Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 juli 1998
gepubliceerd op 29 augustus 1998

Koninklijk besluit houdende diverse verordeningsbepalingen met betrekking tot de inrichting van een bijzondere loopbaan bij de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden

bron
diensten van de eerste minister
numac
1998021330
pub.
29/08/1998
prom.
20/07/1998
ELI
eli/besluit/1998/07/20/1998021330/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 JULI 1998. - Koninklijk besluit houdende diverse verordeningsbepalingen met betrekking tot de inrichting van een bijzondere loopbaan bij de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op de wet van 26 maart 1968 waarbij de aanwerving in openbare dienst wordt vergemakkelijkt van personen die bij de technische coöperatie met ontwikkelingslanden diensten hebben gepresteerd, inzonderheid op artikel 6, 1°, gewijzigd bij de wet van 22 augustus 1975;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 maart 1998;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 november 1993 houdende uitvoeringsmaatregelen betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten, inzonderheid op artikelen 4, § 3 tot 9;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 april 1996 tot regeling van de uitoefening van het ministerieel gezag binnen de Diensten van de Eerste Minister wat betreft de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 oktober 1996 tot oprichting van een college der hoofden van de federale wetenschappelijke instellingen die onderworpen zijn aan het gezag van de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort, inzonderheid op artikelen 3 en 8;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 maart 1997 tot vaststelling van de opdrachten van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden, inzonderheid op artikelen 1, 4° en 2; Gelet op het koninklijk besluit van 20 maart 1997 houdende de hiërarchische indeling van de bijzondere graden van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden, inzonderheid op artikel 6;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 maart 1997 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden, inzonderheid op artikel 1;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 juli 1997 tot vaststelling van de personeelsformatie van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden, inzonderheid op artikel 1;

Overwegende dat het administratief, financieel en materieel beheer moet worden versterkt en gemoderniseerd van de Staatsdiensten met afzonderlijk beheer die de wetenschappelijke inrichtingen zijn welke ressorteren onder de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort;

Overwegende dat daartoe met name een bijzondere loopbaan moet worden ingesteld van Rijksambtenaren van niveau I om, bij ieder van deze inrichtingen en onder het gezag van de directeur ervan, exclusief bijstand te verlenen aan hun administratief, financieel en materieel beheer en de dienst van de wetenschappelijke inrichtingen te versterken van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden;

Overwegende eveneens dat in het onderhandelingsprotocol nr. 49 met de vakbonden van 14 maart 1995 van het Sectorcomité I, dat is voorafgegaan aan het nemen van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat, de overheid zich ertoe verbonden heeft de wetenschappelijke inrichtingen te voorzien van administratieve ambtenaren van niveau 1 om het administratief en financieel beheer ervan te verbeteren;

Overwegende overigens dat voor de betrekkingen bedoeld in dit besluit een grondige en up-to-date kennis inzake "overheidsmanagement" vereist is en dat daardoor de voorkeurrechten toegekend bij bovengenoemde wet van 26 maart 1968 uitgesloten moeten worden voor de aanwerving in genoemde betrekkingen;

Gelet op het advies van de Vast Wervingssecretaris;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 28 juli 1997;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 13 november 1997;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 13 november 1997;

Gelet op het protocol nr. 78/1 van 3 februari 1998 waarin de besluiten opgenomen zijn van de onderhandelingen gevoerd in het Sectorcomité I - Algemeen bestuur;

Gelet op het met redenen omkleed advies van 14 januari 1998 uitgebracht door het Basisoverlegcomité van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 januari 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat dit besluit zo vlug mogelijk gepubliceerd moet worden om onmiddellijk de loopbaan te kunnen instellen van de adviseurs bij de wetenschappelijke inrichtingen, die nodig zijn voor de omkadering van het proces gericht op de modernisering en versterking van het financieel en materieel beheer van deze instellingen, dat uiterlijk 1 januari 1999 geacht wordt operationeel te zijn;

Overwegende dat dit proces voorafgaande bestuurlijke handelingen vereist die zo spoedig mogelijk verricht moeten worden;

Overwegende ten slotte dat het voor het uitwerken van deze handelingen van belang is dat in een zeer nabije toekomst verantwoordelijke ambtenaren kunnen aangewezen worden;

Op de voordracht van Onze Minister van Wetenschapsbeleid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Organieke regeling

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : - "de inrichtingen", de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat die ressorteren onder de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort; - "de Minister", de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort; - "de Diensten", de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden; - "de secretaris-generaal", de secretaris-generaal van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden; - "het college", het college der hoofden van de federale wetenschappelijke inrichtingen die onderworpen zijn aan het gezag van de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort.

