Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 maart 2002
gepubliceerd op 03 mei 2002

Koninklijk besluit met betrekking tot het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België

bron
ministerie van financien
numac
2002003193
pub.
03/05/2002
prom.
19/03/2002
ELI
eli/besluit/2002/03/19/2002003193/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 MAART 2002. - Koninklijk besluit met betrekking tot het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, dient ertoe de Nationale Bank van België in staat te stellen om vanaf het jaar 2002 aan te vangen met het verzamelen, bij de gegevensverstrekkers, van informatie die noodzakelijk is voor het opstellen van de betalingsbalans van België.

Deze statistische opdracht werd tot nu toe, op schaal van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie (BLEU), vervuld door het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut (BLWI).

De invoering, op 1 januari 2002, van de geldtekens in euro ter vervanging van biljetten en geldstukken in franken, heeft aan het regime van monetaire associatie dat sedert 1922 tussen België en het Groothertogdom Luxemburg bestond, zijn bestaansrecht ontnomen aangezien beide Staten voortaan met tien andere landen deel uitmaken van de Europese Economische en Monetaire Unie (EMU).

Bijgevolg is er geen reden meer om een betalingsbalans op te maken voor het grondgebied van de BLEU. In het Intergouvernementeel Akkoord van 23 november 1998 over een gemeenschappelijke interpretatie van de protocollen met betrekking tot de monetaire associatie tussen België en Luxemburg vanaf de overgang naar de derde fase van de EMU, waaraan bij wet van 13 mei 1999 de instemming van de Kamers werd gegeven, werd bepaald dat het BLWI zijn taken uitoefent tot de situatie per 31 december 2001.

De wet van 28 februari 2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen, heeft de Nationale Bank van België opgedragen om de betalingsbalans van België op te stellen en om alle informatie die hiertoe dienstig is te verzamelen en te verwerken.

Dit ontwerp van koninklijk besluit heeft tot doel de nieuwe statistische opdracht die aan de Nationale Bank van België is toevertrouwd en de verplichtingen die in dit verband op de ingezetenen van België rusten, in toepassing van artikel 3 van voornoemde wet, uitvoeriger te omschrijven.

Overeenkomstig § 3 van dit artikel 3, legt dit ontwerp van koninklijk besluit de categorieën informatie vast die de Nationale Bank van België aan de ingezetenen mag vragen.

Overeenkomstig § 4 van ditzelfde artikel, en binnen de grenzen bepaald in dit ontwerp van koninklijk besluit, is het de Nationale Bank van België toegestaan reglementen te nemen die op meer gedetailleerde wijze de regels inzake de mededeling van de informatie beschrijven.

Krachtens deze zelfde bepaling van voornoemde wet, worden deze reglementen aan de goedkeuring van de Minister van Financiën voorgelegd en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

De technische aard van deze materie enerzijds, en de noodzaak om voldoende flexibel te kunnen optreden anderzijds, verantwoorden deze aanpak.

Overigens wordt in dit ontwerp van koninklijk besluit de uitvoering van ambtswege ten laste van ingezetenen die hun statistische verplichtingen niet nakomen, nader uitgewerkt zoals voorgeschreven in artikel 7, § 3, van voornoemde wet.

Het voorgestelde collectesysteem waarborgt de grootst mogelijke continuïteit van het systeem dat werd opgezet door het BLWI om de administratieve last te beperken, ten gevolge van elke wijziging in de verplichtingen van de ingezetenen.

Deze doelstelling verklaart waarom dit ontwerp van koninklijk besluit bijna alle bepalingen overneemt van het koninklijk besluit van 13 april 1997 met betrekking tot het inventariseren van het buitenlands betalingsverkeer van de BLEU en de lopende rekening van de betalingsbalans van het Koninkrijk België.

De wijzigingen ten opzichte van dit koninklijk besluit uit 1997 slaan voornamelijk op : - de aanstelling van een nieuwe betalingsbalanscompilator, nl. de Nationale Bank van België; - nieuwe geografische dimensies die in aanmerking moeten genomen worden, nl. België in plaats van de BLEU, alsmede de EMU; - het overbrengen in de collecteprocedures van de verschillende beleidslijnen vastgelegd door de Europese Commissie; - het invoeren, in het in België toegepaste collectesysteem, van elementen die de integratie ervan moeten toelaten in een toekomstig geharmoniseerd collectesysteem op EMU-schaal, onder het beschermheerschap van de Europese Centrale Bank (ECB); - de afschaffing, in toepassing van de verordening (EG) nr. 2560/2001 van het Europees Parlement en van de Raad van 19 december 2001 betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro, van alle meldingsverplichtingen, ten behoeve van de opstelling van de betalingsbalansstatistiek, voor de buitenlandse betalingen waarvan het bedrag niet groter is dan 12.500 EUR of de tegenwaarde in een andere valuta wanneer het niet gaat om betalingen verwezenlijkt voor eigen rekening door ingezeten monetaire financiële instellingen of door ingezeten professionele tussenpersonen, andere dan monetaire financiële instellingen.

Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 omschrijft alle nodige definities; in vergelijking met het koninklijk besluit uit 1997, worden twee nieuwe definities toegevoegd : 1° deze van buitenlandse effectentransacties, vereist door de vraag vanwege de ECB naar bijkomende informatie bij de uitvoering van dergelijke transacties, inzonderheid wat betreft het land van verblijf van de emittent van het verhandeld effect;2° deze van ingezeten professionele tussenpersoon, andere dan een monetaire financiële instelling. De aanduiding van deze nieuwe categorie tussenpersonen bij het uitvoeren van buitenlandse betalingen, is het gevolg van het verschijnen op de markt van kantoren die, ook al hebben zij niet de status van kredietinstelling, aan het publiek de uitvoering van geldtransfers aanbieden. Dit heeft tot gevolg dat ze, in de huidige stand van de reglementering, ontsnappen aan elke vorm van rapportering inzake activiteiten voor rekening van derden.

Artikel 2 voert een uitsluitingsdrempel in voor elke meldingsverplichting, ten behoeve van de opstelling van de betalingsbalansstatistiek, bepaald op 12.500 EUR of de tegenwaarde in een andere valuta, in hoofde van de ingezetenen andere dan deze waarvan de activiteit er precies in bestaat grensoverschrijdende betalingen te verwezenlijken, namelijk de kredietinstellingen en de andere professionele tussenpersonen.

Er dient opgemerkt te worden dat deze beschikking een ruimere draagwijdte heeft dan de vrijstelling voorzien in de verordening (EG) nr. 2560/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2001 betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro omdat ze alle betalingen beoogt waarvan het bedrag kleiner is dan of gelijk is aan de drempel en niet alleen de betalingen in euro verricht binnen de Europese Unie.

De artikelen 3 tot 5 bevatten de beschrijving van de verschillende categorieën informatie die de ingezetenen aan de Nationale Bank van België verschuldigd zijn voor wat betreft hun buitenlandse transacties. Artikel 3 specificeert inzonderheid de wijze waarop deze gegevens meegedeeld worden : ofwel rechtstreeks aan de Nationale Bank van België, ofwel via ingezeten monetaire financiële instellingen, of nog, en dit is een nieuwigheid, via een ingezeten professionele tussenpersoon, andere dan een monetaire financiële instelling.

Onder de informatie die door de ingezetenen moet meegedeeld worden, komt hun identiteit voor. Nochtans wordt deze informatie, krachtens § 3 van artikel 3, enkel gevraagd voor betalingen die voortvloeien uit buitenlandse professionele transacties, dit wil zeggen transacties verwezenlijkt door rechtspersonen of, in het kader van hun beroepsactiviteit, door handelaars-natuurlijke personen of nog door beoefenaars van een vrij beroep.

Uit deze bepaling volgt immers dat voor alle buitenlandse betalingen die natuurlijke personen privé verrichten, geen enkel persoonsgegeven aan de Nationale Bank van België moet meegedeeld worden.

Dit wil zeggen dat enkel informatie, die afkomstig is van handelaars-natuurlijke personen of van beoefenaars van een vrij beroep en die in verband staat met hun beroepsactiviteiten, beoogd wordt door de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

De artikelen 6 en 7 regelen het verzamelen van gegevens over de professionele buitenlandse vorderingen en schulden van de ingezetenen.

Deze bepalingen zijn integraal overgenomen uit voornoemd koninklijk besluit uit 1997, uitgezonderd voor hetgeen betrekking heeft op de toegelaten maximale frequentie, die op voorstel van de Europese Centrale Bank van 10 op 5 jaar werd teruggebracht.

De artikelen 8 en 9 omschrijven de informatie die de ingezetenen dienen te verstrekken aangaande hun handelsvorderingen en -schulden, alsmede de overeenkomstige betalingstermijnen.

De artikelen 10 en 11 omschrijven de informatie die de ingezetenen dienen te verstrekken aangaande hun directe investeringen in het buitenland en aangaande de directe investeringen die zij vanwege niet-ingezetenen genieten. Ook hier noteert men geen wijziging ten opzichte van het collectesysteem opgezet door het BLWI. De artikelen 12 en 13 omschrijven de informatie die de ingezetenen dienen te verstrekken aangaande tegoeden die ze aanhouden onder de vorm van effecten of waarvan ze de bewaring verzekeren, ingeval er een band met het buitenland bestaat.

Als nieuwigheid onthoudt men dat de beoogde omstandigheden nader omschreven zijn en dat de toegelaten periodiciteit van de enquêtes verhoogd werd.

Menigvuldigere enquêtes naar voorraadgegevens zouden op termijn de permanente inventarisering van betalingsstromen inzake buitenlandse effectentransacties overbodig kunnen maken.

