Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 juli 2001
gepubliceerd op 08 augustus 2001

Koninklijk besluit betreffende de inschrijving van voertuigen

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
2001014153
pub.
08/08/2001
prom.
20/07/2001
ELI
eli/besluit/2001/07/20/2001014153/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 JULI 2001. - Koninklijk besluit betreffende de inschrijving van voertuigen


Verslag aan de Koning Sire, 1. Er werd vastgesteld dat een aanzienlijk aantal van onze ingezetenen in België rondrijden met voertuigen die ter hunner beschikking gesteld worden door buitenlandse werkgevers waarmee zij door een arbeidscontract verbonden zijn. In andere gevallen, staan buitenlandse commerciële ketens hun Belgisch cliënteel toe gebruik te maken van in het buitenland ingeschreven voertuigen, en zo te ontsnappen aan de Belgische verkeersfiscaliteit.

Om deze redenen blijft de identificatie van de verkeersovertreders heel onzeker.

De groeiende omvang van dit fenomeen verplichtte tegelijkertijd het lot van de werknemers te regelen (t.t.z. diegenen die voor hun werkprestaties met een arbeidsovereenkomst onderworpen zijn aan een in het buitenland gevestigde werkgever) en duidelijk de andere praktijken, die een te bestrijden verkeerscriminaliteit genereren, te verbieden.

De nieuwe reglementering laat aan een in België verblijvend fysisch persoon toe gebruik te maken van een in het buitenland ingeschreven voertuig. Dit voertuig dient hem ter beschikking te zijn gesteld, voor de uitoefening van zijn beroep, door een buitenlandse eigenaar waarmee hij een arbeidscontract heeft. Aan boord van het voertuig dient er zich in dit verband een attest van de Belgische BTW administratie te bevinden. 2. Het koninklijk besluit van 31 december 1953 houdende reglementering op de inschrijving van de motorvoertuigen en de aanhangwagens werd sinds zijn publicatie door 23 koninklijke besluiten aangepast.Met het oog op een duidelijke en betere leesbaarheid werd een nieuwe tekst opgesteld die het oude besluit volledig vervangt. 3. Dit ontwerpbesluit introduceert in het Belgisch recht de Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 met betrekking tot de inschrijvingsdocumenten.Deze richtlijn viseert de harmonisering van de uiterlijke vorm en de inhoud van de inschrijvingsbewijzen; de inschrijvingsprocedures blijven onderworpen aan de nationale wetten van de lidstaten zoals de tekst van deze richtlijn het voorziet.

Tengevolge van de contacten met de opstellers van dit ontwerpbesluit, onderzocht de Raad van State de overeenstemming van sommige bepalingen met de principes van het Europese recht en met betrekking tot het vrije verkeer van werknemers en de vrije dienstverlening.

De inschrijvingsmaterie is een politiebevoegdheid die essentieel is voor de soevereiniteit van de Staten en maakt geen deel uit van enige overeenstemming op het niveau van de Europese Unie.

Daarentegen wordt deze materie geregeld door internationale conventies, met name de Internationale Conventie over Wegverkeer opgemaakt te Wenen op 8 november 1968 en goedgekeurd bij Wet op 30 september 1988.

Momenteel loopt er voor het Gerechtshof in Luxemburg tengevolge van een prejudiciële vraag gesteld via een verordening uitgevaardigd op 10 november 1999 door het Handelsgeriht in Wenen, een procedure inzake een voertuigleasing in de grensstreek tussen Duitsland en Oostenrijk.

Tijdens de openbare zitting in juni 2001 voor het hof, heeft België de overeenstemming met artikel 49 EG van het Verdrag, de gewettigde belemmeringen om redenen van openbare veiligheid, aanvaard door de rechtspraak van het Hof, verdedigd. De rechtspraak van het Hof zal in de toekomst met de nodige aandacht worden geanalyseerd. 4. Wat de aanhef en het dispositief van het ontwerpbesluit betreft, werd er rekening gehouden met het advies van de Raad van State.De artikelen 2, 3 en 4 van het ontwerp werden herwerkt om tegemoet te komen aan de nood tot duidelijkheid vermeld in het advies. 5. Artikel 3, § 1 van het ontwerp voorgelegd aan de Raad van State bepaalt dat de eigenaar het voertuig dat hij in België in het verkeer wil brengen, laat inschrijven in het repertorium van de voertuigen « hetzij op zijn eigen naam, hetzij op naam van de gewoonlijke gebruiker van dit voertuig ».Rekening houdend met de door de Raad van State, in haar advies aangehaalde problemen inzake instemming of bewijs van instemming, werd het artikel 3, §1 herzien. De geboden oplossing bepaalt dat de personen verblijvend in België het voertuig hetwelke zij in het verkeer wensen te brengen laten inschrijven in het repertorium van de voertuigen, zelfs indien dit reeds ingeschreven is in het buitenland.

De afdeling wetgeving stelt anderzijds de vraag of diegene die een voertuig inschrijft de instemming van de eigenaar niet moet kunnen bewijzen. Er werd in artikel 10, § 1, tweede lid van het ontwerp met deze opmerking rekening gehouden. In geval van gezamenlijk aanvraag tot inschrijving van het voertuig door de eigenaar en de gebruiker, mag enkel de eigenaar optreden als aanvrager. 6. Het advies van de Raad van State werd niet gevolgd in volgend geval : het ontwerpbesluit bepaalt niet in welke gevallen een inschrijvingsbewijs uit één deel of uit twee delen bestaat. De overweging 7) van de aanhef van de richtlijn 1999/37/EG van voornoemde Raad wijst erop dat « de lidstaten een inschrijvingsbewijs gebruiken dat hetzij uit één enkel deel bestaat, hetzij uit twee aparte delen, en dat, het momenteel volstaat de twee systemen gelijktijdig te laten bestaan. » In tegenstelling tot wat het advies van de Raad van State op dit punt doet vermoeden, bestaat de mogelijkheid niet voor de Staten om naargelang het geval inschrijvingsbewijzen bestaande uit één of twee delen af te leveren. Er moet een keuze gemaakt worden tussen de twee mogelijkheden; het Belgisch inschrijvingsbewijs bestaat momenteel uit één enkel deel.

Ziehier het onderwerp van het ontwerp van besluit dat Uwe Majesteit ter ondertekening wordt voorgelegd.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, Ch. PICQUE

ADVIES 31.530/4 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 12 april 2001 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer verzocht haar, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « betreffende de inschrijving van voertuigen », heeft op 13 juni 2001 het volgende advies gegeven : Voorafgaande opmerking Toen de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken werden, hebben de Vlaamse Regering en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering opmerkingen gemaakt.

Uit het dossier dat aan de Raad van State is overgezonden, blijkt niet dat de minister daarop is ingegaan door de betrokken regeringen mee te delen waarom met die opmerkingen geen rekening zou worden gehouden.

Dit advies wordt dan ook gegeven onder het voorbehoud dat die laatste fase van de procedure van het erbij betrekken van de gewestregeringen is afgerond.

Algemene opmerkingen 1. Het ontwerp heeft onder meer tot doel te bepalen dat voertuigen die door personen die in België verblijven in het verkeer worden gebracht, niet in het buitenland mogen worden ingeschreven, behalve in een beperkt aantal gevallen. Die bedoeling komt echter niet duidelijk genoeg tot uiting in het onnodig ingewikkelde ontwerp. Zo wekt artikel 2, § 2, de indruk dat alle in het buitenland ingeschreven voertuigen in België in het verkeer mogen worden gebracht, terwijl in werkelijkheid, krachtens artikel 3, §§ 1 en 3, in België verblijvende personen geen voertuig in het verkeer in België mogen brengen dat in het buitenland is ingeschreven en waarvan ze eigenaar of zelfs gebruiker zijn, behalve in de uitzonderingen genoemd in artikel 4, § 2.

Zo ook-begint artikel 4, § 2, met de woorden « Met inachtname van de bepalingen van artikel 2, is de inschrijving evenmin vereist voor : (...) », maar in tegenstelling met wat wordt aangegeven met die zin - en in het bijzonder met het woord « evenmin », dat verwijst naar de gevallen genoemd in artikel 4, § 1 - is het niet de inschrijving die voor die voertuigen niet verplicht is, maar de inschrijving in België.

Met andere woorden : de voertuigen bedoeld in artikel 4, § 2, kunnen in het buitenland worden ingeschreven in afwijking van artikel 3, §§ 1 en 3. Bovendien is het de afdeling wetgeving niet duidelijk waarom naar artikel 2 wordt verwezen.

Voorts moeten de uitzonderingen op de inschrijvingsplicht genoemd in artikel 4, § 1, in afdeling 2 worden vermeld. Artikel 4, § 1, 1° en 10°, zijn overigens geen echte uitzonderingen, aangezien de daarin vermelde voertuigen moeten worden ingeschreven volgens een regeling die afwijkt van die welke door het ontwerp wordt ingevoerd.

Het ontwerp moet dus worden herzien, opdat de algemene regel en de uitzonderingen duidelijk tot uiting komen.

Daarom wordt voorgesteld het ontwerpbesluit als volgt te structureren : 1° een voertuig mag slechts in het verkeer worden gebracht als het is ingeschreven, behalve in de gevallen genoemd in artikel 4, § 1, 2° tot 9°;2° a) in België verblijvende personen moeten de voertuigen die ze in België in het verkeer willen brengen, laten inschrijven in het repertorium van de voertuigen, zelfs als die voertuigen al in het buitenland zijn ingeschreven;b) uitzondering: in de gevallen genoemd in artikel 4, § 2, mogen in België verblijvende personen in het buitenland ingeschreven voertuigen in België in het verkeer brengen;3° in het buitenland verblijvende personen mogen in het buitenland ingeschreven voertuigen in België in het verkeer brengen.2. De vraag rijst of de regeling die door het ontwerp wordt voorgeschreven, niet strijdig is met het Europese recht betreffende het vrije verkeer van werknemers en de vrije dienstverlening, in het bijzonder in verband met de gevallen genoemd in artikel 4, § 2, 1° en 2°. In verband met in een andere lidstaat gevestigde leasingondernemingen is die kwestie thans aanhangig bij het Hof, naar aanleiding van een prejudiciële vraag die het Handelsgericht van Wenen bij beschikking van 10 november 1999 heeft gesteld.

Wat grensarbeiders betreft, heeft de Commissie bij brief van 26 april 2001 België om uitleg gevraagd over artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 31 december 1953 houdende regeling nopens de inschrijving van motorvoertuigen en aanhangwagens.

De steller van het ontwerp wordt erop attent gemaakt dat artikel 4, § 2, 1° en 2°, als het nu reeds wordt goedgekeurd, in het licht van de opmerkingen van de Commissie zal moeten worden herzien in het geval dat de Belgische regering besluit er gevolg aan te geven of in het licht van de arresten van het Hof van Justitie.

Bijzondere opmerkingen Aanhef 1. Er moet in de aanhef worden verwezen naar het koninklijk besluit van 31 december 1953 houdende regeling nopens de inschrijving van motorvoertuigen en aanhangwagens dat door het ontwerp wordt opgeheven, alsook naar het koninklijk besluit van 8 januari 1996 tot regeling van de inschrijving van de commerciële platen voor motorvoertuigen en aanhangwagens, dat door het ontwerp wordt gewijzigd.2. In het derde lid moet « inspecteur van financiën » worden geschreven. Dispositief Artikel 1 1. Een overdadig gebruik van definities moet worden vermeden.Sommige definities zouden bijvoorbeeld in het corpus van het ontwerp kunnen worden opgenomen. 2. In 6°, a en b, 7° en 10°, moet een volledige definitie worden gegeven van een voertuig, landbouw- of bosbouwtrekker, personenvoertuig en afgedankt voertuig of autowrak in plaats van te verwijzen naar Europese richtlijnen of, wat nochtans minder laakbaar is, naar het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen. Zo is het ook beter in 25° direct de inhoud van artikel 48, tweede alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap te vermelden.

Hoe dan ook wordt in 6°, b, verwezen naar « elke (...) mobiele machine die beantwoordt aan de begripsomschrijvingen vermeld in artikel 1 van het voormelde koninklijk besluit van 15 maart 1968 ». Het is de afdeling wetgeving niet duidelijk wat daarmee wordt bedoeld, aangezien artikel 1 van het voornoemde koninklijk besluit van 15 maart 1968 geen definitie van het begrip « mobiele machine » bevat. 3. In 7° is de verwijzing naar een « motorvoertuig bestemd voor het vervoer van personen, van de categorie M1, zoals gedefinieerd door artikel 1, § 2, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968... » niet duidelijk.

Hoewel in artikel 1, § 1, van het voormelde koninklijk besluit van 15 maart 1968 de categorie M1 gedefinieerd wordt als « voertuigen bestemd voor het vervoer van personen, met ten hoogste acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend », worden die bewoordingen in paragraaf 2 immers niet gepreciseerd.

