Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 februari 2008
gepubliceerd op 15 april 2008

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 maart 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de groeven van niet uit te houwen kalksteen en van de kalkovens, van de bitterspaatgroeven en -ovens op het gehele grondgebied van het Rijk, betreffende de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2008012172
pub.
15/04/2008
prom.
19/02/2008
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 FEBRUARI 2008. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 maart 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de groeven van niet uit te houwen kalksteen en van de kalkovens, van de bitterspaatgroeven en -ovens op het gehele grondgebied van het Rijk, betreffende de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de groeven van niet uit te houwen kalksteen en van de kalkovens, van de bitterspaatgroeven en -ovens op het gehele grondgebied van het Rijk;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 13 maart 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de groeven van niet uit te houwen kalksteen en van de kalkovens, van de bitterspaatgroeven en -ovens op het gehele grondgebied van het Rijk, betreffende de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 februari 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, J. PIETTE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het bedrijf van de groeven van niet uit te houwen kalksteen en van de kalkovens, van de bitterspaatgroeven en -ovens op het gehele grondgebied van het Rijk Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 maart 2007 Arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters (Overeenkomst geregistreerd op 29 mei 2007 onder het nummer 82969/CO/102.09) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle werkgevers en werknemers die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de groeven van niet uit te houwen kalksteen en van de kalkovens, van de bitterspaatgroeven en -ovens op het gehele grondgebied van het Rijk.

Onder "werknemers" worden de werklieden en de werksters verstaan. HOOFDSTUK II. - Beroepenindeling en beroepsbekwaamheid

Art. 2.De hierna volgende indeling wordt vastgesteld om de hiërarchie in het beroep volgens de aard van de arbeid te bepalen.

Art. 3.De werknemers in de in artikel 1 bedoelde ondernemingen, worden in de volgende beroepsgroepen ingedeeld; degenen die in deze opsomming niet zijn opgenomen, worden op het niveau van de onderneming ingedeeld. De werkgever zal zich daarom zoveel mogelijk laten leiden door de verschillende bepalingen en de vakbondsafvaardiging inlichten, zo deze bestaat, of, bij ontstentenis ervan, de meerderheid van de werknemers.

Categorie A. Bepaling : de werknemers die een gedeelte van de verantwoordelijkheid en een gedeelte van het gezag dragen in een bepaalde dienst.

Tot deze categorie behoren onder meer : de chef-schietmeester, die wordt beschouwd als een werknemer die bevelen mag geven aan het personeel dat belast is met het boren en het schieten van mijnen, zonder van het bedrijfshoofd omstandige onderrichtingen te ontvangen; de chef-kalkbrander, die wordt beschouwd als een werknemer die bevelen mag geven aan het personeel dat belast is met het vullen van de ovens en dat verantwoordelijk is voor het inschieten, zonder van het bedrijfshoofd omstandige onderrichtingen te ontvangen, onder meer inzake het doseren van de steenkolen en het aflaten van de ladingen; de onderhoudschef, die wordt beschouwd als een werknemer of een ploegbaas die bevelen mag geven aan het personeel belast met het onderhoud van al of een gedeelte van het materieel, zonder van het bedrijfshoofd omstandige onderrichtingen te ontvangen.

Categorie B. Bepaling : de vaklieden Tot deze categorie behoren onder meer : de mecaniciens, schietmeesters, leggers van spoorverbindingen, smeden, elektriciens, lassers, bankwerkers, draaiers, metselaars, schrijnwerkers, bestuurders van locomotieven die kunnen meewerken aan het herstellen, het monteren en het regelen, de schop-, kraan- of bulldozerconducteurs die uitdelven, de stokers van moderne ovens, de steenbrekers.

Categorie C. Bepaling : de vaklieden van de sector "steengroeven", die een passende opleiding gekregen moeten hebben.

Tot deze categorie behoren onder meer : de boorders voor mijnen of voor springbussen in rotsen, op puin en op blokken op de grond, kalkbranders, fabricagearbeiders die instaan voor de goede werking van de mechanische werktuigen die zij moeten bedienen, de vrachtwagenbestuurders die een intensief en aanhoudend werk verrichten.

Categorie D. Bepaling : de schieters van springbussen op blokken op de grond, de vrachtwagenbestuurders die niet in categorie C opgenomen zijn, de wagenaanhakers met volledige dagtaak.

Categorie E. Bepaling : de meerderjarige werknemers die in een nieuw vak worden opgeleid en zij die een bepaalde arbeid uitvoeren en door de gewoonte een zekere handigheid en vaardigheid verkrijgen zonder dat er van hen speciale kundigheden worden gevergd.

Tot deze categorie behoren onder meer : de helpers-mecaniciens, de operateurs van moderne ovens die niet verantwoordelijk zijn voor het bakken, de uithalers, de bestuurders van locomotieven op smalspoor, de leggers van "Decauvillesporen", de lossers-kraanmannen, de zakkenvullers, de wegers-pointeerders.

Categorie F. Bepaling : de werknemers die een lastige of een intensieve en aanhoudende lichaamsinspanning vergende arbeid verrichten.

Tot deze categorie behoren onder meer : de vullers, de sorteerders, de "taqueurs", de lossers aangesteld aan het laden en lossen van steenkolen, kalkstenen en sintels aan de oven, de helpers-metselaars.

Categorie G. Bepaling : de werknemers die lichte arbeid verrichten waarvoor geen opleiding wordt vereist. HOOFDSTUK III. - Arbeidsduur

Art. 4.A. De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur, berekend op jaarbasis, blijft behouden op 36 uur 00 minuten. Ze moet nauwgezet worden toegepast.

De toepassingsvoorwaarden inzake naleving van deze tot 36 uren zonder loonverlies verminderde arbeidsduur (zoals een vermindering van de dagelijkse en/of wekelijkse arbeidsduur en/of de toekenning van compensatierustdagen) worden bepaald op ondernemingsvlak in functie van de noden van een optimale organisatie van de productie, op initiatief van de directie en met naleving van de voor de wijziging van de arbeidstijdregelingen bepaalde overlegprocedures. Dit mag geen individuele arbeidsoverlast teweegbrengen.

De toekenning van compensatierustdagen gebeurt volgens de hieronder bepaalde modaliteiten, inzonderheid wat betreft de planning bepaald in punt F. B. Bij de arbeidsstelsels met effectieve wekelijkse prestaties waarvan de duur hoger ligt dan de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur berekend op jaarbasis worden compensatierustdagen toegekend, die worden bezoldigd aan het normale loon in de zin van de wetgeving betreffende de feestdagen en gepland zoals bepaald in het hieronder vermelde punt F. Per reeks van effectief gepresteerde of gelijkgestelde uren die overeenstemmen met het wekelijks effectief arbeidsstelsel heeft de werknemer recht op een aantal uren compensatierust dat gelijk is aan het verschil tussen het effectief wekelijks arbeidsstelsel en de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur berekend op jaarbasis.

Om het behoud van inkomen te waarborgen, wordt een vermenigvuldigingscoëfficiënt toegepast, ofwel op het loon uitgedrukt in het 40 urenstelsel, ofwel op het aantal gepresteerde of gelijkgestelde uren. Deze coëfficiënt is gelijk aan 40 gedeeld door het wekelijks effectief arbeidsstelsel, waarbij het quotiënt wordt afgerond tot de dichtstbijzijnde vierde decimaal.

C. Voor de werknemers die volcontinu of in opeenvolgende ploegen werken, blijft de wekelijkse arbeidsduur behouden op 40 uur. In deze arbeidstijdregeling worden eveneens in de zin van de wetgeving op de feestdagen tegen het normale loon betaalde en zoals in hierna bepaald punt F ingeplande inhaalrustdagen toegekend.

Per schijf van 40 werkelijk gewerkte of daarmee gelijkgestelde uren heeft de werknemer recht op 4 uur inhaalrust.

D. Indien door de ondernemingsraad of, bij ontstentenis hiervan, door de werkgever en de vertegenwoordigers van de vakorganisaties andere arbeidstijdregelingen worden vastgesteld betekent dat of zal dat betekenen dat deze bedragen en coëfficiënten verhoudingsgewijs moeten worden aangepast.

E. Per werknemer wordt een individuele rekening bijgehouden, waarin het aantal normale werkelijk gewerkte of gelijkgestelde uren, zoals hierna wordt omschreven, wordt vermeld.