De artikelen 14 en 15 machtigen de Nationale Bank van België aanvullende informatie te verzamelen bij elke ingezeten rechtspersoon of bij beroepsorganisaties. De finaliteit van deze stap mag enkel bestaan in het verfijnen of het vervolledigen van de betalingsbalansstatistieken.

In dit raam mag de eventuele identificatie van de ingezetene slechts worden aangewend voor een sectorale uitsplitsing van de gegevens of om na te gaan of de gegevensverstrekker zijn verplichtingen correct is nagekomen. Ook hier gaat het om verplichtingen die reeds opgenomen waren in voornoemd koninklijk besluit uit 1997.

De artikelen 16 tot 20 omschrijven de specifieke verplichtingen van de ingezeten monetaire financiële instellingen die voortvloeien uit hun intermediatierol bij de gegevensovermaking.

De artikelen 21 tot 23 voeren jegens ingezeten professionele tussenpersonen, andere dan monetaire financiële instellingen, verplichtingen in die verwant zijn aan deze van de monetaire financiële instellingen.

Artikel 24 machtigt de Nationale Bank van België om zich door elke ingezetene die een buitenlandse transactie notificeert, alle aanvullende informatie te laten verstrekken die niet omschreven is in artikel 3. De finaliteit van deze stap is zich er van te vergewissen dat de informatie, die de Nationale Bank van België bij de betrokken ingezetene heeft verzameld, volledig en juist is. Ook hier gaat het om een bepaling overgenomen uit voornoemd koninklijk besluit uit 1997.

Het past eraan toe te voegen dat, indien de aan de Nationale Bank van België overgemaakte informatie op de identiteit van een natuurlijke persoon slaat, de betalingsbalanscompilator dan de plicht heeft dit persoonsgegeven te behandelen overeenkomstig de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Artikel 25, dat overeenstemt met artikel 21 uit voornoemd koninklijk besluit uit 1997, regelt de procedure van uitvoering van ambtswege op kosten van de overtreder die weigert aan zijn mededelingsplicht te voldoen, overeenkomstig artikel 7, § 3 van de wet van 28 februari 2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen.

Paragraaf 1 van dit artikel 25 bepaalt de omstandigheden waarin een gegevensverstrekker in gebreke blijft ten opzichte van de mededelingsplicht omschreven hetzij in de wet van 28 februari 2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen, hetzij in onderhavig ontwerp van koninklijk besluit, hetzij in de reglementen van de Nationale Bank van België.

Deze toestand van in gebreke blijven is beperkt tot het niet naleven van de voorgeschreven overmakingstermijnen, of het doorgeven van foutieve informatie.

Paragraaf 2 regelt het voorafgaandelijk in gebreke stellen, door de Nationale Bank van België, van de ingezetene die niet of foutief mededeelt. Na de aangetekende ingebrekestelling beschikt de gegevensverstrekker over een laatste termijn van één maand om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. Bij weigering gevolg te geven wordt tot de uitvoering van ambtswege overgegaan.

Paragraaf 3 machtigt de Nationale Bank van België door middel van reglementen de praktische modaliteiten van de procedure van uitvoering van ambtswege verder uit te werken.

Paragraaf 4 verplicht de gegevensverstrekker, in het raam van de procedure van uitvoering van ambtswege, alle boekhoudkundige of andere bescheiden te verschaffen die nodig zijn voor het opstellen van de statistische staten.

Tenslotte somt paragraaf 5 de kosten op die ten laste van de overtreder vallen.

Artikel 26 bepaalt dat het koninklijk besluit uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2002.

Zoals voorzien in het Intergouvernementeel Akkoord van 23 november 1998 over een gemeenschappelijke interpretatie van de protocollen met betrekking tot de monetaire associatie tussen België en Luxemburg vanaf de overgang naar de derde fase van de EMU, blijft het BLWI rechtsbevoegd tot de situatie per 31 december 2001.

Dit impliceert dat de intrekking van het koninklijk besluit van 13 april 1997 met betrekking tot het inventariseren van het buitenlands betalingsverkeer van de BLEU en de lopende rekening van de betalingsbalans van het Koninkrijk België slechts mag plaatsgrijpen na het beëindigen van de werkzaamheden inzake het verzamelen van de gegevens over het jaar 2001.