Zoals er op gewezen is in opmerking 2, is het beter rechtstreeks en duidelijk in het ontwerp aan te geven welke voertuigen bedoeld worden. 4. Onderdeel 25°, a, zou duidelijker zijn als geschreven wordt : « een andere Lid-Staat van de Europese Unie of partij bij een van de verdragen (...) ». 5. De punten b en c van onderdeel 25° kunnen worden samengevoegd tot één bepaling, waarin gewag wordt gemaakt van « de rechtspersonen die in België geen vaste inrichting hebben ». Artikel 3 1. Paragraaf 1 bepaalt dat de eigenaar van een voertuig dat hij in het verkeer wil brengen, het in het repertorium van de voertuigen laat inschrijven, « hetzij op eigen naam, hetzij op naam van de voornaamste gebruiker van dit voertuig ». Het kan niet worden toegelaten dat de eigenaar het voertuig op naam van de gebruiker, en eventueel zonder diens toestemming, kan inschrijven. Dit zou bovendien nadelige gevolgen kunnen hebben voor de laatstgenoemde, aangezien naar luid van artikel 67bis van de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer : « Wanneer een overtreding van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten is begaan met een motorvoertuig, ingeschreven op naam van een natuurlijke persoon, en de bestuurder bij de vaststelling van de overtreding niet geïdentificeerd werd, wordt vermoed dat deze is begaan door de titularis van de nummerplaat van het voertuig. Het vermoeden van schuld kan worden weerlegd met elk middel. » Overigens wordt in artikel 10, § 1, van het ontwerp bepaald dat : « De aanvraag tot inschrijving of herinschrijving..., naargelang het geval beschreven in artikel 3, (wordt) ingediend door de eigenaar of de gebruiker, verder de aanvragen genoemd. » Met andere woorden, de aanvraag kan worden ingediend door de eigenaar of door de gebruiker, maar niet door de eigenaar op naam van de gebruiker. Het geval van de machtiging waarin artikel 12 van het ontwerp voorziet, betreft niet de aanvraag, maar het aanbieden ervan.

Artikel 3, § 1, eerste lid, moet derhalve worden herzien.

De afdeling wetgeving vraagt zich bovendien af of niet beter zou worden bepaald dat degene die als gebruiker een voertuig inschrijft, het bewijs moet leveren dat de eigenaar zijn instemming heeft betuigd. 2. In paragraaf 1, b, wordt gewag gemaakt van de inschrijving in een Belgisch handelsregister als natuurlijke persoon of als rechtspersoon. Moet ook niet het ambachtsregister worden vermeld ? Artikel 4 1. Wat paragraaf 2, 1°, betreft, is het de afdeling wetgeving niet duidelijk is om welke redenen alleen de natuurlijke personen, en niet de rechtspersonen, worden vermeld.2. In paragraaf 2, 2°, wordt gewag gemaakt van « een geldig attest afgeleverd door de Belgische fiscale overheid die de BTW-heffing onder haar bevoegdheid heeft ».Het is beter te schrijven : « een attest afgegeven door het bestuur dat bevoegd is voor de BTW ». 3. In paragraaf 2, 2°, wordt gepreciseerd dat de voorwaarden voor het gebruik van het voertuig bepaald worden in het attest dat afgegeven wordt door het bestuur dat bevoegd is voor de BTW ». Die voorwaarden mogen echter niet door de fiscus worden bepaald, maar moeten in het ontwerp zelf worden opgenomen.

Artikel 5 1. Voor paragraaf 1 wordt voorgesteld te schrijven : « (...) Het kan gaan ofwel om een inschrijving in transit wanneer de hierna vermelde personen een vrijstelling van rechten bij invoer en van BTW of van BTW alleen hebben gekregen, ofwel om een voorlopige vrijstelling in de andere gevallen. De inschrijving in transit vervalt terzelfder tijd als de inning van de rechten bij invoer en van BTW of van BTW alleen. » 2. Wat paragraaf 2, derde lid, betreft, kan de bepaling dat de Provoost-Marshall van SHAPE nagaat of alle verzekeringsformaliteiten vervuld zijn, alleen toepassing vinden op de burgerlijke en militaire leden van deze organisatie en op die van de NAVO, die worden vermeld in paragraaf 1, onderdeel 3°, van hetzelfde artikel.Dit zou moeten worden aangegeven in de tekst van de onderzochte bepaling.

Artikel 6 1. In paragraaf 2, 2°, dient te worden geschreven : « (...) de belastingen en de retributies die verschuldigd zijn inzake (...). » 2. Onderdeel 9° moet worden herzien, omdat het Rijksfonds voor sociale reclassering van de mindervaliden ontbonden is bij koninklijk besluit van 28 februari 1995, inzonderheid bij artikel 2 ervan, dat in werking getreden is op 22 maart 1995, ten gevolge van de hervorming der instellingen. Artikel 7 1. Krachténs bijlage I van de voormelde richtlijn 1999/37/EG moet op het kentekenbewijs de naam van de eigenaar van het voertuig worden vermeld of moet op zijn minst worden aangegeven dat de tenaamgestelde van het kentekenbewijs al dan niet de eigenaar van het voertuig is of dat hij door middel van het kentekenbewijs niet wordt geïndentificeerd als de eigenaar van het voertuig. Deze gegevens moeten derhalve worden opgenomen in het repertorium opdat ze kunnen worden vermeld op het kentekenbewijs. 2. In onderdeel 9° is de vermelding « een andere voertuigcategorie dan M1 » te onduidelijk.Er moet op zijn minst worden verwezen naar het voormelde koninklijk besluit van 15 maart 1963. In dat besluit worden immers de categorieën M1 tot M3 gedefinieerd.

Artikel 10 1. De vraag rijst of in paragraaf 1 geen gewag moet worden gemaakt van het geval waarin zowel de eigenaar als de gebruiker het voertuig willen inschrijven.Indien dit het geval is, moet de eigenaar voorrang hebben aangezien op hem de verantwoordelijkheid voor de inschrijving rust (artikel 3, § 1).

Er dient eveneens te worden verwezen naar de opmerking bij artikel 3. 2. In paragraaf 2, tweede lid, moet worden geschreven : « De aanvraag vermeldt in alle gevallen of de wettelijke aansprakelijkheid inzake motorvoertuigen gedekt is door een verzekeringscontract voor een jaar, of in het geval van een tijdelijke inschrijving (...). » 3. Overeenkomstig artikel 30 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst mag de duur van de verzekeringsovereenkomst niet langer zijn dan één jaar.Op het einde van het bewuste tweede lid van paragraaf 2 wordt echter een maximumduur van drie jaar vermeld. Volgens de gemachtigde ambtenaar wordt daarmee het geval bedoeld waarin een internationaal verdrag een afwijking van de voormelde wet van 25 juni 1992 toestaat. Deze verduidelijking moet in het ontwerp worden vermeld. 4. In paragraaf 3 wordt artikel 5, lid 2, van de voormelde richtlijn 1999/37/EG niet volledig omgezet.In de tweede, de derde en de vierde zin van die bepaling staat het volgende : « Deze autoriteiten nemen het oude kentekenbewijs in en bewaren dit deel (deze delen) gedurende ten minste zes maanden. Zij stellen de autoriteiten van de lidstaat die het ingenomen kentekenbewijs hebben afgegeven binnen twee maanden daarvan op de hoogte. Zij sturen het ingenomen kentekenbewijs aan de genoemde autoriteiten terug indien deze daar binnen zes maanden na de inneming om verzoeken. » Artikel 11 Aan de gemachtigde van de minister kan geen enkele verordenende bevoegdheid worden verleend.

Veeleer dan de bewoordingen « in voorkomend geval » te bezigen, schrijve men dat de minister « kan (...) bepalen ».

Ten slotte kan de machtiging alleen betrekking hebben op bijkomende wijzen van aanbieding van de aanvragen. De minister mag de inhoud van een koninklijk besluit immers niet wijzigen.

Artikel 15 Er dient duidelijker te worden aangegeven dat indien de gegevens van de inschrijving gewijzigd worden, de tenaamgestelde zijn inschrijvingsnummer behoudt.

Artikel 16 1. In het besluit moeten de gevallen worden bepaald waarin het kentekenbewijs uit slechts één deel bestaat en die waarin het uit twee delen bestaat.2. In paragraaf 2 moeten de woorden « op naam van dezelfde houder » vervallen.Hier wordt immers het geval beoogd waarin definitief gestopt wordt met het voertuig in huur of huurkoop te geven. 3. In paragraaf 3 moeten de woorden « volgens de aanwijzingen van de leidende ambtenaar » vervallen.Aan de leidend ambtenaar kan immers geen verordenende bevoegdheid worden verleend om bijkomende voorwaarden op te leggen naast die waarin het besluit voorziet, namelijk inzake de overlegging van de identiteitskaart, en bovendien kan hij vanzelfsprekend aan zijn diensten aanwijzingen geven over de concrete uitvoering van het besluit.

Artikel 19 1. Paragraaf 2 betreft de gevallen waarin het kentekenbewijs verloren of tenietgegaan is.Voor de duidelijkheid is het beter eveneens de diefstal van het kentekenbewijs te vermelden.

Dezelfde opmerking geldt voor de artikelen 24 en 32. 2. In paragraaf 2, tweede lid, moet worden geschreven « Indien slechts een deel van het meerdelig kentekenbewijs verloren, gestolen of tenietgegaan is, wordt alleen tegen inlevering van het overgebleven deel een duplicaat uitgereikt.» Artikel 20 1. In paragraaf 2, 2°, moeten de woorden « vertegenwoordigers van de Hoge Magistraten », « vertegenwoordigers van de Hoge Clerus » en « hoge ambtenaren van de federale overheid » preciezer gedefinieerd worden. Dezelfde opmerking geldt mutatis mutandis voor onderdeel 3°. 2. Het is de afdeling wetgeving niet duidelijk waarom in paragraaf 2, 4°, de voorzitter van de Franse Gemeenschapsraad, de voorzitter van de Franse Gemeenschapscommissie en de voorzitter van de Vlaamse Gemeenschapscommissie moeten worden vermeld. Deze personen worden immers reeds bedoeld als lid van het Waalse Parlement, van het Vlaamse Parlement of van het Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 2. In artikel 20 dient een afzonderlijke paragraaf te worden gewijd aan de kentekenplaat « CD ».Hiervoor geldt immers een bijzondere regeling, aangezien een CD-plaat ofwel een bijkomende, ofwel een speciale kentekenplaat kan zijn.

Artikel 23 Er wordt voorgesteld deze bepaling als volgt te schrijven « Wat de gewone kentekenplaten betreft, reserveert de leidend ambtenaar of zijn gemachtigde het inschrijvingsnummer dat beantwoordt aan de keuze van de persoon die er vooraf om verzocht heeft, voorzover dat nummer beschikbaar is.

Het inschrijvingsnummer wordt gereserveerd zodra de daartoe bepaalde retributie betaald is. Voor elke reservering van een nieuw inschrijvingsnummer is een retributie verschuldigd.

De aanvrager dient binnen drie maanden na de reservering de aanvraag in tot inschrijving of herinschrijving van zijn voertuig onder dit gepersonaliseerd opschrift. Na het verstrijken van deze termijn vervalt de reservering van het gepersonaliseerd opschrift, tenzij de leidend ambtenaar of zijn gemachtigde de termijn van reservering met twee maanden verlengt op basis van een gemotiveerd verzoek.

De inschrijving of herinschrijving van een voertuig onder een gepersonaliseerd opschrift wordt beschouwd als een gewone inschrijving of herinschrijving en geeft aanleiding tot de betaling van de retributie waarin daartoe voorzien is. » Artikel 24 1. In paragraaf 2, eerste lid, behoort te worden geschreven : « (...) gestolen, verloren of tenietgegaan is (...). » 2. In paragraaf 2, tweede lid, dient te worden geschreven : « Wanneer het echter gaat om een diefstal van een bijkomende kentekenplaat (...) » Artikel 25 In paragraaf 1, eerste lid, moet nauwkeuriger worden aangegeven dat zodra het voertuig ingeschreven wordt op naam van de echtgenoot, de wettelijk samenwonende of de kinderen van de oorspronkelijke tenaamgestelde, dat voertuig niet langer op zijn naam is ingeschreven.

Deze bepaling heeft immers betrekking op de wijziging van de tenaamgestelde en niet op de mogelijkheid om voor eenzelfde inschrijving verscheidene tenaamgestelden te hebben.

