Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 september 2000
gepubliceerd op 06 februari 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2000012665
pub.
06/02/2001
prom.
19/09/2000
ELI
eli/besluit/2000/09/19/2000012665/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 SEPTEMBER 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden (1)


ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 21 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 september 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 april 1999 Loon- en arbeidsvoorwaarden in de sector voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton (Overeenkomst geregistreerd op 9 juli 1999 onder het nummer 51598/COF/129) HOOFDSTUK I. -Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, de arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton. HOOFDSTUK II. - Juridisch kader

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten ter uitvoering van de wet van 26 juli 1996 betreffende de bevordering van de tewerkstelling en de preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996) en de uitvoeringsbesluiten ervan, alsook van het interprofessioneel akkoord van 8 december 1998. HOOFDSTUK III. - Geldigheidsduur

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor een bepaalde tijd. Zij treedt in werking op 1 januari 1999 om te eindigen op 31 december 2000. HOOFDSTUK IV. - Verlenging van sectorale overeenkomsten betreffende voltijds brugpensioen

Art. 4.Overeenkomstig de mogelijkheden voorzien in artikel 23 van de wet van 26 juli 1996 en als verlenging van artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 april 1997 en zoals voorzien in het interprofessioneel akkoord van 8 december 1998, wordt vanaf 1 januari 1999 tot 31 december 2000 de brugpensioenleeftijd verlaagd tot 56 jaar voor de arbeiders en arbeidsters met een beroepsverleden van minimum 33 jaar, waarvan minstens 20 jaar in een arbeidsregime zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 46 van 23 maart 1990, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 1990 en dit onder de voorwaarden bepaald in artikel 10 van dit akkoord.

Art. 5.De ondertekenende partijen komen overeen om de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 strikt toe te passen. Eventuele alternatieven kunnen op het vlak van de onderneming in gemeenschappelijk akkoord uitgewerkt worden.

Art. 6.Overeenkomstig artikel 10, § 2, van de wet van 3 april 1995, houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling en als verlenging van artikel 12 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 april 1997 en zoals voorzien in het interprofessioneel akkoord van 8 december 1998, wordt vanaf 1 januari 1999 en tot 31 december 2000 de mogelijkheid verlengd voor brugpensioen vanaf de leeftijd van 58 jaar voor de arbeiders en arbeidsters met een beroepsverleden van minimum 25 jaar. Deze regeling geldt niet voor arbeiders en arbeidsters ontslagen wegens dringende reden. HOOFDSTUK V. - Maximale marge voor de onderhandelingen in de sector en in de ondernemingen

Art. 7.De maximale marge voor de loonkostontwikkeling bedraagt 5,9 pct. voor de periode 1999-2000. Rekening houdend met het in de sector geldend loonindexeringsmechanisme - zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 1970, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 augustus 1970 - moet men voor de onderhandelingen een vermindering voorzien van 3 pct., overeenstemmend met twee indexaties van 1,5 pct. voor de duur van de overeenkomst en een vermindering van 0,20 pct. die overeenkomt met de verhoging van de bijdrage aan het Fonds van bestaanszekerheid (syndicale voordelen cfr. artikel 23 en 24). De overblijvende 2,7 pct. kunnen op ondernemingsvlak aangewend worden. Er wordt aanbevolen op ondernemingsvlak deze overblijvende marge uit te putten in functie van de economische situatie van de ondernemingen.

Rekening houdend met wat vooraf gaat, wordt op 1 juli 1999 een eerste indexaanpassing van 1,5 pct. vervroegd toegepast, met uitzondering van BURGO, waar de indexatie normaal zal plaatsvinden.

Op 1 oktober 2000 wordt een tweede indexatie van 1,5 pct. vervroegd toegepast.

Indien de overschrijding van deze tweede spilindex zich niet voor 31 december 2000 voordoet, wordt de indexatie van 1 oktober 2000 als een conventionele verhoging beschouwd en zal het indexeringsmechanisme vanaf 1 januari 2001 opnieuw normaal toegepast worden.