Deze intrekking dient samen te vallen met deze van de wet met betrekking tot het BLWI waarvan het Uwe Majesteit toebehoort de datum vast te leggen, zoals bepaald in artikel 18 van de wet van 28 februari 2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS 19 MAART 2002. - Koninklijk besluit met betrekking tot het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de verordening (EG) nr. 2560/2001 van het Europees Parlement en van de Raad van 19 december 2001 betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro;

Gelet op de wet van 28 februari 2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen;

Gelet op het advies van de Europese Centrale Bank gegeven op 14 januari 2002;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzaak, gewettigd door het feit dat de statistische opdracht van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut eindigt met het opstellen van de betalingsbalans over het jaar 2001 en het dus aangewezen is dat de instelling die deze statistische taak in België overneemt in staat zal zijn het verzamelen van basisinformatie aan te vatten vanaf het begin van het jaar 2002;

Overwegende dat de Nationale Bank van België, krachtens artikel 2 van voornoemde wet, als opdracht heeft de betalingsbalans en de externe vermogenspositie van België op te stellen en de informatie die hiertoe nuttig is te verzamelen en te verwerken;

Overwegende dat, overeenkomstig artikel 3, § 3 van voornoemde wet, de Koning de informatie bepaalt die, eventueel opgedeeld naar categorie van actoren, aan de Nationale Bank van België moet worden verstrekt voor de verschillende categorieën van transacties die Hij opgeeft, alsook de manier waarop die informatie moet worden verstrekt;

Overwegende dat, overeenkomstig artikel 3, § 4 van voornoemde wet, de Koning de Nationale Bank van België mag opdragen door middel van reglementen te verduidelijken op welke wijze de op grond van artikel 3, § 3 van die wet genomen besluiten moeten worden toegepast;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I - Definities

Artikel 1.§ 1. In de zin van dit artikel wordt verstaan onder : - « wet ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en de externe vermogenspositie van België » : de wet van 28 februari 2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen; - « ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon die zijn hoofdverblijfplaats in België heeft, hierbij inbegrepen de ambtenaren van een organisatie naar internationaal of Europees recht, gevestigd in België.Elke persoon die in de bevolkingsregisters van een gemeente ingeschreven is, wordt geacht daar zijn hoofdverblijfplaats te hebben; 2° elke natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit die in een Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland een zending vervult, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° elke rechtspersoon naar Belgisch publiekrecht en alle diensten daarvan in België, alsook de Belgische diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen in het buitenland;4° elke rechtspersoon naar Belgisch privaatrecht, voor de activiteiten van zijn maatschappelijke zetel, van zijn dochtermaatschappijen, bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd in België;5° elke rechtspersoon naar buitenlands recht, voor de activiteiten van zijn bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd in België;6° elke natuurlijke persoon die, ofschoon hij zijn hoofdverblijfplaats in het buitenland heeft of niet in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente is ingeschreven, op duurzame wijze een onderneming uitbaat in België, en dat voor de activiteiten van die onderneming; - « niet-ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet als een ingezetene mag beschouwd worden;2° elke natuurlijke persoon van buitenlandse nationaliteit die een betrekking uitoefent in een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van zijn land die gevestigd is in België, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° de organisaties naar internationaal of Europees recht die gevestigd zijn in België;4° de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen die in België gevestigd zijn; - « ingezeten monetaire financiële instelling (afgekort : ingezeten MFI) » : 1° elke in België gevestigde onderneming die een kredietinstelling is in de zin van artikel 1 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;2° de Nationale Bank van België;3° de financiële diensten van « De Post » (Postcheque);4° elke andere financiële instelling die als dusdanig door de Nationale Bank van België wordt aangeduid op basis van de criteria vastgesteld door de verordening (EG) nr.2223/96 van de Raad van de Europese Unie van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap, en waarvan zij de lijst opmaakt; - « ingezeten professionele tussenpersoon, andere dan een MFI » : elke ingezetene, andere dan een MFI, die tegen vergoeding geldtransfers verricht voor rekening van derden; - « buitenlandse transactie » : 1° elk feit dat vorderingen of schulden tussen een ingezetene en een niet-ingezetene geheel of gedeeltelijk doet ontstaan of tenietdoet;2° elk feit dat de overdracht van een zakelijk recht tussen een ingezetene en een niet-ingezetene veroorzaakt; - « professionele buitenlandse transactie » : 1° elke buitenlandse transactie van ingezeten natuurlijke personen die handel drijven of een vrij beroep uitoefenen, tenzij die personen aantonen dat die transactie vreemd is aan hun handel of beroep;2° elke buitenlandse transactie van ingezeten rechtspersonen; - « professionele buitenlandse vorderingen en schulden » : de vorderingen en de schulden van ingezetenen tegenover niet-ingezetenen die voortvloeien uit professionele buitenlandse transacties; - « buitenlandse betaling » : 1° elk feit dat een geldschuld tussen een ingezetene en een niet-ingezetene geheel of gedeeltelijk doet ontstaan of tenietdoet;2° elke transfer van geldmiddelen, in rekening of in specie, tussen België en het buitenland door een ingezetene die geldmiddelen overmaakt naar of repatrieert van een rekening die hij in het buitenland aanhoudt;3° elke transfer van geldmiddelen, in rekening of in specie, tussen België en het buitenland waarvoor zowel de opdrachtgever als de begunstigde beiden ingezetenen zijn; - « aard van de buitenlandse transactie » : de economische aard van een buitenlandse transactie volgens de categorieën bepaald bij reglement van de Nationale Bank van België; - « buitenlandse goederentransactie » : elke buitenlandse transactie die een aan- of verkoop van goederen inhoudt; - « buitenlandse effectentransactie » : elke buitenlandse transactie met betrekking tot de aankoop van, de inschrijving op, de verkoop of terugbetaling van effecten of met betrekking tot de opbrengsten of coupons die erop betrekking hebben; - « land van de niet-ingezeten tegenpartij » : 1° voor de buitenlandse transacties die aanleiding geven tot een buitenlandse betaling : - het land van verblijf van de niet-ingezetene die de opdrachtgever of de begunstigde van een buitenlandse betaling is; - het land van herkomst of bestemming van een buitenlandse betaling wanneer deze betaling verricht is door een ingezetene voor eigen rekening of verricht is tussen twee ingezetenen waarbij één van hen gebruikt maakt van een rekening in het buitenland; 2° voor de buitenlandse transacties die geen aanleiding geven tot een buitenlandse betaling : - het land van verblijf van de niet-ingezetene die verbonden is in een transactie met de ingezetene; - « directe-investeringsrelatie » : elke band tussen een ingezetene en een onderneming gevestigd in het buitenland, of tussen een niet-ingezetene en een onderneming gevestigd in België, die deze ingezetene of deze niet-ingezetene - » de directe investeerder » - in staat stelt een significante invloed uit te oefenen op het bestuur van de bedoelde onderneming - » de onderneming waarin direct wordt geïnvesteerd » - en die getuigt van een duurzaam belang van de directe investeerder in die onderneming.