Artikel 26 1. In de onderdelen 1° en 2° behoort te worden geschreven : « voor het reserveren van een gepersonaliseerd opschrift (...) ». 2. De steller van het ontwerp moet kunnen aantonen dat de gevorderde bedragen in verhouding staan tot het werk dat door het bestuur wordt geleverd en tot het voordeel dat de aanvragen daaruit kan halen. Artikel 29 1. In de eerste zin van het eerste lid is de uitdrukking « achtervlak van het voertuig » niet echt een verbetering ten opzichte van de eerste zin van het huidige artikel 20 van het voormelde koninklijk besluit van 31 december 1953, waarin met de uitdrukking « van achteren (en in het midden) van het voertuig » wordt gewerkt.Overigens bezigt de steller van het ontwerp het woord « achteraan » wanneer hij het in de derde zin heeft over « achteraan links op het voertuig ». 2. De uitzondering op grond waarvan de kentekenplaat achteraan links mag worden geplaatst op auto's en aanhangwagens, bestaat reeds krachtens het huidige artikel 20 van het voormelde koninklijk besluit van 31 december 1953.De afdeling wetgeving vraagt zich echter af waarom van die afwijkende regel geen algemene regel wordt gemaakt, aangezien alle voertuigen thans « autovoertuigen » zijn. Doordat in het ontwerp voor het woord « auto » (of « automobiel ») geen specifieke definitie is gegeven, moet daaronder een voertuig worden verstaan dat zichzelf voortbeweegt.

Artikel 32 1. De steller van het ontwerp moet aangeven of het aan iemand die alleen in het bezit is van het door de politiedienst afgegeven attest al dan niet toegestaan is te rijden.2. In paragraaf 2, derde lid, tweede zin, behoort te worden geschreven : « In dat geval mag de tenaamgestelde van de inschrijving slechts om een duplicaat of om een herinschrijving verzoeken op basis van het attest bedoeld in paragraaf 1.» Artikel 33 In het eerste lid, in fine, behoort te worden verwezen naar artikel 35, vierde en vijfde lid. Daardoor zal de tekst nauwkeuriger geredigeerd zijn.

Artikel 34 1. In paragraaf 1, tweede lid, staat : « vraagt (...) een nieuw exemplaar aan volgens de bepalingen van artikel 19, § 1 ». Het zou juister zijn te spreken van een duplicaat dat overeenkomstig de bepalingen van artikel 19, § 1, wordt aangevraagd. 2. Paragraaf 4, tweede lid, heeft betrekking op de situatie die zich zal voordoen wanneer de gewesten richtlijn 2000/53/EEG zullen hebben omgezet wat hen betreft.Die bepaling is voorbarig en dient te vervallen.

Artikel 35 1. Krachtens het eerste lid vervalt de inschrijving zodra de tenaamgestelde niet meer voldoet aan één van de voorwaarden die hij dient te vervullen. Deze bepaling is niet nauwkeurig genoeg, aangezien geen enkele bepaling van het ontwerp een duidelijke opsomming geeft van de voorwaarden waaraan iemand moet voldoen om een voertuig te kunnen laten inschrijven. 2. In de Franse tekst van het tweede lid moet het woord « maintenir » worden vervangen door het woord « garder ».3. De inbeslagname van kentekenplaten en kentekenbewijzen, waarop het derde en het vierde lid betrekking hebben, moet worden behandeld in een afzonderlijk artikel. In verband met niet-geschrapte kentekenplaten, ziet de afdeling wetgeving niet in waarom de inbeslagname door de gerechtelijke overheid noodzakelijkerwijze tot de schrapping moet leiden. Wanneer het beslag wordt opgeheven, worden het voertuig en de kentekenplaat immers teruggegeven aan de wettige eigenaar, die daar gebruik van kan blijven maken.

De laatste zin van het derde lid luidt als volgt : « Indien op het ogenblik van de inbeslagname de kentekenplaat reeds geschrapt is uit voornoemd repertorium, blijft de terugzending van die kentekenplaat verplicht. » Er behoort te worden geschreven : « De terugzending van die kentekenplaat of van het attest van inbeslagname blijft verplicht. » Net als bij niet-geschrapte kentekenplaten bestaat immers de mogelijkheid dat de gerechtelijke overheid het beslag niet wenst op te heffen. In dat geval hoeft alleen het attest van inbeslagname te worden teruggestuurd naar de leidend ambtenaar of zijn gemachtigde.

Artikel 36 1. In de onderdelen 3° en 4° dient te worden vermeld in welke artikelen van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 tot regeling van de inschrijving van de commerciële platen voor motorvoertuigen en hun aanhangwagens de daarin vervatte ontworpen wijzigingen dienen te worden aangebracht en dient ook naar het opschrift ervan te worden verwezen. 2. De onderdelen 5° en 7° komen in feite telkens neer op het schrappen van de tweede zin van de artikelen 7,7.1.1. en 13,13.1.1. van het voormelde besluit. Het zou beter zijn te werken met een redactie zoals « De zin die begint met de woorden (...) vervalt. » Artikel 38 1. In paragraaf 1 is het voldoende te bepalen dat de voertuigen die met toepassing van artikel 248bis van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, worden overgedragen aan de meergemeentezones of aan de gemeenten, ingeschreven worden op naam van de betrokken meergemeentezone of de betrokken gemeente met behoud van de kentekenplaat. Wanneer het gaat om voertuigen van de rijkswacht of van de gerechtelijke politie die voortaan door de federale politie worden gebruikt, lijkt het niet nodig in een aparte bepaling voor te schrijven dat die voertuigen ingeschreven worden op naam van de federale politie met behoud van de kentekenplaat, aangezien het daarbij gaat om een wijziging van de gegevens van de inschrijving, zonder wijziging van het voertuig of van de eigenaar, aangezien de eigenaar de Belgische Staat blijft, wat een geval is dat onder de bepalingen van artikel 15 van het ontwerp valt. 2. Wat paragraaf 2 betreft, vraagt de afdeling wetgeving zich af of deze bepaling wel bedoeld is om een tijdelijke situatie te regelen, zoals het opschrift van het artikel aangeeft.Als dat wel degelijk het geval is, dient een termijn te worden bepaald waarin die wijzigingen van de tenaamgestelde met behoud van de kentekenplaat kunnen plaatsvinden.

Overigens dienen de woorden « een lokale politie » te worden vervangen door de woorden « een meergemeentezone of een gemeente ».

Artikel 39 1. In verband met paragraaf 2 behoort te worden opgemerkt dat aan ambtenaren geen verordeningsbevoegdheid kan worden opgedragen.2. In paragraaf 3 zijn de woorden « Vanaf de dag van inwerkingtreding van dit besluit » in tegenspraak met artikel 40, § 1, onderdeel 2°, naar luid waarvan artikel 39, § 3, vervroegd in werking treedt, namelijk op de dag waarop het besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Artikel 40 1. Krachtens paragraaf 1, onderdeel 2°, treden enkele bepalingen in werking op de dag waarop het besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, dat is voor de inwerkingtreding van andere bepalingen van het besluit, inzonderheid van artikel 37, waarbij het voormelde koninklijk besluit van 31 december 1953 wordt opgeheven. Dat zou tot een dubbele regelgeving leiden, wat niet kan worden aanvaard.

Voorts lijkt het niet mogelijk sommige bepalingen in werking te stellen zonder tegelijk de in artikel 1 van het ontwerp vervatte definities in werking te stellen van de termen die in die bepalingen worden gebruikt.

Bijgevolg wordt voorgesteld onderdeel 2° te schrappen, te meer daar de datum van inwerkingtreding van het volledige besluit en de datum van inwerkingtreding van de bepalingen vermeld in paragraaf 1, onderdeel 2°, slechts door een tijdsspanne van ten hoogste twee maanden gescheiden zouden zijn.

Slotopmerkingen 1. Hoofdstukken worden zowel in het Nederlands als in het F.rans genummerd met Romeinse cijfers, met uitzondering evenwel van hoofdstuk I, dat in het Frans met « Chapitre premier » wordt aangeduid. 2. Hoofdstuk II zou een passender opschrift moeten krijgen, aangezien in dat opschrift het opschrift van het ontworpen besluit zelf wordt overgenomen.3. In de Franse tekst van artikel 6, § 2, onderdeel 8°, behoort te worden geschreven « l'Institut national de Statistique ».4. In artikel 7, onderdeel 5°, dienen de woorden « indien van toepassing » te worden vervangen door de woorden « in voorkomend geval ».5. In artikel 7, onderdelen 20° en 22°, schrijve men « kW » in plaats van « kw ».6. Het is niet gebruikelijk de artikelen van een regeling te voorzien van een opschrift.De artikelen 36 tot 40 dienen dan ook geen opschrift te dragen. 7. In artikel 39, § 3, dienen de woorden « Belgische frank » en « euro » in het meervoud te worden geschreven. 8. In de Franse tekst van artikel 40, § 1, behoort te worden geschreven « (...) au cours duquel il aura été publié au Moniteur beige, excepté (...) ». 9. De Nederlandse tekst van het ontwerp is voor verbetering vatbaar. Zo bijvoorbeeld vervange men in artikel 1 de woorden « lid a » en « quasi » respectievelijk door « punt a » en « bijna ». In het gehele ontwerp vervange men de woorden « leidende ambtenaar » door « leidend ambtenaar ». In artikel 1 vervange men tevens het woord « afleveringsdatum » door de woorden « datum van uitreiking »; in het gehele ontwerp vervange men overigens de woorden « afleveren » en « aflevering » door « uitreiken » en « uitreiking ». In artikel 2 schrijve men « ongeacht » in plaats van « onafgezien ». In artikel 3 schrijve men « § 1, a, b of c ». In artikel 9 schrijve men respectievelijk « benaming van de maatschappij » en « zetel van de maatschappij » in plaats van « maatschappelijke benaming » en « maatschappelijke zetel ». In de artikelen 15 en 35 schrijve men respectievelijk « binnen vijftien dagen » en « binnen dertig dagen » in plaats van « binnen de vijftien dagen » en « binnen de dertig dagen ». In artikel 34, § 4, tweede lid, schrijve men « Wanneer... » in plaats van « Van zodra... ».

De kamer was samengesteld uit : De heren : R. Andersen, voorzitter van de Raad van State;

P. Lienardy en P. Vandernoot, staatsraden;

F. Delperée en J.-M. Favresse, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. C. Gigot, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer A. Lefèbvre, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr.

V. Franck, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer R. Andersen.

De griffier, De voorzitter, C. Gigot. R. Andersen.

20 JULI 2001. - Koninklijk besluit betreffende de inschrijving van voertuigen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 21 juni 1985 en 20 juli 1991;

Gelet op de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, inzonderheid op artikel 6;

Gelet op het koninklijk besluit van 31 december 1953 houdende reglementering van de inschrijving van de motorvoertuigen en de aanhangwagens;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1996 tot regeling van de inschrijving van de commerciële platen van motorvoertuigen en hun aanhangwagens;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 december 2000;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 22 december 2000;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 22 december 2000 over het verzoek van de Raad van State om advies te geven binnen de termijn van een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 13 juni 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat de richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen de lidstaten noopt tot harmonisatie van de vormgeving en de inhoud van de kentekenbewijzen alsook, tot een efficiënte procedure voor de inschrijving van een voertuig dat voorheen in een andere lidstaat was ingeschreven;

Overwegende dat de richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken de lidstaten ertoe verplicht een inschrijvingssysteem op te zetten waarbij het voorleggen van een certificaat van vernietiging een voorwaarde voor de uitschrijving van een afgedankt voertuig is of tenminste een systeem uit te werken waarbij aan de bevoegde instanties mededeling wordt gedaan van de uitreiking van een certificaat van vernietiging zodra het afgedankte voertuig naar een verwerkingsinstallatie wordt overgebracht;

Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken, van Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer, van Onze Minister van Landsverdediging, van Onze Minister van Financiën en van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling 1. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : 1° inschrijven of inschrijving : - de administratieve toestemming voor de deelname van een voertuig aan het wegverkeer die de identificatie daarvan in een repertorium van voertuigen, alsook de toekenning van een inschrijvingsnummer omvat;2° herinschrijven of herinschrijving : - het inschrijven van eenzelfde voertuig op naam van dezelfde eigenaar met evenwel een verschillend inschrijvingsnummer;3° tijdelijke inschrijving : - een inschrijving met beperkte geldigheid, hetzij een inschrijving in transit, hetzij een voorlopige inschrijving;4° inschrijving in transit : - de tijdelijke inschrijving van een voertuig waarvoor een vrijstelling van rechten bij invoer en BTW of van BTW alleen werd verleend door het federale Ministerie van Financiën;5° voorlopige inschrijving : - de tijdelijke inschrijving van een voertuig waarvoor geen vrijstelling zoals bedoeld in 4°, werd verleend door het federale Ministerie van Financiën;6° voertuig : a) elk voertuig dat beantwoordt aan de begripsomschrijvingen vermeld in artikel 1, § 2, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen;b) elk voertuig dat beantwoordt aan volgende begripsomschrijvingen : - motorfietsen, dat wil zeggen tweewielige voertuigen, al dan niet met zijspanwagen, met een motor waarvan de cilinderinhoud meer dan 50 cm3 bedraagt, indien het een motor met inwendige verbranding is, en/of met een door de contructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 45 km/u; - driewielers, dat wil zeggen voertuigen op drie symmetrisch geplaatste wielen, met een motor waarvan de cilinderinhoud meer dan 50 cm3 bedraagt, indien het een motor met inwendige verbranding is, en/of met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 45 km/u; - vierwielers, dat wil zeggen voertuigen met een lege massa van ten hoogste 400 kg (550 kg voor voertuigen gebruikt in het goederenvervoer), exclusief de massa van de batterijen in elektrische voertuigen, met een motor met een netto-maximumvermogen van ten hoogste 15 kW. 7° personenvoertuig : - een motorvoertuig bestemd voor het vervoer van personen, met ten hoogste acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend;8° nieuw voertuig : - een voertuig waarvan het bouwjaar niet ouder is dan twee jaar, dat niet meer dan 300 km op de teller heeft en dat nog niet werd ingeschreven in België of elders;9° gebruikt voertuig : - een voertuig dat geen nieuw voertuig is;10° afgedankt voertuig of autowrak : - elk voertuig dat een afvalstof is in de zin dat de houder er zich van ontdoet of verplicht is er zich van te ontdoen in hoofde van de van kracht zijnde reglementaire bepalingen;11° in het verkeer brengen : - rijden, stilstaan of parkeren op de openbare weg in België;12° verdragen inzake het wegverkeer : a) het verdrag inzake het wegverkeer en zijn bijlagen, gesloten te Genève op 19 september 1949 en goedgekeurd door de wet van 1 april 1954;b) het verdrag inzake het wegverkeer en zijn bijlagen, gesloten te Wenen op 8 november 1968 en goedgekeurd door de wet van 30 september 1988;13° bevoegd persoon : - een persoon die op grond van de wetten op de politie van het wegverkeer bevoegd is verklaard voor het uitoefenen van het toezicht op de naleving van die wetten en hun uitvoeringsbesluiten en voor het vaststellen van de overtredingen ervan;14° de minister : - de federale minister tot wiens bevoegdheid het inschrijven van voertuigen behoort;15° de leidend ambtenaar : - de directeur- generaal van de dienst tot wiens bevoegdheid het inschrijven van voertuigen behoort;16° directie van de inschrijvingen : - de directie van de inschrijvingen bij het bestuur van wegverkeer en infrastructuur;17° kentekenbewijs of inschrijvingsbewijs : - het document uitgereikt krachtens artikel 16, eerste paragraaf, dat bevestigt dat het voertuig in België is ingeschreven;degene onder wiens naam een voertuig is ingeschreven wordt hierna de tenaamgestelde van het kentekenbewijs of de inschrijving genoemd; 18° afschrift : - een bijna identieke weergave van het kentekenbewijs dat bij de oorspronkelijke inschrijving werd opgesteld, met een bijzondere vermelding « afschrift » en dat bestemd is voor de huurder van een voertuig;het wordt uitgereikt krachtens artikel 16, § 3.

De bepalingen van dit besluit betreffende het kentekenbewijs zijn van overeenkomstige toepassing voor het afschrift ervan, met uitzondering van de artikelen 16, § 1, en 19, § 2; 19° duplicaat van het kentekenbewijs : - een bijna identieke weergave van het kentekenbewijs dat bij de oorspronkelijke inschrijving werd opgesteld, met de bijzondere vermelding « duplicaat » gevolgd door een specifieke datum van uitreiking;het wordt uitgereikt krachtens artikel 19.

De bepalingen van dit besluit betreffende het kentekenbewijs zijn van overeenkomstige toepassing voor het duplicaat ervan, met uitzondering van artikel 16, § 1, eerste lid; 20° kentekenplaat : - een officiële nummerplaat door de directie van de inschrijvingen uitgereikt krachtens artikel 22, voorzien van een opschrift, een reliëfstempel en van door de leidend ambtenaar te bepalen veiligheidselementen;21° duplicaat van de kentekenplaat : - een bijna identieke weergave van de kentekenplaat uitgereikt krachtens artikel 24, eveneens voorzien van een opschrift, een stempel en veiligheidselementen. De bepalingen van dit besluit betreffende de kentekenplaat zijn van overeenkomstige toepassing voor het duplicaat ervan, met uitzondering van artikel 22, eerste tot derde lid; 22° reproductie : - een weergave van de kentekenplaat, zonder reliëfstempel of veiligheidselementen;23° opschrift : - het geheel van schrifttekens die op een kentekenplaat of een reproductie voorkomen, met het inschrijvingsnummer als kern;24° gebruiker : - de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een voertuig, waarvan hij geen eigenaar is, bezigt voor zijn persoonlijk of bedrijfsmatig gebruik, om het even of hij erover mag beschikken tegen betaling of kosteloos, met uitsluiting evenwel van de persoon die een voertuig enkel bestuurt in de hoedanigheid van bezoldigd chauffeur;25° buitenlandse eigenaar of verhuurder : - de eigenaar of de verhuurder van een voertuig die beantwoordt aan één van de volgende voorwaarden : a) een natuurlijke persoon zijn die zijn hoofdverblijfplaats heeft in een andere lidstaat van de Europese Unie, of in een staat die partij is bij één van de verdragen inzake het wegverkeer en die als dusdanig niet in België zijn domicilie of zetel van fortuin heeft;b) een rechtspersoon zijn die in België geen vaste inrichting heeft;26° hoofdverblijfplaats : - de plaats die als dusdanig omschreven wordt in artikel 3 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten;27° vaste inrichting : - een duurzame en materiële inrichting waar een rechtspersoon zijn maatschappelijke zetel of zijn hoofdkantoor heeft, of de plaats waar één of meer van zijn organen vergaderen en beslissen of waar een activiteit wordt uitgeoefend die tot zijn economische activiteit of maatschappelijk doel behoort, dan wel waar die rechtspersoon vertegenwoordigd wordt door één of meer natuurlijke personen die uit zijn naam of voor zijn rekening handelen. Afdeling 2. - Voorwaarden waaronder voertuigen tot het verkeer op de

openbare wegen worden toegelaten

Art. 2.§ 1. Een voertuig mag slechts in het verkeer worden gebracht als het ingeschreven is en de nummerplaat draagt die bij de inschrijving werd toegekend. § 2. De inschrijving is echter niet verplicht voor : 1° de voertuigen die gebruikt worden door het ministerie van landsverdediging.Deze voertuigen vallen onder een bijzondere regeling die vastgesteld wordt na onderling akkoord tussen de minister enerzijds en de minister tot wiens bevoegheid landsverdediging behoort anderzijds; 2° de voertuigen die op geldige wijze voorzien zijn van een kentekenplaat bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 tot regeling van de inschrijving van de commerciële platen voor motorvoertuigen en aanhangwagens;3° de voertuigen die uitsluitend voor hun in- of uitvoer gebruik maken van de openbare wegen die binnen de omschrijving van de zee- of rivierhavens gelegen zijn tussen de laad- en losplaats, of tussen één dezer plaatsen en de opslag- of standplaats;4° de aanhangwagens waarvan de toelaatbare maximummassa niet meer bedraagt dan 750 kg;5° de landbouw- en bosbouwaanhangwagens, behalve indien die worden aangewend om vervoer voor rekening van derden te verrichten;6° de aanhangwagens die uitsluitend gebruik maken van de wegen die binnen de omschrijving van de lucht-, zee- of de rivierhavens gelegen zijn;7° de aanhangwagens die gebruikt worden voor folkloristische manifestaties;8° de aanhangwagens van een toeristische trein;9° de werfaanhangwagens;10° de bromfietsen. Afdeling 3. - Voertuigen in het verkeer gebracht door personen

verblijvend in België

Art. 3.§ 1. De personen die in België verblijven schrijven de voertuigen die zij wensen in het verkeer te brengen in in het repertorium van de voertuigen bedoeld in artikel 6, zelfs indien deze voertuigen reeds in het buitenland zijn ingeschreven.

Het verblijf in België houdt in dat deze personen voldoen aan één van de volgende voorwaarden : a) ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente;b) ingeschreven zijn in een Belgisch handelsregister of in het Belgisch ambachtsregister, als natuurlijke persoon of als rechtspersoon;c) als rechtspersoon die niet ingeschreven is in een Belgisch handelsregister of ambachtsregister, opgericht zijn door of krachtens internationaal, vreemd of Belgisch recht en in België een vaste inrichting hebben waar het voertuig beheerd of gebruikt wordt. § 2. In de hierna vernoemde gevallen echter is deze inschrijving van voertuigen die in het buitenland zijn ingeschreven en in het verkeer worden gebracht door de personen bedoeld in § 1 niet verplicht voor : 1° het voertuig dat door een buitenlandse verhuurder voor hoogstens achtenveertig uren wordt ter beschikking gesteld van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die ingeschreven is in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente of in een Belgisch handelsregister;2° het voertuig dat door een natuurlijke persoon wordt gebruikt voor de uitoefening van zijn beroep en in het buitenland ingeschreven is op naam van een buitenlandse eigenaar waarmede die persoon verbonden is door een arbeidsovereenkomst;een attest afgeleverd door het bestuur dat de BTW onder haar bevoegdheid heeft, dient zich aan boord van het voertuig te bevinden; de gedetailleerde voorwaarden voor het gebruik van dit voertuig worden bepaald door de Minister van Financiën; 3° het personenvoertuig bestuurd door een ambtenaar die in België verblijft en werkt voor een internationale instelling in een andere lidstaat van de Europese Unie;een door de werkgever afgeleverde accreditatiekaart dient zich aan boord van het voertuig te bevinden; 4° het voertuig waarvan die persoon eigenaar is die als tijdelijk afwezige persoon wordt beschouwd in de zin van artikel 18, 6°, 8° en 9° van het koninklijk besluit van 16 juni 1992 betreffende de bevolkingsregister en het vreemdelingenregister en waarbij dit laatste niet langer dan zes maanden zonder onderbreking in België wordt gestald. § 3. In voorkomend geval kan de minister of zijn gemachtigde een uitzonderlijke vrijstelling van inschrijving verlenen voor voertuigen die door sommige, met bijzondere opdrachten belaste, rijksdiensten gebruikt worden. Afdeling 4. - Voertuigen in het verkeer gebracht door personen

verblijvend in het buitenland

Art. 4.§ 1.De personen die in het buitenland verblijven mogen in België een voertuig in het verkeer brengen dat ingeschreven is in het buitenland op voorwaarde dat die voertuigen ingeschreven zijn in een lidstaat van de Europese Unie of in een staat die parij is bij één der verdragen inzake het wegverkeer en voor zover zij de nummerplaten dragen voorgeschreven door de wetgeving van de staat waar zij ingeschreven zijn.

Alle voormelde voertuigen moeten bovendien op de achterzijde de letter of letters voeren die door de voormelde verdragen of door de Europese Unie wordt of worden opgelegd om de staat aan te wijzen waar het voertuig is ingeschreven.

Het bewijs van de inschrijving in het buitenland wordt geleverd door de voorlegging van het kentekenbewijs afgeleverd overeenkomstig de wetgeving van de staat waar het voertuig ingeschreven is.