Art. 2.Er wordt binnen de Diensten een bijzondere loopbaan ingesteld met de volgende graden : 1° wervingsgraad : adjunct-adviseur bij de wetenschappelijke inrichtingen;2° bevorderingsgraden : a) adviseur bij de wetenschappelijke inrichtingen;b) adviseur-generaal bij de wetenschappelijke inrichtingen. De ambtenaren die titularis zijn van deze graden, worden hierna "de ambtenaren" genoemd.

Art. 3.§ 1. De ambtenaren worden ermee belast de hoofden van de inrichtingen algemene ondersteuning te verlenen inzake het administratief en financieel beheer van hun inrichting, op de wijze vastgesteld door de secretaris-generaal, na advies van het college. § 2. Zij worden onder het gezag geplaatst van de secretaris-generaal en binnen de Diensten tewerkgesteld. § 3. Zij kunnen door de secretaris-generaal voor de duur die hij bepaalt ter beschikking gesteld worden van een inrichtingshoofd. In dat geval werken zij onder het functionele gezag van het hoofd van de betrokken inrichting. § 4. Op verzoek van het college, kan de secretaris-generaal de ambtenaren met specifieke opdrachten belasten om het administratief en financieel beheer van de inrichtingen te verbeteren of hun steun te verlenen aan de uitvoering van gemeenschappelijke projecten van deze inrichtingen.

Art. 4.De betrekkingen van adjunct-adviseur bij de wetenschappelijke inrichtingen worden toegewezen na een vergelijkend wervingsexamen, waarvan het bericht in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.

Art. 5.De regels voor de aanwerving van het Rijkspersoneel, met name die welke betrekking hebben op de organisatie van de vergelijkende wervingsexamens, zijn van toepassing op de aanwerving voor de betrekkingen van adjunct-adviseur bij de wetenschappelijke inrichtingen, behoudens de afwijkingen ervan waarin dit besluit voorziet.

Art. 6.De betrekkingen van adjunct-adviseur bij de wetenschappelijke inrichtingen zijn uitgesloten van de voorkeurrechten toegekend bij de wet van 26 maart 1968 waarbij de aanwerving in openbare dienst wordt vergemakkelijkt van personen die bij de technische coöperatie met de ontwikkelingslanden diensten hebben gepresteerd.

Art. 7.Om aan het vergelijkend wervingsexamen te kunnen deelnemen, moet de gegadigde : 1° Belg zijn;2° houder zijn van een diploma van doctor of licentiaat in de rechten, van licentiaat in de toegepaste economische wetenschappen, van licentiaat in de politieke wetenschappen, van licentiaat in de sociale wetenschappen, van licentiaat in de sociologie, van licentiaat in de arbeidswetenschappen, van licentiaat in de bestuurswetenschappen, van licentiaat in de handelswetenschappen of van handelsingenieur.

Art. 8.De examencommissie voor het vergelijkend wervingsexamen bestaat, behalve de voorzitter aangewezen conform artikel 42, § 2, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, uit : 1° de secretaris-generaal of indien hij niet behoort tot de taalrol van het vergelijkend wervingsexamen, een personeelslid van de Diensten dat titularis is van een graad van minstens rang 15, aangewezen door de secretaris-generaal;2° de adviseur-generaal bij de wetenschappelijke inrichtingen die behoort tot de taalrol van het vergelijkend wervingsexamen;3° het hoofd van de dienst Human resources van de Diensten, voor zover hij titularis is van een graad van minstens rang 13 of, indien hij niet behoort tot de taalrol van het vergelijkend wervingsexamen, een personeelslid van de Diensten dat titularis is van een graad van minstens rang 13, aangewezen door de secretaris-generaal;4° minstens drie professoren uit het academisch onderwijs die gezamenlijk aangewezen worden door de Vast Wervingssecretaris en de secretaris-generaal. Bij afwezigheid van een van de examencommissieleden bedoeld in de voorgaande alinea, 1° tot 3°, wijst de secretaris-generaal de vervanger van dit lid aan onder het personeel van de Diensten dat titularis is van een graad van minstens rang 13.

Art. 9.Het programma van het vergelijkend wervingsexamen wordt opgesteld door de Vast Wervingssecretaris, na ruggespraak met de secretaris-generaal.

Art. 10.De voorschriften met betrekking tot de stage van de ambtenaren van niveau 1 van de Rijksbesturen zijn van toepassing op de geslaagden voor het vergelijkend wervingsexamen voor adjunct-adviseur bij de wetenschappelijke inrichtingen, behoudens de afwijkingen ervan waarin dit besluit voorziet.