Deze band kan al dan niet tot stand komen door tussenkomst van andere ingezetenen of niet-ingezetenen waarmee een gelijkwaardige band bestaat.

Er bestaat een vermoeden van directe-investeringsrelatie wanneer een directe investeerder op directe of indirecte wijze een deelneming van minimaal tien procent aanhoudt in het kapitaal van de onderneming waarin direct wordt geïnvesteerd; - « directe-investeringstransactie » : 1° elke transactie die tot doel heeft een directe-investeringsrelatie te doen ontstaan;2° elke transactie waardoor een directe investeerder middelen ter beschikking stelt van een onderneming waarmee hij een directe-investeringsrelatie heeft en, omgekeerd, elke transactie waardoor een directe investeerder uit een onderneming waarmee hij een directe-investeringsrelatie heeft, middelen terugtrekt die hij eerder ter beschikking van die onderneming had gesteld; - « directe investering » : 1° het geheel van de middelen die een directe investeerder op een gegeven ogenblik via directe-investeringstransacties ter beschikking stelt van ondernemingen waarmee hij een directe-investeringsrelatie heeft;2° elk in het buitenland gelegen onroerend goed of deel daarvan dat eigendom van een ingezetene is, alsmede elk in België gelegen onroerend goed, of deel daarvan, dat eigendom van een niet-ingezetene is; § 2. Behoudens voor de begrippen "ingezetene" en "niet-ingezetene", bepaalt de Nationale Bank van België bij wijze van reglement de voorwaarden waaronder wordt afgeweken van de definities van § 1. HOOFDSTUK II Algemene statistische verplichtingen van de ingezetenen

Art. 2.De verplichtingen vermeld in dit hoofdstuk zijn niet van toepassing voor de buitenlandse betalingen waarvan het bedrag niet groter is dan 12.500 EUR, of de tegenwaarde in een andere valuta, verwezenlijkt door ingezetenen die noch ingezeten MFI, noch ingezeten professionele tussenpersoon andere dan een MFI zijn.

Art. 3.§ 1. De ingezetenen dienen, met vermelding van hun identiteit, de Nationale Bank van België in kennis te stellen van al hun buitenlandse transacties.

Daartoe notificeren ze aan de Nationale Bank van België : 1° voor elke transactie, of deel ervan, die aanleiding geeft tot een buitenlandse betaling : - de datum van betaling; - de valuta gebruikt voor de betaling; - het inkomende of uitgaande karakter van de betaling; - het bedrag van de betaling; - de aard van de transactie die aanleiding geeft tot de betaling; - het land van de niet-ingezeten tegenpartij bij de betaling; 2° voor elke transactie, of deel ervan, die geen aanleiding geeft tot een buitenlandse betaling : - de datum van de transactie of deel ervan; - het inkomende of uitgaande karakter van deze transactie of deel ervan; - de waarde van de vorderings- of zakelijke rechten waarop ze betrekking heeft; - de valuta waarin die waarde is uitgedrukt; - de aard van de transactie; - het land van de niet-ingezeten tegenpartij bij de transactie of deel ervan.

