Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 juli 2012
gepubliceerd op 30 juli 2012

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2012204336
pub.
30/07/2012
prom.
20/07/2012
ELI
eli/besluit/2012/07/20/2012204336/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 JULI 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, artikel 7, § 1, derde lid, i), vervangen bij de wet van 14 februari 1961;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, gegeven op 19 april 2012;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 april 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 6 juni 2012;

Gelet op het advies 51.545/1 van de Raad van State, gegeven op 10 juli 2012 in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 59bis, § 10, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 28 september 2010, wordt vervangen door de volgende bepaling : "2° de werkloze doet hiervoor voorafgaandelijk een geschreven en onherroepelijke verklaring bij het werkloosheidsbureau.".

Art. 2.In hetzelfde besluit, wordt een artikel 59bis/1 ingevoegd, luidende : "Art. 59bis/1. § 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 58 en in afwijking van artikel 59bis, volgt de directeur, volgens de modaliteiten bepaald in de artikelen 59ter/1, 59quater/1, 59quater/2, 59quater/3, 59quinquies/1, 59quinquies/2 en 59nonies, het actieve zoekgedrag naar werk op van de in artikel 36 bedoelde jonge werknemer die, op de dag van de verzending van de in artikel 59quater/1, § 1, eerste lid bedoelde vraag naar informatie, sedert ten minste zes maanden inschakelingsuitkeringen geniet of die tewerkgesteld is als deeltijds werknemer met behoud van rechten en sedert tenminste zes maanden een inkomensgarantie-uitkering geniet waarvan de referte-uitkering, bedoeld in artikel 131bis, § 2, een inschakelingsuitkering is. § 2. De opvolgingsprocedure bedoeld in dit artikel is niet van toepassing op de in artikel 36 bedoelde jonge werknemer : 1° die een blijvende arbeidsongeschiktheid vertoont van minstens 33 %, vastgesteld door de voor het werkloosheidsbureau aangewezen geneesheer, overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 141;2° gedurende de periode tijdens dewelke hij is vrijgesteld van de verplichting om ingeschreven te zijn als werkzoekende en van de verplichting om beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt, in toepassing van de artikelen 90, 91, 92, 93, 94, 96 of 97, § 2 of § 3. § 3. De opvolgingsprocedure bedoeld in dit artikel wordt opgeschort gedurende de periode tijdens dewelke de jonge werknemer bedoeld in artikel 36 afziet van uitkeringen en tot aan de indiening van een nieuwe uitkeringsaanvraag als volledig werkloze, indien de volgende voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn : 1° de periode tijdens dewelke de jonge werknemer afziet van uitkeringen bedraagt ten minste zes maanden;2° de jonge werknemer legt hiervoor voorafgaandelijk een geschreven en onherroepelijke verklaring af bij het werkloosheidsbureau. Na afloop van de periode van verzaking wordt de vraag naar informatie bedoeld in artikel 59quater/1, § 1, eerste lid, naar de jonge werknemer verzonden, ten vroegste 6 maanden na de datum van de nieuwe uitkeringsaanvraag bedoeld in het eerste lid.".

Art. 3.In hetzelfde besluit, wordt een artikel 59ter/1 ingevoegd, luidende : "Art. 59ter/1. Na het begin van de beroepsinschakelingstijd wordt de in artikel 36 bedoelde jonge werknemer er schriftelijk van op de hoogte gebracht dat hij tijdens zijn werkloosheid actief naar werk moet zoeken en actief moet meewerken aan de begeleidings-, opleidings-, en beroepservarings- of inschakelingsacties die hem worden voorgesteld door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddelling en beroepsopleiding. De jonge werknemer wordt er eveneens van op de hoogte gebracht dat hij, na het einde van de beroepsinschakelingstijd en ten vroegste zes maanden na zijn toelating tot het recht op inschakelingsuitkeringen, zal worden uitgenodigd door de directeur, om aan te tonen dat hij voldoende en passende inspanningen heeft gedaan om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt sedert de ontvangst van de informatiebrief bedoeld in dit artikel.