Art. 11.§ 1. De batig gerangschikte geslaagden voor het vergelijkend wervingsexamen worden toegelaten tot de stage. § 2. De stage bedoeld in de vorige paragraaf duurt één jaar. § 3. Gedurende zijn stage, staat de stagiair onder het gezag van de Minister. § 4. Onverminderd de bevoegdheden van de vormingsdirecteur, vindt de stage plaats onder leiding van de secretaris-generaal. § 5. Gedurende minstens de helft van zijn stage werkt de stagiair, op aanwijzing van de secretaris-generaal, in een wetenschappelijke inrichting.

Art. 12.§ 1. De definitieve aanstelling van de stagiair wordt uitgesproken door de Minister, op de voordracht van de secretaris-generaal.

De afdanking van de stagiair wordt uitgesproken door voornoemd Minister, op de voordracht van de secretaris-generaal. § 2. De stagiair die aanvaard wordt voor definitieve benoeming overeenkomstig § 1, eerste lid, wordt door Ons benoemd. § 3. In afwijking van artikel 28 sexies van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, wordt de stagiair bedoeld in dit besluit die, als Rijksambtenaar of vastbenoemd personeelslid van een andere overheidsdienst of -instelling opnieuw in zijn dienst of inrichting van herkomst kan worden opgenomen, in geval van beroepsongeschiktheid zonder opzegging in zijn hoedanigheid van stagiair afgedankt.

Art. 13.§ 1. Voor de graad van adviseur bij de wetenschappelijke inrichtingen komen de titularissen in aanmerking van de graad van adjunct-adviseur bij de wetenschappelijke inrichtingen die een graadanciënniteit van ten minste negen jaar tellen.

Hij wordt verleend volgens de regels van de bevordering door verhoging in graad. § 2. Voor de graad van adviseur-generaal bij de wetenschappelijke inrichtingen komen de titularissen in aanmerking van de graad van adviseur bij de wetenschappelijke inrichtingen die een graadanciënniteit van ten minste vijftien jaar tellen in de graden van adviseur of van adjunct-adviseur bij de wetenschappelijke inrichtingen Hij wordt verleend volgens de regels van de bevordering door verhoging in graad.

Artikel 60, § 1, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, is van toepassing op deze bevordering.

Art. 14.De ambtenaren zijn uitgesloten van het koninklijk besluit van 13 november 1967 tot vaststelling van de administratieve toestand van de Rijksambtenaren die met een opdracht worden belast en van de koninklijke besluiten van 28 februari 1991 betreffende de halftijdse loopbaanonderbreking in de Rijksbesturen en de onderbreking van de beroepsloopbaan in de besturen en andere diensten van de ministeries, alsmede van de bepalingen met hetzelfde voorwerp die deze wijzigen of vervangen.

Art. 15.§ 1. Binnen het Rijk zijn de ambtenaren uitgesloten van de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries en van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten. § 2. Voor de toepassing van het koninklijk besluit van 18 november 1991 tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat en van sommige instellingen van openbaar nut in de vervoerkosten van de personeelsleden, worden de ambtenaren geacht zich altijd van hun verblijfplaats naar de zetel van de Diensten te verplaatsen en omgekeerd.

Art. 16.Een forfaitaire onkostentoelage, hierna te noemen "de toelage", wordt toegekend aan de ambtenaren.

De toelage is vastgesteld op : - 50 000 fr. per jaar voor de ambtenaren van rangen 15 en 13; - 25 000 fr. per jaar voor de ambtenaren van rang 10.

De toelage wordt maandelijks na vervallen termijn uitbetaald. Ze is gelijk aan 1/12e van het bedrag waarvan sprake in de voorgaande alinea en wordt tegelijk en in dezelfde mate als de wedde vereffend.

De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel der ministeries, geldt voor de toelage die gekoppeld is aan het spilindexcijfer 138,01. HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 7 oktober 1996 tot oprichting van een college der hoofden van de federale wetenschappelijke instellingen die onderworpen zijn aan het gezag van de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort

Art. 17.In artikel 3 van het koninklijk besluit van 7 oktober 1996 tot oprichting van een college der hoofden van de federale wetenschappelijke instellingen die onderworpen zijn aan het gezag van de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort, wordt een punt 3°bis ingevoegd, luidend als volgt : « 3°bis de adviseurs-generaal bij de wetenschappelijke inrichtingen ».