Het kentekenbewijs moet overhandigd worden aan elke bevoegde persoon die van zijn hoedanigheid laat blijken en die om de voorlegging verzoekt. § 2. De in § 1 bedoelde personen mogen evenwel ook voertuigen tijdelijk inschrijven in België volgens de voorwaarden gesteld in artikel 5. Afdeling 5. - Tijdelijke inschrijvingen

Art. 5.§ 1. Voor de hierna vernoemde personen die een voertuig in het verkeer willen brengen, is eveneens een inschrijving vereist die echter tijdelijk is. Het kan gaan ofwel om een inschrijving in transit wanneer de hierna vermelde personen een vrijstelling van rechten bij invoer en BTW of van BTW alleen hebben gekregen, ofwel om een voorlopige inschrijving in de andere gevallen : 1° de personen die in België deel uitmaken van het diplomatiek of van het consulair korps of die er de onschendbaarheden genieten die analoog zijn met die van het diplomatiek korps en wiens voertuig geen kentekenplaat draagt zoals bedoeld in artikel 20, § 1, 1° of 6°, evenals de personen die deel uitmaken van het administratief en technisch personeel van de diplomatieke zendingen in België of die er verblijven als consulaire bedienden van een beroepsconsulaat;2° de personen die deel uitmaken van het personeel van een vaste inrichting in België van een internationale publiekrechtelijke instelling, overeenkomstig een akkoord afgesloten tussen de betrokken instelling en de belgische regering en wiens voertuig geen kentekenplaat draagt bedoeld in artikel 20, § 1, 1°, 5° of 6°;3° de burgerlijke en militaire leden hetzij van het Algemeen Hoofdkwartier van de Geallieerde Mogendheden in Europa (SHAPE), hetzij van een strijdkracht van een Staat die partij is bij het Noord-Atlantisch Verdrag (NAVO) of van een Staat die de Overeenkomst heeft ondertekend tussen het Noord-Atlantisch Verdrag en de andere Staten die toetreden tot het Partnerschap voor de Vrede inzake het statuut van hun strijdkrachten, gedaan te Brussel op 19 juni 1995, voor zover althans de in dit lid vernoemde personen gevestigd zijn in België, door de bedoelde organisaties of strijdkrachten zijn aangewezen en hun voertuig geen kentekenplaat draagt bedoeld in artikel 20, § 1, 1° of 6°. De tijdelijke inschrijving van een voertuig voor de personen bedoeld in 1°, 2° of 3° van deze paragraaf is geldig voor de duur van hun mandaat met een maximum van drie jaar; 4° de personen die als tijdelijk afwezige personen worden beschouwd in de zin van artikel 18, 6°, 8° en 9° van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister en die sporadisch en voor korte duur in België een voertuig gebruiken dat geen geldige buitenlandse nummerplaat draagt, voor zover hen voor dit voertuig een vrijstelling van rechten bij invoer en BTW of BTW alleen werd verleend;de tijdelijke inschrijving van hun voertuig is maximaal een jaar geldig; 5° de natuurlijke personen die hun hoofdverblijfplaats hebben in een staat die geen partij is bij de verdragen inzake het wegverkeer;de tijdelijke inschrijving van hun voertuig is maximaal zes maanden geldig, behalve voor de personen bedoeld in 1°, 2° of 3°; 6° de natuurlijke personen met hoofdverblijfplaats in het buitenland die niet ingeschreven zijn in het wachtregister van een Belgische gemeente of de vennootschappen bedoeld in artikel 1, 25°, b die hun statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging hebben in een andere lidstaat van de Europese Unie, en die dit voertuig in België hebben gekocht;de tijdelijke inschrijving van hun voertuig is maximaal zes maanden geldig, behalve voor de personen bedoeld in 1°, 2° of 3°; 7° de buitenlandse eigenaars van een voertuig dat ze naar België overbrengen of laten overbrengen zonder dat het een geldige buitenlandse nummerplaat draagt of nog geldig verzekerd is;de tijdelijke inschrijving van hun voertuig is maximaal zes maanden geldig, behalve voor de personen bedoeld in 1°, 2° of 3°; 8° de personen die ingeschreven zijn in het wachtregister van een Belgische gemeente;de tijdelijke inschrijving van hun voertuig is maximaal zes maanden geldig; 9° de personen die zonder te zijn ingeschreven in de Belgische bevolkingsregisters of in het wachtregister van een Belgische gemeente, voorwerp uitmaken van een regularisatieprocedure tot het bekomen van een verblijfsvergunning in België;de tijdelijke inschrijving van hun voertuig is maximaal zes maanden geldig; 10° de personen die ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente en die, met het oog op hun verhuis naar het buitenland in België een voertuig verworven hebben met vrijstelling van BTW;de tijdelijke inschrijving van hun voertuig is maximaal vier maanden geldig; 11° de rechtspersonen die ingeschreven zijn in een Belgisch handelsregister of opgericht zijn door of krachtens internationaal, buitenlands of Belgisch recht en in België een vaste inrichting hebben en die in België een voertuig hebben verworven met vrijstelling van rechten bij invoer en BTW of van BTW alleen met het oog op de overbrenging van dit voertuig naar één van zijn vaste inrichtingen in het buitenland;de tijdelijke inschrijving van hun voertuig is maximaal vier maanden geldig. § 2. Onverminderd de bepalingen van de eerste paragraaf en onder voorbehoud van het tweede lid van deze paragraaf is de tijdelijke inschrijving slechts geldig voor de periode waarbinnen het voertuig gedekt is door een verzekering van burgerrechtelijke aansprakelijkheid, afgesloten overeenkomstig de wettelijke bepalingen ter zake.

Voor de tijdelijke inschrijving van een voertuig door een persoon bedoeld in artikel 5, § 1, 3°, mag dit voertuig eveneens gedekt zijn door gelijk welke buitenlandse verzekering van burgerechtelijke aansprakelijkheid die betreffende dit voertuig een internationaal verzekeringsbewijs uitreikt dat in België geldig is; de duur van de inschrijving mag de geldigheidsduur van de verzekering overschrijden indien deze laatste minimum één maand bedraagt en tijdig verlengd wordt.

De Provoost-Marshall van SHAPE gaat bij elke inschrijving bedoeld in vorig lid na of alle verzekeringsformaliteiten correct zijn vervuld. § 3. De tijdelijke inschrijving vereist in § 1, 1° tot 9° kan telkens worden verlengd voor een duur die gelijk of korter is dan de geldigheidsduur van de oorspronkelijke inschrijving, indien ze gebeurt tijdens de maand waarbinnen de geldigheid vervalt en indien de voorwaarden waaronder de oorspronkelijke inschrijving werd toegekend, nog steeds gelden op het ogenblik van de aanvraag tot verlenging. § 4. Een tijdelijke inschrijving is steeds geldig tot op de laatste dag van een welbepaalde maand. Indien één van de voorwaarden tot het bekomen van de tijdelijke inschrijving vervalt in de loop van een maand, wordt de vervaldag van die inschrijving de laatste dag van dezelfde maand, behalve indien het de geldigheid van de verzekeringsdekking voor het voertuig betreft; in dat laatste geval wordt de vervaldag van de inschrijving de laatste dag van de vorige maand. § 5. De vennootschappen bedoeld in artikel 1, 25°, b mogen geen voertuigen die tijdelijk zijn ingeschreven, door huur of een gelijkaardige overeenkomst ter beschikking stellen van een persoon die zelf beantwoordt aan één van de voorwaarden van artikel 3, § 1, leden a, b of c. HOOFDSTUK II. - Inschrijvingsprocedures en -documenten Afdeling 1. - Het repertorium van de voertuigen

Art. 6.§ 1. Het repertorium van de voertuigen is een gecomputeriseerd gegevensbestand. Het wordt gehouden door het bestuur van wegverkeer en infrastructuur van het federale ministerie van verkeer en infrastructuur. § 2. De doeleinden waarvoor de persoonsgegevens van het repertorium mogen worden verwerkt, zijn : 1° de strafrechtelijke opsporing en vervolging van misdaden, wanbedrijven en overtredingen;2° de identificatie van de natuurlijke of rechtspersoon die belastingen of retributies verschuldigd is inzake de verwerving, de inschrijving, de inverkeerstelling, het gebruik of de buitengebruikstelling van een voertuig;3° de voorbereiding van eventuele opeisingen van voertuigen in oorlogstijd;4° het voorkomen van een crisis in de bevoorrading in aardolie en aardolieproducten en het nemen van maatregelen in geval van zulk een crisis;5° het toezicht op de prijzen toegepast door de handelaars in voertuigen en de garagehouders;6° de verrichtingen inzake de vergunningen voor het bezoldigd vervoer van personen over de weg door middel van motorvoertuigen;7° de verrichtingen inzake de vergunningen voor het bezoldigd vervoer van zaken over de weg door middel van motorvoertuigen en aanhangwagens;8° het opmaken van algemene en naamloze statistieken door het Nationaal Instituut voor de Statistiek;9° de inning van aanvullende premies of bijdragen tot dekking van de lasten die voortvloeien uit de vervulling van de opdrachten van de Gemeenschapsfondsen voor de sociale integratie van de personen met een handicap;10° het bewarend beslag en de tenuitvoerlegging op motorvoertuigen en aanhangwagens;11° de politie over het wegverkeer en de verkeersveiligheid, de veiligheid van de motorvoertuigen en aanhangwagens inbegrepen;12° de inning van de douanerechten op motorvoertuigen en aanhangwagens;13° de technische keuring van de in het verkeer gebrachte voertuigen;14° de identificatie van houders van autoradiotoestellen en televisietoestellen in een motorvoertuig, met het oog op de inning van het kijk- en luistergeld;15° het toezicht op de dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe de motorvoertuigen en aanhangwagens aanleiding kunnen geven;16° de kennisgeving aan de bij een verkeersongeval betrokken partijen, van de identiteit van de verzekeringmaatschappijen die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid dekken als gevolg van het gebruik van elk der bij dat ongeval betrokken voertuigen;17° het vervullen door de politiediensten van hun opdrachten van administratieve politie;18° het opvolgen van de inschrijvingen voor de dienst van de leden van de Federale Regering en van de Gemeenschap- en Gewestregeringen, alsook het opvolgen van de inschrijvingen voor het diplomatiek of consulair personeel en voor internationale ambtenaren van de Europese Economische Gemeenschappen en van de Noord Atlantische Verdragsorganisatie, voor de noodwendigheden van het protocol;19° de controle door de bevoegde overheden van de reglementeringen inzake het beheer van autowrakken.

Art. 7.Voor zover de gegevens beschikbaar zijn, vermeldt het repertorium voor een ingeschreven voertuig : 1° het inschrijvingsnummer (het nummer van de kentekenplaat);2° de datum van eerste inschrijving van het voertuig in België of in het buitenland;3° de persoonsgegevens betreffende de tenaamgestelde van het kentekenbewijs zoals opgesomd in artikelen 8 en 9;4° het merk of als het merk niet bekend is, de naam van de bouwer;5° het type en in voorkomend geval de variant en de versie betreffende dit type;6° de handelsnaam;7° het identificatienummer (het chassisnummer);8° de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand, behalve voor motorfietsen;9° de massa van het voertuig in rijklare toestand, met koetswerk en in geval van een trekker van een andere voertuigcategorie dan M1 motorvoertuigen bestemd voor het vervoer van personen, met ten hoogste acht zitplaatsen die van de bestuurder niet meegerekend - met koppelinrichting;10° de geldigheidsduur van de inschrijving, enkel voor de tijdelijke inschrijving;11° de datum van de laatste inschrijving;12° de voertuigcategorie;13° het koetswerktype;14° het type-goedkeuringsnummer of in voorkomend geval een refertenummer;15° het aantal assen;16° de wielbasis (in mm);17° voor voertuigen met een technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand van meer dan 3500 kg, de verdeling van die massa over de assen;18° technisch toelaatbare getrokken maximummassa van de aanhangwagen, geremd en ongeremd (in kg);19° de cilinderinhoud (in cm3);20° het nettomaximumvermogen (in kW);21° het brandstoftype of vermogensbron;22° de verhouding vermogen/massa (in kW/kg) uitsluitend voor motorfietsen;23° de kleur van het koetswerk;24° het aantal zitplaatsen, inclusief zitplaats van de bestuurder;25° het aantal staplaatsen in voorkomend geval;26° de maximumsnelheid (in km/u);27° het geluidsniveau, stationair en rijdend (in dBA);28° de uitstoot (uitlaatgassen) : CO, HC, NOX, HC + NOX, deeltjes van diesel, CO2 (in g/km of g/kWh) en een gecorrigeerde absorptiecoefficient voor diesel (in min-1);29° het gecombineerd brandstofverbruik (gemiddelde van verbruik bij stadsverkeer en bij verkeer buiten de stad, in liter/100 km);30° de milieuklasse van de EG goedkeuring (vermelding van toepasselijke versie);31° inhoud van de brandstoftanks (in liter);32° de maten : lengte en breedte (zonder buitenspiegels);33° het type van ophanging;34° naam, adres en in voorkomend geval codenummer van de verzekeringsonderneming dit het risico van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de eigenaar of van de gebruiker van het voertuig dekt;35° in voorkomend geval, de overeenstemming met de regels van de keuring van de voertuigen.

Art. 8.Het repertorium vermeldt bovendien voor de tenaamgestelde of de aanvrager van de inschrijving die een natuurlijke persoon is : 1° zijn naam, voornaam en geboortedatum;2° het adres van zijn hoofdverblijfplaats of in het geval van een aan de gang zijnde procedure tot het bekomen van een verblijfsvergunning in België, zijn voorlopige verblijfplaats aldaar;3° voor de tijdelijke inschrijving van een voertuig door een persoon bedoeld in artikel 5, § 1, 1° en 2°, het adres van zijn tijdelijk verblijf in België; voor de tijdelijke inschrijving van een voertuig door een persoon bedoeld in artikel 5, § 1, 3°, het adres van de zetel van zijn organisatie; 4° in voorkomend geval, zijn inschrijvingsnummer in het rijksregister;5° in voorkomend geval, zijn inschrijvingsnummer in een Belgisch handelsregister of ambachtsregister;6° in voorkomend geval, zijn BTW-nummer.

