Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 december 2017
gepubliceerd op 27 december 2017

Koninklijk besluit tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2017032214
pub.
27/12/2017
prom.
19/12/2017
ELI
eli/besluit/2017/12/19/2017032214/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 DECEMBER 2017. - Koninklijk besluit tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat wij de eer hebben U ter ondertekening voor te leggen, strekt ertoe de omzetting in Belgisch recht te vervolledigen van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (hierna "MiFID II-richtlijn"), die reeds gedeeltelijk in Belgisch recht is omgezet door de wet van 21 november 2017 over de infrastructuren voor de markten voor financiële instrumenten en houdende omzetting van Richtlijn 2014/65/EU. Die wet bevat diverse machtigingen aan de Koning die de precisering tot doel hebben van bepaalde nadere regels tot uitvoering van de omzettingsbepalingen van de MiFID II-richtlijn die zij bevat.

Dit besluit strekt er ook toe de Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2017/593 van de Commissie van 7 april 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het vrijwaren van financiële instrumenten en geldmiddelen die aan cliënten toebehoren, productgovernanceverplichtingen en de regels die van toepassing zijn op het betalen of het ontvangen van provisies, commissies en geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen (hierna "Gedelegeerde Richtlijn 2017/593"), in Belgisch recht om te zetten.

Conform artikel 2, eerste lid, 28°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten (hierna "wet van 2 augustus 2002") definiëren artikel 2 van en de bijlage bij dit besluit het begrip "professionele cliënt". De bijlage bij dit besluit neemt de in bijlage II bij de MiFID II-richtlijn beschreven criteria over, en maakt een onderscheid tussen de categorieën van cliënten die automatisch als professioneel worden beschouwd, en de categorieën van cliënten die op verzoek als professionele cliënt kunnen worden behandeld. Er wordt geen gevolg gegeven aan de suggestie van de Raad van State om in de franse versie het begrip " client de détail" te vervangen door dat van "client non professionnel", aangezien het gebruik van dit begrip in de wet van 2 augustus 2002. Het begrip van "client de détail" is ook gebruikt en gedefinieerd in de franse versie van de MiFID II-richtljin.

Artikel 2 van en de bijlage bij dit besluit zetten zo artikel 4, lid 1, 10), van en bijlage II bij de MiFID II-richtlijn in Belgisch recht om.

In voorkomend geval, zal dit besluit later nog kunnen worden aangevuld met specifieke criteria voor de beoordeling van de deskundigheid en kennis van de gemeenten en lokale overheden die verzoeken om als professionele cliënt te worden behandeld, en dit conform de nationale optie die alinea 6 van punt II.1 van afdeling II van bijlage II bij de MiFID II-richtlijn de lidstaten biedt.

Die criteria zullen in dat geval de in het vijfde lid van punt II.1 van afdeling II van de bijlage bij dit besluit opgesomde criteria kunnen vervangen of aanvullen.

Artikel 3 van dit besluit definieert het begrip "in aanmerking komende tegenpartij" overeenkomstig artikel 26, achtste lid, van de wet van 2 augustus 2002.

Dit artikel zet zo artikel 30, leden 2 tot 4, van de MiFID II-richtlijn in Belgisch recht om. Er wordt onder meer gebruik gemaakt van de opties die artikel 30, leden 3 en 4, van de MiFID II-richtlijn de lidstaten biedt om entiteiten van derde landen die te vergelijken zijn met de in paragraaf 1, eerste lid, van artikel 3 van dit koninklijk besluit bedoelde categorieën van entiteiten, alsook de ondernemingen die onder één van de categorieën van cliënten vallen die als professionele cliënten dienen te worden beschouwd met toepassing van afdeling I, punten 1, 2 en 3, van de bijlage bij dit besluit, i.e. deze die automatisch als professionele cliënt worden beschouwd, met uitsluiting van de andere institutionele beleggers (zie artikel 71, lid 1, van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn), als in aanmerking komende tegenpartijen te erkennen.

Te noteren valt dat de term "pensioenfondsen" in artikel 3, § 1, eerste lid, 5°, van dit koninklijk besluit en punt I. 1° f) van de bijlage bij dit koninklijk besluit niet enkel betrekking heeft op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBP's) als bedoeld in de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, dat is genomen ter omzetting van Richtlijn 2003/41/EG van 3 juni 2003, onlangs vervangen door Richtlijn (EU) 2016/2341 van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening. Dit betekent dat niet enkel de IBP's als professionele cliënten kunnen worden beschouwd, maar, in voorkomend geval, ook andere buitenlandse instellingen die pensioenen beheren en niet onder Richtlijn (EU) 2016/2341 vallen, maar, volgens hun nationaal recht, vergunningsplichtig of gereglementeerd zijn.

De artikelen 5 tot 8 van dit besluit zorgen voor de letterlijke omzetting in Belgisch recht van de artikelen 11 tot 13 van de Gedelegeerde Richtlijn 2017/593, die het betalen of ontvangen van inducements beheersen, i.e. de provisies, commissies of alle andere geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen die een beleggingsonderneming of een kredietinstelling ontvangt of betaalt in verband met het verlenen van een beleggings- of nevendienst. Die bepalingen worden genomen ter uitvoering van artikel 27, § 7, vierde lid, van de wet van 2 augustus 2002.

Artikel 27, § 7, van de wet van 2 augustus 2002 verbiedt de gereglementeerde ondernemingen om dergelijke inducements te betalen of te ontvangen, tenzij zij bedoeld zijn om de kwaliteit van de betrokken dienstverlening aan de cliënt te verbeteren en op voorwaarde dat zij geen afbreuk doen aan de naleving van de voor de gereglementeerde onderneming geldende verplichting om zich op loyale, billijke en professionele wijze voor de belangen van haar cliënten in te zetten.

Artikel 6 van dit besluit bevat een opsomming van de voorwaarden waaraan een provisie, commissie of niet-geldelijke tegemoetkoming wordt geacht te voldoen om de kwaliteit van de dienstverlening aan de cliënt te verbeteren. Dit artikel beschrijft ook de gegevens tot staving die de gereglementeerde ondernemingen ter beschikking moeten houden, en de informatie die aan de cliënten moet worden meegedeeld.

Artikel 7 van dit besluit beschrijft de specifieke vereisten die gelden voor de gereglementeerde ondernemingen die onafhankelijk beleggingsadvies of vermogensbeheerdiensten verstrekken, inzonderheid het vereiste inzake de overdracht van de ontvangen geldelijke inducements aan de cliënt.

Krachtens artikel 27, §§ 5, 2° en 6, van de wet van 2 augustus 2002 is het de gereglementeerde ondernemingen die dergelijke diensten aanbieden, niet toegestaan om geldelijke of niet-geldelijke inducements te aanvaarden of te behouden met betrekking tot de dienstverlening aan cliënten, met uitzondering van eventuele kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen die de kwaliteit van de dienstverlening aan de cliënten kunnen verhogen en van zodanige omvang en aard zijn dat zij niet kunnen worden geacht afbreuk te doen aan de voor de beleggingsonderneming geldende verplichting om in het belang van de cliënt te handelen, op voorwaarde dat zij duidelijk aan de cliënt worden bekendgemaakt.

Artikel 7, § 3, van dit besluit bevat een opsomming van de kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen die als aanvaardbaar worden aangemerkt. Er wordt opgemerkt dat die regels, in voorkomend geval, later nog zullen kunnen worden aangevuld met bepalingen die definiëren welke andere kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen de kwaliteit van de dienstverlening aan de cliënten kunnen verhogen, en die, rekening houdend met de totale hoeveelheid van de door een entiteit of een groep van entiteiten verleende tegemoetkomingen, van die omvang en aard zijn dat het onwaarschijnlijk is dat hierdoor afbreuk wordt gedaan aan de naleving door de beleggingsonderneming van de voor haar geldende verplichting om in het belang van de cliënt te handelen, en dit conform de machtiging aan de Koning vervat in artikel 27, § 7, vijfde lid, van de wet van 2 augustus 2002. Artikel 12, lid 3, e), van de Gedelegeerde Richtlijn 2017/593 voorziet ter zake in een nationale optie.

Artikel 8 van dit besluit beschrijft op zijn beurt de omstandigheden waarin het verstrekken van onderzoeksdiensten door derden aan gereglementeerde ondernemingen, niet als inducement wordt beschouwd.

Die uitvoeringsregels inzake inducements gelden voor de gereglementeerde ondernemingen als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de wet van 2 augustus 2002, ook wanneer zij gestructureerde deposito's verkopen of advies verstrekken aan cliënten in verband met dergelijke deposito's (zie artikel 1, lid 2, van de Gedelegeerde Richtlijn 2017/593).

Zij gelden ook voor de beheervennootschappen van ICB's en de beheerders van alternatieve beleggingsfondsen, en dit respectievelijk krachtens artikel 219 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, en artikel 39 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, die met name de regels over inducements van artikel 27 van de wet van 2 augustus 2002 en de ter uitvoering ervan genomen besluiten van toepassing verklaren.

Titel III (artikelen 9 tot 13) van dit besluit stelt de organisatorische regels vast die gelden voor de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen die, in het kader van hun beleggingsactiviteiten en/of hun activiteiten rond het verrichten van beleggingsdiensten: 1° zich met algoritmische handel bezighouden, inclusief wanneer zij dat doen voor de uitvoering van een marketmakingstrategie;2° directe elektronische toegang tot een handelsplatform aanbieden; en/of 3° als clearing member optreden in de zin van artikel 2, 14), van Verordening (EU) nr.648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters.

Deze bepalingen geven uitvoering aan de artikelen 65/3 en 529/1 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen (hierna "wet van 25 april 2014") en artikel 26/2 van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies (hierna "wet van 25 oktober 2016").

Zij zetten zo artikel 17 van de MiFID II-richtlijn in Belgisch recht om.

Die regels gelden voor de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht, inclusief voor de activiteiten die zij in een andere EU-lidstaat verrichten, alsook voor de in België gevestigde bijkantoren van dergelijke gereglementeerde ondernemingen die onder het recht van een derde Staat ressorteren.

Zij gelden ook voor de leden van of deelnemers aan gereglementeerde markten als bedoeld in artikel 4, § 4, van de wet van 25 oktober 2016, i.e. de personen die in aanmerking komen voor de vrijstellingen als bedoeld in artikel 4, § 1, 1°, 9°, 10° en 12°, van voornoemde wet. Zo zetten die bepalingen ook artikel 1, lid 5, van de MiFID II-richtlijn in Belgisch recht om.

Hoofdstuk I van Titel IV van dit besluit stelt de organisatorische vereisten vast voor de beleggingsondernemingen en de kredietinstellingen die beleggingsdiensten verrichten en die, in het kader daarvan, financiële instrumenten of geldmiddelen van cliënten aanhouden. Die regels, die zijn genomen ter uitvoering van de artikelen articles 65, § 2, 65/1, § 2, 65/2, 528, 529, 529/1 en 533, § 4, eerste lid, van de wet van 25 april 2014, gelden dus noch voor de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, noch voor de beheervennootschappen van ICB's of de beheerders van alternatieve beleggingsfondsen, die geen cliëntentegoeden mogen aanhouden.

Artikel 16, dat artikel 3 van de Gedelegeerde Richtlijn 2017/593 in Belgisch recht omzet, neemt de bewoordingen over van artikel 67 van het koninklijk besluit van 3 juni 2007 dat door dit koninklijk besluit wordt opgeheven, en preciseert dat bij de voornoemde beoordeling rekening moet worden gehouden met de wettelijke en contractuele bepalingen inzake het aanhouden en vrijwaren van de financiële instrumenten, met name die welke verbieden dat de derde bewaarder zonder uitdrukkelijke toestemming van de betrokken cliënten gebruik maakt van bij hem gedeponeerde financiële instrumenten, en die welke de aard bepalen van de rechten die ontstaan door het deponeren van financiële instrumenten op een rekening. Dit laatste aspect is van essentieel belang, omdat de aard van de rechten ten aanzien van de derde bij wie de financiële instrumenten worden gedeponeerd, een invloed heeft op de beschermingsregeling voor die financiële instrumenten, met name wanneer ten aanzien van die derde een insolventieprocedure wordt geopend.