Met normale wettelijke arbeidsprestaties met het oog op de toekenning van inhaalrustdagen worden gelijkgesteld : - de tien betaalde feestdagen; - de dagen kort verzuim; - de dagen die recht geven op een gewaarborgd weekloon; - de dagen die recht geven op een vergoeding waarin de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 12 van 28 juni 1973, betreffende het toekennen van een gewaarborgd maandinkomen aan de werklieden in geval van arbeidsongeschiktheid ingevolge ziekte, ongeval van gemeen recht, arbeidsongeval of beroepsziekte, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, voorziet; - de dagen recuperatie van overuren; - de inhaalrustdagen; - de dag van Sinte-Barbara; - de verlofdagen voor vakbondsopleiding; - de dagen afwezigheid genomen in het kader van het betaald educatief verlof.

Met arbeidsdagen worden evenwel niet gelijkgesteld : - de dagen betaalde vakantie; - de dagen werkloosheid.

De programmering van de inhaalrustdagen gebeurt op ondernemingsvlak en houdt rekening met de eigenheid en de vereisten inzake de werking van elke dienst.

De ondernemingsraad of, bij ontstentenis hiervan, de werkgever en de vakbondsafvaardiging, moeten ten minste zes collectieve inhaalrustdagen - waaronder Sinte-Barbara - vaststellen die voor de werknemers zullen gelden.

De dagen die eventueel reeds collectief werden vastgesteld, zullen worden meegerekend in dit quotum.

Tenzij een akkoord anders bepaalt, mag elke inhaalrustdag niet in halve dagen of samen met dagen jaarlijkse vakantie worden genomen.

De inhaalrustdagen worden slechts betaald op het ogenblik waarop zij werkelijk worden genomen. Zij worden voor de toepassing van de sociale wetten gelijkgesteld met gewerkte dagen.

F. De dagen arbeidsduurvermindering worden op ondernemingsvlak ingepland, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak die dagen binnen het kalenderjaar in te halen.

Deze planning en de organisatie van de arbeidstijdvermindering worden besproken in de ondernemingsraden of, bij ontstentenis hiervan, met de vakbondsafvaardigingen, zonder a priori uitsluiting van nieuwe aanpassingen van de arbeidstijdregelingen.

G. Over de problemen betreffende het tewerkstellingsvolume in de ondernemingen, die het gevolg zijn van de arbeidstijdverkorting, alsmede van de nauwgezette naleving van de arbeidstijdregelingen, zal voortdurend overleg worden gepleegd in de ondernemingsraden of, bij ontstentenis hiervan, met de vakbondsafvaardigingen. HOOFDSTUK IV. - Tewerkstelling, en tewerkstelling van jongeren

Art. 5.a) De inspanningen voor tewerkstelling in 2007 en 2008 zullen onder meer geleverd worden door de uitvoering van de bepalingen betreffende de startbaanovereenkomst, via de aanwerving van werknemers ter vervanging van voltijdse of halftijdse bruggepensioneerde arbeiders, door 0,10 pct. van de loonmassa te wijden aan vorming en/of beroepsinschakeling van risicogroepen en door de vorming van jongeren in het raam van het industrieel leerlingwezen en het alternerend leren en werken.

De doelstellingen en perspectieven inzake tewerkstelling zullen het voorwerp uitmaken van een mededeling en er zal een evaluatie van het positief effect van de tewerkstellingsmaatregelen op het niveau van de bedrijvengroepen uitgevoerd worden bij de driemaandelijkse en jaarlijkse mededelingen van de ondernemingsraden.

Voor de toepassing van dit artikel dient onder "onderneming" te worden verstaan : het geheel van de zetels van eenzelfde industriële groep die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de groeven van niet uit te houwen kalksteen en van de kalkovens, van de bitterspaatgroeven en -ovens op het gehele grondgebied van het Rijk.

Het tewerkstellingsniveau in de sector zal einde maart 2008 en einde maart 2009 geëvalueerd worden in het paritair subcomité. b) Om de kansen op een duurzame inschakeling van de jongeren op de arbeidsmarkt te vergroten, kan een opleiding met kwalificatie worden aangeboden in het kader van het industrieel leerlingwezen en/of van de alternerende opleiding, met inachtneming van de in deze domeinen geldende wettelijke bepalingen. Voor het industrieel leerlingwezen komt het aan het paritair leercomité - dat in het paritair subcomité moet worden opgericht - toe de voorwaarden inzake tewerkstelling en loon van de industrieel leerlingen vast te stellen.

De opleidingsprogramma's en hun uitvoering zullen ter kennis worden gebracht van de vakbondsorganisaties via de mededeling van deze programma's in de ondernemingsraad en, bij ontstentenis van een raad, aan de vakbondsafvaardiging.

Deze opleidingsregeling mag niet tot gevolg hebben dat een titularis door een leerling wordt vervangen.

De jongere die wordt opgeleid wordt bijgestaan door een stagemeester.

De jongeren die na afloop van hun opleiding geen betrekking zouden hebben gevonden, zullen worden opgenomen in een wervingsreserve die niet alleen bestemd is voor de ondernemingen van de sector, maar ook voor de ondernemingen die ressorteren onder het "Verbond van Ontginnings- en Veredelingsbedrijven van onbrandbare Gesteenten (FEDIEX)".

Er zullen, ter intensivering van de voor de bevordering van deze opleidingen en van de sector ondernomen stappen, paritaire campagnes gevoerd worden bij de jongeren en de scholen voor technisch en beroepsonderwijs, campagnes waaraan de vakbondsorganisaties een actieve bijdrage leveren.

Art. 6.In 2007 en 2008 wordt de bijdrage voor de risicogroepen vastgelegd op 0,10 pct. Deze wordt per kwartaal gestort aan het Paritair Vormingsfonds voor de werklieden van de sector kalksteen-kalkovens op rekeningnummer 310-1117468-17.

Met de geïnde bedragen en onder meer met de eventueeel noodzakelijke medewerking van buitenaf, zal worden gezorgd voor de opleiding en de beroepsvervolmaking van de werknemers die in dienst worden genomen in het kader van de brugpensioneringen of van de werknemers aan wie in dat kader wordt gevraagd andere functies uit te oefenen.

Die bedragen zullen het eveneens mogelijk maken jongeren voor vorming naar het centrum "Terre et Pierre" te sturen.

De terugbetalingsdossiers die ter goedkeuring aan het Paritair Opleidingsfonds voorgelegd worden zullen 15 dagen vooraf, in een vorm die door het Paritair Opleidingsfonds zal vastgesteld worden, mede ondertekend door de secretaris van de ondernemingsraad (of, bij ontstentenis, de secretaris van het Comité voor preventie en bescherming op het werk of, bij ontstentenis, door de vakbondsafvaardiging), overgemaakt worden.

Het Paritair Opleidingsfonds zal zijn activiteiten inzake opvolging van de besteding van de ontvangen bijdragen en bevordering van de opleiding voortzetten. Het onderzoekt de in de sector van de steengroeven bestaande beroepen en hun noden inzake competentie en de voor hun voortbestaan nodige opleidingen.

Het Paritair Opleidingsfonds zal op initiatief van de verschillende partijen die erin vertegenwoordigd zijn heropgestart worden. De mogelijkheden tot samenwerking met de FOREM-centra of andere competentiecentra en de concrete gevolgen daarvan voor de ondernemingen zullen in een opbouwende geest onderzocht worden.

Art. 7.Over specifieke en gepaste oplossingen voor de problemen inzake arbeidsorganisatie zal onbevooroordeeld op ondernemingsvlak worden onderhandeld.

Art. 8.A. De werkgevers verbinden er zich toe tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst alles in het werk te stellen om geen personeel om conjuncturele redenen te ontslaan.

De gedeeltelijke werkloosheid zal slechts worden ingevoerd indien het absoluut noodzakelijk is en dan enkel na overleg in de ondernemingsraden of, bij ontstentenis hiervan, met de vakbondsafvaardigingen.

Dat overleg zal erop toezien de toerbeurten en de omvang van de werkloosheid zo vast te stellen dat de individuele weerslag ervan de werknemers zo weinig mogelijk nadeel berokkent.