Art. 8.Alle kosten die voortvloeien uit de nieuwe voordelen toegekend krachtens deze collectieve arbeidsovereenkomst en/of een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op ondernemingsvlak, moeten aangerekend worden op de overblijvende marge zoals bepaald in artikel 7 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK VI. - De arbeidsduur

Art. 9.Vanaf 1 januari 1999 wordt de maximale wekelijkse arbeidsduur van de sector veralgemeend tot 37 uren, gemiddeld berekend op jaarbasis, volgens modaliteiten vast te leggen in de onderneming.

Voor de ondernemingen INTERMILLS en AHLSTROM moet deze arbeidsduurvermindering ten laatste op 31 december 2000 plaatsvinden.

De hieraan verbonden kosten zullen op de overblijvende marge aangerekend worden.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst mag niet ingeroepen worden voor een bijkomende arbeidsduurvermindering op ondernemingsvlak. HOOFDSTUK VII. - Tewerkstelling en vorming Risicogroepen.

Art. 10.Overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 januari 1997, houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 en de vorige collectieve arbeidsovereenkomst (artikelen 13, 14, 15 en 16), en het interprofessioneel akkoord van 8 december 1998, worden voor de periode 1999-2000 de inspanning van 0,10 pct. van de loonmassa, ten voordele van personen behorende tot de risicogroepen, verdergezet en niet op de marge aangerekend.

Art. 11.De personen die tot de risicogroepen behoren zijn de volgende : a) de personen bepaald in artikel 173, a) en b) van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen;b) De werknemers die ontslagen of werkloos zijn ten gevolge van een faillissement of een collectief ontslag;c) De werknemers die in de onderneming een opleiding volgen en die zonder deze opleiding in hun werkzekerheid zouden bedreigd worden; d)De werknemers vermeld in artikel 27 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 12.Deze bijdrage van 0,10 pct. wordt gestort op het rekeningnummer van het Fonds voor bestaanszekerheid van de sector. Het huidig intern reglement van het Fonds voor bestaanszekerheid wordt gehandhaafd.

Art. 13.Ingeval de opleidings- of tewerkstellingsprojecten aanleiding geven tot aanwervingen, zullen deze gedaan worden onder de vorm van contracten van onbepaalde duur. De aangeworvenen zullen opgeleid worden door middel van aan hun basiskennis aangepaste programma's.

Deze personen - of diegenen die hen zouden vervangen in geval van vertrek - moeten nog deel uitmaken van het personeel op datum van 31 december 2000.

Arbeidsorganisatie.

Art. 14.De in het paritair comité vertegenwoordigde partijen bevelen aan om op ondernemingsvlak een consensus te zoeken teneinde op een optimale manier de arbeid te organiseren, rekening houdend met de economische, technische en sociale noodwendigheden.

Art. 15.Om de economische werkloosheid zoveel mogelijk te beperken bevelen de partijen aan om bij het inschakelen van uitzendkrachten en onderaanneming de wettelijke voorschriften terzake strikt toe te passen.

Art. 16.De partijen bevelen tevens aan om zich strikt tot de wettelijke regeling te beperken betreffende het maken van overuren en deze waar mogelijk in tewerkstelling om te zetten.

Loopbaanonderbreking.

Art. 17.Overeenkomstig artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998, houdende de instelling van een recht op loopbaanonderbreking, zoals bedoeld in artikelen 100 en 102 van de herstelwet van 22 januari 1985 hebben 3 pct. van het gemiddeld aantal werknemers (per kalenderjaar) recht op een loopbaanonderbreking.

Tewerkstelling/Vorming.

Art. 18.Onder meer om de permanente vorming in de bedrijven van de sector te stimuleren en met het oog op het behoud van de werkzekerheid, verbinden de partijen zich ertoe een sectorale inspanning te leveren van 0,20 pct. van de loonmassa voor opleidingen in alle bedrijven. Deze bijdrage van 0,20 pct. wordt gestort op het rekeningnummer van het Fonds voor bestaanszekerheid van de sector en wordt niet op de marge aangerekend.