Artikel 17 is op zijn beurt uitsluitend van toepassing op de beursvennootschappen. Paragraaf 2 vormt een nieuwigheid ten opzichte van de bestaande regeling ter uitvoering van het koninklijk besluit van 3 juni 2007. Het voert een nieuwe limiet in voor de geldmiddelen van cliënten die een beursvennootschap mag deponeren bij instellingen die tot dezelfde groep als zijzelf behoren. Deze limiet bedraagt twintig procent van alle geldmiddelen van cliënten die door de beursvennootschap worden aangehouden.

In bepaalde omstandigheden kan, om evenredigheidsredenen, van de toepassing van die limiet worden afgeweken.

Hoofdstuk II van Titel IV van dit besluit handelt over de productgovernancevereisten, die zijn vastgesteld ter uitvoering van de artikelen 65/2, § 3, en 529 van de wet van 25 april 2016 en artikel 26/1, § 3, van de wet van 25 oktober 2016.

Al die regels gelden voor de ondernemingen naar Belgisch recht, inclusief voor de activiteiten die zij in een andere EU-lidstaat verrichten, en voor de bijkantoren ondernemingen die onder het recht van een derde Staat ressorteren.

De productgovernanceregels gelden ook voor de gereglementeerde ondernemingen wanneer zij gestructureerde deposito's verkopen of advies verstrekken aan cliënten in verband met dergelijke deposito's (zie artikel 1, lid 2, van de Gedelegeerde Richtlijn 2017/593).

Zij gelden ook voor de beheervennootschappen van ICB's en de beheerders van alternatieve beleggingsfondsen, en dit respectievelijk krachtens artikel 221 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, en artikel 33 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, die met name de organisatorische regels inzake productgovernance van artikel 26/1 van de wet van 25 oktober 2015 en de ter uitvoering ervan genomen besluiten, van toepassing verklaren.

Gegeven te Brussel, 19 december 2017 .

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

19 DECEMBER 2017. - Koninklijk besluit tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de artikelen 2, eerste lid, 28°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, 26, achtste lid, ingevoegd bij de wet van 21 november 2017, en 27, § 7, vierde lid, vervangen bij de wet van 21 november 2017;

Gelet op de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, de artikelen 65, § 2, 65/1, § 2, ingevoegd bij de wet van 25 oktober 2016, 65/2, § 3 ingevoegd bij de wet van 21 november 2017, 65/3, ingevoegd bij de wet van 21 november 2017, 528, 529, 529/1 en 533, § 4, eerste lid, vervangen bij de wet van 21 november 2017;

Gelet op de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, de artikelen 26/1, § 3 en 26/2, ingevoegd bij de wet van 21 november 2017;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 juni 2007 tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten;

Gelet op de open raadpleging in de zin van artikel 2, eerste lid, 18°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, die werd georganiseerd door de FSMA en die liep van 15 december 2016 tot 20 januari 2017;

Gelet op het advies van de FSMA, gegeven op 25 oktober 2017;

Gelet op het advies van de Nationale Bank van België, gegeven op 31 oktober 2017;

Gelet op advies 62.524/2 van de Raad van State, gegeven op 13 december 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU en van de Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2017/593 van de Commissie van 7 april 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het vrijwaren van financiële instrumenten en geldmiddelen die aan cliënten toebehoren, productgovernanceverplichtingen en de regels die van toepassing zijn op het betalen of het ontvangen van provisies, commissies en geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen.

Art. 2.Voor de toepassing van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen wordt onder "professionele cliënt" een cliënt verstaan die voldoet aan de criteria die zijn vastgelegd in bijlage bij dit besluit.

Art. 3.§ 1. Voor de toepassing van dezelfde wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen wordt onder "in aanmerking komende tegenpartij' verstaan: 1° beleggingsondernemingen;2° kredietinstellingen;3° verzekeringsondernemingen;4° instellingen voor collectieve belegging en hun beheervennootschappen;5° pensioenfondsen en hun beheervennootschappen;6° andere krachtens wetgeving van de Europese Unie of het nationale recht van een lidstaat vergunninghoudende of gereglementeerde financiële instellingen;7° nationale regeringen en hun diensten, met inbegrip van de overheidsinstanties die op nationaal niveau belast zijn met het beheer van de overheidsschuld;8° centrale banken;9° supranationale organisaties. Classificatie als in aanmerking komende tegenpartij overeenkomstig het eerste lid laat het recht van deze entiteiten onverlet om te verzoeken dat zij, in het algemeen dan wel per transactie, worden behandeld als cliënten waarvan de zakelijke betrekkingen met de gereglementeerde onderneming onderworpen zijn aan de voorschriften bepaald door en krachtens de artikelen 27 tot 28 van dezelfde wet. § 2. De volgende ondernemingen kunnen ook als in aanmerking komende tegenpartij worden behandeld: de ondernemingen die in een categorie cliënten vallen die overeenkomstig afdeling I, punt 1, 2 en 3 van bijlage bij dit besluit als professionele cliënten zijn aan te merken.

In geval van een transactie waarbij de potentiële tegenpartijen in verschillende rechtsgebieden gevestigd zijn, richt de gereglementeerde onderneming zich naar de status van de betrokken onderneming zoals deze is vastgelegd op grond van het recht of de maatregelen van de lidstaat waar deze onderneming gevestigd is.

Een gereglementeerde onderneming die overeenkomstig artikel 26, zevende lid, van dezelfde wet met dergelijke ondernemingen transacties sluit, verkrijgt van de potentiële tegenpartij de uitdrukkelijke bevestiging dat zij ermee instemt als in aanmerking komende tegenpartij te worden behandeld. Gereglementeerde ondernemingen mogen deze bevestiging in een algemene overeenkomst dan wel per transactie verkrijgen. § 3. Als in aanmerking komende tegenpartijen kunnen ook entiteiten van derde landen worden erkend die te vergelijken zijn met de in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde categorieën van entiteiten.

Als in aanmerking komende tegenpartijen kunnen ook ondernemingen van derde landen worden erkend als de in paragraaf 2, eerste en tweede lid, bedoelde, onder dezelfde voorwaarden en vereisten als bepaald in dezelfde paragraaf.

Art. 4.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° "wet van 2 augustus 2002": de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;2° "wet van 25 april 2014": de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen;3° "wet van 25 oktober 2016": de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies;4° "financieel instrument": een financieel instrument in de zin van artikel 2, eerste lid, 1°, van de wet van 2 augustus 2002;5° "distributiekanalen": de distributiekanalen in de zin van artikel 1, eerste lid, 26°, van de wet van 2 augustus 2002;6° "groep": voor een gereglementeerde onderneming: de groep waarvan deze onderneming deel uitmaakt, bestaande uit een moederonderneming, haar dochterondernemingen en de deelnemingen van de moederonderneming en haar dochterondernemingen, alsook ondernemingen die met elkaar verbonden zijn door een betrekking als bedoeld in het Wetboek van Vennootschappen;7° "effectenfinancieringstransacties": een transactie in de zin van artikel 3, punt 11, van Verordening (EU) 2015/2365 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik;8° "erkend geldmarktfonds": een instelling voor collectieve belegging die in het kader van Richtlijn 2009/65/EG een vergunning heeft gekregen dan wel onder toezicht staat en, indien van toepassing, een vergunning van een autoriteit heeft gekregen naar het nationale recht van de lidstaat die de vergunning verleent, en die aan alle volgende voorwaarden voldoet : (a) haar primaire beleggingsdoelstelling moet zijn dat de intrinsieke waarde van de instelling constant a pari (exclusief winsten) dan wel op de waarde van het aanvangskapitaal plus winsten wordt gehouden;(b) om deze primaire beleggingsdoelstelling te verwezenlijken, mag zij uitsluitend beleggen in hoogwaardige geldmarktinstrumenten met een looptijd of een resterende looptijd van niet meer dan 397 dagen of met periodieke rendementsaanpassingen die aansluiten bij een dergelijke looptijd, en met een gewogen gemiddelde looptijd van 60 dagen.Zij mag deze doelstelling ook verwezenlijken door bij wijze van nevenactiviteit in deposito's bij kredietinstellingen te beleggen; (c) zij moet liquiditeit verschaffen door afwikkeling op dezelfde dag of de dag daarop, "J + 1". Voor de toepassing van punt b) wordt een geldmarktinstrument als hoogwaardig aangemerkt indien de beheervennootschap/ beleggingsonderneming haar eigen gedocumenteerde beoordeling van de kredietkwaliteit van geldmarktinstrumenten verricht die haar in staat stelt een geldmarktinstrument als hoogwaardig aan te merken. Wanneer een of meer door ESMA geregistreerde en gecontroleerde ratingbureaus een beoordeling van het instrument hebben verstrekt, houdt de beheervennootschap/ beleggingsonderneming rekening met onder meer die kredietratings; 9° "techniek van hoogfrequentie algoritmische handel" : elke algoritmische handelstechniek die wordt gekenmerkt door: a) infrastructuur die bedoeld is om netwerk- en andere soorten latenties te minimaliseren, daaronder begrepen ten minste één van de volgende faciliteiten voor het invoeren van algoritmische orders: collocatie, proximity hosting of directe elektronische toegang met hoge snelheid;b) het initiëren, genereren, geleiden of uitvoeren van orders door het systeem, zonder menselijk ingrijpen, voor afzonderlijke handelstransacties of orders;en c) een groot aantal berichten (orders, noteringen of annuleringen) binnen de handelsdag;10° "FSMA": de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten;11° "Bank": de Nationale Bank van België;12° "Verordening (EU) nr.596/2014": Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie; 13° "Richtlijn 2003/71/EG": Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG;14° "Richtlijn 2001/34/EG": Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG. De begrippen die niet zijn gedefinieerd in dit koninklijk besluit hebben de betekenis die hun is gegeven in de wet van 2 augustus 2002, 25 april 2014 en 25 oktober 2016.

TITEL 2. - Inducements

Art. 5.§ 1. Deze titel is van toepassing op de ondernemingen als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de wet van 2 augustus 2002, hierna de "gereglementeerde ondernemingen" genoemd. § 2. De bepalingen van deze titel zijn tevens van toepassing op gereglementeerde ondernemingen die verkopen verrichten of advies verstrekken aan cliënten in verband met gestructureerde deposito's.