Voor de buitenlandse effectentransacties notificeren de ingezetenen eveneens het land van verblijf van de emittent van het effect. § 2. De notificatie waarin § 1 voorziet, gebeurt rechtstreeks aan de Nationale Bank van België.

Wanneer evenwel een buitenlandse transactie of een deel ervan aanleiding geeft tot een buitenlandse betaling via een ingezeten MFI of een ingezeten professionele tussenpersoon, andere dan een MFI, kan de Nationale Bank van België bepalen dat de notificatie geschiedt aan die ingezeten MFI of aan die ingezeten professionele tussenpersoon, andere dan een MFI, die haar vervolgens deze informatie overmaakt. § 3. Wanneer de notificatie aan een ingezeten MFI of aan een ingezeten professionele tussenpersoon, andere dan een MFI geschiedt, dienen deze laatsten de identiteit van de ingezetene slechts over te maken aan de Nationale Bank van België voor de professionele buitenlandse transacties. § 4. Wanneer een ingezetene aan een andere ingezetene volmacht geeft om in zijn naam een buitenlandse transactie te verrichten, geschiedt de notificatie, bepaald in § 1, door de gevolmachtigde handelend in naam en onder de verantwoordelijkheid van de lastgever.

Art. 4.De Nationale Bank van België bepaalt bij reglement de wijze waarop artikel 3 wordt toegepast.

Zij stelt met name vast in welke vormen en binnen welke termijnen de notificaties gebeuren. De vormen en termijnen kunnen verschillen naargelang de notificatie wordt gedaan aan een ingezeten MFI of aan een ingezeten professionele tussenpersoon, andere dan een MFI, of rechtstreeks aan de Nationale Bank van België, en afhankelijk van de kenmerken van de buitenlandse transacties die worden genotificeerd.

De Nationale Bank van België bepaalt eveneens dat de informatie kan overgemaakt worden in de vorm van codes die zij daartoe vaststelt.

De Nationale Bank van België kan bepalen dat voor sommige transacties, afhankelijk van hun kenmerken, bepaalde informatiebestanddelen ervan niet dienen meegedeeld te worden. In dat geval kan de Nationale Bank van België, ten hoogste om de drie jaar een enquête organiseren ten einde een schatting van deze gegevens te bekomen.

Art. 5.De Nationale Bank van België mag de ingezetenen of bepaalde categorieën van ingezetenen gedeeltelijk of geheel vrijstellen van het naleven van de bepalingen van de artikelen 3 en 4. Zij bepaalt bij reglement de voorwaarden voor toekenning van de vrijstellingen alsook de toepassingsmodaliteiten. HOOFDSTUK III. - Specifieke statistische verplichtingen voor bepaalde categorieën van buitenlandse transacties

Art. 6.§ 1. Op verzoek van de Nationale Bank van België, lichten de ingezetenen, andere dan natuurlijke personen, haar in over de waarde van hun professionele buitenlandse vorderingen en schulden. § 2. De ingezetenen, zoals bepaald in § 1, van wie de professionele buitenlandse vorderingen of schulden niet méér bedragen dan een waarde die de Nationale Bank van België bij reglement vastlegt, zijn evenwel van die verplichting vrijgesteld.

Art. 7.De Nationale Bank van België bepaalt bij reglement de wijze waarop de in artikel 6 omschreven informatie moet worden overgemaakt.

Zij stelt met name de periodiciteit, die niet minder mag zijn dan vijf jaar, de vorm, de categorieën van vorderingen of schulden volgens dewelke de informatie wordt uitgesplitst, de regels die in acht moeten worden genomen voor de waardering van deze vorderingen of schulden en de termijn vast binnen dewelke de informatie haar moet worden meegedeeld.

Art. 8.De Nationale Bank van België vordert van de ingezetenen die, in het kader van een beroepswerkzaamheid, buitenlandse goederentransacties verrichten, informatie over hun handelsvorderingen op niet-ingezeten kopers en over hun handelsschulden tegenover niet-ingezeten verkopers, alsook over de overeenkomstige betalingstermijnen.

Art. 9.De Nationale Bank van België bepaalt bij reglement de wijze waarop artikel 8 wordt toegepast.

Zij stelt met name de periodiciteit, de vorm en de termijnen vast binnen dewelke de informatie haar moet worden meegedeeld.

Zij bepaalt eveneens de categorieën van ingezetenen welke die informatie moeten verstrekken, afhankelijk van de totale jaarlijkse waarde van hun buitenlandse goederentransacties of van de statistische representativiteit van die transacties.

Art. 10.De Nationale Bank van België vordert van de ingezeten rechtspersonen dat ze haar informatie overmaken inzake hun directe investeringen in het buitenland, uitgesplitst per onderneming waarin wordt geïnvesteerd, alsook informatie aangaande de directe investeringen die ze vanwege niet-ingezetenen genieten, uitgesplitst per niet-ingezeten directe investeerder.