Art. 9.Het repertorium vermeldt bovendien voor de aanvrager van de inschrijving die een rechtspersoon is : 1° de benaming van zijn maatschappij;2° zijn rechtsvorm;3° het adres van de zetel van zijn maatschappij;4° als de zetel van de maatschappij niet in België is gelegen maar de rechtspersoon er wel een vestiging heeft, het adres van die vestiging indien het voertuig er beheerd of gebruikt wordt;5° in voorkomend geval, zijn BTW-nummer of nummer van het rijksregister. Afdeling 2. - De aanvraag tot inschrijving

Art. 10.§ 1. De aanvraag tot inschrijving of herinschrijving van een voertuig wordt ingediend door de eigenaar of de gebruiker van dit laatste, verder de aanvrager genoemd.

Indien zowel de eigenaar als de gebruiker het voertuig wensen in te schrijven mag enkel de eigenaar als aanvrager optreden.

Als er meerdere eigenaars zijn die het voertuig wensen in te schrijven, hetzij individueel, hetzij gezamenlijk, mag enkel de eigenaar die de voornaamste gebruiker van het voertuig in als aanvrager optreden.

In het geval er meerdere gebruikers zijn die het voertuig wensen in te schrijven mag enkel de voornaamste gebruiker van het voertuig als aanvrager optreden. § 2. De aanvraag wordt ingeleid via het formulier dat de aanvrager daartoe bij de directie van de inschrijvingen heeft verkregen. Hij vult het in overeenkomstig de aanwijzingen van de leidend ambtenaar of zijn gemachtigde, dagtekent en ondertekent het. De bescheiden, opgaven en inlichtingen waarvan de overlegging wordt gevraagd, vormen een integrerend deel van de aanvraag en worden erbij gevoegd.

De aanvraag vermeldt in elk geval of de burgerrechtelijke aansprakelijkheid inzake motorvoertuigen gedekt is door een verzekeringscontract met een duur van één jaar onverminderd de toepassing van artikel 30 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, of in het geval van een tijdelijke inschrijving voor een minimumduur van één maand.

De aanvragen tot inschrijving ingediend door de personen bedoeld in artikel 5, § 1, 3° mogen daarentegen een geldigheidsduur van het verzekeringscontract vermelden van méér dan één jaar, en dit tengevolge van een Akkoord afgesloten door wisseling van brieven gedagtekend op 23 mei en 2 juni 1967 te Brussel, tot wijziging van het Akkoord tussen België en het Algemeen Hoofdkwartier van de Geallieerde Mogendheden in Europa (SHAPE) tot regeling van sommige administratieve problemen in verband met de inplanting van SHAPE in België.

In voorkomend geval vermeldt de aanvraag eveneens of de fiscale verplichtingen en de technische eisen vermeld in het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, werden gerespecteerd.

Voor de tijdelijke inschrijving van een voertuig door een persoon bedoeld in artikel 5, § 1, 3°, wordt bij de aanvraag tot inschrijving een attest van de SHAPE gevoegd als bewijs dat de Provoost-Marshal van SHAPE heeft nagegaan of alle formaliteiten betreffende dit voertuig werden vervuld en waarop hij de vervaldatum van de verzekering vermeldt. § 3. Bij de inschrijving van een voertuig dat voorheen in een andere lidstaat van de Europese Unie was ingeschreven wordt het kentekenbewijs afgeleverd door de autoriteiten van voornoemde lidstaat bij de aanvraag gevoegd. Indien het een meerdelig kentekenbewijs betreft worden de verschillende delen tesamen overgemaakt.

De autoriteiten tot wiens bevoegdheid de inschrijving behoort nemen de overlegde delen van voornoemd kentekenbewijs in en bewaren deze gedurende ten minste zes maanden. Zij stellen de autoriteiten van de lidstaat die het ingenomen kentekenbewijs hebben afgegeven binnen twee maanden daarvan op de hoogte. Zij sturen het ingenomen kentekenbewijs aan de genoemde autoriteiten terug indien deze daar binnen zes maanden na de inneming om verzoeken.

Art. 11.De aanvraag wordt per briefwisseling ingediend of afgegeven bij een kantoor van de directie van de inschrijvingen.

De minister kan andere aanvullende wijzen van aanbieding van de aanvragen bepalen.

Art. 12.De aanvrager kan een derde machtigen om de aanvraag aan te bieden bij de directie van de inschrijvingen. De machtiging wordt op het aanvraagformulier zelf gegeven door de vermelding van de identiteit van de lasthebber, van zijn inschrijvingsnummer in het rijksregister en door de handtekening van de aanvrager en van de lasthebber.

Art. 13.De aanvrager moet steeds op het eerste verzoek aan de leidend ambtenaar of zijn gemachtigde de inlichtingen mededelen die deze noodzakelijk oordeelt om de ontvankelijkheid en de rechtmatigheid van de aanvraag vast te stellen, in het bijzonder voor wat betreft de in te schrijven voertuigen die vanuit een betrouwbare en administratief te verifiëren bron gesignaleerd zijn als gestolen, gesloopt of zodanig geaccidenteerd dat zij beschouwd worden als een totaal technisch verlies door de verzekeringsmaatschappij die het risico van de burgerechtelijke aansprakelijkheid betreffende dit voertuig dekt.

Art. 14.De aanvraag is onontvankelijk indien het formulier waarmee ze is gedaan niet is ingediend, gedagtekend of ondertekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, of als één of meer van de bij te voegen bescheiden, opgaven of inlichtingen ontbreken. Afdeling 3. - Wijziging in de gegevens van de aanvraag

Art. 15.§ 1. In geval van wijziging van de gegevens die hebben geleid tot de oorspronkelijke inschrijving en dezelfde houder beogen, is deze laatste verplicht binnen vijftien dagen nadat de wijziging zich heeft voorgedaan een nieuwe inschrijving aan te vragen met behoud evenwel van hetzelfde inschrijvingsnummer.

De door hem ingediende aanvraag tot wijziging wordt verder beschouwd als een gewone aanvraag tot inschrijving waarop eveneens de bepalingen van afdelingen 2 en 4 worden toegepast.

Als de houder overleden is, rust de meldingsplicht op zijn erfgenamen of legatarissen met dien verstande dat de termijn van vijftien dagen ingaat de dag waarop zij kennis krijgen van het feit dat aanleiding geeft tot de wijziging.

Met het oog evenwel op een overdracht van kentekenplaat bedoeld in artikel 25, § 1, tweede lid, bedraagt die termijn vier maanden. § 2. De bepalingen van de vorige paragraaf zijn niet van toepassing op de adreswijziging van een natuurlijk persoon. De aanvrager vraagt zijn gemeentebestuur evenwel die adreswijziging op het kentekenbewijs aan te brengen, behalve indien hij houder is van een « CD »-kentekenplaat.

In dat geval laat hij de adreswijziging aanbrengen door de dienst van het Protocol van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Ze zijn evenmin van toepassing in het geval van verandering van maatschappij die het risico van burgerlijke aansprakelijkheid inzake motorvoertuigen verzekert. Afdeling 4. - Het kentekenbewijs

Art. 16.§ 1. De directie van de inschrijvingen reikt voor elk ingeschreven voertuig en per toegekende kentekenplaat een kentekenbewijs uit aan de aanvrager of aan zijn lasthebber.

Voor de personen bedoeld in artikel 5, § 1, 3° kan het kentekenbewijs eveneens worden uitgereikt door de Federale Politie bij de SHAPE. § 2. Het kentekenbewijs bestaat uit één enkel deel totdat de Minister bepaalt dat het uit twee delen zal bestaan, respectievelijk deel I en deel II genoemd. § 3. Voornoemde directie geeft een afschrift van het ééndelig kentekenbewijs af aan de personen die voertuigen in huur of huurkoop geven, voor zover die activiteit in hun handelsregister wordt vermeld en voornoemde personen een geldige aanvraag tot het bekomen van een afschrift voor een welbepaald voertuig indienden. Indien het bedoelde voertuig niet meer bestemd is voor huur of huurkoop wordt het afschrift onmiddellijk aan de directie van de inschrijvingen teruggezonden. § 4. De uitreiking van het kentekenbewijs geschiedt met de gewone post op het adres van de hoofdverblijfplaats van de aanvrager of op het voorlopig of tijdelijk verblijfsadres opgegeven in de aanvraag tot tijdelijke inschrijving. De uitreiking kan eveneens gebeuren in handen van de aanvrager of zijn lasthebber nadat de aanwezige persoon zijn identiteitskaart heeft vertoond. § 5. Het kentekenbewijs wordt gedateerd op de dag dat het is opgesteld.

Art. 17.§ 1. Het kentekenbewijs wordt aan boord van het voertuig bewaard telkens dit laatste deelneemt aan het verkeer.

De houder ervan waakt erover dat het in dusdanige omstandigheden wordt bewaard dat er geen beschadiging optreedt, met name onder invloed van licht of vochtigheid.

In het geval van een meerdelig kentekenbewijs wordt enkel deel I aan boord van het voertuig bewaard. Deel II wordt elders bewaard door de eigenaar ervan.

Indien een afschrift werd uitgereikt, wordt dit aan boord van het voertuig bewaard terwijl het kentekenbewijs buiten het voertuig bewaard wordt door de verhuurder. § 2. Indien het voertuig niet langer is ingeschreven bewaart de eigenaar van het voertuig het ééndelig of meerdelig kentekenbewijs.

Art. 18.De minister stelt de afmetingen, de vorm, de kleur en de inhoud van het kentekenbewijs vast.

Art. 19.§ 1. De directie van de inschrijvingen reikt een duplicaat van het kentekenbewijs uit voor de vervanging van een versleten, onleesbaar geworden of beschadigd exemplaar, zo dit laatste nog geldig was op het ogenblik van de aanvraag tot vervanging.

Geen duplicaat wordt uitgereikt dan tegen inlevering van het volledige vorige kentekenbewijs. § 2. Indien door middel van een attest bedoeld in artikel 32, § 1 wordt aangetoond dat het kentekenbewijs of een deel ervan gestolen werd, verloren is, of teniet is gegaan, en dit kentekenbewijs nog geldig was op het ogenblik van de aanvraag tot vervanging, reikt de directie van de inschrijvingen eveneens een duplicaat uit van het kentekenbewijs.

Indien slechts een deel van het meerdelig kentekenbewijs verloren, gestolen of teniet gegaan is, wordt alleen een duplicaat uitgereikt tegen inlevering van het overgebleven deel.

Onmiddellijk na de uitreiking van het duplicaat, verliest het verloren of tenietgegane exemplaar zijn geldigheid.

In geval van verlies of diefstal van een kentekenbewijs dat werd uitgereikt voor een tijdelijke inschrijving of in geval van verlies of diefstal van beide delen van een meerdelig kentekenbewijs wordt een herinschrijving aangevraagd op basis van hetzelfde attest bedoeld in artikel 32, § 1. § 3. De aanvraag tot het bekomen van een duplicaat van het kentekenbewijs gebeurt overeenkomstig de bepalingen van afdeling 2. Afdeling 5. - De kentekenplaten

Art. 20.§ 1. Er bestaan verschillende categorieën kentekenplaten die respectievelijk bestemd zijn voor de hiernavolgende groepen van tenaamgestelden van een inschrijving : 1° een gewone kentekenplaat met een normaal opschrift, voor de personen die een gewone aanvraag tot inschrijving of herinschrijving hebben ingediend;2° een bijkomende kentekenplaat met een bijzonder opschrift voor de personen vermeld in § 2, en hierna een « Hof »-, een « A »- een « E »- of een « P »-kentekenplaat genoemd, naargelang het geval;3° een tijdelijke kentekenplaat van korte duur, voor de personen vermeld in artikel 5, § 1, 4° tot 11° en hierna een transit-kentekenplaat genoemd voor de houders van een inschrijving in transit en een voorlopige kentekenplaat voor de houders van een voorlopige inschrijving;4° een tijdelijke kentekenplaat van lange duur, voor de personen vermeld in artikel 5, § 1, 1° tot 3°;en hierna een internationale kentekenplaat genoemd; 5° een bijzondere kentekenplaat voor de personen vermeld in § 3 en hierna een « EUR » of een « EUROCONTROL » kentekenplaat genoemd, naargelang het geval;6° een diplomatieke kentekenplaat, voor de personen vermeld in § 4, en hierna "CD" kentekenplaat genoemd. § 2. De bijkomende kentekenplaat met bijzonder opschrift wordt, in samenspraak met de betrokken instanties, toegekend aan de volgende instellingen of aan de personen die binnen deze instellingen een voorname functie bekleden : 1° de « Hof »-kentekenplaat aan de leden van de koninklijke familie en de hoogwaardigheidsbekleders van dit Hof;2° de « A »-kentekenplaat aan de voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, aan leden van de federale regering, aan ministers van Staat, aan vertegenwoordigers van de Hoge Magistratuur, aan Provinciegouverneurs, aan de vertegenwoordigers van de Hoge Clerus, aan Secretarissen-generaal en Kabinetschefs van de federale overheid;3° de « E »-kentekenplaten aan voorzitters, leden of diensten van de gemeenschaps-en gewestregeringen;4° de « P »-kentekenplaten aan de voorzitter en leden van de Senaat, aan de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, aan de voorzitter en leden van het Vlaamse of Waalse Parlement, aan de voorzitter en leden van het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, aan de voorzitter van de Duitstalige Raad, aan de leden van het Duitstalige parlement en aan de Belgische leden van het Europees Parlement. De kentekenplaten met een bijzonder opschrift worden enkel uitgereikt op basis van een bijkomende aanvraag tot inschrijving of herinschrijving van een voertuig dat reeds een gewone kentekenplaat of een « CD »- kentekenplaat draagt.