Art. 6.§ 1. Gereglementeerde ondernemingen die een provisie of commissie betalen of ontvangen, of een niet-geldelijke tegemoetkoming verstrekken of verkrijgen in verband met het verlenen van een beleggingsdienst of een nevendienst aan de cliënt, moeten ervoor zorgen dat alle voorwaarden bedoeld in artikel 27, § 5, van de wet van 2 augustus 2002 en alle verplichtingen bedoeld in paragrafen 2 tot en met 7 te allen tijde worden nagekomen. § 2. Een provisie, commissie of niet-geldelijke tegemoetkoming wordt geacht bedoeld te zijn om de kwaliteit van de desbetreffende dienst aan de cliënt te verbeteren, indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan : 1° de rechtvaardiging bestaat erin dat aan de desbetreffende cliënt een bijkomend of hoger niveau van dienstverlening, evenredig met het niveau van de ontvangen inducements, wordt verleend, zoals: a) het verstrekken van niet-onafhankelijk beleggingsadvies over en toegang tot een breed gamma van geschikte financiële instrumenten, waaronder een passend aantal instrumenten van derde productaanbieders die geen nauwe banden met de gereglementeerde onderneming hebben;b) het verstrekken van niet-onafhankelijk beleggingsadvies in combinatie met een aanbod aan de cliënt, ten minste op jaarbasis, om de voortdurende geschiktheid te evalueren van de financiële instrumenten waarin de cliënt heeft belegd of met een andere lopende dienst die voor de cliënt van waarde zou kunnen zijn, zoals advies over de voorgestelde optimale activaverdeling van de cliënt;of c) het verlenen van toegang, tegen concurrerende prijzen, tot een breed gamma van financiële instrumenten die aan de behoeften van de cliënten zouden kunnen voldoen, waaronder een passend aantal instrumenten van derde productaanbieders die geen nauwe banden hebben met de gereglementeerde onderneming samen met het verstrekken van hulpmiddelen met toegevoegde waarde, zoals middelen voor objectieve informatieverstrekking die de betrokken cliënt ondersteunen bij beleggingsbeslissingen of hem in staat stellen de reeks financiële instrumenten waarin hij heeft belegd, te monitoren, modelleren of corrigeren, of het verstrekken van periodieke verslagen over de prestaties en de kosten en lasten die verbonden zijn aan de financiële instrumenten;2° de voordelen zijn niet rechtstreeks voor de ontvangende onderneming, haar aandeelhouders of werknemers, zonder dat er tastbare voordelen zijn voor de desbetreffende cliënt;3° de rechtvaardiging bestaat erin dat aan de desbetreffende cliënt een doorlopend voordeel wordt verleend in verband met een doorlopende inducement. Een provisie, commissie of niet-geldelijke tegemoetkoming wordt niet aanvaardbaar geacht indien de verstrekking van de desbetreffende diensten aan de cliënt wordt vervalst of verstoord ten gevolge van deze provisie, commissie of niet-geldelijke tegemoetkoming. § 3. Gereglementeerde ondernemingen blijven voortdurend aan de in paragraaf 2 bedoelde verplichtingen voldoen zolang zij de provisie, commissie of niet-geldelijke tegemoetkoming blijven betalen of ontvangen. § 4. Gereglementeerde ondernemingen bewaren de gegevens tot staving van het feit dat de provisie, de commissie of de niet-geldelijke tegemoetkoming bedoeld is om de kwaliteit van de desbetreffende dienst aan de cliënt te verbeteren : 1° door een interne lijst bij te houden van alle provisies, commissies of niet-geldelijke tegemoetkomingen die de gereglementeerde onderneming van een derde partij heeft ontvangen in verband met het verlenen van beleggings- of nevendiensten;en 2° door op te tekenen hoe de provisies, commissies of niet-geldelijke tegemoetkomingen die de gereglementeerde onderneming heeft betaald of ontvangen of die zij voornemens is te gebruiken, de kwaliteit van de aan de desbetreffende cliënten verstrekte diensten verbeteren, en welke stappen zijn ondernomen om de verplichting van de onderneming tot eerlijk, billijk en professioneel handelen in overeenstemming met de belangen van de cliënt niet in het gedrang te brengen. § 5. De gereglementeerde onderneming deelt met betrekking tot betalingen of tegemoetkomingen die zij van derden heeft ontvangen of aan derden heeft betaald, aan de cliënt de volgende informatie mee : 1° voordat zij de desbetreffende beleggings- of nevendienst verleent, deelt de gereglementeerde onderneming de cliënt overeenkomstig artikel 27, § 5, tweede lid, van de wet van 2 augustus 2002, informatie over de betrokken betalingen of voordelen mee.Kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen kunnen in algemene bewoordingen worden omschreven.

Andere niet-geldelijke tegemoetkomingen die de gereglementeerde onderneming heeft ontvangen of betaald in verband met de aan een cliënt verstrekte beleggingsdienst, worden van een prijs voorzien en afzonderlijk medegedeeld; 2° wanneer een gereglementeerde onderneming niet in staat was zich voorafgaandelijk te vergewissen van het bedrag van een te verrichten betaling of een te ontvangen tegemoetkoming en de cliënt in plaats daarvan heeft ingelicht over de methode van berekening van dat bedrag, verstrekt zij haar cliënten achteraf eveneens informatie over het juiste bedrag van de verrichte betaling of de ontvangen tegemoetkoming;en 3° zolang de gereglementeerde onderneming (voortdurende) inducements ontvangt in verband met de beleggingsdiensten die aan de desbetreffende cliënten worden verstrekt, informeert zij haar cliënten ten minste één maal per jaar individueel over het reële bedrag van de betalingen of de ontvangen of betaalde tegemoetkomingen.Kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen kunnen in algemene bewoordingen worden omschreven. § 6. Bij de uitvoering van deze voorschriften houden gereglementeerde ondernemingen rekening met de kosten en lasten bedoeld in artikel 27bis, § 5, eerste lid, van de wet van 2 augustus 2002 en artikel 45 van de Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn. § 7. Wanneer meer ondernemingen bij een distributiekanaal zijn betrokken, voldoet elke gereglementeerde onderneming die een beleggings- of nevendienst verstrekt, aan haar verplichtingen met betrekking tot de mededeling van informatie aan haar cliënten.

Art. 7.§ 1. Gereglementeerde ondernemingen die onafhankelijk beleggingsadvies of vermogensbeheerdiensten bieden, geven provisies, commissies of geldelijke tegemoetkomingen die door een derde of een namens de derde handelende persoon zijn verstrekt in verband met aan deze cliënt verstrekte diensten, zo snel als redelijkerwijze mogelijk is na ontvangst door aan de cliënt. Alle provisies, commissies of geldelijke tegemoetkomingen die zij van derden hebben ontvangen in verband met het verstrekken van onafhankelijk beleggingsadvies en vermogensbeheerdiensten, worden volledig aan de cliënt overgedragen.

Gereglementeerde ondernemingen ontwikkelen en voeren een beleid dat erop gericht is provisies, commissies of geldelijke tegemoetkomingen die zijn betaald aan of ontvangen van een derde of een namens de derde handelende persoon in verband met het verstrekken van onafhankelijk beleggingsadvies en vermogensbeheerdiensten aan elke individuele cliënt toe te wijzen en over te dragen.

Gereglementeerde ondernemingen informeren cliënten over de provisies, commissies of geldelijke tegemoetkomingen die aan hen worden doorgegeven, zoals door middel van de periodieke rapportageberichten aan de cliënt. § 2. Gereglementeerde ondernemingen die onafhankelijk beleggingsadvies of vermogensbeheerdiensten verstrekken, ontvangen geen niet-geldelijke tegemoetkomingen die niet kunnen worden aangemerkt als aanvaardbare kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen in overeenstemming met paragraaf 3. § 3. De volgende voordelen worden alleen als aanvaardbare niet-geldelijke tegemoetkomingen aangemerkt indien het gaat om : 1° informatie of documentatie met betrekking tot een financieel instrument of een beleggingsdienst die algemeen van aard is of gepersonaliseerd is om de omstandigheden van een individuele cliënt weer te geven;2° geschreven materiaal van een derde dat door een zakelijke emittent is besteld en vergoed om een nieuwe uitgifte van de onderneming te promoten, of wanneer de derde onderneming contractueel verbonden is met en wordt vergoed door de emittent om dit materiaal op doorlopende basis aan te maken, op voorwaarde dat de relatie in het materiaal duidelijk wordt bekendgemaakt en het materiaal gelijktijdig ter beschikking wordt gesteld aan elke gereglementeerde onderneming die daarom verzoekt, of aan het algemene publiek;3° deelname aan conferenties, seminaries of andere opleidingen over de voordelen en de kenmerken van een specifiek financieel instrument of een specifieke beleggingsdienst;4° ontvangstkosten met een redelijke de minimis-waarde, zoals voeding en drank op een zakelijke ontmoeting of een conferentie, seminarie of andere opleiding zoals bedoeld onder 3°. Aanvaardbare kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen zijn redelijk en evenredig en van een zodanige omvang dat het onwaarschijnlijk is dat het gedrag van de gereglementeerde onderneming hierdoor kan worden beïnvloed op enigerlei wijze die schadelijk is voor de belangen van de betrokken cliënt.

Kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen worden aan de cliënten meegedeeld voordat de desbetreffende beleggings- of nevendiensten worden verstrekt. Kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen kunnen in algemene bewoordingen worden omschreven.

Art. 8.§ 1. Het verstrekken van onderzoeksdiensten door derden aan gereglementeerde ondernemingen die vermogensbeheerdiensten of andere beleggings- of nevendiensten aan cliënten verlenen, wordt niet als inducement beschouwd indien deze wordt ontvangen in ruil voor een van de volgende : 1° directe betalingen door de gereglementeerde onderneming uit haar eigen middelen;2° betalingen uit een afzonderlijke rekening voor betaling van onderzoek die onder controle van de gereglementeerde onderneming staat, mits aan de volgende voorwaarden met betrekking tot de werking van de rekening wordt voldaan;a) de betaalrekening voor onderzoek wordt gefinancierd met een specifiek aan de cliënt aangerekende vergoeding;b) bij het instellen van de betaalrekening voor onderzoek en het overeenkomen van de onderzoeksvergoeding met haar cliënten voorziet de gereglementeerde onderneming bij interne maatregel in een budget voor onderzoek dat zij regelmatig evalueert;c) de gereglementeerde onderneming wordt verantwoordelijk geacht voor de betaalrekening voor onderzoek;d) de gereglementeerde onderneming evalueert regelmatig de kwaliteit van het aangeschafte onderzoekswerk op basis van solide kwaliteitscriteria en de geschiktheid ervan om tot betere beleggingsbeslissingen te komen; Wat de eerste alinea, 2° betreft, wanneer een gereglementeerde onderneming gebruik maakt van de betaalrekening voor onderzoek, verstrekt zij de cliënten de volgende informatie: a) vóór het verstrekken van beleggingsadvies aan cliënten, informatie over het gebudgetteerde bedrag voor onderzoek en het bedrag van de geraamde onderzoeksvergoeding voor elke cliënt;b) jaarlijkse informatie over de totale kosten die voor elk van hen zijn gemaakt voor onderzoek door derden. § 2. Wanneer een gereglementeerde onderneming een betaalrekening voor onderzoek beheert, verstrekt zij op verzoek van haar cliënten of van de FSMA een samenvattend overzicht van de aanbieders die uit deze rekening worden betaald, het totale bedrag van betalingen over een bepaalde periode, de door de gereglementeerde onderneming ontvangen voordelen en diensten en de verhouding van het totale bestede bedrag ten opzichte van het voor die periode door de onderneming gebudgetteerde bedrag, rekening houdend met terugbetalingen of overdrachten ingeval er op de rekening residuele bedragen staan.

Voor de toepassing van paragraaf 1, eerste lid, 2°, a), is de specifieke onderzoeksvergoeding : 1° uitsluitend gebaseerd op een onderzoeksbudget dat door de gereglementeerde onderneming is vastgesteld om te voldoen aan de behoefte aan onderzoek door derden met betrekking tot de diensten die zij haar cliënten aanbiedt;en 2° niet gebonden aan het volume en/of de waarde van de namens de cliënten verrichte transacties. § 3. Elke operationele regeling voor de inning van de onderzoeksvergoeding bij de cliënt, indien deze die niet afzonderlijk wordt geïnd maar als onderdeel van een transactiecommissie, vermeldt een afzonderlijk identificeerbare onderzoeksvergoeding en voldoet aan alle voorwaarden van paragraaf 1, eerste lid, 2° en tweede lid. § 4. Het totale bedrag van onderzoeksvergoedingen mag het onderzoeksbudget niet overschrijden. § 5. De gereglementeerde onderneming bedingt met haar cliënten, in de overeenkomst over beleggingsbeheer of in de algemene verkoopvoorwaarden, de onderzoeksvergoeding die door de onderneming in het budget wordt uitgetrokken alsmede de regelmaat waarmee in de loop van het jaar specifieke onderzoeksvergoedingen van de middelen van de cliënt worden afgetrokken.