Art. 19.Om de bestaande opleidingsinitiatieven binnen de bedrijven aan te zwengelen, onder meer door een opleidingsstructuur ter beschikking te stellen, verbinden de partijen zich ertoe een modulair opleidingsmenu, voor alle categorieën van arbeiders en arbeidsters die ressorteren onder het Paritair Comité 129, uit te werken. Bij het uitwerken van dit sectoraal vormingsplan zal bijzondere aandacht besteed worden aan de bestaande gewest- en gemeenschapsinitiatieven terzake.

Art. 20.De werkgroep arbeidsorganisatie binnen het paritair comité zal bovendien verdergezet en aangezwengeld worden.

Art. 21.Opdat de tewerkstellingsgraad minstens gelijke tred zou houden met die van de buurlanden, komen de partijen overeen aan het HIVA (Hoger Instituut voor Arbeidsvoorwaarden) een kwalitatieve studieopdracht toe te vertrouwen, met als doelstelling operationele voorstellen te suggereren voor de hertekening en optimalisering van de arbeidsorganisatie in functie van meer werkgelegenheid.

Art. 22.Betreffende de activering van werkloosheidsvergoedingen (Smet-banen) en conform de wet van 13 februari 1998, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 19 februari 1998, worden de dossiers voor advies overgemaakt aan de vakbondsafvaardiging van de onderneming, waarna deze overgemaakt worden aan de voorzitter van het Paritair Comité, alvorens te worden doorgegeven aan de woordvoerders van de syndicale en patronale delegaties. Indien binnen de 10 dagen geen reactie volgt, wordt het voorstel goedgekeurd.

Art. 23.De sector voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton verbindt er zich tevens toe de uitvoeringsbesluiten betreffende het leerlingwezen, voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst, van de recente wet van 6 mei 1998 - wijziging van de wet van 19 juli 1983 - toe te passen en te activeren.

Art. 24.Bijkomende doelstelling van deze tewerkstellings- en vormingsinitiatieven betreft het naar de toekomst toe inperken van risicogroepen. HOOFDSTUK VIII. - Syndicale premies

Art. 25.De syndicale premie wordt opgetrokken tot 4 200 BEF per jaar en per gesyndiceerde vanaf 1 januari 1999.

Art. 26.De indirecte premies (huwelijk, pensioen, overlijden) worden eveneens met 20 pct. opgetrokken vanaf 1 januari 1999 : de huwelijkspremies tot 360 BEF per dienstjaar en tot een maximum van 1 800 BEF; de pensioen- en overlijdenspremies tot maximum 12 000 BEF, eveneens in functie van het aantal dienstjaren. HOOFDSTUK IX. - Verlenging van sommige bepalingen van de sectorale overeenkomst van 9 april 1997 afgesloten voor de periode 1997-1998

Art. 27.Bijzondere maatregelen.

Bij aanwerving van jonge werkzoekende schoolverlaters, of van werkzoekenden die aangeworven worden om reden van een wettelijke verplichting van vervanging of van RVA-stagiairs na afloop van de stage, hebben de werkgevers recht op een bijzondere tegemoetkoming van het Fonds voor bestaanszekerheid, die gelijk is aan 0,10 pct. (cfr. in artikel 12).

Art. 27bis.Werkgevers hebben eveneens recht op een tegemoetkoming van het Fonds voor bestaanszekerheid voor opleidingsinspanningen zoals bedoeld in artikel 18. De toekenningsmodaliteiten betreffende deze tegemoetkoming worden vastgelegd door het beheerscomité van het Fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 28.Milieu - veiligheid - hygiëne.

De ondertekenende partijen beslissen om de paritaire werkgroep te activeren.

In deze werkgroep wordt op regelmatige basis, door de betrokken partijen, informatie van algemeen belang voor de sector, inzake milieu-, veiligheid- en hygiënevraagstukken uitgewisseld. HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen

Art. 29.De ondertekenende partijen verbinden er zich toe geen nieuwe eisen op sectoraal niveau te verdedigen tijdens de duur van dit akkoord en de sociale vrede in de onderneming te handhaven, voor de bepalingen van kracht via deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 september 2000.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^