Over alle problemen betreffende het behoud van het tewerkstellingsniveau in de ondernemingen zal voortdurend op paritair niveau overleg worden gepleegd in de ondernemingsraden of met de vakbondsafvaardigingen.

B. Arbeidsovereenkomst voor tijdelijke en/of uitzendarbeid Het beroep op de arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid wordt geregeld door de wet van 24 juli 1987 (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1987). De aanwending ervan zal worden beperkt tot de in de wet bepaalde gevallen.

De procedure betreffende de informatie naar de vakbondsafvaardiging en de werknemersorganisaties, zal verlopen zoals zij georganiseerd werd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36.

De procedures voor informatie of voorafgaand schriftelijk akkoord van de vakbondsafvaardiging of de werknemersorganisaties, zoals bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomst nrs. 36 en 58 in geval van gebruik van uitzendarbeid wegens tijdelijke toename van werk en/of de uitvoering van sommige uitzonderlijke werkzaamheden zullen gevolgd worden. Volgens die bepalingen is het akkoord van de vakbondsafvaardiging niet vereist in geval van vervanging wegens ziekte of arbeidsongeval.

De ondernemingen zullen op hun niveau een onthaalprocedure voor uitzendkrachten vaststellen teneinde de informatie van die werknemers omtrent de in de onderneming geldende veiligheidsmaatregelen te verbeteren.

De informatie betreffende de evolutie en de vooruitzichten inzake arbeid zal bij de jaarlijkse en driemaandelijkse mededelingen aan de ondernemingsraad worden verstrekt, overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 37.

C. Arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd, voor een duidelijk omschreven werk, ter vervanging van een vaste werknemer en voor uitvoering van tijdelijke arbeid Specifieke gegevens betreffende de arbeidsovereenkomsten met precair statuut zullen aan de ondernemingsraad worden verstrekt met de jaarlijkse en driemaandelijkse mededelingen, overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst nr. 37.

Bij die gelegenheid kan eveneens informatie verstrekt worden in verband met onderaanneming.

D. Aanwervingscriteria Ongeacht de toepassing van artikel 12 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972 zullen de werkgevers, bij gelijke kwalificatie en bekwaamheid, met een gunstig apriori rekening houden met de kandidatuur : - van een uitzendkracht in het geval van aanwerving in het raam van een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur; - van een werknemer tewerkgesteld voor bepaalde duur in het geval van aanwerving in het raam van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur; en dat voorzover de kandidaat geschikt is voor de betrekking.

E. Overuren Er zal slechts beroep worden gedaan op overuren indien die om economische of technische redenen noodzakelijk zijn. Zij zullen worden verricht met inachtneming van de wet van 16 maart 1971 (Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971).

F. Onderaanneming De ondernemingsraad zal periodiek op de op ondernemingsvlak vastgestelde wijze ingelicht worden over de vooruitzichten inzake onderaanneming. De vakbondsafvaardiging zal zo snel mogelijk op de hoogte gebracht worden van de wijzigingen ten opzichte van die vooruitzichten.

De vertegenwoordigers van het personeel zullen op hun verzoek kennis kunnen nemen van de identiteit van elk onderaannemingsbedrijf (firmanaam, RSZ-nr. en, eventueel, registratienummer als ondernemer).

De ondernemingen die een beroep doen op onderaannemers zullen tegenover hun onderaannemers blijven waken over de naleving van hun wettelijke verplichtingen inzake veiligheid. Zij zullen trachten de aan het personeel van de onderaannemers te verschaffen informatie inzake veiligheid te verbeteren. De ondernemingen zullen op hun niveau de werkwijze vastleggen die moet toelaten op elk moment op de hoogte te zijn van de aanwezigheid van personen van buiten het bedrijf die werkzaamheden verrichten in de installaties en op de werven.

Het comité voor bescherming en preventie op het werk zal eveneens worden geïnformeerd, binnen de grenzen van zijn bevoegdheden.

G. Beroepsopleiding De ondernemingsraad of, bij ontstentenis, de vakbondsafvaardiging wordt geraadpleegd aangaande de maatregelen van collectieve aard ter organisatie en uitvoering van de opleiding, overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9. Daartoe wordt jaarlijks een opleidingsplan voorgesteld, waarvan de inhoud op bedrijfsvlak wordt bepaald. HOOFDSTUK V. - Lonen

Art. 9.De minimumbasisuurlonen die op 1 januari 2007 toepasselijk zijn voor de meerderjarige werknemers die tegen het maximumrendement werken en die behoren tot de beroepscategorieën vastgesteld in artikel 3, worden als volgt vastgesteld in een wekelijkse 40-urige arbeidstijdregeling : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 10.De werknemers die volledige voldoening schenken omdat zij hun vakbekwaamheid hebben verbeterd, kunnen normaal binnen hun categorie op een hoger loon aanspraak maken.

Art. 11.De in artikel 9 vermelde loonbedragen mogen geen afbreuk doen aan gunstigere toestanden die in de ondernemingen bestaan, noch aan de individuele gevallen die een onderzoek op ondernemingsvlak zouden vereisen.

Art. 12.De minimumuurlonen van de werknemers die jonger dan 20 jaar zijn worden berekend op grond van het minimumuurloon van de werknemer van ten minste 20 jaar oud van de beroepcategorie waartoe de betrokkenen behoren, verlaagd tot de volgende percentages : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De afnemende loonschaal van de op werknemers die jonger dan 20 jaar zijn toepasselijke minimumlonen zal vanaf 31 december 2008 vervangen worden door een loonstelsel dat met de wettelijke antidiscriminatiebepalingen verenigbaar is, maar rekening houdt met het gebrek aan ervaring van de jonge werknemers.

Art. 13.De werknemer die jonger dan 20 jaar is en die de normale arbeid verricht van een werknemer van ten minste 20 jaar, heeft recht op het loon dat overeenstemt met de beroepcategorie waartoe deze laatste behoort.

Art. 14.Werknemers die belast zijn met de schoonmaak Het minimumuurloon van de werknemers die belast zijn met de schoonmaak van de lokalen, en die niet worden vermeld in de artikelen 3 en 9, wordt op 1 januari 2007 vastgesteld op 10,0323 EUR in een wekelijkse arbeidstijdregeling van 40 uren. HOOFDSTUK VI. - Bijzondere bepalingen

Art. 15.Voor de toepassing van artikel 52, § 1, 2de lid van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten wordt de termijn van 14 dagen arbeidsongeschiktheid waarbeneden een carenzdag wordt toegepast, vermindert tot 7 kalenderdagen. De eerste twee carenzdagen van elk kalenderjaar worden uitbetaald.

De werkgevers evenals de werknemers en hun vertegenwoordigers verlenen hun actieve steun aan lokale en/of sectorale initiatieven die gericht zijn op de vermindering van het verzuimpercentage de arbeidsongevallen, met bijzonder aandacht voor de frequentie van ziekteverzuim en afwezigheid wegens ongeval.

De resultaten van de paritaire sectorale werkgroep die werd samengesteld voor het onderzoek van de problematiek van de arbeidsongevallengraad op het vlak van de sector en de te ondernemen acties met het oog op de verbetering ervan zullen worden voorgelegd in de loop van het 4de kwartaal 2007. In voorkomend geval zal deze werkgroep zijn activiteiten hervatten op initiatief van de meest gerede partij.

Art. 16.De werknemer heeft recht op het loon van zijn in artikel 3 bepaalde looncategorie. Wanneer hij bij gelegenheid in een lagere categorie moet werken, heeft hij recht op zijn gewone loon. Wanneer hij bij gelegenheid in een hogere categorie moet werken, heeft hij recht op het loon van deze categorie.

Art. 17.Ingeval de structuur van de onderneming aanzienlijk wordt gewijzigd, worden de werknemers die eventueel beschikbaar worden, volgens de mogelijkheden en met hun instemming, opnieuw gerangschikt in andere beroepscategorieën of hebben zij bij de wederindienstneming voorrang op de andere werknemers die dezelfde beroepsbekwaamheid hebben; zij worden betaald tegen het loon van de nieuwe categorie waarin zij worden tewerkgesteld.

Art. 18.Het loon van de werknemer die niet uitsluitend per uur wordt betaald, is het gemiddelde van de lonen die worden betaald tijdens de periode van vier opeenvolgende weken die aan elke betwisting dienaangaande voorafgaat. De verhogingen die het gevolg zijn van maatregelen die door het paritair subcomité worden getroffen, moeten ook worden toegepast voor de werknemers aan wie een stukloon wordt betaald.