Aan de jonge werknemer bedoeld in artikel 36 wordt ook schriftelijk informatie gegeven over het verdere verloop van de opvolgingsprocedure van het actieve zoekgedrag naar werk en over de eventuele gevolgen van deze procedure.

De informatiebrief bedoeld in dit artikel wordt naar de in artikel 36 bedoelde jonge werknemer verzonden per gewone brief, vanaf het ogenblik dat de Rijksdienst van de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddelling en beroepsopleiding de nuttige gegevens ontvangen heeft aangaande de inschrijving als werkzoekende van de voormelde jonge werknemer.

De informatiebrief bedoeld in het eerste lid wordt geacht ontvangen te zijn de derde werkdag die volgt op de afgifte van de brief bij de post.".

Art. 4.In hetzelfde besluit, wordt een artikel 59quater/1 ingevoegd, luidende : "Art. 59quater/1. § 1. Ten vroegste wanneer de voorwaarden bedoeld in artikel 59bis/1, § 1, vervuld zijn, vraagt de directeur schriftelijk aan de in artikel 36 bedoelde jonge werknemer om informatie over te maken over de inspanningen die hij heeft gedaan om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, vanaf de datum van de ontvangst van de informatiebrief bedoeld in artikel 59ter/1 tot de datum van ontvangst van deze vraag naar informatie, door hiertoe het door de Rijksdienst opgestelde formulier in te vullen en over te maken aan het werkloosheidsbureau, per gewone brief of via e-mail, in voorkomend geval, samen met een kopie van de schriftelijke bewijzen van zijn inspanningen.

Het ingevulde formulier en de schriftelijke bewijzen bedoeld in het eerste lid, moeten het werkloosheidsbureau bereiken binnen een termijn van één maand die ingaat op de dag nadat de jonge werknemer de vraag naar informatie heeft ontvangen.

De jonge werknemer die geen gevolg geeft aan de vraag naar informatie, wordt uitgesloten van het recht op uitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 70.

De vraag naar informatie bedoeld in het eerste lid, wordt geacht ontvangen te zijn op de derde werkdag die volgt op de afgifte van de brief aan de post. § 2. In afwijking van § 1 wordt de jonge werknemer die dit uitdrukkelijk schriftelijk vraagt, uitgenodigd naar het werkloosheidsbureau voor een evaluatiegesprek over zijn inspanningen.

Deze schriftelijke vraag moet het werkloosheidsbureau bereiken vóór de afloop van de termijn van één maand bedoeld in § 1, tweede lid.

De aanwezigheid van de jonge werknemer op het evaluatiegesprek is verplicht. Hij mag zich echter laten vergezellen door een persoon naar keuze.

Indien de jonge werknemer zich niet aanmeldt op het evaluatiegesprek, wordt hem een nieuwe aangetekende oproeping gestuurd.

Indien de jonge werknemer zonder geldige reden geen gevolg geeft aan de tweede oproeping, wordt hij uitgesloten van het recht op uitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 70. In dit geval kan het evaluatiegesprek plaatsvinden wanneer de jonge werknemer zich op het werkloosheidsbureau aanmeldt.

De jonge werknemer die, binnen een termijn van drie werkdagen die aanvangt op de dag van de afwezigheid, ter verantwoording van zijn afwezigheid een reden opgeeft die door de directeur aanvaard wordt, behoudt evenwel zijn recht op uitkeringen. In dat geval wordt hem een nieuwe oproeping gestuurd, wanneer het motief dat aanvaard werd als rechtvaardiging van de afwezigheid, opgehouden heeft te bestaan. § 3. De inspanningen die de jonge werknemer heeft gedaan vanaf de datum van de ontvangst van de informatiebrief bedoeld in artikel 59ter/1 tot de datum van ontvangst van de vraag naar informatie bedoeld in § 1, eerste lid, worden door de directeur geëvalueerd.