De over te maken gegevens bevatten, naast informatie van algemene economische aard, een waardering van de rechten die deze ingezeten rechtspersonen of de niet-ingezeten investeerder op grond hiervan bezitten evenals de bijbehorende opbrengsten en ze vermelden eveneens de veranderingen ten opzichte van de vorige situatie en de oorzaken ervan.

Art. 11.De Nationale Bank van België bepaalt bij reglement de wijze waarop artikel 10 wordt toegepast.

Zij stelt met name de periodiciteit, de vorm, de termijnen vast binnen dewelke de informatie haar moet worden meegedeeld, de aard van de rechten en de aard van de waarderingsverschillen die deze informatie moet bevatten.

Art. 12.De Nationale Bank van België vordert van de ingezetenen rechtspersonen dat ze informatie overmaken aangaande hun beleggingen in effecten, uitgegeven door niet-ingezetenen, die ze bezitten of die voor rekening van derden bewaren.

Zij vordert eveneens van de ingezeten rechtspersonen dat ze informatie overmaken aangaande de effecten, uitgegeven door ingezetenen, die ze bezitten en in het buitenland bewaren of die ze bewaren voor rekening van niet-ingezeten derden.

De mee te delen gegevens bevatten informatie over de soort effecten en hun waarde, over de valuta waarin de effecten luiden en over het land van verblijf van de emittent ervan.

Art. 13.De Nationale Bank van België bepaalt bij reglement de wijze waarop artikel 12 wordt toegepast.

Zij stelt met name de periodiciteit vast, die niet minder mag zijn dan een trimester, de vorm, de termijnen binnen dewelke de informatie haar meegedeeld moet worden, alsook de in acht te nemen regels voor de waardebepaling ervan.

Art. 14.Met als enig doel de betalingsbalansstatistieken te vervolledigen en te verfijnen, is de Nationale Bank van België gemachtigd bij ingezeten rechtspersonen of bij hun beroepsorganisaties, aanvullende informatie te verzamelen, voor de andere categorieën buitenlandse transacties dan deze vermeld in de artikelen 8 tot 13, voorzover die gegevens niet reeds beschikbaar zijn bij een andere openbare instelling.

Art. 15.De Nationale Bank van België bepaalt bij reglement de wijze waarop artikel 14 wordt toegepast.

Zij stelt met name de periode en de periodiciteit van de mededeling vast, alsmede de vorm en de termijnen binnen dewelke de informatie moet meegedeeld worden. HOOFDSTUK IV. - Specifieke statistische verplichtingen van de ingezeten monetaire financiële instellingen

Art. 16.§ 1. De ingezeten MFI's maken aan de Nationale Bank van België de notificaties over van de buitenlandse transacties van ingezetenen, die hun krachtens artikel 3, § 2, alinea 2 zijn verstrekt.

De ingezeten MFI's vergewissen zich van de goede ontvangst van de notificaties vanwege de ingezetenen inzake hun buitenlandse transacties waarvoor ze tussenkomen in de uitvoering van de betalingen en maken deze notificaties aan de Nationale Bank van België over.

De ingezeten MFI's ordenen de verzamelde informatie op een wijze die de Nationale Bank van België moet toelaten na te gaan of de ingezetenen voldoen aan de hun in artikel 3 opgelegde notificatieplicht. § 2. In geval van niet-naleving door de ingezetenen van de hun krachtens artikel 3 opgelegde verplichtingen, stellen de tussenkomende ingezeten MFI's hen schriftelijk op de hoogte van hun verplichtingen en delen ze aan de Nationale Bank van België de identiteit mee van de ingezetenen die hieraan geen passend gevolg geven.

Art. 17.De Nationale Bank van België bepaalt bij reglement de wijze waarop artikel 16 wordt toegepast.

Zij stelt onder meer de periodiciteit vast, de termijnen en de vorm van overmaking van de informatie en de notificaties.

Art. 18.Onverminderd de bepalingen van de hoofdstukken II en III delen de ingezeten MFI's aan de Nationale Bank van België dagelijks mee : 1° alle transacties die aanleiding geven tot het debiteren of het crediteren van rekeningen van niet-ingezetenen;2° alle transacties die aanleiding geven tot het debiteren of het crediteren van hun eigen rekeningen in het buitenland.

Art. 19.De Nationale Bank van België bepaalt bij reglement de wijze waarop artikel 18 wordt toegepast.

Zij stelt onder meer de vorm en de termijnen vast binnen dewelke de informatie moet meegedeeld worden.

Art. 20.De Nationale Bank van België mag de ingezeten MFI's gedeeltelijk of geheel vrijstellen van het naleven van de bepalingen van artikelen 16 tot 19. Zij bepaalt bij reglement de voorwaarden voor het toekennen van de vrijstellingen alsook de toepassingsmodaliteiten. HOOFDSTUK V. - Specifieke statistische verplichtingen van de ingezeten professionele tussenpersonen, andere dan MFI's

Art. 21.§ 1. De ingezeten professionele tussenpersonen, andere dan MFI's, maken aan de Nationale Bank van België de notificaties over van de buitenlandse transacties van ingezetenen, die hun krachtens artikel 3, § 2, tweede lid zijn verstrekt.