Het onderzoeksbudget wordt alleen verhoogd nadat de cliënten duidelijk zijn geïnformeerd over de voorgenomen verhogingen. Ingeval de betaalrekening voor onderzoek aan het einde van een periode een overschot vertoont, beschikt de onderneming over een procedure voor terugbetaling van middelen aan de cliënt of voor verrekening met het onderzoeksbudget en de berekende vergoeding voor de volgende periode. § 6. Voor de toepassing van paragraaf 1, eerste lid, 2°, b), wordt het onderzoeksbudget uitsluitend door de gereglementeerde onderneming beheerd en wordt uitgegaan van een redelijke beoordeling van de behoefte aan onderzoek door derden. De toewijzing van het onderzoeksbudget voor aanschaf van onderzoek door derden wordt onderworpen aan passende controles en toezicht door leidinggevenden om ervoor te zorgen dat het budget wordt beheerd en aangewend in het belang van de cliënten van de onderneming. Deze controles omvatten een duidelijke audittrail van betalingen aan aanbieders van onderzoeksdiensten en beschrijven hoe de betaalde bedragen zijn vastgesteld met betrekking tot de in paragraaf 1, eerste lid, 2°, d), bedoelde kwaliteitscriteria. Gereglementeerde ondernemingen maken geen gebruik van het onderzoeksbudget en de betaalrekening voor onderzoek om intern onderzoek te financieren. § 7. Voor de toepassing van paragraaf 1, eerste lid, 2°, c), kan de gereglementeerde onderneming het beheer van de betaalrekening voor onderzoek aan een derde delegeren, mits de regeling bevorderlijk is voor de onverwijlde aankoop van onderzoek door derden en betalingen aan aanbieders van onderzoeksdiensten namens de gereglementeerde onderneming, in overeenstemming met de instructies van de gereglementeerde onderneming. § 8. Voor de toepassing van paragraaf 1, eerste lid, 2°, d), vermeldt de gereglementeerde onderneming alle noodzakelijke gegevens in een beleidsdocument dat aan de cliënten wordt bezorgd. Hierin wordt eveneens omschreven voor welke aankopen van onderzoeksdiensten ten behoeve van cliëntenportefeuilles middelen uit de betaalrekening voor onderzoek kunnen worden aangewend, rekening houdend met de voor verschillende types van portefeuilles geldende beleggingsstrategieën, alsmede welke aanpak de onderneming zal volgen om de kosten eerlijk te verdelen over de verschillende portefeuilles van cliënten. § 9. Een gereglementeerde onderneming die uitvoerende diensten aanbiedt, rekent voor deze diensten afzonderlijke vergoedingen aan die alleen de kosten voor de uitvoering van de transactie vertegenwoordigen. Voor alle andere voordelen of diensten die door dezelfde gereglementeerde onderneming aan in de Europese Unie gevestigde gereglementeerde ondernemingen wordt verstrekt, wordt een afzonderlijk identificeerbare vergoeding aangerekend.

De levering van deze voordelen of diensten en de vergoedingen daarvoor worden niet beïnvloed door of afhankelijk gesteld van het niveau van betaling voor uitvoerende diensten.

TITEL 3. - Specifieke organisatorische regels voor algoritmische handel, directe elektronische toegang tot de handelsplatformen en voor de activiteiten van de general clearing member HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebeid

Art. 9.Deze titel is van toepassing op : 1° de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht, inclusief voor hun activiteiten in een andere lidstaat;2° de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een derde land;3° de in artikel 4, § 4, van de wet van 26 oktober 2016 bedoelde leden of deelnemers van gereglementeerde markten of MTF's. In deze Titel wordt naar de in het eerste lid bedoelde instellingen en ondernemingen verwezen als de "gereglementeerde ondernemingen". HOOFDSTUK 2. - Algoritmische handel

Art. 10.§ 1. Gereglementeerde ondernemingen die zich met algoritmische handel bezighouden, hebben voor hun bedrijfsactiviteit geschikte, doeltreffende interne beheersing opgezet om te garanderen dat hun handelssystemen weerbaar zijn en voldoende capaciteit hebben, aan gepaste handelsdrempels en -limieten onderworpen zijn, en voorkomen dat foutieve orders worden verzonden of dat de systemen anderszins op zodanige wijze functioneren dat zulks tot het ontstaan van een onordelijke markt kan leiden of bijdragen.

Dergelijke gereglementeerde ondernemingen hebben ook doeltreffende interne beheersing opgezet om te garanderen dat de handelssystemen niet kunnen worden aangewend voor enigerlei doel dat in strijd is met Verordening (EU) nr. 596/2014 of met de regels van een handelsplatform waarmee zij zijn verbonden.

Gereglementeerde ondernemingen beschikken over doeltreffende regelingen om de bedrijfscontinuïteit bij elke storing van hun handelssystemen op te vangen en zien erop toe dat hun systemen volledig zijn getest en naar behoren worden gecontroleerd om te garanderen dat zij aan de vereisten van deze paragraaf voldoen. § 2. Gereglementeerde ondernemingen die zich met algoritmische handel bezighouden, brengen dit ter kennis van de FSMA en de Bank, alsook van de bevoegde autoriteiten van het handelsplatform waar zij zich met algoritmische handel bezighouden als lid van of deelnemer aan het handelsplatform.

De FSMA kan van de gereglementeerde ondernemingen die zich met algoritmische handel bezighouden verlangen dat zij regelmatig of ad hoc een beschrijving verstrekken van de aard van hun strategieën op het gebied van algoritmische handel, informatie over de handelsparameters of -limieten die voor de systemen gelden, de belangrijkste compliance- en risicocontroles die zij hebben opgezet om ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden van paragraaf 1 is voldaan, en informatie over het testen van hun systemen.

De FSMA kan gereglementeerde ondernemingen die zich met algoritmische handel bezighouden steeds om nadere informatie over hun algoritmische handel en de daartoe gebruikte systemen verzoeken.

De FSMA geeft, op verzoek van een bevoegde autoriteit van een handelsplatform waar de gereglementeerde onderneming als lid van of als deelnemer aan dat handelsplatform zich met algoritmische handel bezighoudt, onverwijld kennis van de in de vorige leden bedoelde gegevens die zij ontvangt van de gereglementeerde onderneming die zich met algoritmische handel bezighoudt.

Gereglementeerde ondernemingen zorgen ervoor dat documentatie in verband met de in deze paragraaf bedoelde aangelegenheden wordt bijgehouden en zien erop toe dat deze documentatie volstaat om de FSMA in de gelegenheid te stellen de naleving te controleren van de vereisten van de wet van 2 augustus 2002, de wet van 25 april 2014, de wet van 25 oktober 2016, de wet van 21 november 2017 over de infrastructuren voor de markten voor financiële instrumenten en van dit besluit.

Gereglementeerde ondernemingen die zich met een techniek voor hoogfrequentie algoritmische handel bezighouden, bewaren in een goedgekeurde vorm nauwkeurige en volgens tijdstip gerangschikte gegevens van al hun geplaatste orders, met inbegrip van annuleringen van orders, uitgevoerde orders en prijsopgaven op handelsplatforms en stellen deze op verzoek ter beschikking van de FSMA.

Art. 11.§ 1. Gereglementeerde ondernemingen die zich bezighouden met algoritmische handel ter uitvoering van een market-makingstrategie, dienen, rekening houdend met de liquiditeit, de schaal en de aard van de specifieke markt en met de kenmerken van de verhandelde instrumenten : 1° deze market making doorlopend te verrichten gedurende een gespecificeerd deel van de handelstijden van het handelsplatform, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, met als gevolg dat het handelsplatform op regelmatige en voorspelbare wijze van liquiditeit wordt voorzien;2° een bindende schriftelijke overeenkomst aan te gaan met het handelsplatform, waarin ten minste de verplichtingen van de gereglementeerde onderneming overeenkomstig 1° gespecificeerd zijn;en 3° te beschikken over doeltreffende interne beheersing teneinde te waarborgen dat zij zich te allen tijde aan de verplichtingen uit hoofde van de in 2° genoemde overeenkomst houden. § 2. Voor de toepassing van dit artikel en artikel 22, § 2, van de wet van 21 november 2017 over de infrastructuren voor de markten voor financiële instrumenten, wordt een gereglementeerde onderneming die zich bezighoudt met algoritmische handel, als lid van of deelnemer aan één of meer handelsplatformen bij het handelen voor eigen rekening, geacht een market-makingstrategie uit te voeren indien haar strategie er onder meer in bestaat gelijktijdig vaste bied- en laatkoersen van een vergelijkbare omvang en tegen concurrerende prijzen voor één of meer financiële instrumenten op één of meer handelsplatformen bekend te maken, met als resultaat dat de gehele markt op regelmatige en frequente basis van liquiditeit wordt voorzien. HOOFDSTUK 3. - Aanbieden van directe elektronische toegang tot de handelsplatformen

Art. 12.§ 1. Gereglementeerde ondernemingen die directe elektronische toegang tot een handelsplatform aanbieden, beschikken over doeltreffende interne beheersing opgezet om te garanderen dat de geschiktheid van cliënten die van de dienst gebruik maken naar behoren wordt getoetst en beoordeeld, dat cliënten die van de dienst gebruik maken wordt belet gepaste, vooraf vastgestelde handels- en kredietdrempels te overschrijden, dat de handel door cliënten die van de dienst gebruik maken naar behoren wordt gecontroleerd, en dat gepaste risicocontroles handel voorkomen die risico's voor de gereglementeerde ondernemingen zelf met zich meebrengen, die tot het ontstaan van een onordelijke markt kunnen leiden of bijdragen, of die in strijd zijn met Verordening (EU) nr. 596/2014 of met de regels van het handelsplatform. Directe elektronische toegang zonder dergelijke controles is verboden. § 2. Gereglementeerde ondernemingen die directe elektronische toegang aanbieden, zorgen ervoor dat cliënten die van die dienst gebruik maken, voldoen aan de vereisten van de wet van 2 augustus 2002, de wet van 25 april 2014, de wet van 25 oktober 2016, de wet van 21 november 2017 over de infrastructuren voor de markten voor financiële instrumenten en van dit besluit, alsook aan de regels van het handelsplatform.

Gereglementeerde ondernemingen zien toe op de transacties opdat inbreuken op deze regels, handelsomstandigheden die de ordelijke werking van de markt verstoren of gedragingen die marktmisbruik kunnen inhouden, kunnen worden onderkend en worden gemeld aan de FSMA en/of aan de Bank, elk voor wat haar bevoegdheden betreft. § 3. Gereglementeerde ondernemingen zorgen ervoor dat er tussen hun en de cliënt een bindende schriftelijke overeenkomst bestaat waarin de uit de dienstverlening voortvloeiende wezenlijke rechten en plichten zijn vastgelegd, en dat de gereglementeerde onderneming krachtens de overeenkomst verantwoordelijk blijft voor de naleving van de wet van 2 augustus 2002, de wet van 25 april 2014, de wet van 25 oktober 2016, de wet van 21 november 2017 over de infrastructuren voor de markten voor financiële instrumenten en van dit besluit. § 4. Gereglementeerde ondernemingen die directe elektronische toegang tot een handelsplatform verlenen, delen dit dienovereenkomstig mee aan de FSMA, aan de Bank en aan de bevoegde autoriteiten van het handelsplatform waartoe zij directe elektronische toegang verlenen.

