Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 april 2002
gepubliceerd op 27 april 2002

Koninklijk besluit houdende specifieke statutaire bepalingen met betrekking tot personen aangesteld in bepaalde betrekkingen van de federale politie, de lokale politie en van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie

bron
ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie
numac
2002000274
pub.
27/04/2002
prom.
19/04/2002
ELI
eli/besluit/2002/04/19/2002000274/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 APRIL 2002. - Koninklijk besluit houdende specifieke statutaire bepalingen met betrekking tot personen aangesteld in bepaalde betrekkingen van de federale politie, de lokale politie en van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de overgangsbepaling van artikel 184 van de Grondwet;

Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op artikel 121;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten;

Gelet op het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling tot bepaalde betrekkingen van de federale politie en van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie;

Gelet op het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling in bepaalde betrekkingen van de lokale politie;

Gelet op het protocol nr. 46/2 van 17 januari 2002 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;

Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 4 mei 2001 en 11 juli 2001;

Overwegende dat het advies van de Adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 17 oktober 2001;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken van 18 september 2001;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de rechtszekerheid vraagt de rechtspositie van de betrokken mandaathouders zo snel mogelijk en op een duidelijke wijze, te regelen en dat het aangewezen is, op vlak van de juridische techniciteit, dat dit ontwerp afgewerkt wordt vóór de inwerkingtreding van de wet tot uitvoering van artikel 184 van de Grondwet;

Gelet op het advies nr. 33.181/2 van de Raad van State, gegeven op 20 maart 2002;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De artikelen VII.III.2 RPPol, VII.III.4, eerste lid, RPPol, VII.III.47 RPPol, VII.III.51 RPPol tot en met VII.III.57 RPPol, VII.III.86 RPPol tot en met VII.III.137 RPPol, XI.II.17 RPPol, XI.II.18 en XI.III.27 RPPol zijn van overeenkomstige toepassing op de personen aangewezen voor een mandaat bedoeld in respectievelijk de artikelen 5, § 6, eerste lid en 8, § 6, eerste en tweede lid, van het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling tot bepaalde betrekkingen van de federale politie en van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie en in artikel 6, eerste lid, van het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling in bepaalde betrekkingen van de lokale politie.

Art. 2.De in artikel 1 bedoelde personen die met toepassing van artikel 4, § 1, van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, hebben geopteerd voor het behoud van hun oorspronkelijke rechtspositieregeling, hebben, gelet op hun weddebijslag voor de uitoefening van een mandaat, geen recht op de toelagen voor dienstprestaties uitgevoerd op een zaterdag, een zondag, een feestdag of tijdens de nacht, noch op de toelage voor bijkomende dienstprestaties, noch op de toelage betreffende de beschikbaarheidsplicht waarin dat oorspronkelijk statuut voorziet.

Art. 3.De politieambtenaar bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling in bepaalde betrekkingen van de federale politie en van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie en in artikel 7 van het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling in bepaalde betrekkingen van de lokale politie, en aangewezen voor een functie bedoeld in artikel 247 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, wordt van rechtswege aangesteld in de graad van hoofdcommissaris van politie.

Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2001.

In afwijking van het eerste lid, heeft voor de in artikel 1 bedoelde personeelsleden van de gemeentepolitie aangewezen voor een mandaat van directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal in de federale politie, artikel XI.II.17 RPPol uitwerking vanaf 1 januari 2001.

Art. 5.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 april 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^