In afwijking van het eerste lid mag de evaluatie van de inspanningen in de lokalen van het werkloosheidsbureau eveneens gebeuren door een personeelslid dat door de Rijksdienst ter beschikking is gesteld van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap. § 4. Van bij de ontvangst van het ingevulde formulier en de schriftelijke bewijzen overgemaakt door de jonge werknemer overeenkomstig de bepalingen van § 1 of meegedeeld tijdens het evaluatiegesprek bedoeld in § 2, worden de inspanningen geleverd door de jonge werknemer vanaf de datum van de ontvangst van de informatiebrief bedoeld in artikel 59ter/1 tot de datum van ontvangst van de vraag naar informatie bedoeld in § 1, eerste lid, geëvalueerd op basis van : 1° de inlichtingen waarover de Rijksdienst reeds beschikt in verband met de jonge werknemer, onder meer de tewerkstellingsperiodes, de ziekteperiodes en de informatie afkomstig van de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding;2° het ingevulde formulier en de schriftelijke bewijzen die werden overgemaakt of de inlichtingen en schriftelijke bewijzen die werden meegedeeld tijdens het evaluatiegesprek door de jonge werknemer zelf, over de stappen die hij heeft gezet om werk te zoeken. De jonge werknemer bewijst de stappen die hij heeft gezet met alle rechtsmiddelen, met inbegrip van de verklaring op eer.

In geval van twijfel over de juistheid van de door de jonge werknemer overgemaakte of meegedeelde inlichtingen en bewijzen, kan de directeur de voorgelegde verklaringen en documenten verifiëren, overeenkomstig de bepalingen van artikel 139.

Bij de evaluatie van de door de jonge werknemer geleverde inspanningen, wordt rekening gehouden met de leeftijd van de jonge werknemer, met zijn opleidingsniveau, zijn bekwaamheden, zijn sociale en familiale situatie, zijn verplaatsingsmogelijkheden en eventuele elementen van discriminatie.

Er wordt eveneens rekening gehouden met de toestand van de arbeidsmarkt in de subregio waar de jonge werknemer zijn hoofdverblijfplaats heeft. Onder subregio wordt verstaan, de zone waarbinnen de bewoners van de gemeente van de jonge werknemer en van de buurgemeenten zich verplaatsen om te gaan werken, zonder dat deze zone beperkt mag worden tot het ambtsgebied van het werkloosheidsbureau waar de jonge werknemer zijn hoofdverblijfplaats heeft. § 5. Indien uit de in § 4 bedoelde evaluatie blijkt dat de jonge werknemer voldoende en passende inspanningen heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, wordt de jonge werknemer schriftelijk op de hoogte gebracht van de positieve evaluatie.

De jonge werknemer wordt er eveneens van op de hoogte gebracht dat hij zijn inspanningen om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt moet verderzetten en dat er zes maanden later een nieuwe evaluatie volgt.

Een schriftelijk document met de informatie bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt aan de jonge werknemer overgemaakt na afloop van het evaluatiegesprek, of hem per gewone brief toegezonden. § 6. Indien de in § 4 bedoelde evaluatie niet toelaat om te besluiten dat de jonge werknemer voldoende en passende inspanningen heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, wordt de jonge werknemer ervan schriftelijk op de hoogte gebracht.

De jonge werknemer wordt er eveneens van op de hoogte gebracht : 1° dat hij later naar het werkloosheidsbureau zal worden opgeroepen voor een gesprek met de directeur, met het oog op een definitieve evaluatie van de inspanningen die hij heeft geleverd vanaf de datum van de ontvangst van de informatiebrief bedoeld in artikel 59ter/1;2° dat hij tijdens het evaluatiegesprek bedoeld in 1°, de mogelijkheid heeft zich te laten bijstaan door een advocaat of door een afgevaardigde van een werknemersorganisatie die een erkende uitbetalingsinstelling heeft opgericht. Een schriftelijk document met de informatie bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt aan de jonge werknemer overgemaakt na afloop van het gesprek, of wordt hem per gewone brief toegezonden.".