De FSMA en de Bank kunnen van de gereglementeerde ondernemingen verlangen dat zij regelmatig of ad hoc een beschrijving verstrekken van de in het eerste paragraaf bedoelde interne beheersing, alsook een bewijs dat deze is toegepast.

De FSMA geeft, op verzoek van een bevoegde autoriteit van een handelsplatform waartoe de gereglementeerde onderneming directe elektronische toegang verleent, zonder onnodige vertraging, kennis van de in het tweede lid bedoelde informatie die zij of de Bank van de gereglementeerde onderneming ontvangt. § 5. Gereglementeerde ondernemingen zorgen ervoor dat documentatie in verband met de in dit artikel bedoelde aangelegenheden wordt bijgehouden en zien erop toe dat deze documentatie volstaat om de FSMA en de Bank in de gelegenheid te stellen de naleving te controleren van de vereisten van de wetten van 2 augustus 2002, 25 april 2014, 25 oktober 2016, 21 november 2017 over de infrastructuren voor de markten voor financiële instrumenten en van dit besluit. HOOFDSTUK 4. - Clearing member activiteit

Art. 13.Gereglementeerde ondernemingen die voor andere personen als clearing member optreden, beschikken over doeltreffende interne beheersing om te garanderen dat de clearingdiensten alleen betrekking hebben op personen die geschikt zijn en aan duidelijke criteria voldoen, en dat aan die personen gepaste eisen worden gesteld om de risico's voor de gereglementeerde ondernemingen en de markt te verminderen.

Gereglementeerde ondernemingen zorgen ervoor dat er tussen hun en de betrokken persoon een bindende schriftelijke overeenkomst bestaat waarin de uit de dienstverlening voortvloeiende wezenlijke rechten en plichten zijn vastgelegd.

TITEL 4. - Organisatorische vereisten voor instellingen die beleggingsdiensten leveren HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebeid

Art. 14.Voor de toepassing van deze titel wordt onder "gereglementeerde onderneming" verstaan : 1° kredietinstellingen en beleggingsondernemingen naar Belgisch recht, ook wanneer zij in een andere lidstaat activiteiten verrichten;2° de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die onder het recht van derde landen ressorteren. HOOFDSTUK 2. - Vrijwaring van financiële instrumenten en geldmiddelen van cliënten Afdeling 1. - Vrijwaring van financiële instrumenten en geldmiddelen

van cliënten

Art. 15.§ 1. De gereglementeerde ondernemingen voldoen aan de volgende vereisten met betrekking tot de vrijwaring van financiële instrumenten en geldmiddelen van cliënten : 1° zij moeten alle gegevens en rekeningen bijhouden die hen te allen tijde onmiddellijk in staat stellen de activa die voor een cliënt worden aangehouden, te onderscheiden van voor andere cliënten aangehouden activa en hun eigen activa;2° zij moeten hun gegevens en rekeningen op zodanige wijze bijhouden dat deze accuraat zijn en met name de voor cliënten aangehouden financiële instrumenten en geldmiddelen weerspiegelen en als controlespoor kunnen worden gebruikt;3° zij moeten op gezette tijden nagaan of hun interne gegevens en rekeningen overeenstemmen met die van derden door wie die activa worden aangehouden;4° zij moeten de nodige maatregelen nemen om te garanderen dat overeenkomstig artikel 16 bij een derde gedeponeerde financiële instrumenten van cliënten door middel van verschillend getitelde rekeningen in de boeken van de derde of andere gelijkwaardige maatregelen waarmee hetzelfde beschermingsniveau wordt bereikt, kunnen worden onderkend van hun eigen financiële instrumenten, en van de financiële instrumenten die aan die derde toebehoren;5° zij moeten de nodige maatregelen nemen om te garanderen dat geldmiddelen van cliënten die overeenkomstig artikel 533 van de wet van 25 april 2014 zijn gedeponeerd bij een centrale bank, een kredietinstelling of een bank waaraan in een derde land een vergunning is verleend, dan wel bij een erkend geldmarktfonds, worden aangehouden op een rekening of rekeningen die kan of kunnen worden onderkend van rekeningen die worden gebruikt voor het aanhouden van aan henzelf toebehorende geldmiddelen;6° zij moeten passende organisatorische regelingen treffen om het risico van verlies of vermindering van activa van cliënten dan wel van rechten in verband met die activa, als gevolg van misbruik van de activa, fraude, wanbeheer, ontoereikende gegevensbewaring of nalatigheid, tot een minimum te beperken. § 2. Indien de gereglementeerde ondernemingen om redenen die verband houden met het toepasselijke recht, met inbegrip van met name het eigendoms- en het insolventierecht, niet kunnen voldoen aan paragraaf 1 ter vrijwaring van de rechten van hun cliënten overeenkomstig de vereisten van de artikelen 65, 65/1, 528, 529 en 533 van de wet van 25 april 2014, voeren zij regelingen in om de rechten van hun cliënten te vrijwaren in overeenstemming met de doelstellingen van paragraaf 1. § 3. Indien het toepasselijke recht van het rechtsgebied waar de financiële instrumenten of geldmiddelen van cliënten worden aangehouden, de gereglementeerde ondernemingen belet zich naar paragraaf 1, 4° of 5°, te voegen, nemen de gereglementeerde ondernemingen alle passende maatregelen om de rechten van cliënten op gelijkwaardige wijze te vrijwaren. In dat geval informeren de gereglementeerde ondernemingen hun cliënten dat zij in dergelijke gevallen geen aanspraak kunnen maken op de bepalingen van de wet van 25 april 2014 en van dit besluit. § 4. Zakelijke zekerheidsrechten, voorrechten of rechten van verrekening op financiële instrumenten of geldmiddelen van cliënten die een derde als bedoeld in paragraaf 1, 4° of 5°, in staat stellen financiële instrumenten of geldmiddelen van cliënten te vervreemden teneinde schulden in te vorderen die geen betrekking hebben op die cliënten of op de dienstverlening aan die cliënten, zijn niet toegestaan, tenzij dit verplicht is bij het toepasselijke recht in een derde land waar de financiële instrumenten of geldmiddelen van die cliënten worden aangehouden.

Wanneer de gereglementeerde ondernemingen overeenkomsten moeten aangaan waarbij dergelijke zakelijke zekerheidsrechten, voorrechten of rechten van verrekening tot stand worden gebracht, delen zij die mee aan de cliënten en wijzen zij hen op risico's die aan dergelijke regelingen verbonden zijn.

Wanneer door een gereglementeerde onderneming zakelijke zekerheidsrechten, voorrechten of rechten van verrekening over financiële instrumenten of geldmiddelen van een cliënt worden verleend of wanneer de gereglementeerde onderneming heeft vernomen dat die zijn verleend, wordt daarvan melding gemaakt in de contracten met de cliënt en in de eigen rekeningen van de gereglementeerde onderneming zodat de eigendomsstatus van de activa van de cliënt wordt verduidelijkt, met name in geval van insolventie. § 5. De gereglementeerde ondernemingen houden informatie met betrekking tot financiële instrumenten en geldmiddelen van cliënten ter beschikking van de volgende entiteiten : de FSMA en de Bank, de liquidateurs en de afwikkelingsautoriteiten. De ter beschikking te stellen informatie omvat : 1° de desbetreffende interne rekeningen en gegevens om de saldi van financiële instrumenten en geldmiddelen die voor elke cliënt worden aangehouden, onmiddellijk vast te stellen;2° de plaatsen waar overeenkomstig de artikelen 528, 529 en 533 van de wet van 25 april 2014 en artikel 17 van dit besluit geldmiddelen van cliënten door de gereglementeerde onderneming worden aangehouden en de nadere gegevens over de rekeningen waarop geldmiddelen van cliënten worden aangehouden, en de desbetreffende overeenkomsten met die entiteiten;3° de plaatsen waar overeenkomstig artikel 16 financiële instrumenten door de gereglementeerde onderneming worden aangehouden, en de nadere gegevens over rekeningen die bij derden zijn geopend, en de desbetreffende overeenkomsten met die entiteiten;4° nadere gegevens over derden die daarmee verbonden uitbestede taken verrichten, en een nadere omschrijving van uitbestede taken;5° de belangrijke personen die binnen de gereglementeerde onderneming betrokken zijn bij de processen met betrekking tot de vrijwaring van activa van cliënten, met inbegrip van de persoon die belast is met het toezicht op de naleving van die vereisten door de onderneming;en 6° overeenkomsten die van belang zijn om de eigendom van cliënten over activa vast te stellen. Afdeling 2. - Deponeren van financiële instrumenten van cliënten

Art. 16.§ 1. De gereglementeerde ondernemingen mogen financiële instrumenten die zij namens hun cliënten aanhouden, deponeren op een rekening of rekeningen bij een derde, mits de ondernemingen de nodige bekwaamheid, zorgvuldigheid en waakzaamheid aan de dag leggen bij de selectie, de aanwijzing en de periodieke beoordeling van die derde en van de regelingen voor het aanhouden en vrijwaren van de betrokken financiële instrumenten.

De gereglementeerde ondernemingen houden met name rekening met de deskundigheid en marktreputatie van de betrokken derde, alsook met alle wettelijke voorschriften voor het aanhouden van die financiële instrumenten die de rechten van cliënten nadelig kunnen beïnvloeden. § 2. Wanneer een gereglementeerde onderneming financiële instrumenten van cliënten bij een derde deponeert, deponeert zij deze alleen bij een derde in een rechtsgebied waar de vrijwaring van financiële instrumenten voor rekening van een andere persoon is onderworpen aan specifieke regelgeving en toezicht, waaraan de derde is onderworpen.

In dit verband houdt de gereglementeerde onderneming rekening met het bestaan van wettelijke of reglementaire bepalingen die het gebruik van financiële instrumenten van cliënten zonder hun voorafgaande toestemming verbieden.

Indien de gereglementeerde onderneming bovendien de keuze heeft tussen verschillende derden, moet zij, voor zover mogelijk, de derde trachten te bevoorrechten bij wie de rechten die ontstaan door het deponeren van financiële instrumenten op een rekening, uit hoofde van hun aard toelaten om de financiële instrumenten terug te vorderen ook al wordt een insolventieprocedure geopend met betrekking tot deze derde. § 3. De gereglementeerde ondernemingen deponeren financiële instrumenten die zij namens cliënten aanhouden, niet bij een derde in een derde land dat het aanhouden en vrijwaren van financiële instrumenten voor rekening van een andere persoon niet reglementeert, tenzij voldaan is aan een van de volgende voorwaarden : 1° de aard van de financiële instrumenten of van de beleggingsdiensten in verband met die financiële instrumenten vereist dat ze worden gedeponeerd bij een derde in dat derde land;2° de financiële instrumenten worden namens een zakelijke cliënt aangehouden, die de gereglementeerde onderneming schriftelijk heeft verzocht om ze bij een derde in dat derde land te deponeren. § 4. De vereisten van de paragrafen 2 en 3 zijn ook van toepassing wanneer de in de voornoemde paragrafen bedoelde derde functies met betrekking tot het aanhouden en vrijwaren van financiële instrumenten heeft gedelegeerd aan een andere derde. Afdeling 3. - Deponeren van geldmiddelen van cliënten

Art. 17.§ 1. Wanneer de beursvennootschappen geldmiddelen van cliënten niet bij een centrale bank deponeren, moeten zij de nodige bekwaamheid, zorgvuldigheid en waakzaamheid aan de dag leggen bij de selectie, de aanwijzing en de periodieke beoordeling van de kredietinstelling die onder het recht van een lidstaat ressorteert, van de kredietinstelling die onder het recht van een derde land ressorteert of van het erkend geldmarktfonds waar die geldmiddelen worden belegd, en van de regelingen voor het aanhouden van de betrokken geldmiddelen, en onderzoeken zij de behoefte aan diversificatie van deze geldmiddelen in het kader van hun due diligence.

