Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 december 2007
gepubliceerd op 01 februari 2008

Koninklijk besluit van 2007 betreffende de procedure voor uitwerking en de publicatie van de prospectieve studie betreffende de zekerheid van de aardgasbevoorrading

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2007011403
pub.
01/02/2008
prom.
20/12/2007
ELI
eli/besluit/2007/12/20/2007011403/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 DECEMBER 2007. - Koninklijk besluit van 2007 betreffende de procedure voor uitwerking en de publicatie van de prospectieve studie betreffende de zekerheid van de aardgasbevoorrading


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, inzonderheid op artikel 15/13, § 4, gewijzigd bij de wet van 1 juni 2005;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 april 2007;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 20 april 2007;

Gelet op het advies 42.913/3 van de Raad van State, gegeven op 8 mei 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De definities vervat in artikel 1 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, gewijzigd inzonderheid bij de wet van 1 juni 2005, hierna « de wet » genoemd, zijn van toepassing op dit besluit.

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « Algemene Directie Energie » : de Algemene Directie Energie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; 2° « prospectieve studie » : de prospectieve studie betreffende de zekerheid van de aardgasbevoorrading.

Art. 2.De Algemene Directie Energie stelt in samenwerking met het Federaal Planbureau de prospectieve studie op, die een periode van vijf jaar bestrijkt.

Art. 3.De Algemene Directie Energie en het Federaal Planbureau bepalen in samenspraak de modaliteiten inzake uitwerking en invoering van het ontwikkelingsplan door inzonderheid het volgende te verduidelijken : 1° de verdeling van de taken : 2° de vereiste termijnen voor de vervulling van de taken;3° de communicatiewijze van de informatie.

Art. 4.§ 1.- Tijdens de uitwerking van het ontwerp van prospectieve studie raadpleegt de Algemene Directie Energie : 1. de beheerder van het aardgasvervoersnet;2. de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas;3. de beheerder van de LNG-installatie;4. de houders van een aardgasleveringsvergunning;5. de gewesten;6. de Interdepartementale commissie voor de duurzame ontwikkeling. De adviezen en bemerkingen worden overgemaakt aan de Algemene Directie Energie, ten laatste twee maanden na ontvangst van de aanvraag. § 2. Een overleg met de gewesten wordt georganiseerd door de Algemene Directie Energie betreffende het rationeel energiegebruik en de integratie van de milieuverplichtingen.

Art. 5.Het ontwerp van prospectieve studie wordt door de Algemene Directie Energie voor advies aan de commissie voorgelegd. Het advies wordt aan de Algemene Directie Energie overgemaakt binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag.

Art. 6.Wanneer het ontwerp van prospectieve studie overeenkomstig artikel 2 is opgesteld, gaat de Algemene Directie Energie over tot evaluatie van de gevolgen voor het milieu van het ontwerp waarbij hij ervoor zorgt dat de bepalingen van de artikelen 9 tot 14 van de wet van 13 februari 2006 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's en de inspraak van het publiek bij de uitwerking van de plannen en programma's in verband met het milieu, hierna « de wet van 13 februari 2006 » genoemd, worden toegepast.

Art. 7.Alvorens de prospectieve studie wordt opgesteld, houdt de Algemene Directie Energie rekening met : 1. de adviezen en de opmerkingen uitgebracht krachtens de artikelen 4 en 5 van dit besluit en de artikelen 12 en 14 van de wet van 13 februari 2006;2. het milieueffectenrapport opgesteld krachtens artikel 9 van de wet van 13 februari 2006;3. de grensoverschrijdende raadplegingen wanneer ze vereist zijn krachtens artikel 13 van de wet van 13 februari 2006.

Art. 8.De prospectieve studie wordt door de Algemene Directie Energie ten laatste op 15 maart 2008 opgesteld.

De prospectieve studie wordt jaarlijks aangepast overeenkomstig de bepalingen van dit besluit. Een minimale aanpassing van de prospectieve studie, die niet wordt geacht een grote impact te hebben op het milieu, wordt vrijgesteld van de bepalingen van hoofdstuk II van de wet van 13 februari 2006, overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, § 3, van de wet van 13 februari 2006.

De termijnen, voorzien voor het opstellen van de prospectieve studie worden geschorst tussen de datum van de uitwerking van het ontwerpregister, zoals bedoeld in artikel 10, § 1, van de wet van 13 februari 2006 en de datum van de uitwerking van de verklaring, bedoeld in artikel 9.

Art. 9.Tijdens het opstellen van de prospectieve studie stelt de Algemene Directie Energie een verklaring op met een samenvatting van : 1° de wijze waarop de milieuoverwegingen in de prospectieve studie zijn opgenomen;2° de wijze waarop rekening is gehouden met het milieueffectenrapport en met de raadplegingen die hebben plaatsgevonden met toepassing van de artikelen 12, 13 en 14 van de wet van 13 februari 2006;3° de redenen van de keuzes in de prospectieve studie in het licht van andere redelijke alternatieven die in overweging werden genomen, met vermelding van de belangrijkste maatregelen voor de monitoring van de aanzienlijke gevolgen voor het milieu van de prospectieve studie.

Art. 10.De prospectieve studie en de verklaring bedoeld in artikel 9 worden bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt en geplaatst op de federale portaalsite en de site van de Algemene Directie Energie.

Binnen de tien dagen na bekendmaking in het Belgisch Staatsblad wordt een kopie van de prospectieve studie alsook van de verklaring bedoeld in artikel 9 gericht aan : 1° de commissie en het Federaal Planbureau;2° de instanties die geraadpleegd zijn met toepassing van artikel 12, tweede lid, van de wet van 13 februari 2006;3° aan de Staat of Staten die geraadpleegd zijn met toepassing van artikel 13 van de wet van 13 februari 2006.

Art. 11.Onze Minister van Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 december 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Energie, M. VERWILGHEN

^