van de Raad van het Begrotingsfonds voor de grondstoffen zo spoedig mogelijk moeten worden herzien om de continuïteit en de doeltreffendheid van het beleid op het vlak van de grondstoffen te waarborgen;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, en van Onze Minister van Leefmilieu en Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° De Raad : de Raad van het Begrotingsfonds van de grondstoffen en de producten;2° De Minister: de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft.

Art. 2.De Raad wordt opgericht bij het Directoraat Generaal Dier Plant Voeding (DG4) - Afdeling 1 Grondstoffen en Plantenbescherming van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.

Art. 3.De Raad bestaat uit zestien leden en is als volgt samengesteld: 1° zes ambtenaren van FOD Volksgezondheid : 1.de directeur-generaal van de DG4; 2. drie ambtenaren van DG4;3. twee ambtenaren van DG5 (Bescherming van de Volksgezondheid: Leefmilieu);2° een ambtenaar van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;3° een afgevaardigde van de Minister van Begroting;4° een vertegenwoordiger van BEMEFA vzw;5° een vertegenwoordiger van FRANA vzw;6° een vertegenwoordiger van SYNAGRA vzw;7° drie vertegenwoordigers van PHYTOFAR vzw;8° een vertegenwoordiger FEDICHEM vzw;9° een gezamenlijke vertegenwoordiger voor DETIC, BIOPLUS en PROBOIS.

Art. 4.De leden, bedoeld bij artikel 3, 1°, 2, en 2° worden aangewezen door de Minister. De leden, bedoeld bij artikel 3, 1°, 3 worden voorgedragen door de Minister die het leefmilieu onder zijn bevoegdheid heeft. Het lid bedoeld bij artikel 3, 3° wordt voorgedragen door de Minister van Begroting. De leden bedoeld bij artikel 3, 4° tot 9° worden voorgedragen door de betrokken beroepsverenigingen.

Art. 5.De Minister wijst voor de leden bedoeld bij artikel 3, 1°, 2 en 3 en in artikel 3, 2° tot 9°, een plaatsvervanger aan die het lid bij afwezigheid kan vervangen. De plaatsvervanger heeft dezelfde bevoegdheden als het lid en voldoet aan dezelfde bepalingen inzake voordracht en aanwijzing.

Art. 6.De leden van de Raad en hun plaatsvervangers worden door de Minister benoemd voor een periode van 4 jaar. Deze mandaten zijn hernieuwbaar. In geval van vacature vóór het verstrijken van een mandaat voleindigt het nieuw benoemde lid het mandaat van zijn voorganger. In geval de ambtenaar vernoemd in artikel 3, 1°, 1, verhinderd is, kan hij zich ambtshalve laten vervangen door de ambtenaar die hij daartoe aanduidt.

Art. 7.De Raad wordt voorgezeten door de directeur-generaal van de DG 4.

Art. 8.De Raad vergadert op uitnodiging van de voorzitter.

Art. 9.De Raad beraadslaagt op geldige wijze als ten minste de helft van de leden aanwezig is.

Is niet aan deze voorwaarde voldaan dan kan de Raad na een nieuwe bijeenroeping, op geldige wijze over hetzelfde voorwerp beraadslagen, ongeacht het aantal aanwezige leden.

Art. 10.De stemming geschiedt bij meerderheid van de aanwezige leden.

Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

Art. 11.De Raad kan deskundigen raadplegen en uitnodigen die geen lid zijn.

Art. 12.De Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Minister.

Art. 13.De Raad kan voor de opdrachten die hij bepaalt werkgroepen oprichten bestaande uit leden en deskundigen.

Art. 14.Op voorstel van de voorzitter wijst de Raad twee secretarissen aan, een van de Nederlandse en een van de Franse taalrol, uit de ambtenaren van DG 4.

Art. 15.§ 1. De Raad is ermee belast aan de Minister het jaarlijks programma voor te stellen der geplande projecten bedoeld in de tabel, gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende de oprichting van begrotingsfondsen, en de kostprijs ervan te ramen. Hij stelt ook de natuurlijke of rechtspersonen voor die geheel of gedeeltelijk voor het verwezenlijken van deze projecten zullen instaan. § 2. De Raad ontvangt ten minste twee maal per jaar een verslag betreffende het beheer van het Fonds. De verslagen bedoeld in artikel 16 worden hem eveneens meegedeeld.

Art. 16.De natuurlijke of rechtspersonen aan wie de uitvoering der projecten wordt toevertrouwd brengen bij de Minister verslag uit over de resultaten hiervan.

Art. 17.Het koninklijk besluit van 19 augustus 1998 betreffende de organisatie, de samenstelling en de werkwijze van de Raad van het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, wordt opgeheven.

Art. 18.Onze Minister bevoegd voor Volksgezondheid en Onze Minister bevoegd voor Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 oktober 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Leefmilieu en Pensioenen, B. TOBBACK

^