De beursvennootschappen houden rekening met de deskundigheid en de marktreputatie van die instellingen of van dat erkend geldmarktfonds, alsook met alle wettelijke of reglementaire verplichtingen of marktpraktijken met betrekking tot het aanhouden van geldmiddelen van cliënten die de rechten van cliënten nadelig kunnen beïnvloeden.

De beursvennootschappen zorgen ervoor dat cliënten hun uitdrukkelijke toestemming geven voor de belegging van hun geldmiddelen in een erkend geldmarktfonds. Teneinde dit recht op toestemming daadwerkelijk te verzekeren delen de beursvennootschappen cliënten mee dat bij een erkend geldmarktfonds belegde geldmiddelen niet worden aangehouden in overeenstemming met de in dit besluit voorgeschreven regels voor het vrijwaren van geldmiddelen van cliënten. § 2. Wanneer de beursvennootschappen geldmiddelen van cliënten deponeren bij een kredietinstelling die onder het recht van een lidstaat ressorteert, bij een kredietinstelling die onder het recht van een derde land ressorteert of bij een erkend geldmarktfonds die tot dezelfde groep als de beursvennootschappen behoort, beperken zij de geldmiddelen die zij bij een groepsentiteit of een combinatie van dergelijke groepsentiteiten deponeren, zodanig dat deze niet meer bedragen dan twintig procent van alle middelen van cliënten.

Een beursvennootschap hoeft niet aan deze beperking te voldoen wanneer zij kan aantonen dat gelet op de aard, de omvang en de complexiteit van haar bedrijf alsmede de veiligheid die de in het vorige lid bedoelde derden bieden, inclusief in elk geval het kleine saldo van geldmiddelen van cliënten, de in het vorige lid bedoelde verplichting niet evenredig is. De beursvennootschappen evalueren regelmatig de beoordeling die zij overeenkomstig dit lid hebben gemaakt, en delen hun aanvankelijke en herziene beoordelingen mee aan de Bank. Afdeling 4. - Gebruik van financiële instrumenten van cliënten

Art. 18.§ 1. De gereglementeerde ondernemingen mogen geen overeenkomsten voor effectenfinancieringstransacties aangaan met betrekking tot financiële instrumenten die zij namens een cliënt aanhouden, of anderszins deze financiële instrumenten gebruiken voor eigen rekening of voor rekening van een andere persoon of cliënt van de onderneming, tenzij aan de volgende twee voorwaarden is voldaan : 1° de cliënt heeft vooraf uitdrukkelijk toegestemd met het gebruik van de instrumenten onder nader omschreven voorwaarden, zoals duidelijk blijkt uit geschreven stukken en is bevestigd door een handtekening of een gelijkwaardig teken;2° de financiële instrumenten van deze cliënt mogen uitsluitend worden gebruikt onder de omschreven voorwaarden waarmee de cliënt instemt. § 2. De gereglementeerde ondernemingen mogen geen overeenkomsten voor effectenfinancieringstransacties aangaan met betrekking tot financiële instrumenten die namens een cliënt op een omnibusrekening van een derde worden aangehouden, of anderszins financiële instrumenten gebruiken die op een dergelijke wijze voor eigen rekening of voor rekening van een andere cliënt worden aangehouden, tenzij naast de in paragraaf 1 genoemde voorwaarden aan ten minste een van de volgende voorwaarden is voldaan : 1° elke cliënt wiens financiële instrumenten samen op een omnibusrekening worden aangehouden, moet overeenkomstig paragraaf 1, 1°, vooraf zijn uitdrukkelijke toestemming hebben verleend;2° de gereglementeerde onderneming beschikt over systemen en controlemiddelen die waarborgen dat alleen financiële instrumenten worden gebruikt toebehorende aan cliënten die overeenkomstig paragraaf 1, 1°, vooraf uitdrukkelijk hun toestemming hebben verleend. De gegevens van de gereglementeerde onderneming omvatten nadere informatie over de cliënt op wiens instructies de financiële instrumenten zijn gebruikt, alsook het aantal gebruikte financiële instrumenten toebehorende aan elke cliënt die zijn toestemming heeft verleend, teneinde eventuele verliezen op correcte wijze te kunnen toewijzen. § 3. Ter voorkoming van niet-toegestaan gebruik van financiële instrumenten van cliënten voor eigen rekening of voor rekening van een andere persoon nemen de gereglementeerde ondernemingen passende maatregelen zoals : 1° het sluiten van overeenkomsten met cliënten over maatregelen die de gereglementeerde onderneming zal nemen ingeval de cliënt op de datum van afwikkeling niet voldoende provisie op zijn rekening heeft, zoals het opnemen van leningen voor de overeenstemmende effecten namens de cliënt of het liquideren van de positie;2° nauwlettend toezicht door de gereglementeerde onderneming op haar capaciteit om op de datum van afwikkeling te leveren en remediërende maatregelen ingeval dit niet mogelijk is;en 3° nauwlettend toezicht en onverwijlde opvraging van te ontvangen financiële instrumenten op de datum van afwikkeling en later. § 4. De gereglementeerde ondernemingen treffen voor al hun cliënten specifieke regelingen zodat de kredietnemer van financiële instrumenten die toebehoren aan cliënten de passende zekerheden verschaft, deze ondernemingen zelf toezien op de voortdurende geschiktheid van deze zekerheden en de nodige maatregelen nemen om de waarde van de zekerheden in evenwicht te houden met de waarde van de betrokken financiële instrumenten. § 5. De gereglementeerde ondernemingen sluiten geen overeenkomsten die bepalingen bevatten die krachtens artikel 27, § 9, van de wet van 2 augustus 2002 verboden zijn. Afdeling 5. - Oneigenlijk gebruik van zekerheidsovereenkomsten die tot

overdracht leiden

Art. 19.§ 1. De gereglementeerde ondernemingen onderzoeken op passende wijze het gebruik van zekerheidsovereenkomsten die tot overdracht leiden en leveren daarvan het bewijs, in het kader van de relatie tussen de verbintenis van de cliënt ten aanzien van de onderneming en de activa van de cliënt die door de onderneming aan deze overeenkomsten zijn onderworpen. § 2. Wanneer zij het passende gebruik onderzoeken van zekerheidsovereenkomsten die tot overdracht leiden, en dit met documenten staven, houden de gereglementeerde ondernemingen rekening met de volgende factoren : 1° de vraag of er slechts een zwak verband is tussen de verbintenis van de cliënt ten aanzien van de onderneming en het gebruik van zekerheidsovereenkomsten die tot overdracht leiden, waaronder de vraag of de aansprakelijkheid van een cliënt ten aanzien van de onderneming weinig waarschijnlijk of verwaarloosbaar is;2° de vraag of het bedrag aan financiële instrumenten of geldmiddelen van de cliënt die in aanmerking komen voor zekerheidsovereenkomsten die tot overdracht leiden, de verbintenis van de cliënt ruimschoots overschrijdt, of zelfs onbeperkt is indien de cliënt geen enkele verbintenis heeft ten aanzien van de onderneming;en 3° de vraag of alle financiële instrumenten of geldmiddelen van de cliënt in aanmerking komen voor zekerheidsovereenkomsten die tot overdracht leiden, zonder rekening te houden met de aard van de verbintenis van elke cliënt ten aanzien van de onderneming. § 3. Wanneer gereglementeerde ondernemingen gebruik maken van zekerheidsovereenkomsten die tot overdracht leiden, wijzen zij zakelijke cliënten en in aanmerking komende tegenpartijen op de betrokken risico's en de effecten van zekerheidsovereenkomsten die tot overdracht leiden, op de financiële instrumenten en geldmiddelen van cliënten. Afdeling 6. - Verslagen van externe accountants

Art. 20.De gereglementeerde ondernemingen zorgen ervoor dat hun externe accountants aan de FSMA en aan de Bank ten minste elk jaar verslag uitbrengen over de deugdelijkheid van de regelingen die de onderneming ingevolge de artikelen 65, 65/1, 528, 529 en 533 van de wet van 25 april 2014, artikel 27, § 9, van de wet van 2 augustus 2002 en dit Hoofdstuk heeft getroffen. HOOFDSTUK 3. - Productgovernancevereisten

Art. 21.De bepalingen van dit Hoofdstuk zijn eveneens van toepassing op de gereglementeerde ondernemingen wanneer deze gestructureerde deposito's verkopen of advies verstrekken aan cliënten in verband met dergelijke deposito's.

Art. 22.§ 1. Dit artikel is van toepassing op de gereglementeerde ondernemingen die financiële instrumenten vervaardigen, met inbegrip van de creatie, de ontwikkeling, de uitgifte en/of het ontwerp van financiële instrumenten.

De gereglementeerde ondernemingen die financiële instrumenten vervaardigen, voldoen op passende en evenredige wijze aan de desbetreffende vereisten van de paragrafen 2 tot 15, rekening houdend met de aard van het financieel instrument, de beleggingsdienst en de doelmarkt voor het product. § 2. De gereglementeerde ondernemingen stellen procedures en maatregelen op, voeren deze procedures en maatregelen in en handhaven ze om ervoor te zorgen dat zij bij het vervaardigen van financiële instrumenten voldoen aan de vereisten inzake passend beheer van belangenconflicten, met inbegrip van de vergoeding. De gereglementeerde ondernemingen die financiële instrumenten vervaardigen, waarborgen met name dat het ontwerp van het financieel instrument, met inbegrip van zijn kenmerken, de eindcliënten niet benadeelt of niet tot problemen voor de integriteit van de markt leidt doordat de onderneming de mogelijkheid krijgt haar eigen risico's of blootstelling aan de onderliggende activa van het financieel instrument te beperken en/of af te schuiven, wanneer de gereglementeerde onderneming de onderliggende activa reeds voor eigen rekening aanhoudt. § 3. De gereglementeerde ondernemingen onderzoeken potentiële belangenconflicten telkens wanneer zij een financieel instrument vervaardigen. Zij beoordelen met name of het financieel instrument een situatie tot stand brengt waarin eindcliënten kunnen worden benadeeld wanneer zij : 1° een blootstelling aangaan die tegengesteld is aan die welke voorheen door de onderneming zelf werd aangehouden;of 2° een blootstelling aangaan die tegengesteld is aan die welke de onderneming wenst aan te houden na de verkoop van het financieel instrument. § 4. De gereglementeerde ondernemingen onderzoeken of het financieel instrument een bedreiging kan vormen voor de ordelijke werking of de stabiliteit van financiële markten voordat zij besluiten een financieel instrument in omloop te brengen. § 5. De gereglementeerde ondernemingen zorgen ervoor dat de personeelsleden die betrokken zijn bij het vervaardigen van financiële instrumenten, de nodige deskundigheid bezitten om de kenmerken en risico's te begrijpen van de financiële instrumenten die zij vervaardigen. § 6. De gereglementeerde ondernemingen zorgen ervoor dat het wettelijk bestuursorgaan daadwerkelijke controle uitoefent over het proces van productgovernance. De gereglementeerde ondernemingen zorgen ervoor dat de complianceverslagen aan het wettelijk bestuursorgaan stelselmatig informatie bevatten over de door de onderneming vervaardigde financiële instrumenten, waaronder ook informatie over de distributiestrategie. De gereglementeerde ondernemingen stellen die verslagen op verzoek ter beschikking van de FSMA en/of de Bank. § 7. De gereglementeerde ondernemingen zorgen ervoor dat hun compliancefunctie toezicht houdt op de ontwikkeling en de periodieke evaluatie van de productgovernanceregelingen om risico's op niet-naleving van de in dit artikel bedoelde verplichtingen door de onderneming op te sporen. § 8. Wanneer zij samenwerken voor het creëren, ontwikkelen, uitgeven en/of ontwerpen van een financieel instrument, ook met entiteiten die geen kredietinstellingen of beleggingsondernemingen zijn, of met ondernemingen uit derde landen, stellen de gereglementeerde ondernemingen hun wederzijdse verplichtingen in een schriftelijke overeenkomst vast. § 9. De gereglementeerde ondernemingen stellen de potentiële doelmarkt voor elk financieel instrument met een voldoende niveau van granulariteit vast en omschrijven met welke type cliënten het financieel instrument wat behoeften, kenmerken en doelstellingen betreft overeenstemt.