Art. 19.De overuren worden betaald volgens de wettelijke en reglementaire bepalingen. HOOFDSTUK VII. - Koppeling van de lonen aan de gezondheidsindex

Art. 20.De werkelijk betaalde lonen en de bij deze collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde lonen, alsmede de bij de artikelen 21, 22, 23 en 27 vastgestelde toeslagen worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen dat maandelijks door de Federale Overheidsdienst Economie wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Zij worden beschouwd als gestabiliseerde lonen zolang het indexcijfer van de consumptieprijzen begrepen is in de indexschijf van 105,44 tot 106,48.

Zij schommelen zowel naar boven als naar beneden met volledige schijven van 1 pct., overeenkomstig de volgende tabel die de overschrijdingsindexcijfers naar boven en naar beneden weergeeft : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De loonschommelingen worden berekend op het laatste loon dat wordt betaald op het ogenblik van de bekendmaking van het indexcijfer dat deze schommelingen veroorzaakt en zij zijn van toepassing vanaf de eerste dag van de maand die volgt op die waarop dit indexcijfer betrekking heeft. HOOFDSTUK VIII. - Toeslagen voor ploegenarbeid, voor arbeid volgens een schuivende arbeidstijdregeling, voor arbeid op zaterdag, zondag en feestdagen

Art. 21.Toeslagen voor ploegenarbeid Onverminderd de bepalingen van de artikelen 6 en 36 van de arbeidswet van 16 maart 1971, ontvangen de werknemers die in twee of drie opeenvolgende ploegen werken een toeslag die wordt berekend op basis van het baremaloon van categorie A. Per 1 januari 2007 worden deze toeslagen bepaald op : - 10 pct. voor de arbeidsprestaties van 14 tot 22 uur; - 20 pct. voor de arbeidsprestaties van 22 tot 6 uur.

De werknemers wier arbeid in twee of drie opeenvolgende ploegen is georganiseerd in de bedrijven die vallen onder het toepassingsgebied van het akkoord en waarin een stelsel van drieploegenarbeid is georganiseerd krijgen een toeslag per uur gelijk aan 1 pct. van het baremaloon van categorie A voor de prestaties tussen 6 uur en 14 uur.

Art. 22.Toeslagen voor arbeid volgens een "glijdende arbeidstijdregeling » Wanneer de arbeid niet in opeenvolgende ploegen wordt georganiseerd, maar volgens een ten opzichte van de normale arbeidstijdregeling glijdende arbeidstijdregeling, hebben de werknemers op 1 januari 2007 recht op een toeslag van 1,1649 EUR per uur voor de uren die zij tussen 22 en 6 uur hebben gewerkt.

Wanneer de glijdende arbeidstijdregeling begint tussen 10 uur en 14 uur, hebben de werknemers recht op een toeslag van 0,3671 EUR voor de uren die zij tussen 10 uur en 14 uur hebben gewerkt, alsook op een toeslag van 0,6787 EUR voor de vanaf 14 uur gewerkte uren.

Wanneer de glijdende arbeidstijdregeling van 14 uur af begint, hebben de werknemers recht op een toeslag van 0,6787 EUR per uur voor de tussen 14 en 22 uur gewerkte uren.

De glijdende arbeidstijdregelingen die worden ingevoerd op gemeenschappelijk verzoek van de werknemers geven geen recht op betaling van een toeslag.

De toestanden die, in hun geheel, gunstiger zijn op het niveau van de onderneming blijven verkregen.

Art. 23.Toeslagen voor zaterdagarbeid De werknemers wier arbeidstijdregeling een normale arbeidsprestatie op zaterdag meebrengt, ontvangen, op 1 januari 2007, een toeslag van 2,5181 EUR per gewerkt uur. De werkgeversafvaardiging neemt akte van de wens van de vakorganisaties dat de ondernemingen zouden ingaan op het verzoek van de werknemers om, bij het onderzoek van de arbeidsorganisatie en van de arbeidstijdregelingen, er zoveel mogelijk voor te zorgen dat er geen zaterdagarbeid wordt ingevoerd.

Art. 24.Toeslagen voor zondagarbeid en arbeid op feestdagen (volcontinu) De in artikel 21 bepaalde ploegenpremies worden verdubbeld voor de arbeidsprestaties die op zon- en feestdagen worden verricht. HOOFDSTUK IX. - Speciale vergoedingen

Art. 25.Vergoedingen voor "volcontinue" arbeid De vergoedingen die in artikel 21 worden bepaald, moeten eveneens worden betaald aan de werknemers die onderworpen zijn aan de arbeidstijdregeling voor "volcontinudienst".

Art. 26.Vergoedingen voor ongezond of lastig werk Werknemers die werken in omstandigheden die duidelijk ongezond zijn, ontvangen, op 1 januari 2007, een vergoeding van 0,4080 EUR per gepresteerd uur.

Werknemers die in moeilijke omstandigheden ingezet worden voor de herstelling van de ovens ontvangen een vergoeding van 0,8180 EUR per gepresteerd uur.

Deze vergoedingen zijn enkel verschuldigd voor de duur van de prestaties die worden uitgevoerd in deze uitzonderlijke omstandigheden.

Art. 27.De overlonen voor overuren worden berekend op het loon vermeerderd met de toeslagen voor ploegenarbeid of voor glijdende arbeidstijdregeling vermeld in de artikelen 21 en 22 en/of vergoedingen voor ongezond of lastig werk vermeld in artikel 26.

De overuren geven daarentegen geen aanleiding tot de betaling van de in artikel 23 vermelde vergoeding.

De betaling van de premie en de berekening van het overloon voor overuren op de uren die aanleiding geven tot de betaling van ploegenpremies (14 uur - 22 uur, 22 uur - 6 uur, 6 uur - 14 uur of glijdende arbeidstijdregeling) gebeurt volgens de volgende modaliteiten : a) Wanneer een werknemer die in een bepaalde ploeg werkt zijn werk voortzet in de volgende ploeg zal hij voor de gewerkte overuren de premie voor de ploeg die zijn gewone ploeg was ontvangen en het overloon verhoogd met deze premie.b) Ontvangt eveneens een overloon voor overuren berekend op het loon verhoogd met de premie, de werknemer die wordt teruggeroepen tijdens zijn rustweek, voor zover : - de uren die hij zal werken overuren zullen zijn; - de uren worden gewerkt in ploeg en niet volgens een normale arbeidstijdregeling.

In dat geval stemt het bedrag van de premie overeen met dat van de ploeg waarin wordt gewerkt. c) Wanneer een werknemer die in een bepaalde ploeg (bijvoorbeeld : van 22 uur tot 6 uur) moet werken wordt opgeroepen om vóór deze ploeg overuren te verrichten (in het gekozen voorbeeld beginnen om 18 uur) geldt de regel voor de uren die werden gepresteerd vóór deze ploeg en is de premie die voor een gewone ploeg ( in het gekozen voorbeeld de premie voor de ploeg 22 uur - 6 uur) voor alle gewerkte uren. HOOFDSTUK X. - Speciale uitkeringen in geval van werkloosheid

Art. 28.Met het doel de loonderving te compenseren die het gevolg kan zijn van de werkloosheid waartoe de werkgever beslist in geval van uitzonderlijke weersomstandigheden, zoals hevig vriesweer of onbevaarbaarheid van de Maas, wordt er door de werkgevers aan de werknemers van de in artikel 1 bedoelde ondernemingen een dagelijkse uitkering toegekend.

De dagelijkse uitkering wordt vastgesteld op 6,45 EUR. Deze uitkering is gedurende maximaal veertig dagen per kalenderjaar verschuldigd.

Art. 29.In geval van economische werkloosheid kent de werkgever aan de werknemers een bijkomende werkloosheidsuitkering toe van 6,45 EUR per dag gedurende maximum 90 dagen per kalenderjaar.