De ingezeten professionele tussenpersonen, andere dan MFI's, vergewissen zich van de goede ontvangst van de notificaties vanwege de ingezetenen inzake hun buitenlandse transacties waarvoor ze tussenkomen in de uitvoering van de transfers en maken deze notificaties aan de Nationale Bank van België over.

De ingezeten professionele tussenpersonen, andere dan MFI's, ordenen de verzamelde informatie op een wijze die de Nationale Bank van België moet toelaten na te gaan of de ingezetenen voldoen aan de hun in artikel 3 opgelegde notificatieplicht. § 2. In geval van niet-naleving door de ingezetenen van de hun krachtens artikel 3 opgelegde verplichtingen, stellen de tussenkomende ingezeten professionele tussenpersonen, andere dan MFI's, hen schriftelijk op de hoogte van hun verplichtingen en delen ze aan de Nationale Bank van België de identiteit mee van de ingezetenen die hieraan geen passend gevolg geven.

Art. 22.De Nationale Bank van België bepaalt bij reglement de wijze waarop artikel 21 wordt toegepast.

Zij stelt onder meer de periodiciteit vast, de termijnen en de vorm van overmaking van de informatie en de notificaties.

Art. 23.De Nationale Bank van België mag de ingezeten professionele tussenpersonen, andere dan MFI's, gedeeltelijk of geheel vrijstellen van het naleven van de bepalingen van artikelen 21 en 22. Zij bepaalt bij reglement de voorwaarden voor het toekennen van de vrijstellingen alsook de toepassingsmodaliteiten. HOOFDSTUK VI. - Overmaking van aanvullende informatie

Art. 24.Ten einde zich te verzekeren van de juistheid en volledigheid van de in toepassing van artikel 3 ingezamelde gegevens, mag de Nationale Bank van België van de betrokken ingezetenen elke aanvullende informatie vorderen met betrekking tot de transacties die ze moeten meedelen, inzonderheid de volledige identificatie van de niet-ingezetene die tegenpartij is bij de buitenlandse transacties. HOOFDSTUK VII. - Uitvoering van ambtswege

Art. 25.§ 1. De gegevensverstrekker blijft in gebreke wanneer hij weigert zich te onderwerpen aan de verplichtingen bepaald in artikel 3 van de wet ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en van de besluiten en reglementen die ter uitvoering ervan werden genomen en wanneer hij de informatie die hij dient te verstrekken niet binnen de reglementair voorgeschreven termijnen aan de Nationale Bank van België overmaakt, of wanneer hij foutieve informatie verstrekt. § 2. Ingeval de gegevensverstrekker in gebreke blijft, stelt de Nationale Bank van België hem bij aangetekend schrijven in gebreke.

Deze aanmaning bevat, naast de integrale tekst van de artikelen 3 en 7, § 3 en § 4 van de wet ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en de tekst van onderhavig artikel, een beknopte beschrijving van de statistische verplichtingen en hun wettelijke of reglementaire basis, en legt een termijn van een maand vast binnen dewelke de gegevensvertrekker aan zijn statistische verplichtingen moet voldoen.

De procedure van uitvoering van ambtswege wordt ingesteld tegen de gegevensverstrekker die binnen deze termijn van één maand geen gevolg geeft aan de ingebrekestelling. § 3. De Nationale Bank van België bepaalt bij reglement de inwerkingstelling van de procedure van uitvoering van ambtswege. § 4. Op het ogenblik van de uitvoering van ambtswege van zijn verplichtingen is de gegevensverstrekker die in gebreke blijft, ertoe gehouden de afgevaardigden van de Nationale Bank van België alle documenten, boekhoudkundige of andere, ter beschikking te stellen die nodig zijn voor het opstellen van de statistische staten die moeten verstrekt worden overeenkomstig de wet ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België, onderhavig besluit en de reglementen van de Nationale Bank van België. § 5. De kosten ten laste gelegd van de overtreder die in gebreke blijft, omvatten : 1° de vergoedingen van de afgevaardigden van de Nationale Bank van België, berekend pro rata temporis, vanaf hun vertrek vanuit de zetel van de Nationale Bank van België tot hun terugkeer in de zetel, waarbij elk begonnen uur volledig wordt geteld;2° de verplaatsings- en verblijfkosten van de afgevaardigden; 3° de dossierkosten, forfaitair bepaald op 1.000 EUR per uitvoering van ambtswege.

De kosten moeten binnen de vijftien dagen worden vereffend. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 26.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002.

Art. 27.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 maart 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS

^