De tenaamgestelde van een dubbele inschrijving kiest welke van beide kentekenplaten hij op zijn voertuig bevestigt. § 3. De bijzondere kentekenplaten worden als volgt toegekend : 1° de « EUR »-kentekenplaat wordt, toegekend aan de in België gevestigde organen en ambtenaren van de Europese Gemeenschap die door deze zijn aangewezen;2° de « EUROCONTROL »-kentekenplaat wordt toegekend aan de in België gevestigde organen en ambtenaren van de Europese organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart die door bedoelde organisatie zijn aangewezen. De bijzondere kentekenplaten worden enkel uitgereikt op basis van een gewone aanvraag tot inschrijving of herinschrijving van een voertuig. § 4. De « CD »-kentekenplaat wordt op voorstel van de dienst van het Protocol van het Ministerie van Buitenlandse Zaken toegekend, hetzij aan de personen die in België deel uitmaken van het diplomatiek of consulair korps, of die onschendbaarheden genieten die analoog zijn met die van het diplomatiek korps, hetzij aan diplomatieke zendingen of vaste inrichtingen van publiekrechtelijke organisaties in België, voor de dienstvoertuigen die beide laatsten gebruiken.

De « CD »-kentekenplaat kan echter als bijkomende bijzondere kentekenplaat worden uitgereikt op basis van een bijkomende aanvraag tot inschrijving of herinschrijving van een voertuig dat reeds een gewone kentekenplaat draagt.

Art. 21.De minister bepaalt afmetingen, vorm, kleur, opschrift en grafie van de kentekenplaten en de reproducties.

Art. 22.De directie van de inschrijvingen reikt voor elk ingeschreven voertuig één gewone of bijzondere kentekenplaat uit aan de aanvrager van de inschrijving of aan zijn lasthebber. Zij kan echter ook een bijkomende kentekenplaat met bijzonder opschrift of een bijkomende « CD »-kentekenplaat uitreiken aan de personen of de instellingen respectievelijk vermeld in artikel 20, § 2 en § 4.

Bij elke nieuwe inschrijving reikt de directie van de inschrijvingen een nieuwe kentekenplaat uit, tenzij de aanvrager in zijn aanvraag heeft te kennen gegeven dat hij de kentekenplaat van een ander voertuig dat reeds op zijn naam was ingeschreven, wil plaatsen op het nieuw ingeschreven voertuig, hetgeen echter niet mogelijk is indien hem een tijdelijke kentekenplaat van korte duur werd uitgereikt.

Elke tenaamgestelde van een inschrijving mag ook om de toekenning van een nieuwe kentekenplaat met een ander inschrijvingsnummer voor een reeds op zijn naam ingeschreven voertuig verzoeken. Zulke herinschrijving kan slechts gebeuren tegen de inlevering van de vorige kentekenplaat.

De uitreiking van kentekenplaten geschiedt overeenkomstig artikel 16, § 4.

Voor de personen bedoeld in artikel 5, § 1, 3° kan de kentekenplaat eveneens worden uitgereikt door de Federale Politie bij SHAPE.

Art. 23.Wat de gewone kentekenplaten betreft, reserveert de leidend ambtenaar of zijn gemachtigde het inschrijvingsnummer dat beantwoordt aan de keuze van de persoon die er vooraf om verzocht heeft, voorzover dat nummer beschikbaar is.

Het inschrijvingsnummer wordt gereserveerd zodra de daartoe bepaalde retributie betaald is. Voor elke reservering van een nieuw inschrijvingsnummer is een retributie verschuldigd.

De aanvrager dient binnen drie maanden na de reservering de aanvraag in tot inschrijving of herinschrijving van zijn voertuig onder dit gepersonaliseerd opschrift. Na het verstrijken van deze termijn vervalt de reservering van het gepersonaliseerd opschrift, tenzij de leidend ambtenaar of zijn gemachtigde de termijn van reservering met twee maanden verlengt op basis van een gemotiveerd verzoek.

De inschrijving of herinschrijving van een voertuig onder een gepersonaliseerd opschrift wordt beschouwd als een gewone inschrijving of herinschrijving en geeft aanleiding tot de betaling van de retributie die daartoe voorzien is.

Art. 24.§ 1. De directie van de inschrijvingen reikt een duplicaat uit voor de vervanging van een versleten, beschadigde of onleesbaar geworden kentekenplaat. De vervangen kentekenplaat verliest haar geldigheid door de vervanging. Geen duplicaat wordt uitgereikt dan tegen inlevering van de vorige kentekenplaat. § 2. Als overeenkomstig artikel 32, § 1 wordt aangetoond dat de kentekenplaat waaronder het voertuig is ingeschreven verloren, gestolen of tenietgegaan is, wordt het voertuig heringeschreven.

Indien het echter gaat om verlies, diefstal of vernietiging van een bijkomende kentekenplaat met bijzonder opschrift of een « CD »-kentekenplaat kan de houder ervan een duplicaat van de kentekenplaat verkrijgen overeenkomstig de bepalingen van artikel 32, § 1. § 3. De aanvraag tot het bekomen van een duplicaat gebeurt overeenkomstig de bepalingen van afdeling 2. Afdeling 6. - Overdracht van kentekenplaten

Art. 25.§ 1. Een ingeschreven voertuig mag, met instemming van de tenaamgestelde van die inschrijving en met behoud van zijn kentekenplaat, worden ingeschreven op de naam van de echtgenoot, van de wettelijke samenwonende of van één van zijn kinderen.

Het voertuig ingeschreven op naam van een overleden houder mag op naam van de overlevende echtgenoot, van de wettelijk samenwonende of van één van zijn kinderen worden ingeschreven met behoud van de oorspronkelijke kentekenplaat.

In beide gevallen vervalt de inschrijving op naam van de oorspronkelijke houder van zodra het voertuig op een andere persoon wordt ingeschreven. § 2. In de voormelde gevallen wordt het bewijs van het huwelijk, de wettelijke samenwoning, de afstamming, de wettelijke adoptie of het overlijden geleverd door de gemeentelijke overheid.

De overdracht van een kentekenplaat wordt beschouwd als een geval van gewone inschrijving. De instemming wordt gegeven op het formulier bedoeld in artikel 10, § 2. Afdeling 7. - Retributies

Art. 26.Voor de volgende administratieve bewerkingen worden voorafgaandelijk de respectievelijke retributies geheven ten laste van de aanvrager : 1° voor het reserveren van een gepersonaliseerd opschrift bestaande uit vijf tekens : 874 EUR;2° voor het reserveren van een gepersonaliseerd opschrift bestaande uit zes tekens : 620 EUR;3° voor een inschrijving met een nieuwe kentekenplaat : 62 EUR;4° voor een inschrijving met behoud van de kentekenplaat : 62 EUR;5° voor de uitreiking van een afschrift van het kentekenbewijs : 62 EUR;6° voor een herinschrijving : 25 EUR;7° voor de uitreiking van een duplicaat van het kentekenbewijs : 25 EUR;8° voor de uitreiking van een duplicaat van de kentekenplaat : 25 EUR;9° voor een wijziging van de oorspronkelijke inschrijving betreffende de naam van een handelsvennootschap die gepaard gaat met de wijziging van haar BTW-nummer : 25 EUR;10° voor de overige wijzigingen van de oorspronkelijke inschrijving bedoeld in artikel 15, § 1 : 12,50 EUR;11° voor de verlenging van een tijdelijke inschrijving : 12,50 EUR.

Art. 27.De krachtens artikel 26 verschuldigde bedragen worden als volgt gekweten : 1° voor een gepersonaliseerd opschrift, zoals bedoeld in artikel 26, 1° en 2° : door middel van een overschrijving of een storting op een postchequerekening geopend op naam van het bestuur van wegverkeer en infrastructuur, volgens de onderrichtingen van de leidend ambtenaar;2° voor de andere gevallen : door middel van fiscale zegels of betalingstechnieken die ter vervanging van de fiscale zegel met het oog op de kwijting van voornoemde bedragen, door de Minister van Financiën worden vastgesteld. De zegels worden in hun geheel op het aanvraagformulier gekleefd en onbruikbaar gemaakt op de wijze voorgeschreven door artikel 13 van het Regentsbesluit van 18 september 1947 betreffende de uitvoering van het Wetboek der zegelrechten.

Art. 28.§ 1. Er wordt geen retributie geheven voor het inschrijven of herinschrijven van voertuigen waarvoor « Hof » -, « A »-, « E »- of « CD »-kentekenplaten worden toegekend. § 2. Er wordt geen retributie geheven voor de verlenging van een tijdelijke inschrijving voor de personen bedoeld in artikel 5, § 1, 1° tot 3°, noch voor de herinschrijving van een voertuig met een « CD »-inschrijvingsnummer onder een nieuw inschrijvingsnummer betreffende een tijdelijke inschrijving. § 3. Er wordt geen retributie geheven voor de inschrijving van personenvoertuigen die aangewend worden, hetzij voor een vergunde taxidienst, hetzij uitsluitend voor verhuring met bestuurder overeenkomstig artikel 15, § 2, 2° van het koninklijk besluit van 8 juli 1970 houdende algemene verordening betreffende de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen.

De retributie wordt evenmin geheven voor de inschrijving van bussen, autocars of trolleybussen en hun aanhangwagens. § 4. Er wordt geen retributie geheven voor de inschrijving van voertuigen die uitsluitend bestemd zijn voor het vervoer van goederen over de weg en met een technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand van meer dan 3,5 ton. HOOFDSTUK III. - Bijzondere bepalingen Afdeling 1. - De plaatsing van de kentekenplaat en haar reproductie op

het voertuig

Art. 29.De kentekenplaat wordt achteraan het voertuig aangebracht, hetzij in het midden, hetzij aan de linkerzijde. Als de bouwer van het voertuig daarvoor een plaats heeft voorbestemd, wordt daarvan gebruikgemaakt.

De kentekenplaat en haar reproductie moeten zich bovendien in een nagenoeg verticaal vlak loodrecht op het symmetrievlak van het voertuig bevinden en wel met hun bovenrand op hoogstens twee meter boven de grond en hiermee evenwijdig.

Zij worden stevig aan het voertuig vastgemaakt. Zij blijven ten alle tijde zichtbaar en overdag bij helder weer leesbaar op een afstand van tenminste veertig meter.

Deze leesafstand wordt terug gebracht op tenminste 30 meter voor kentekenplaten of reproducties die kleiner zijn dan het Europees formaat voor autoplaten (520 mm x 110 mm) en tot 20 meter voor kentekenplaten voor motorfietsen.

Art. 30.Aan de voorzijde van het voertuig wordt, in het midden of links daarvan een reproductie van de kentekenplaat bevestigd.

Een reproductie van de kentekenplaat van het trekkend voertuig wordt, op dezelfde wijze als beschreven in artikel 29, eerste lid, aangebracht op zijn aanhangwagen die behoort tot een van de categorieën vermeld in artikel 2, § 2, 4° tot 9°.

Als de aanhangwagen van een in België ingeschreven voertuig niet in België is ingeschreven, dan wordt op die aanhangwagen een reproductie bevestigd van de kentekenplaat van het trekkend voertuig. Als die aanhangwagen reeds een nummerplaat draagt van een ander land, dan mag deze door die reproductie niet bedekt worden.

Als achteraan op het voertuig of op zijn trekhaak een fietsdrager wordt gemonteerd, wordt ook op die fietsdrager een reproductie van de kentekenplaat aangebracht.

Als achteraan op een bus of autocar een bagagekoffer wordt gemonteerd die de kentekenplaat bedekt, wordt op die koffer eveneens een reproductie van de kentekenplaat aangebracht.

In alle hiervoor beschreven gevallen vertoont de reproductie een retroflecterende achtergrond.

Art. 31.§ 1. Elke handeling die uitgevoerd wordt op een kentekenplaat of haar reproductie, of in de onmiddellijke nabijheid ervan, en die aanleiding geeft tot verwarring met betrekking tot de inhoud van hun opschrift, is verboden.

Het boren van gaten in de kentekenplaat of in haar reproductie mag evenmin aanleiding geven tot verwarring met betrekking tot de inhoud van hun opschrift. § 2. De kentekenplaat en haar reproductie mogen in geen geval overdekt worden, zelfs niet met een doorzichtige stof. Afdeling 2. - Verlies van het kentekenbewijs of van de kentekenplaat

Art. 32.§ 1. De tenaamgestelde van de inschrijving, doet bij een politiedienst onverwijld aangifte van het feit dat zijn kentekenbewijs, een deel van zijn kentekenbewijs of zijn kentekenplaat zijn verloren, gestolen of teniet gegaan.