Art. 30.In geval van werkloosheid om andere redenen dan die waarin is voorzien in de artikelen 28 en 29 en die vreemd zijn aan de onderneming kent de werkgever aan de werknemers een bijkomende werkloosheidsuitkering toe van 6,45 EUR per dag gedurende maximum 5 dagen per kalenderjaar. HOOFDSTUK XI. - Bijzondere verloven

Art. 31.Met het oog op een maximaal behoud van activiteit in de ondernemingen en zonder afbreuk te doen aan de wettelijke vakantie en eventuele compensatierustdagen toegekend met toepassing van artikel 4 wordt : - een betaalde verlofdag toegekend ter gelegenheid van het feest van Sinte-Barbara; - een betaalde verlofdag toegekend ter gelegenheid van het feest van de Franse Gemeenschap.

De wijzen van toekenning van deze dagen zullen worden bepaald op ondernemingsvlak. HOOFDSTUK XII. - Premie voor Sinte-Barbara

Art. 32.Op de feestdag van Sinte-Barbara wordt een geschenkcheque ter waarde van 24,79 EUR toegekend aan alle werknemers die op die datum in het personeelsregister van de onderneming ingeschreven zijn en die, ofwel : a) de laatste werkdag vóór Sinte-Barbara in de onderneming voor een normale productie hebben gezorgd;b) hoewel zij gewond of ziek zijn, minstens één dag gedurende het lopende jaar in de onderneming hebben gewerkt;c) hun eventueel verzuim op de laatste werkdag vóór Sinte-Barbara hebben verantwoord. Deze geschenkcheque moet uiterlijk op 31 december van elk jaar aan de rechthebbenden worden uitgereikt. HOOFDSTUK XIII. - Eindejaarspremie

Art. 33.A. Principe De eindejaarspremie bedraagt voor een volledig werkjaar 117 maal het A-loon zoals bepaald in artikel 9 hierboven.

Deze premie wordt uiterlijk op 15 februari van het volgende dienstjaar betaald.

Vóór 24 december kan een eerste aanbetaling worden gedaan. In dat geval moet het overblijvend gedeelte van de eindejaarspremie uiterlijk op 31 januari na het dienstjaar worden betaald.

B. Toekenningsvoorwaarde : werkelijke arbeid De werknemer die is ingeschreven in het personeelsregister gedurende het volledige dienstjaar, geniet zijn volledige eindejaarspremie voor zover hij minstens 4 maanden werkelijke arbeid in de loop van dat dienstjaar aantoont.

Indien hij slechts 3 maanden werkelijke arbeid in de loop van het dienstjaar kan aantonen, zal zijn premie worden verminderd tot drie vierden.

Indien hij slechts 2 maanden werkelijke arbeid in de loop van het dienstjaar kan aantonen, zal zijn premie worden verminderd met de helft.

Indien hij slechts 1 maand werkelijke arbeid in de loop van het dienstjaar kan aantonen, zal zijn premie worden verminderd tot één twaalfde.

De premie wordt afgeschaft indien de werknemer niet minstens 1 maand werkelijke arbeid in de loop van het dienstjaar kan aantonen.

C. Betaling pro rata temporis ten voordele van : a) de stagiairs;b) de werknemers die verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of voor een duidelijk omschreven werk;c) de werknemers die in de loop van het dienstjaar werden ontslagen om economische redenen;d) de werknemers die in de loop van het dienstjaar met pensioen, brugpensioen of brugrustpensioen zijn gegaan;e) de rechthebbenden van een werknemer die in de loop van het dienstjaar is overleden. D. Uitzondering Een bedrag van 0,12 EUR per normaal gewerkt uur tijdens het dienstjaar genieten : a) de werknemers die vóór het einde van het dienstjaar zelf hun arbeidsovereenkomst hebben beëindigd;b) de werknemers die in de loop van het dienstjaar werden ontslagen om andere dan economische redenen. Wat voorafgaat doet geen afbreuk aan bij overeenkomst bedongen voordeligere toestanden die op plaatselijk niveau bestaan, waar zij in het bijzonder kunnen worden onderzocht.

Deze opmerking geldt niet voor de bestaande wijze van betaling van de eindejaarspremie, die wordt geregeld door op ondernemingsvlak gesloten akkoorden. HOOFDSTUK XIV. - Maaltijdcheque

Art. 34.Voor iedere werkelijke arbeidsdag zal aan elke arbeider een maaltijdcheque worden toegekend.

De nominale waarde van de maaltijdcheque bedraagt 4,09 EUR. De tegemoetkoming van de onderneming in de prijs van de maaltijdcheque bedraagt 3,00 EUR. De bijdrage van de arbeider bedraagt 1,09 EUR per maaltijdcheque.

Deze bijdrage wordt ingehouden op het loonbriefje volgens de werkwijze die moet worden vastgesteld op het niveau van elke onderneming.

De maaltijdcheques worden afgeleverd op naam van de arbeider. Om aan deze voorwaarde te voldoen worden de toekenning van de maaltijdcheques, evenals de gegevens die erop betrekking hebben, vermeld op de individuele rekening van de arbeider.

Op elke maaltijdcheque wordt duidelijk vermeld dat hij slechts kan worden gebruikt voor het betalen van een maaltijd of voor de aankoop van gebruiksklare levensmiddelen. HOOFDSTUK XV. - Opzeggingstermijnen

Art. 35.a) Algemene regeling De opzeggingstermijnen die toepasbaar zijn in geval van ontslag door de werkgever of van ontslag door de werknemer zijn vastgesteld bij koninklijk besluit van 2 oktober 2002 (Belgisch Staatsblad van 23 oktober 2002), in afwijking van de bepalingen van artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978). b) Opzeggingstermijnen in geval van brugpensioen De opzeggingstermijnen die toepasbaar zijn in geval van ontslag met het oog op brugpensioen zijn vastgesteld bij koninklijk besluit van 2 oktober 2002 (Belgisch Staatsblad van 23 oktober 2002).Deze opzeggingstermijnen zijn die welke bepaald zijn in artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. c) Bijzondere bepaling Voor de vaststelling van de opzeggingstermijn wordt, om de anciënniteit van de arbeider te bepalen, een periode van tewerkstelling als uitzendkracht in aanmerking genomen indien die periode onmiddellijk gevolgd werd door tewerkstelling onder arbeidscontract, zonder onderbreking tot het ogenblik van het ontslag, ongeacht de toepassing van artikel 8, D hierboven. HOOFDSTUK XVI. - Tijdskrediet

Art. 36.Het aantal werknemers dat tegelijk zijn recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering of vermindering tot halftijdse arbeidsprestaties kan doen gelden wordt beperkt tot 5 pct. van het totaal aantal arbeiders dat op 30 juni van het voorgaande jaar in de onderneming tewerkgesteld was, ongeacht de toepassing van de wettelijke en conventionele bepalingen inzake tijdskrediet. HOOFDSTUK XVII. - Brugpensioen

Art. 37.1. Principe - De invoering van een voltijds brugpensioenstelsel voor werknemers van 58 jaar en ouder, die op het ogenblik van de beëindiging van hun arbeidscontract een beroepsloopbaan als loontrekkende arbeider van minstens 25 jaar kunnen aantonen in 2007, of van minstens 35 of 30 jaar (naargelang het om een man of een vrouw gaat) vanaf 1 januari 2008. - De invoering van een stelsel van voltijds brugpensioen voor de werknemers van 56 jaar en ouder in 2007 en 2008 die, op het ogenblik van de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst, 33 jaar beroepsverleden als loontrekkende, waarvan 20 jaar arbeid in een stelsel van ploegenarbeid met nachtprestaties, kunnen bewijzen, zoals bepaald in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 46, gesloten op 23 maart 1990 in de Nationale Arbeidsraad, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 1990. - De invoering, voor de periode van 1 januari 2008 tot 31 december 2008, van een voltijds brugpensioenstelsel voor de werknemers van 56 jaar en ouder die op het ogenblik van de beëindiging van hun arbeidscontract een beroepsloopbaan van minstens 40 jaar werkelijke arbeidsprestaties als loontrekkende kunnen aantonen. - De invoering van een stelsel van halftijds brugpensioen voor de werknemers van 55 jaar en ouder in de periode waarop deze overeenkomst betrekking heeft, die 25 jaar beroepsloopbaan in loondienst kunnen aantonen. Dat stelsel zal echter slechts gelden in de ondernemingen waarin de organisatorische regels (variabele uurroosters, indeling in andere functies, behoud van de basisbezoldiging, vervanging van afwezigen, ...) werden omschreven.