Art. 18.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Het secretariaat van het college wordt gezamenlijk gevoerd door twee adviseurs bij de wetenschappelijke inrichtingen van verschillende taalrol, aangewezen door de secretaris-generaal ». HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 maart 1997 houdende de hiërarchische indeling van de bijzondere graden van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden

Art. 19.In het koninklijk besluit van 20 maart 1997 houdende de hiërarchische indeling van de bijzondere graden van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden, wordt een artikel 3bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 3bis.De graad van adviseur-generaal bij de wetenschappelijke inrichtingen wordt ingedeeld in rang 15 van de graden in de hiërarchie van het Rijkspersoneel ».

Art. 20.In hetzelfde besluit wordt een artikel 4bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 4bis.De graad van adviseur bij de wetenschappelijke inrichtingen wordt ingedeeld in rang 13 van de graden in de hiërarchie van het Rijkspersoneel ».

Art. 21.In hetzelfde besluit wordt een artikel 5bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 5bis.De graad van adjunct-adviseur bij de wetenschappelijke inrichtingen wordt ingedeeld in rang 10 van de graden in de hiërarchie van het Rijkspersoneel ».

Art. 22.In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een punt 3°bis ingevoegd, luidend als volgt : "3°bis in rang 15 : adviseur-generaal bij de wetenschappelijke inrichtingen (Diensten van de Eerste Minister - Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden);»; 2° er wordt een punt 4°bis ingevoegd, luidend als volgt : « 4°bis in rang 13 : adviseur bij de wetenschappelijke inrichtingen (Diensten van de Eerste Minister - Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden);»; 3° er wordt een punt 6° toegevoegd, luidend als volgt : « 6° in rang 10 : adjunct-adviseur bij de wetenschappelijke inrichtingen (Diensten van de Eerste Minister - Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden) ». HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 maart 1997 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden

Art. 23.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 20 maart 1997 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een 3°bis ingevoegd, luidend als volgt : « 3°bis adviseur-generaal bij de wetenschappelijke inrichtingen (R15) : weddeschaal 15A;»; 2° er wordt een 4°bis ingevoegd, luidend als volgt : « 4°bis adviseur bij de wetenschappelijke inrichtingen (R 13) : - bij zijn bevordering : weddeschaal 13A; - na 3 jaar graadanciënniteit : weddeschaal 13B; - na 9 jaar graadanciënniteit : weddeschaal 13 D; »; 3° er wordt een 6° toegevoegd, luidend als volgt : « 6° adjunct-adviseur bij de wetenschappelijke inrichtingen (R 10) : - bij zijn aanwerving : weddeschaal 10A; - na 4 jaar graadanciënniteit : weddeschaal 10B; - na 9 jaar graadanciënniteit en voor zover er betrekkingen vacant zijn : weddeschaal 10C ». HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninklijk besluit van 9 juli 1997 tot vaststelling van de personeelsformatie van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden

Art. 24.In artikel 1, § 1, A, van het koninklijk besluit van 9 juli 1997 tot vaststelling van de personeelsformatie van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden, wordt de rubriek "niveau 1" vervangen door de volgende bepaling : « A. Administratief personeel Niveau 1 Secretaris-generaal . . . . . 1 Adjunct-secretaris-generaal . . . . . 1 Adviseur-generaal voor wetenschapsaangelegenheden . . . . . 4 Adviseur-generaal bij de wetenschappelijke inrichtingen . . . . . 2 Adviseur-generaal . . . . . 2 Adviseur voor wetenschapsaangelegenheden . . . . . 12 Adviseur bij de wetenschappelijke inrichtingen . . . . . 4 Adviseur . . . . . 6 Taalinspecteur . . . . . 4 Adjunct-adviseur bij de wetenschappelijke inrichtingen . . . . . 10 Adjunct-adviseur . . . . . 21 Informaticus . . . . . 2 Vertaler-revisor . . . . . 2 Industrieel ingenieur . . . . . 1" HOOFDSTUK VI. - Bijzondere, overgangs- en slotbepalingen

Art. 25.§ 1. Twee betrekkingen van adviseur bij de wetenschappelijke inrichtingen worden vacant verklaard zodra dit besluit in werking is getreden. Er wordt in voorzien bij toepassing van artikelen 4, § 3 tot 9, van het koninklijk besluit van 3 november 1993 houdende uitvoeringsmaatregelen betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten. § 2. Voor de toepassing van artikel 13, § 2, eerste lid, stemt de graadanciënniteit van de ambtenaar benoemd krachtens § 1 overeen met de niveau-anciënniteit die hij verworven heeft voor zijn overplaatsing.

Art. 26.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 27.Onze Minister van Wetenschapsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 juli 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Wetenschapsbeleid, Y. YLIEFF De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY

^