Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 oktober 1999
gepubliceerd op 30 oktober 1999

Koninklijk besluit tot toekenning van een toelage aan de personeelsleden belast met het ontwikkelen van projecten in sommige overheidsdiensten

bron
ministerie van ambtenarenzaken
numac
1999002145
pub.
30/10/1999
prom.
19/10/1999
ELI
eli/besluit/1999/10/19/1999002145/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 OKTOBER 1999. - Koninklijk besluit tot toekenning van een toelage aan de personeelsleden belast met het ontwikkelen van projecten in sommige overheidsdiensten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel der ministeries;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 9 september 1999;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 9 september 1999;

Gelet op het protocol nr. 342 van 28 september 1999 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat zo spoedig mogelijk, en in elk geval nog in 1999, het proces tot ontwikkeling van projecten in sommige federale overheidsdiensten moet worden aangevat;

Overwegende dat dit in toepassing brengen vereist dat er vanaf nu een aangepast kader wordt uitgewerkt dat onderdeel is van een nauwe samenwerking tussen de minister, zijn kabinet en de betrokken overheidsdienst;

Overwegende dat de arbeidsverplichtingen waarmee de realisatie van deze projecten gepaard gaan een specifiek geldelijk kader vergen;

Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van : 1° de ministeries en de andere diensten van de ministeries;2° de volgende instellingen van openbaar nut die onder het gezag, de controle of het toezicht van de Staat vallen : - de Regie der gebouwen; - de Regie voor maritiem transport; - het Instituut voor veterinaire keuring; - de Dienst voor regeling der binnenvaart; - het Nationaal onderzoeksinstituut voor arbeidsomstandigheden; - het Belgisch instituut voor postdiensten en telecommunicatie; - het Federaal planbureau; - de Belgische dienst voor de buitenlandse handel; - het Belgisch interventie- en restitutiebureau; - het Belgisch instituut voor normalisatie; - de Centrale dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap; - het Nationaal geografisch instituut; - het Nationaal instituut voor Oorlogsinvaliden, Oud-strijders en Oorlogsslachtoffers; - het Nationaal orkest van België; - de Koninklijke Muntschouwburg; - het Paleis voor schone kunsten; - de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen; - de Controledienst voor de verzekeringen; - het Federaal Agentschap voor nucleaire controle; - de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid; - het Fonds voor arbeidsongevallen; - het Fonds voor beroepsziekten; - de Hulp- en voorzorgskas voor zeevarenden; - de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen; - de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering; - de Pool van de zeelieden ter koopvaardij; - de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers; - de Rijksdienst voor sociale zekerheid; - de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten; - het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen; - het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering; - de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie; - de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening; - de Rijksdienst voor pensioenen; - de Kruispuntbank van de sociale zekerheid.

Art. 2.Er wordt een toelage toegekend aan de leden van het statutair en het contractueel personeel van de niveaus 1 tot 4 die belast zijn met de afwerking van een project in de overheidsdienst waartoe ze behoren.

Van het voordeel van deze specifieke projecttoelage zijn uitgesloten de personeelsleden van een ministerieel kabinet en de personeelsleden die het voordeel genieten van de bepalingen van het koninklijk besluit van 6 september 1998 houdende toekenning van een toelage aan de personeelsleden belast met informaticataken bij sommige overheidsdiensten.

Art. 3.De in artikel 2 vastgestelde toelage wordt voor het eerst uitbetaald de laatste dag van de maand waarin het project van start gaat.

Zij is ten laste van een interdepartementale provisie die jaarlijks wordt ingeschreven in het programma 40/3 van de begroting van het Ministerie van Ambtenarenzaken.

Art. 4.Elk dossier wordt, na overleg met de bevoegde minister, door de leidende ambtenaar voor goedkeuring ingediend bij de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren. Het dossier zal bovendien minstens zeer precies de volgende gegevens bevatten : - de beschrijving van het project; - de nagestreefde doelstellingen; - de verdeling, per statuut, niveau en graad, van de personeelsleden die voor het project worden ingezet, alsook de gemiddelde duur van de tijd die ze aan het genoemde project besteden; - de persoon die als verantwoordelijke voor het project wordt aangewezen; - de budgettaire en boekhoudkundige gegevens die nodig zijn voor de verdeling van de provisionele kredieten.

Art. 5.§ 1. Het personeelslid bekomt een toelage waarvan het jaarlijks bedrag als volgt is vastgesteld : verantwoordelijke voor het project : 233.359 frank; niveau 1 : 137.270 frank; niveau 2+ tot 4 : 96.089 frank. § 2. De toelage wordt maandelijks en na vervallen termijn betaald tot op het einde van het project. Ze is gelijk aan 1/12 van het in § 1 bedoeld bedrag en wordt terzelfdertijd en in dezelfde mate als de wedde betaald. § 3. In geval van onderbreking van de ambtsuitoefening, met uitzondering van de afwezigheid in het raam van de moederschapsbescherming, is de toelage alleen verschuldigd als die onderbreking niet langer duurt dan dertig werkdagen. § 4. De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel der ministeries is van toepassing op de toelage.

Zij wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01.

Art. 6.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 7.Onze Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 oktober 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE

^