In dit proces omschrijft de gereglementeerde onderneming met welke groepen van cliënten het financieel instrument wat behoeften, kenmerken en doelstellingen betreft niet overeenstemt. Wanneer gereglementeerde ondernemingen samenwerken bij het vervaardigen van een financieel instrument, moet slechts één doelmarkt worden aangewezen.

De gereglementeerde ondernemingen die financiële instrumenten vervaardigen welke door andere gereglementeerde ondernemingen in omloop worden gebracht, bepalen de behoeften en kenmerken van de cliënten waarmee het product overeenstemt, op basis van hun theoretische kennis en hun ervaring met het financieel instrument of met soortgelijke financiële instrumenten, de financiële markten en de behoeften, kenmerken en doelstellingen van potentiële eindcliënten. § 10. De gereglementeerde ondernemingen verrichten een scenarioanalyse voor hun financiële instrumenten waarin het risico wordt beoordeeld dat het financieel instrument slechte resultaten zou opleveren voor eindcliënten, en waarin wordt nagegaan in welke omstandigheden dit kan gebeuren. Zij beoordelen de werking van financiële instrumenten in negatieve omstandigheden waarin bijvoorbeeld : 1° de marktomgeving verslechtert;2° de productontwikkelaar of een derde partij die betrokken is bij de vervaardiging en/of de werking van het financieel instrument, financiële moeilijkheden ondervindt, of zich andere tegenpartijrisico's voordoen;3° het financieel instrument niet commercieel levensvatbaar wordt;of 4° de vraag naar het financieel instrument veel hoger is dan verwacht en de middelen van de onderneming en/of de markt van het onderliggende instrument onder druk komen te staan. § 11. De gereglementeerde ondernemingen bepalen of een financieel instrument voldoet aan de vastgestelde behoeften, kenmerken en doelstellingen van de doelmarkt, onder meer door een onderzoek van de volgende elementen : 1° het risico/rendementsprofiel van het financieel instrument stemt overeen met de doelmarkt;en 2° het ontwerp van het financieel instrument wordt gedreven door kenmerken die aan de cliënt ten goede komen, en niet door een bedrijfsmodel dat voor zijn rendabiliteit gebaseerd is op slechte resultaten voor de cliënt. § 12. De gereglementeerde ondernemingen evalueren de voor het financieel instrument voorgestelde kostenstructuur, en onderzoeken daarbij met name het volgende : 1° of de kosten en tarieven voor het financieel instrument verenigbaar zijn met de behoeften, de doelstellingen en de kenmerken van de doelmarkt;2° of de kosten de rendementsverwachtingen voor het financieel instrument niet ondermijnen, zoals wanneer de kosten of tarieven bijna alle verwachte aan het financieel instrument verbonden belastingvoordelen evenaren, overschrijden of opheffen;en 3° of de kostenstructuur van het financieel instrument voldoende transparant is voor de doelmarkt, zodat deze geen kosten verhult of te complex is om te begrijpen. § 13. De gereglementeerde ondernemingen zorgen ervoor dat de verstrekking van informatie aan distributeurs ook betrekking heeft op de passende kanalen voor distributie van het financieel instrument, het productgoedkeuringsproces en de beoordeling van de doelmarkt, en een behoorlijk niveau bereikt zodat distributeurs in staat zijn het financieel instrument op passende wijze te begrijpen en aan te bevelen of te verkopen. § 14. De gereglementeerde ondernemingen evalueren regelmatig de financiële instrumenten die zij vervaardigen, rekening houdend met gebeurtenissen die het potentiële risico voor de vastgestelde doelmarkt feitelijk kunnen beïnvloeden. De gereglementeerde ondernemingen onderzoeken of het financieel instrument blijft overeenstemmen met de behoeften, kenmerken en doelstellingen van de doelmarkt en of het in omloop is gebracht in de doelmarkt of cliënten bereikt met wiens behoeften, kenmerken en doelstellingen het niet overeenstemt. § 15. De gereglementeerde ondernemingen evalueren de financiële instrumenten vóór elke verdere uitgifte of nieuwe lancering indien zij op de hoogte zijn van gebeurtenissen die de potentiële risico's voor beleggers feitelijk kunnen beïnvloeden, en evalueren op gezette tijden of de financiële instrumenten functioneren zoals bedoeld.

De gereglementeerde ondernemingen bepalen met welke regelmaat zij hun financiële instrumenten evalueren, op basis van toepasselijke factoren die onder meer verband houden met de complexiteit of de innovatieve aard van de gevolgde beleggingsstrategieën. Zij bepalen ook welke belangrijke gebeurtenissen het potentiële risico of de rendementsverwachtingen van het financieel instrument kunnen beïnvloeden, zoals : 1° de overschrijding van een drempel die het rendementsprofiel van het financieel instrument beïnvloedt;of 2° de solvabiliteit van bepaalde emittenten waarvan de effecten of waarborgen de prestaties van het financieel instrument kunnen beïnvloeden. Bij dergelijke gebeurtenissen nemen de gereglementeerde ondernemingen passende maatregelen zoals : 1° relevante informatie verstrekken over de gebeurtenis en de gevolgen daarvan voor het financieel instrument, aan de cliënten of aan de distributeurs van het financieel instrument indien de gereglementeerde onderneming het financieel instrument niet rechtstreeks aan cliënten verkoopt;2° verandering aanbrengen in het productgoedkeuringsproces;3° verdere uitgiften van het financieel instrument stopzetten;4° verandering aanbrengen in het financieel instrument om oneerlijke contractuele voorwaarden te vermijden;5° onderzoeken of de verkoopkanalen via dewelke het financieel instrument wordt verkocht, geschikt zijn, wanneer de gereglementeerde onderneming tot de bevinding komt dat de verkoop van het financieel instrument niet verloopt zoals voorzien;6° de distributeur contacteren om een wijziging van het distributieproces te bespreken;7° de relatie met de distributeur beëindigen;of 8° de relevante bevoegde autoriteit informeren.

Art. 23.§ 1. In hun besluiten met betrekking tot het gamma van die financiële instrumenten die zijzelf of andere ondernemingen uitgeven of de diensten die zij cliënten wensen aan te bieden of aan te bevelen, voldoen de gereglementeerde ondernemingen op passende en evenredige wijze aan de vereisten van de paragrafen 2 tot 10, rekening houdend met de aard van het financieel instrument, de beleggingsdienst en de doelmarkt voor het product.

De gereglementeerde ondernemingen voldoen ook aan de vereisten van de wet van 2 augustus 2002 bij het aanbieden of aanbevelen van financiële instrumenten die door niet onder die wet vallende entiteiten zijn vervaardigd. In het kader van dit proces voeren deze ondernemingen regelingen in om te garanderen dat zij van die ontwikkelaars voldoende informatie over de financiële instrumenten verkrijgen.

De gereglementeerde ondernemingen bepalen de doelmarkt voor het respectieve financieel instrument zelfs indien de doelmarkt niet is omschreven door de ontwikkelaar. § 2. De gereglementeerde ondernemingen voeren passende productgovernanceregelingen in om ervoor te zorgen dat de producten en de diensten die zij wensen aan te bieden of aan te bevelen, overeenstemmen met de behoeften, kenmerken en doelstellingen van de omschreven doelmarkt, en dat de voorgenomen distributiestrategie overeenstemt met die doelmarkt. De gereglementeerde ondernemingen omschrijven en beoordelen de omstandigheden en behoeften van de cliënten waarop zij zich willen richten, om ervoor te zorgen dat geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van cliënten ten gevolge van commerciële of financieringsprocessen. In dit proces omschrijven de gereglementeerde ondernemingen met welke groepen van cliënten het product of de dienst wat behoeften, kenmerken en doelstellingen betreft niet overeenstemt.

De gereglementeerde ondernemingen verkrijgen van de onder de wet van 25 april 2014 of de wet van 25 oktober 2016 vallende ontwikkelaars informatie met het oog op het nodige begrip en de nodige kennis van de producten die zij wensen aan te bevelen of te verkopen, zodat deze producten worden gedistribueerd in overeenstemming met de behoeften, kenmerken en doelstellingen van de omschreven doelmarkt.

De gereglementeerde ondernemingen ondernemen alle redelijke stappen om ervoor te zorgen dat zij ook van niet onder de wet van 25 april 2014 of de wet van 25 oktober 2016 vallende ontwikkelaars passende en betrouwbare informatie verkrijgen, zodat deze producten worden gedistribueerd in overeenstemming met de behoeften, kenmerken en doelstellingen van de doelmarkt. Wanneer er geen relevante publiek beschikbare informatie is, onderneemt de distributeur alle redelijke stappen om deze relevante informatie van de ontwikkelaar of zijn gemachtigde te verkrijgen. Aanvaardbare publiek beschikbare informatie is informatie die duidelijk, betrouwbaar en op het regelgevingskader afgestemd is, zoals de openbaarmakingsvereisten krachtens Richtlijn 2003/71/EG of Richtlijn 2004/109/EG. Deze verplichting geldt voor producten die op primaire en secundaire markten worden verkocht, en wordt evenredig toegepast naargelang van de verkrijgbaarheid van publiek beschikbare informatie en de complexiteit van het product.