De hierboven omschreven brugpensioenstelsels zijn onderworpen aan de geldende reglementering inzake conventioneel brugpensioen en worden toegepast binnen het kader en de leeftijdsvoorwaarden die door die reglementering worden vastgesteld. 2. Toekenningsvoorwaarden De in punt 1 genoemde werklieden die minstens 6 maanden zullen gewerkt hebben in de loop van de 12 maanden voorafgaand aan hun vertrek met brugpensioen hebben recht op brugpensioen. De werknemer die om dringende reden ontslagen wordt kan niet van de brugpensioenregeling genieten. 3. Werkwijze bij vertrek De aanvragen voor brugpensioen zullen geval per geval worden onderzocht, in een positieve geest, waarbij echter naar behoren rekening wordt gehouden met de vereisten van de organisatie van de ondernemingen. De criteria die in overweging zullen worden genomen zijn : - de mogelijkheid om al dan niet te worden overgeplaatst (met inbegrip van de loonvoorwaarden); - de noodzaak om al dan niet de bruggepensioneerde in zijn functie te vervangen. 4. Financiële voorwaarden De aanvullende brugpensioenuitkering wordt berekend overeenkomstig de regels vervat in de collectieve arbeidsovereenkomst nr.17 voor het voltijds brugpensioen en in overeenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad voor het halftijds brugpensioen.

In het brutoloon dat als basis dient voor de berekening van het netto referentieloon, zal rekening worden gehouden met de eindejaarspremie en met het aandeel van de werkgever in de maaltijdcheques.

Voor de berekening van het nettoreferteloon voor de brugpensioenen die ingaan vanaf de ondertekening van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt de inhouding van persoonlijke sociale bijdragen berekend op het brutoreferteloon aan 100 pct..

De formule die moet worden toegepast voor de berekening van het maandelijks brutoreferentieloon is de volgende : 173 u 33 * + GJP + EP/11 + (21 x MBW) * 173 u 33 : uitgedrukt in een 40-urenregeling GJP : jaarlijks gemiddelde van de terugkerende premies (zonder overuren) EP : eindejaarspremie MBW : tegemoetkoming van de werkgever in de maaltijdbewijzen Deze formule geldt, onverminderd voordeligere conventionele toestanden die vroeger bestonden.

Voor de berekening van de aanvullende brugpensioenvergoeding wordt het halftijds tijdskrediet gelijkgesteld met een voltijdse tewerkstelling voor de werknemers die minimaal 15 jaar in de onderneming tewerkgesteld zijn geweest in een voltijds arbeidsstelsel en die hun prestaties voor de eerste keer verminderen na 50 jaar en ten vroegste 5 jaar vóór de leeftijd voor voltijds brugpensioen. 5. Wijzen van vervanging De vervanging van de voltijds bruggepensioneerde werknemers zal geschieden door aanwerving binnen de onderneming van een werknemer van dezelfde categorie, waarbij elk geval evenwel met de nodige soepelheid wordt benaderd, rekening houdend, meer bepaald, met andere vervangingen van bruggepensioneerden die op het vlak van de onderneming zijn gebeurd of nog moeten gebeuren. Deze vervanging zal geschieden : - bij voorkeur door de indienstneming met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van werknemers die beantwoorden aan de eisen van de betrekking waarin moet worden voorzien en die voorheen in de onderneming tewerkgesteld zijn geweest gedurende een periode van 6 maanden, hetzij met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, hetzij met een stage-overeenkomst of nog, als uitzendkracht; - zoniet, door de indienstneming van werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of voor onbepaalde tijd.

De vervanging van de bruggepensioneerde werknemers geschiedt overeenkomstig de wettelijke bepalingen. Bij de overgang van een werknemer naar een stelsel van halftijds brugpensioen moet rekening worden gehouden met de eisen inzake arbeidsorganisatie en met de mogelijkheden inzake halftijdse vervanging. HOOFDSTUK XVIII. - Levering van veiligheidsschoenen

Art. 38.Voor zover veiligheidsschoenen hun niet ter beschikking worden gesteld door de werkgever hebben de werknemers recht op de voordelen waarin hierna is voorzien : 1) hetzij krachtens de artikelen van het algemeen reglement betreffende de arbeidsbescherming die toepasselijk zijn in de ondernemingen die worden beschouwd als openluchtgroeven;2) hetzij krachtens de besluiten waarbij wordt beslist over de aanvragen om vergunning tot uitbating van groeven, die genomen werden ter uitvoering van de gecoördineerde wetten op de mijnen, graverijen en groeven, wanneer de voorwaarden betreffende de kosteloze levering van veiligheidsschoenen aan de werknemers worden vastgesteld.

Art. 39.De werkgevers leveren kosteloos aan elke werknemer twee paar veiligheidsschoenen per jaar.

Art. 40.De veiligheidsschoenen worden gekozen in overleg met het comité voor preventie en bescherming op het werk van de onderneming of, bij ontstentenis ervan, met de syndicale afvaardiging van de werklieden van de onderneming.

Art. 41.De in artikel 39 vermelde termijn voor de verdeling waarin is voorzien wordt als volgt vastgesteld : a) de werknemers die vóór 1 november in dienst worden genomen, ontvangen uiterlijk op 28 februari een paar veiligheidsschoenen en uiterlijk op 31 augustus een tweede paar veiligheidsschoenen;b) de werknemers die na 1 november in dienst worden genomen, ontvangen : - één paar veiligheidsschoenen binnen een termijn van één maand na het verstrijken van de proeftijd; - een tweede paar veiligheidsschoenen zes maanden na de indienstneming.

Art. 42.De waarde van de veiligheidsschoenen wordt teruggevorderd tegen 50 pct. van de aankoopprijs indien de werknemer die de onderneming verlaat binnen een termijn van zes maanden na de indienstneming, ze niet teruggeeft.

Deze waarde wordt teruggevorderd door de som van het laatste loon dat aan de werknemer wordt toegekend, af te houden. Deze inhouding mag evenwel geen afbreuk doen aan de bepalingen van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon van de werknemers (Belgisch Staatsblad van 30 april 1965). HOOFDSTUK XIX. - Vervoer van de werknemers

Art. 43.Onverminderd de bepalingen van het nationaal interprofessioneel akkoord van 15 juni 1971 betreffende het vervoer van de werknemers, komt de werkgever tegemoet in de vervoerskosten van de werknemers die geen openbaar vervoermiddel gebruiken en die op 5 km of meer van de onderneming wonen.

Art. 44.De tegemoetkoming van de werkgever wordt berekend op basis van de afnemende schaal voor de tegemoetkoming per kilometer in de sociale abonnementen 2de klasse van de Nationale Maatschappij voor Belgische Spoorwegen.

De afstanden worden vastgesteld, overeenkomstig het officiële repertorium van de wettelijke afstanden langs de gewone wegen tussen al de gemeenten van België, die als bijlage bij het koninklijk besluit van 15 oktober 1969 is opgenomen.

Ingeval er evenwel, wegens de plaats van de onderneming en/of de verblijfplaats van de werknemer, onregelmatige geografische toestanden zouden bestaan, mag de tegemoetkoming van de werkgever worden vastgesteld op basis van de werkelijke afstanden, krachtens een op het niveau van de onderneming gesloten paritair akkoord.

Art. 45.De vervoerskosten van de werknemers die het traject tussen hun woonplaats en het werk geheel of gedeeltelijk per fiets uitvoeren, zullen, voor wat de kilometers betreft die met dat vervoermiddel afgelegd worden, terugbetaald worden tegen het belastingvrije bedrag (momenteel 0,15 EUR per kilometer) en volgens de wettelijke bepalingen. HOOFDSTUK XX. - Vakbondsopleiding

Art. 46.Kunnen aanspraak maken op het recht om een vakbondsopdracht te vervullen, wanneer zij worden aangewezen door de vakorganisaties die in het paritair subcomité vertegenwoordigd zijn : a) de vakbondsafgevaardigden;b) de vertegenwoordigers van het personeel in de ondernemingsraad;c) de vertegenwoordigers van het personeel in het comité voor preventie en bescherming op het werk;d) en in akkoord met het ondernemingshoofd of met de persoon die deze heeft aangewezen, andere werknemers.

