Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 februari 2013
gepubliceerd op 30 mei 2013

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 oktober 2011, gesloten in het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers, betreffende het brugpensioen vanaf 56 jaar met ten minste 40 jaar beroepsverleden

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2013200487
pub.
30/05/2013
prom.
20/02/2013
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 FEBRUARI 2013. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 oktober 2011, gesloten in het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers, betreffende het brugpensioen vanaf 56 jaar met ten minste 40 jaar beroepsverleden (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 21 oktober 2011, gesloten in het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers, betreffende het brugpensioen vanaf 56 jaar met tenminste 40 jaar beroepsverleden.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 februari 2013.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 oktober 2011 Brugpensioen vanaf 56 jaar met tenminste 40 jaar beroepsverleden (Overeenkomst geregistreerd op 31 januari 2012 onder het nummer 108050/CO/128.02) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders en de arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers. HOOFDSTUK II. - Algemene beschikkingen

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten overeenkomstig en in uitvoering van : - de bepalingen opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 96 van 20 december 2007, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers die worden ontslagen, ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2008. HOOFDSTUK III. - Rechthebbenden op de aanvullende vergoeding

Art. 3.Deze brugpensioenregeling geldt voor arbeiders die worden ontslagen, en die 56 jaar of ouder zijn gedurende de periode van 1 januari 2011 tot 31 december 2012 en die op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een beroepsverleden van teminste 40 jaar als loontrekkende kunnen laten gelden.

Bovendien moeten deze arbeiders het bewijs leveren dat vóór de leeftijd van 17 jaar tenminste 78 dagen arbeidsprestaties zijn geleverd waarvoor sociale zekerheidsbijdragen zijn betaald of tenminste 78 dagen arbeidsprestaties zijn geleverd in het kader van leerlingenwezen welke zich situeren vóór 1 september 1983. HOOFDSTUK IV. - Toepassingsregels

Art. 4.§ 1. Met uitzondering van de bepalingen betreffende de leeftijd en het beroepsverleden zijn de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 maart 1993 betreffende het brugpensioen, gesloten in het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers en de latere wijzigingen, van toepassing. § 2. Voor de berekening van de aanvullende vergoeding bij brugpensioen voor de bepaling van het netto-referteloon die van toepassing is : 1. de persoonlijk sociale zekerheidsbijdrage wordt berekend op het bruto maandloon aan 100 pct.; 2. de berekening gebeurt rekening houdend met de "werkbonus".

Art. 5.Brugpensioen na tijdskrediet Berekening van de aanvullende vergoeding in geval van conventioneel brugpensioen van de werknemer die de laatste 20 jaar voorafgaand aan het brugpensioen minstens 10 jaar voltijds in de onderneming heeft gewerkt : - als de werknemers overgaat van een loopbaanvermindering of een halftijdse betrekking in het kader op basis van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis op het systeem van conventioneel brugpensioen op basis van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 en de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst brugpensioen, dan gebeurt de berekening van de aanvullende vergoeding op basis van het voltijds referteloon; - als de werknemer overgaat van een volledige schorsing van de arbeidsprestaties in het kader van het tijdskrediet voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis op het systeem van conventioneel brugpensioen op basis van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 en van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst brugpensioen, dan gebeurt de berekening van de aanvullende vergoeding op basis van het referteloon dat overeenstemt met het arbeidesregime voorafgaand aan de schorsing van de arbeidsprestaties. HOOFDSTUK V. - Betaling van de aanvullende vergoeding

Art. 6.De betaling van de aanvullende vergoeding en de bijzondere werkgeversbijdragen gebeurt volgens artikel 3 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 30 maart 1993, zoals gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 1995. HOOFDSTUK VI. - Geldigheid

Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2011 en treedt buiten werking op 31 december 2012.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 20 februari 2013.

De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK

^