Als slechts een gedeelte van een meerdelig kentekenbewijs verloren, gestolen of vernietigd is, voegt de aanvrager het resterende gedeelte bij zijn aangifte.

De betrokken politiedienst geeft aan de tenaamgestelde van de inschrijving een attest af waarin de aangifte wordt vastgesteld en brengt in voorkomend geval een stempel aan op het overgebleven deel van het meerdelig kentekenbewijs dat voortaan integraal deel uitmaakt van dit attest.

De aangever hecht op zijn beurt dit attest onmiddellijk aan zijn aanvraag tot herinschrijving, tot het verkrijgen van een duplicaat van kentekenbewijs of kentekenplaat of tot het bekomen van de schrapping van het inschrijvingsnummer van zijn kentekenplaat.

Indien echter de aangever het voertuig niet meer gebruikt en de bedoeling heeft het voertuig waarop het verloren, gestolen of teniet gegaan kentekenbewijs betrekking heeft te verkopen of af te staan, bezorgt hij het attest aan de volgende eigenaar. § 2. De per gewone post verzonden kentekenbewijzen of kentekenplaten die niet bij de bestemmeling werden afgeleverd en niet bij de directie van de inschrijvingen zijn teruggekeerd, worden de eerste veertien dagen na de datum van inschrijving niet vervangen.

Na de vijftiende dag tot twee maand na de datum van inschrijving kan de houder van de inschrijving, op basis van een verklaring onder ede, hetzij een duplicaat van het niet ontvangen kentekenbewijs, hetzij een herinschrijving inzake een niet ontvangen kentekenplaat of tijdelijk kentekenbewijs aanvragen.

Vanaf twee maand na de datum van inschrijving worden het onbestelbaar kentekenbewijs en de onbestelbare kentekenplaat die ondertussen niet op de directie van de inschrijvingen zijn teruggekeerd, beschouwd als verloren of teniet gegaan.

In dat geval mag de tenaamgestelde van de inschrijving slechts om een duplicaat of om een herinschrijving verzoeken op basis van het attest bedoeld in paragraaf 1.

Onmiddellijk na hun vervanging verliezen het onbestelbaar kentekenbewijs en de onbestelbare kentekenplaat hun geldigheid.

Art. 33.Wie een kentekenbewijs, een deel ervan of een kentekenplaat vindt, geeft die af bij de dichtst bijgelegen politiedienst. Deze stuurt het gevonden voorwerp zo snel mogelijk terug aan de directie van de inschrijvingen, onverminderd de bepalingen van artikel 36.

Indien de tenaamgestelde van een verloren gegaan of gestolen kentekenbewijs, deel van een kentekenbewijs of kentekenplaat terug in het bezit ervan komt nadat hij een nieuw exemplaar heeft bekomen of nadat het inschrijvingsnummer van de kentekenplaat ondertussen geschrapt werd, bezorgt hij het teruggevonden exemplaar onmiddellijk terug aan de directie van de inschrijvingen. Afdeling 3. - Overdracht of afstand van het kentekenbewijs

Art. 34.§ 1. Het kentekenbewijs of, in voorkomend geval, het attest bedoeld in artikel 32, § 1, wordt voorgelegd aan de erkende instelling voor technische keuring als het voertuig aldaar wordt aangeboden met het oog op de verkoop.

Vanaf de datum van keuring is het kentekenbewijs nog slechts twee maanden geldig en wordt een speciale vermelding betreffende die beperkte geldigheid op het document aangebracht. De termijn van twee maanden kan door voornoemde instelling verlengd worden voor een nieuwe periode van twee maanden.

Indien de verkoop niet doorgaat, en de tenaamgestelde van het kentekenbewijs hetzelfde voertuig wenst te blijven gebruiken, vraagt hij binnen de op het kentekenbewijs vermelde geldigheidstermijn een duplicaat overeenkomstig de bepalingen van artikel 19, § 1.

Zolang er geen afstand is van het voertuig of zolang het kentekenbewijs met beperkte geldigheid niet vervangen is door een nieuw exemplaar, bewaart de tenaamgestelde van het kentekenbewijs dit laatste zorgvuldig. § 2. In geval van verkoop, schenking of afstand van het voertuig wordt het ééndelig of meerdelig kentekenbewijs en, in voorkomend geval, het attest bedoeld in artikel 32, § 1, met het voertuig overgedragen aan de koper, de begiftigde of begunstigde. § 3. De bepalingen van voorgaande paragrafen zijn niet geldig voor kentekenbewijzen die werden afgeleverd tezamen met een bijkomende kentekenplaat bedoeld in artikel 20, § 1, 2°.

Deze worden bij afstand van het voertuig of in het bijzondere geval van beëindiging van de functie van de houder ervan naar de directie van de inschrijvingen teruggestuurd. § 4. In geval van afbraak van het voertuig, stuurt de verwerker van het voertuig, binnen vijftien dagen na de vernietiging van het chassis het volledige kentekenbewijs aan de directie van de inschrijvingen.

Vooraf brengt hij de vermelding « chassis vernietigd » aan, alsmede zijn stempel, de datum en zijn handtekening.

Wanneer verwerkers van autowrakken vergund of geregistreerd zijn overeenkomstig artikel 6, tweede en derde lid van de richtlijn 2000/53/EG, onverminderd de regelgeving ter zake van de Gewesten, stellen zij voornoemde directie binnen de maand in kennis van elk door hen uitgereikt certificaat van vernietiging zodra het afgedankt voertuig hun wordt overgedragen voor vernietiging. Afdeling 4. - Verval van de inschrijving

Art. 35.Wanneer de tenaamgestelde van de inschrijving een einde maakt aan het gebruik van het voertuig, stuurt hij binnen vijftien dagen de kentekenplaat terug aan de directie van de inschrijvingen die tot de schrapping van het inschrijvingsnummer uit het repertorium overgaat.

Enkel in het geval waarbij de tenaamgestelde overeenkomstig de bepalingen van artikel 22, tweede lid, de mogelijkheid heeft bij afstand of buitenverkeerstelling van zijn voertuig zijn kentekenplaat opnieuw te gebruiken voor de inschrijving van een ander voertuig, mag de tenaamgestelde de bestaande kentekenplaat nog vier maanden behouden in afwachting van een nieuwe inschrijving.

Indien na het verstrijken van de gestelde termijn, geen terugzending of teruggave van de kentekenplaat aan voornoemde directie heeft plaatsgehad, kan de leidend ambtenaar of diens gemachtigde tot een ambtshalve schrapping van het inschrijvingsnummer van deze kentekenplaat overgaan.

Art. 36.Ambtshalve geschrapte kentekenplaten worden bij vaststelling door een bevoegd persoon in beslag genomen.

Indien een voertuig met zijn kentekenplaat, of enkel de kentekenplaat, worden in beslag genomen, stuurt de politiedienst of gerechtelijke overheid binnen dertig dagen de kentekenplaat terug naar de leidend ambtenaar of zijn gemachtigde of zendt deze een attest van inbeslagname toe met het oog op de schrapping van het inschrijvingsnummer van de kentekenplaat uit het repertorium van de voertuigen.

De terugzending van die kentekenplaat of van het attest van inbeslagname blijft verplicht.

Een in beslag genomen kentekenbewijs blijft bij de bevoegde politiedienst of gerechtelijke overheid in bewaring tot het samen met het voertuig wordt vrijgegeven. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 37.Het koninklijk besluit van 8 januari 1996 tot regeling van de inschrijving van de commerciële platen voor motorvoertuigen en hun aanhangwagens wordt als volgt gewijzigd : 1° in artikel 1 worden de woorden « artikel 2 van het koninklijk besluit van 31 december 1953 houdende reglementering van de inschrijving van motorvoertuigen en de aanhangwagens » vervangen door de woorden « artikel 6 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen »;2° in artikel 3 worden de woorden « artikel 3, § 1 van het voornoemd koninklijk besluit van 31 december 1953 » vervangen door de woorden « artikel 2, § 1 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen »; 3° in artikelen 4.1, 4.5.1, 7.1, 9.1, 10, 13.1, 16.1, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23.2, 23.3, 24, 32, en 34.3, worden de woorden « Directie voor de Inschrijving van de Voertuigen » vervangen door de woorden « directie van de inschrijvingen »; 4° in de titels van voornoemd koninklijk besluit van 8 januari 1996, van hoofdstuk 2, van hoofdstuk 3, van afdeling 1 en 2 van hoofdstuk 3 alsook in artikelen 1, 2, en 4.3.2, worden de woorden « commerciële platen » vervangen door de woorden « commerciële kentekenplaten »; 5° in artikel 7, 7.1.1 wordt de zin beginnend met « Het teken van deze proefrittenplaat » geschrapt; 6° artikel 8 wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art.8. De letterreeksen voorbehouden voor de proefrittenplaat, alsook de modellen van voornoemde plaat, van het bijbehorend inschrijvingsbewijs en van het zelfklevend vignet worden door de minister bevoegd voor het inschrijven van voertuigen vastgesteld. »; 7° in artikel 13,13.1.1 wordt de zin beginnend met « Het teken van deze handelaarsplaat » geschrapt; 8° artikel 14 wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art 14.De letterreeksen voorbehouden voor de handelaarsplaat alsook de modellen van voornoemde plaat, van het bijbehorend inschrijvingsbewijs en van het zelfklevend vignet worden door de minister bevoegd voor het inschrijven van voertuigen vastgesteld. »; 9° het tweede lid van artikel 28 wordt vervangen door de volgende bepaling : « het in het vorige lid vastgesteld bedrag wordt betaald door middel van fiscale zegels of betalingstechnieken die ter vervanging van de fiscale zegel met het oog op de kwijting van voornoemde bedragen, door de Minister van Financiën worden vastgesteld.»; 10° het voorlaatste lid van artikel 29 wordt vervangen door de volgende bepaling : « De in het vorige lid vastgestelde bedragen worden betaald door middel van fiscale zegels of betalingstechnieken die ter vervanging van de fiscale zegel met het oog op de kwijting van voornoemde bedragen, door de Minister van Financiën worden vastgesteld.»

Art. 38.Het koninklijk besluit van 31 december 1953 houdende reglementering van de inschrijving van de motorvoertuigen en de aanhangwagens, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 september 1954, 15 januari 1955, 16 april 1956, 31 december 1956, 10 januari 1961, 26 oktober 1962, 28 december 1964, 18 juni 1971, 21 december 1973, 25 november 1974, 2 maart 1979, 28 februari 1980, 31 juli 1980, 28 september 1981, 11 januari 1990, 6 juni 1990, 10 oktober 1991, 19 juli 1993, 19 november 1993, 27 december 1993, 7 april 1995, 8 januari 1996 en 20 juli 2000 wordt opgeheven.

Art. 39.§ 1. Een ingeschreven voertuig dat wordt gebruikt door de gemeentepolitie, de gerechtelijke politie bij de parketten of de rijkswacht mag, met instemming van de tenaamgestelde van de inschrijving en met behoud van zijn kentekenplaat, opnieuw worden ingeschreven op naam van hetzij een meergemeentezone of een gemeente, hetzij de federale politie. § 2. Een ingeschreven voertuig dat wordt gebruikt door de federale politie mag met instemming van de tenaamgestelde van de inschrijving en met behoud van de kentekenplaat worden ingeschreven op naam van een meergemeentezone of een gemeente. § 3. Er wordt geen retributie geheven voor de inschrijving van de voertuigen bedoeld in §§ 1 en 2.

Art. 40.§ 1. De kentekenbewijzen en kentekenplaten uitgereikt krachtens het koninklijk besluit van 31 december 1953 dat door artikel 38 van dit besluit werd opgeheven, blijven geldig, uitgezonderd de « CD »-kentekenplaten met een inschrijvingsnummer bestaande uit de letters « CD » gevolgd door vier cijfers. § 2. Vanaf de dag waarop het besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt tot 31 december 2001, vervangen de bedragen uitgedrukt in Belgische franken en weergegeven in de derde kolom van onderstaande tabel de overeenkomstige bedragen uitgedrukt in euros die zijn vermeld in artikel 26.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 41.§ 1. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de tweede maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, uitgezonderd : 1° artikel 28, §§ 3 en 4 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2001;2° artikel 30, laatste lid dat in werking treedt op 1 januari 2002;3° artikel 10, § 3, dat in werking treedt op 1 juni 2004. § 2. De in euros uitgedrukte bedragen vermeld in artikel 26 zijn van toepassing vanaf 1 januari 2002.

Art. 42.Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer, Onze Minister van Landsverdediging, Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Economie zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 juli 2001.

ALBERT Par le Roi : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, Ch. PICQUE

^