Art. 47.Het recht om vakbondsopdrachten te vervullen wordt uitsluitend toegekend met het oog op deelneming aan cursussen of seminaries : a) georganiseerd door de interprofessionele vak-verenigingen, de vakcentrales ervan, de gewestelijke federaties van deze verenigingen of centrales;b) die tot doel hebben de economische, sociale en technische kennis te vervolmaken, welke kennis de rechthebbenden zich ten nutte zouden kunnen maken bij het vervullen van hun rol als vertegenwoordigers van de werklieden en werksters.

Art. 48.Elke onderneming stelt alle in artikel 46 bedoelde rechthebbenden een globaal krediet ter beschikking dat is vastgesteld op 6 dagen per gewoon mandaat en voor de duur van dit mandaat, om hun de mogelijkheid te bieden deel te nemen aan activiteiten voor vakbondsopleiding.

Art. 49.Het in artikel 48 bepaalde globale krediet wordt op het vlak van elke onderneming verdeeld onder de verschillende vakorganisaties, naar verhouding van hun gemiddelde representativiteit in de verschillende organen waarin de werknemers vertegenwoordigd zijn die in de ondernemingen werken.

Deze verdeling, alsmede elke wijziging ervan, zullen onverwijld aan het ondernemingshoofd worden medegedeeld.

Art. 50.Met het oog op de uitoefening door één van de in artikel 46 bedoelde rechthebbenden, van het recht om vakbondsopdrachten te vervullen, dient de in het paritair subcomité vertegenwoordigde vakorganisatie, die de kandidatuur van deze rechthebbende heeft voorgedragen, of de gewestelijke vertegenwoordiger van deze organisatie een aanvraag in bij het ondernemingshoofd of de personeelsdirectie.

Deze aanvraag moet zo vlug mogelijk, en in elk geval ten minste 15 dagen voor het begin van de cursussen of seminaries waaraan de rechthebbende wenst deel te nemen, worden toegezonden, en dit teneinde de continuïteit van de dienst te kunnen waarborgen.

Zij gaat vergezeld van de mededeling van de programma's en de roosters van de cursussen of seminaries, en er worden exact alle dagen in opgesomd waarvoor om uitoefening van het recht om vakbondsopdrachten te vervullen wordt gevraagd.

Art. 51.Het ondernemingshoofd kan de aandacht van de vragende vakorganisatie vestigen op het feit dat de voor de deelneming aan de vakbondsopleidingsactiviteiten gekozen periode de arbeidsorganisatie en de activiteit van de onderneming ten zeerste verstoort. In dat geval zoeken het ondernemingshoofd en de vragende vakorganisatie samen naar de middelen die moeten worden aangewend om dit bezwaar te verhelpen en de continuïteit van de dienst te waarborgen.

Art. 52.Ten einde de arbeidsorganisatie niet te verstoren, verbinden de vakorganisaties zich er toe zoveel mogelijk te voorkomen dat het recht om vakbondsopdrachten te vervullen gelijktijdig wordt uitgeoefend door verschillende rechthebbenden die tot dezelfde dienst behoren.

Art. 53.Het gebruik van arbeidsdagen voor vakbondsopleiding, hetwelk in het kader van deze overeenkomst is toegestaan, mag voor de rechthebbenden geen loonderving of verlies van sociale voordelen tot gevolg hebben.

Ten dien einde betaalt de onderneming aan de werknemer die wordt opgeleid het loon dat hij zou hebben verdiend indien hij zijn gewoon werk had uitgevoerd.

De vakbondsopdracht wordt gelijkgesteld met werkelijke arbeid, ook voor wat betreft de toekenning van het recht op inhaalrust ten gevolge van arbeidstijdverkorting.

De onderneming zendt de vragende vakorganisatie het overzicht toe van de brutolonen die voor de vormingsperiodes van de deelnemers werden aangegeven. De staat van de voorschotten wordt uitgesplitst per rechthebbende.

De vakorganisatie betaalt aan de onderneming de voorschotten die overeenkomstig dit artikel werden gestort terug of geeft daartoe de opdracht.

Art. 54.Teneinde voor de vakorganisaties de bestrijding te vergemakkelijken van de onkosten die het gevolg zijn van het op touw zetten van de cursussen voor vakbondsopleiding, alsook om de onkosten van de vakbondsopdrachten te vergoeden, zal elke in artikel 1 bedoelde onderneming op het einde van de maand die volgt op het verstrijken van de in artikel 55 bedoelde periodes, ten voordele van het "Fonds de formation syndicale", rekeningnummer 310-0140494-27, per werknemer een som storten van 6,82 EUR per maand gedeeld door 12. De FEDIEX zal de ontvangen bedragen storten in het "Sociaal Fonds voor de arbeiders van het groefbedrijf", dat ze zal verdelen onder de vakorganisaties.

De berekening zal geschieden op basis van de aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven personeelssterkte.

In geval van betwisting in de onderneming zal aan de R.S.Z. een attest worden gevraagd waarin het aangegeven aantal arbeiders wordt bevestigd.

Art. 55.De partijen zullen drie personen mandateren, die gezamenlijk zullen handelen om de gestorte fondsen te vrij te maken en die respectievelijk het Algemeen Belgisch Vakverbond, het Algemeen Christelijk Vakverbond van België en de "Union des Producteurs belges de chaux, calcaires, dolomies et produits connexes" zullen vertegenwoordigen.

De vakorganisaties zullen volgens de volgende kalender kunnen beschikken over de gestorte fondsen : - op 15 augustus 2007 voor het 1e semester 2007; - op 15 februari 2008 voor het 2e semester 2007; - op 15 augustus 2008 voor het 1e semester 2008; - op 15 februari 2009 voor het 2e semester 2008. HOOFDSTUK XXI. - Betaalde educatieve verloven

Art. 56.Om hun respectievelijke rechten op betaald educatief verlof aan te tonen, moeten de werknemers aan hun werkgever de bewijsstukken overhandigen die het hoofd van de onderwijsinrichting hun moet uitreiken, met name : 1. een getuigschrift waaruit de regelmatige inschrijving blijkt en waarin de vorming(en) waarvoor de werknemer is ingeschreven, het aantal uren vorming en het tijdschema worden vermeld;2. een getuigschrift waaruit de regelmatige aanwezigheid blijkt en waarin het aantal uren cursus waaruit het kwartaal bestaat, het werkelijk gegeven aantal uren vorming, het aantal uren aanwezigheid van de werknemer en het aantal uren geoorloofd en ongeoorloofd verzuim worden vermeld;3. in voorkomend geval, een getuigschrift waaruit blijkt dat de werknemer die van het betaald educatief verlof gebruik wenst te maken om examens van de tweede zittijd voor te bereiden en af te leggen, aan deze tweede zittijd moet deelnemen en waarin de data hiervan worden aangegeven.

Art. 57.De werknemers verwittigen onmiddellijk hun werkgever wanneer zij de aan gang zijnde cursussen niet meer volgen of onderbreken.

Art. 58.Het betaald educatief verlof wordt in de onderneming door de ondernemingsraad vastgesteld of, bij ontstentenis ervan, in overleg tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging of bij gebrek hiervan, tussen de werkgever en de werknemer.

Bij deze vaststelling wordt er zowel rekening gehouden met de vereisten van de arbeidsorganisatie in de onderneming, als met de belangen en de eigen toestand van elke werknemer. Dit betaald educatief verlof wordt vastgesteld bij toepassing en in het kader van artikel 113 van de herstelwet van 22 januari 1985 (Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985), houdende sociale bepalingen.

De ondernemingshoofden verbinden er zich evenwel toe alles in het werk te stellen om het de werknemers mogelijk te maken zich in te schrijven voor de in deze wet voorziene cursussen.

Art. 59.De vereisten inzake arbeidsorganisatie en de noodzaak om het werk degelijk te organiseren, rekening houdend met het aantal afwezigheden en met de duur ervan voor de toekenning van kredieturen, impliceren dat de rechthebbende werknemers de werkgever ten minste 15 dagen op voorhand moeten verwittigen, behalve in geval van overmacht. HOOFDSTUK XXII. - Instandhouding van het gereedschap

Art. 60.Er wordt door de werkgeversafgevaardigden en de afvaardiging van de werklieden overeengekomen dat er op het niveau van de onderneming kan worden onderhandeld over akkoorden in verband met de instandhouding van het gereedschap.