De gereglementeerde ondernemingen gebruiken de informatie die zij van ontwikkelaars hebben verkregen, en informatie over hun eigen cliënten om de doelmarkt en de distributiestrategie te omschrijven. Wanneer een gereglementeerde onderneming als ontwikkelaar en als distributeur optreedt, is slechts één doelmarktbeoordeling vereist. § 3. In hun besluiten met betrekking tot het gamma van financiële instrumenten en diensten die zij wensen aan te bieden of aan te bevelen, en met betrekking tot de respectievelijke doelmarkten garanderen de gereglementeerde ondernemingen de naleving van alle toepasselijke vereisten van de wetten van 25 april 2014, 25 oktober 2016 en 2 augustus 2002, inclusief de verplichtingen met betrekking tot openbaarmaking, beoordeling van geschiktheid of deugdelijkheid, inducements en passend beheer van belangenconflicten. In dit verband is bijzondere zorg vereist wanneer distributeurs nieuwe producten wensen aan te bieden of aan te bevelen of wanneer er variaties optreden in de diensten die zij verlenen. § 4. De gereglementeerde ondernemingen evalueren regelmatig hun productgovernanceregelingen en actualiseren ze om ervoor te zorgen dat ze robuust en geschikt voor hun doel blijven, en neemt indien nodig de passende maatregelen. § 5. De gereglementeerde ondernemingen evalueren regelmatig de beleggingsproducten die zij aanbieden of aanbevelen en de diensten die zij verlenen, rekening houdend met elke gebeurtenis die het potentiële risico voor de omschreven doelmarkt materieel kan beïnvloeden. De gereglementeerde ondernemingen evalueren ten minste of de producten of diensten blijven overeenstemmen met de behoeften, kenmerken en doelstellingen van de omschreven doelmarkt en of de voorgenomen distributiestrategie geschikt blijft. De gereglementeerde ondernemingen onderzoeken de doelmarkt opnieuw en/of actualiseren de productgovernanceregelingen wanneer zij tot de bevinding komen dat zij de doelmarkt voor specifieke producten of diensten onjuist hebben omschreven of deze producten of diensten niet langer voldoen aan de omstandigheden van de omschreven doelmarkt, bijvoorbeeld wanneer het product ten gevolge van marktomstandigheden niet-liquide of zeer volatiel is geworden. § 6. De gereglementeerde ondernemingen zorgen ervoor dat hun compliancefunctie toezicht houdt op de ontwikkeling en de periodieke evaluatie van de productgovernanceregelingen om risico's op niet-naleving van de in dit artikel bedoelde verplichtingen door de onderneming op te sporen. § 7. De gereglementeerde ondernemingen zorgen ervoor dat de desbetreffende personeelsleden over de nodige deskundigheid beschikken om de kenmerken en risico's te begrijpen van de producten die zij wensen aan te bieden of aan te bevelen en van de geleverde diensten, en de behoeften, kenmerken en doelstellingen van de omschreven doelmarkt. § 8. De gereglementeerde ondernemingen zorgen ervoor dat het wettelijk bestuursorgaan daadwerkelijke controle uitoefent over het productgovernanceproces van de onderneming om te bepalen welk gamma van producten zij aanbieden of aanbevelen en welke diensten zij leveren aan de respectievelijke doelmarkten. De gereglementeerde ondernemingen zorgen ervoor dat de complianceverslagen aan het wettelijk bestuursorgaan stelselmatig informatie bevatten over de producten die zij aanbieden of aanbevelen en de geleverde diensten. De complianceverslagen worden op verzoek aan de FSMA verstrekt. § 9. De gereglementeerde ondernemingen verstrekken de ontwikkelaars verkoopinformatie, en indien passend, informatie over de bovengenoemde evaluaties ter ondersteuning van de productevaluaties die ontwikkelaars verrichten. § 10. Wanneer verschillende gereglementeerde ondernemingen samenwerken bij de distributie van een product of dienst, draagt de gereglementeerde onderneming met directe band met de cliënt uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de naleving van de in dit artikel bedoelde productgovernanceverplichtingen.

Intermediaire ondernemingen moeten evenwel : 1° ervoor zorgen dat relevante productinformatie wordt doorgegeven van de ontwikkelaar aan de einddistributeur in de keten;2° de ontwikkelaar in staat stellen de nodige informatie te verkrijgen wanneer deze informatie over productverkoop nodig heeft om te voldoen aan zijn eigen productgovernanceverplichtingen;en 3° indien van toepassing, de productgovernanceverplichtingen voor ontwikkelaars toepassen op de dienst die zij verlenen. TITEL 5. - Opheffings- en slotbepalingen

Art. 24.Het koninklijk besluit van 3 juni 2007 tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 september 2013, wordt opgeheven.

Art. 25.Dit besluit en haar bijlage A treden in werking op 3 januari 2018.

Art. 26.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 december 2017.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

Bijlage bij het koninklijk besluit van 19 december 2017 tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten PROFESSIONELE CLI"NTEN Onder professionele cliënt wordt verstaan een cliënt die de nodige ervaring, kennis en deskundigheid bezit om zelf beleggingsbeslissingen te nemen en de door hem gelopen risico's adequaat in te schatten. Om als professionele cliënt te worden aangemerkt, moet de cliënt aan de onderstaande criteria voldoen.

I. Categorieën cliënten die als professioneel worden aangemerkt.

Voor de toepassing van dit besluit moeten alle onderstaande entiteiten als professionele cliënten op het gebied van beleggingsdiensten en -activiteiten en financiële instrumenten worden aangemerkt : 1° entiteiten die een vergunning moeten hebben of gereglementeerd moeten zijn om op financiële markten actief te mogen zijn. Onderstaande lijst moet worden gezien als een lijst van alle vergunninghoudende entiteiten die de karakteristieke werkzaamheden van de genoemde entiteiten uitoefenen : entiteiten waaraan een lidstaat op grond van een richtlijn een vergunning heeft verleend, entiteiten waaraan een lidstaat een vergunning heeft verleend of die door een lidstaat gereglementeerd zijn, zonder dat zulks op grond van een richtlijn geschiedt, en entiteiten waaraan een derde land een vergunning heeft verleend of die door een derde land gereglementeerd zijn : a) kredietinstellingen;b) beleggingsondernemingen;c) andere vergunninghoudende of gereglementeerde financiële instellingen;d) verzekeringsondernemingen;e) instellingen voor collectieve belegging en hun beheervennootschappen;f) de pensioenfondsen en hun beheervennootschappen;g) handelaren in grondstoffen en grondstoffenderivaten;h) plaatselijke ondernemingen ("locals");i) andere institutionele beleggers;2° grote ondernemingen, andere dan bedoeld in 1°, die op individueel niveau aan twee van de onderstaande omvangvereisten voldoen : a) balanstotaal: twintig miljoen euro, b) netto-omzet: veertig miljoen euro, c) eigen vermogen: twee miljoen euro;3° de Belgische Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten, de buitenlandse nationale en regionale overheden, overheidsorganen die op nationaal of regionaal niveau de overheidsschuld beheren, centrale banken, internationale en supranationale instellingen zoals de Wereldbank, het IMF, de ECB, de EIB en andere vergelijkbare internationale organisaties;4° andere institutionele beleggers wier belangrijkste activiteit bestaat uit het beleggen in financiële instrumenten, inclusief instanties die zich bezighouden met de effectisering van activa of met andere financieringstransacties. Bovenstaande entiteiten worden als professionele cliënten beschouwd.

Zij moeten echter om behandeling als niet- professionele cliënt kunnen verzoeken, en gereglementeerde ondernemingen kunnen ermee instemmen hen een hoger beschermingsniveau te bieden. Indien de cliënt van een gereglementeerde onderneming als bedoeld in artikel 26 van de wet van 2 augustus 2002 een onderneming is als hierboven bedoeld, moet de gereglementeerde onderneming, alvorens enigerlei diensten te verlenen, de cliënt ervan in kennis stellen dat hij op grond van de informatie waarover de gereglementeerde onderneming beschikt, als professionele cliënt wordt beschouwd en derhalve als zodanig zal worden behandeld, tenzij de gereglementeerde onderneming en de cliënt anders overeenkomen. De gereglementeerde onderneming moet de klant er tevens van in kennis stellen dat deze om een wijziging van de voorwaarden van de overeenkomst kan verzoeken teneinde een hoger beschermingsniveau te genieten.

Het is de verantwoordelijkheid van de cliënt die als professionele cliënt wordt beschouwd om te verzoeken om een hoger beschermingsniveau wanneer hij zichzelf niet in staat acht de gelopen risico's adequaat in te schatten of te beheren.

Dit hogere beschermingsniveau zal worden geboden wanneer een cliënt die als professionele cliënt wordt beschouwd, met een gereglementeerde onderneming een schriftelijke overeenkomst aangaat om voor de toepassing van de geldende gedragsregels niet als professionele cliënt te worden behandeld. In deze overeenkomst moet worden aangegeven of deze behandeling voor een of meer specifieke diensten of transacties, dan wel voor een of meer soorten producten of transacties geldt.

II. Cliënten die op verzoek als professionele cliënt kunnen worden behandeld II. 1. Criteria aan de hand waarvan wordt bepaald of een cliënt als professioneel aan te merken is.

Ook aan andere dan de in afdeling I vermelde cliënten - onder meer overheidsinstellingen, lokale overheden, gemeenten en particuliere individuele beleggers - kan worden toegestaan afstand te doen van een deel van de bescherming die hun door de gedragsregels wordt geboden.

Het moet gereglementeerde ondernemingen als bedoeld in artikel 4, 3°, van dit besluit derhalve toegestaan zijn bovengenoemde cliënten als professionele cliënt te behandelen, mits aan de onderstaande toepasselijke criteria is voldaan en de hieronder beschreven procedure wordt gevolgd. Er mag evenwel niet worden aangenomen dat de marktkennis en -ervaring van deze cliënten vergelijkbaar is met die van de in afdeling I genoemde categorieën professionele cliënten.

Er kan slechts op geldige wijze van de door de gedragsregels geboden bescherming afstand worden gedaan indien een door de gereglementeerde onderneming verrichte adequate beoordeling van de deskundigheid, ervaring en kennis van de cliënt in het licht van de aard van de beoogde transacties of diensten redelijke zekerheid oplevert dat de cliënt in staat is zelf zijn beleggingsbeslissingen te nemen en de daaraan verbonden risico's in te schatten.

De toetsing van de geschiktheid van bestuurders en effectieve leiders van entiteiten waaraan op grond van richtlijnen op financieel gebied een vergunning is verleend, kan als voorbeeld dienen voor de beoordeling van de deskundigheid en kennis van de cliënt. Bij kleine ondernemingen moet de persoon die aan deze toetsing wordt onderworpen, de persoon zijn die gemachtigd is om transacties voor rekening van de onderneming te verrichten.

In het kader van deze toetsing moet blijken dat ten minste aan twee van de volgende criteria is voldaan : 1° tijdens de voorafgaande vier kwartalen heeft de cliënt op de desbetreffende markt per kwartaal gemiddeld 10 transacties van significante omvang verricht; 2° de omvang van de portefeuille financiële instrumenten van de cliënt, die zowel deposito's in contanten als financiële instrumenten omvat, is groter dan 500.000 EUR; 3° de cliënt is gedurende ten minste een jaar werkzaam of werkzaam geweest in de financiële sector, waar hij een beroepsbezigheid uitoefent of heeft uitgeoefend waarbij kennis van de beoogde transacties of diensten vereist is of was. II. 2. Procedure Die cliënten kunnen slechts van de bescherming door de toepassing van de gedragsregels afstand doen mits de volgende procedure wordt gevolgd : 1° zij moeten de gereglementeerde onderneming schriftelijk laten weten dat zij als professionele cliënt wensen te worden behandeld, hetzij in het algemeen, hetzij met betrekking tot een specifieke beleggingsdienst of transactie, dan wel een categorie transacties of producten;2° de gereglementeerde onderneming moet hen aan de hand van een duidelijke schriftelijke waarschuwing in kennis stellen van de bescherming en beleggerscompensatierechten ingevolge de beleggersbeschermingsregeling die zij kunnen verliezen;3° zij moeten in een document dat losstaat van de overeenkomst schriftelijk bevestigen dat zij zich bewust zijn van de gevolgen die aan het verlies van deze bescherming verbonden zijn. Voordat een gereglementeerde onderneming een verzoek mag inwilligen om afstand te doen van de bescherming die geboden wordt door de toepassing van de gedragsregels, moet zij alle redelijke maatregelen nemen om zich ervan te vergewissen dat een cliënt die om behandeling als professionele cliënt verzoekt, aan de in afdeling II.1 gestelde toepasselijke voorwaarden voldoet.

De gereglementeerde ondernemingen moeten passende, op schrift gestelde interne gedragsregels en procedures toepassen om cliënten in categorieën onder te brengen. Het is de verantwoordelijkheid van de professionele cliënten om de gereglementeerde onderneming in kennis te stellen van elke wijziging die van invloed kan zijn op hun categorie-indeling. Indien de gereglementeerde onderneming evenwel tot de bevinding komt dat de cliënt niet langer voldoet aan de initiële voorwaarden op grond waarvan hij voor behandeling als professionele cliënt in aanmerking kwam, dan moet zij passende actie ondernemen.

Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 19 december 2017 tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

^