Deze akkoorden zullen slechts gelden nadat zij door de nationale vakorganisaties zijn bekrachtigd. HOOFDSTUK XXIII. - Arbeidsvrede

Art. 61.De arbeidsvrede wordt gewaarborgd voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Bijgevolg zal geen enkele aanvullende of bijkomende eis van algemene of collectieve aard die van aard zou zijn de door deze collectieve arbeidsovereenkomst voorziene verplichtingen van de ondernemingen uit te breiden of te wijzigen, op regionaal of ondernemingsvlak, van 1 januari 2007 tot 31 december 2008, hetzij samen, hetzij afzonderlijk, ingeleid of gesteund worden door de betrokken representatieve werknemersorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de groeven van niet uit te houwen kalksteen en van de kalkovens, van de bitterspaatgroeven en -ovens op het gehele grondgebied van het Rijk.

Onverminderd de wijzigingen van de loonregeling en van de arbeidsvoorwaarden van één of meer werknemers, die het gevolg zijn van een reorganisatie van de arbeid of van grondige veranderingen in de onderneming, mag geen enkele aanvraag om verhoging op korte of lange termijn leiden tot een algemene verhoging voor één of verschillende categorieën van werknemers.

Deze bepalingen gelden niet voor een werkgever die de sociale wetten of de paritaire overeenkomsten slechts gebrekkig toepast, nadat de normale verzoeningsprocedure is doorlopen.

Art. 62.Elke onderneming die onder het toepassingsgebied valt van deze overeenkomst zal op rekening 310-0144888-56 van het "Fonds voor arbeidsvrede", ten voordele van de vakorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het paritair subcomité, een som storten van 120 EUR : 12, per werknemer en per maand. - op 15 augustus 2007 voor het 1e semester 2007; - op 15 februari 2008 voor het 2e semester 2007 ; - op 15 augustus 2008 voor het 1e semester 2008; - op 15 februari 2009 voor het 2e semester 2008.

De berekening zal geschieden op basis van de aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven personeelssterkte.

Bij betwisting aangaande het aantal in een bedrijf tewerkgestelde werknemers zal er aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid een verklaring gevraagd worden die het aantal aangegeven werknemers vaststelt.

Art. 63.Die storting is evenwel gebonden aan de uitdrukkelijke voorwaarde dat geen enkel sociaal conflict uitbreekt tussen 1 januari 2007 en 31 december 2008, zoals wordt bepaald in artikel 64.

Art. 64.Als een onregelmatige, gehele of gedeeltelijke staking van meer dan twee werkdagen uitbreekt, dan heeft dit voor de onderneming die in het conflict is betrokken, automatisch de vrijstelling van de bijdragen aan het "Fonds voor arbeidsvrede" tot gevolg. Deze vrijstelling stemt overeen met : - de bijdragen van 1 maand, indien het conflict niet langer duurt dan 5 werkdagen; - de bijdragen voor 3 maanden indien het conflict langer duurt dan 5 werkdagen maar niet langer dan 10 werkdagen; - de bijdragen van 6 maanden indien het conflict langer duurt dan 10 werkdagen.

Onder "onregelmatige staking" moet worden verstaan : elke staking die is uitgebroken zonder dat de procedure van verzoening en arbeidsvrede, beschreven in artikel 65, werd toegepast; of elke staking die tot doel heeft een eis kracht bij te zetten betreffende een bepaald onderwerp dat door een nationale of regionale collectieve overeenkomst of door een ondernemingsovereenkomst wordt geregeld.

Art. 65.Geen enkele stakings- of lock-outactie noch enige andere protestactie mag ingesteld of gesteund worden voor afloop van een actie-aanzegging van vijf werkdagen, die slechts kan worden neergelegd na uitputting en het mislukken van alle overleg- en verzoeningsmiddelen bepaald in hiernavolgende procedure : 1. Wanneer een individuele of collectieve vraag niet binnen een, rekening houdend met de complexiteit van het probleem, door beide partijen aanvaarde redelijke termijn kan worden opgelost via de hiërarchische weg, doet de vakbondsafvaardiging beroep op de vakbondsvrijgestelden om het onderzoek van de bedoelde kwestie voort te zetten op ondernemingsvlak.2. In geval van mislukking van de onderhandelingen op ondernemingsvlak vraagt de meest gerede partij de bijeenroeping van het permanent verzoeningsbureau van het paritair subcomité, dat zal moeten bijeenkomen binnen zeven werkdagen volgend op de aanvraag.3. Slechts na afloop van een termijn van zeven werkdagen zonder vergadering van het verzoeningsbureau of bij vaststelling van de onmogelijkheid een oplossing te bekomen voor het conflict op het vlak van het verzoeningsbureau en na opstelling van een proces-verbaal van niet-verzoening kan de actie-aanzegging van vijf werkdagen worden neergelegd.

Art. 66.Elke betwisting betreffende het onregelmatige aspect van de staking en bijgevolg betreffende de toepassing van artikel 64 zal worden voorgelegd aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het groefbedrijf, alvorens eventueel enige andere gerechtelijke procedure wordt aangevat.

Art. 67.De door het "Fonds voor arbeidsvrede" in toepassing van artikels 62 en 66 hierboven verzamelde fondsen zullen ten laatste tegen 31 maart van elk jaar door FEDIEX doorgestort worden naar het "Sociaal Fonds voor de arbeiders van het groefbedrijf" dat ze onder de vakbondsorganisaties zal verdelen.

De partijen zullen drie personen volmacht geven om gezamenlijk te handelen om de gestorte fondsen te deblokkeren. Die personen zullen respectievelijk het Algemeen Belgisch Vakverbond, het Algemeen Christelijk Vakverbond en de "Union des producteurs belges de chaux, calcaires, dolomies et produits connexes" vertegenwoordigen. HOOFDSTUK XXIV. - Betwistingen

Art. 68.Elke betwisting betreffende de interpretatie of de toepassing van deze collectieve overeenkomst zal, op initiatief van de meeste gerede partij, worden voorgelegd aan ofwel het contactcomité ofwel het verzoeningsbureau dat op het niveau van het paritair subcomité wordt bijeengeroepen. HOOFDSTUK XXV. - Duur en opzegging van de collectieve arbeidsovereenkomst

Art. 69.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2007 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2008, uitgezonderd artikel 37.1, eerste lid, dat van toepassing blijft tot 30 juni 2009, en uitgezonderd de artikels 70 en 71 die worden gesloten voor onbepaalde duur en kunnen worden opgezegd door elk van de partijen mits een opzeggingstermijn van 6 maanden, die per ter post aangetekende brief gericht aan de andere partij betekend wordt, en dat ten vroegste vanaf 1 januari 2008. HOOFDSTUK XXVI. - Bijzondere bepaling

Art. 70.Dit artikel heeft tot doel de praktische uitwerkingsmodaliteiten te omschrijven van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996), en inzonderheid de maximale beschikbare marge te bepalen voor de onderhandelingen over de sectorale akkoorden inzake sociale programmatie.

Voor de sector bepaald in artikel 1 hierboven, en de ondernemingen die ertoe behoren, is de maximale beschikbare onderhandelingsmarge voor de akkoorden inzake sociale programmering voor elke periode van twee jaar gelijk aan de maximale marge voor de evolutie van de loonkosten, bepaald op interprofessioneel vlak, door de regering en/of de sociale partners (CRB en/of NAR), verminderd met de gecumuleerde percentages van de indexaanpassingen die op eender welk moment gedurende de voorafgaande twee kalenderjaren hebben plaatsgehad.

Afgezien van de toepassing van artikel 69 hierboven houdt dit artikel op van kracht te zijn in geval van opheffing van enig mechanisme van maximale marges van de evolutie van de loonkosten zoals bepaald door de wet van 26 juli 1996.

Art. 71.In geval van onderhandeling van aanvullende voorwaarden bij een sectoraal akkoord in de ondernemingen waar het lokaal gemiddeld bruto-uurloon hoger is dan het loon dat als referentie werd genomen voor de sectorale onderhandeling, mogen de kosten van deze voorwaarden niet hoger zijn dan een percentage van dat verschil, gelijk aan de kosten van het sectoraal akkoord uitgedrukt in percenten, verminderd met de gecumuleerde percentages van de indexeringen die op enig moment in de loop van de twee voorafgaande kalenderjaren gebeurd zijn.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 februari 2008.

De Minister van Werk, J. PIETTE

^