Art. 5.In hetzelfde besluit, wordt een artikel 59quater/2 ingevoegd, luidende : "Art. 59quater/2. § 1. Ten vroegste na afloop van een termijn van zes maanden die ingaat de dag na de positieve evaluatie bedoeld in artikel 59quater/1, § 5, en op voorwaarde dat de voorwaarden bedoeld in artikel 59bis/1, § 1, op deze datum vervuld zijn, vraagt de directeur schriftelijk aan de in artikel 36 bedoelde jonge werknemer om informatie over te maken betreffende de inspanningen die hij heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, vanaf de voormelde positieve evaluatie tot de datum van ontvangst van deze vraag naar informatie, door hiertoe het door de Rijksdienst opgestelde formulier in te vullen en over te maken aan het werkloosheidsbureau, per gewone brief of via e-mail, in voorkomend geval samen met een kopie van de schriftelijke bewijzen van zijn inspanningen.

Het ingevulde formulier en de schriftelijke bewijzen bedoeld in het eerste lid, moeten het werkloosheidsbureau bereiken binnen een termijn van één maand die ingaat op de dag nadat de jonge werknemer de vraag naar informatie heeft ontvangen.

De jonge werknemer die geen gevolg geeft aan de vraag naar informatie, wordt uitgesloten van het recht op uitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 70.

De vraag naar informatie bedoeld in het eerste lid, wordt geacht ontvangen te zijn op de derde werkdag die volgt op de afgifte van de brief aan de post. § 2. In afwijking van § 1 wordt de jonge werknemer die dit uitdrukkelijk schriftelijk vraagt, uitgenodigd naar het werkloosheidsbureau voor een evaluatiegesprek over zijn inspanningen.

Deze schriftelijke vraag moet het werkloosheidsbureau bereiken vóór de afloop van de termijn van één maand bedoeld in § 1, tweede lid.

De aanwezigheid van de jonge werknemer op het evaluatiegesprek is verplicht. Hij mag zich echter laten vergezellen door een persoon naar keuze.

Indien de jonge werknemer zich niet aanmeldt op het evaluatiegesprek, wordt hem een nieuwe aangetekende oproeping toegezonden.

Indien de jonge werknemer zonder geldige reden geen gevolg geeft aan de tweede oproeping, wordt hij uitgesloten van het genot van uitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 70. In dit geval kan het evaluatiegesprek plaatsvinden wanneer de jonge werknemer zich op het werkloosheidsbureau aanmeldt.

De jonge werknemer die, binnen een termijn van drie werkdagen die aanvangt op de dag van de afwezigheid, ter verantwoording van zijn afwezigheid een reden opgeeft die door de directeur aanvaard wordt, behoudt evenwel het recht op uitkeringen. In dat geval wordt hem een nieuwe oproeping toegestuurd, wanneer het als gerechtvaardigde aanvaarde motief van de afwezigheid opgehouden heeft te bestaan. § 3. De inspanningen die de jonge werknemer heeft geleverd van bij de positieve evaluatie bedoeld in artikel 59quater/1, § 5, tot de datum van ontvangst van de vraag naar informatie bedoeld in § 1, eerste lid, worden door de directeur geëvalueerd.

In afwijking van het eerste lid mag de evaluatie van de inspanningen in de lokalen van het werkloosheidsbureau eveneens gebeuren door een personeelslid dat door de Rijksdienst ter beschikking is gesteld van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap. § 4. Van bij de ontvangst van het ingevulde formulier en de schriftelijke bewijzen overgemaakt door de jonge werknemer overeenkomstig de bepalingen van § 1 of meegedeeld tijdens het evaluatiegesprek bedoeld in § 2, worden de inspanningen geleverd door de jonge werknemer vanaf de positieve evaluatie bedoeld in artikel 59quater/1, § 5, tot de datum van ontvangst van de vraag naar informatie bedoeld in § 1, eerste lid, geëvalueerd op basis van : 1° de informatie waarover de Rijksdienst reeds beschikt in verband met de jonge werknemer, onder meer : a) de periodes tijdens dewelke de jonge werknemer vrijgesteld was van de verplichting om beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt, in toepassing van de artikelen 90, 91, 92, 93, 94, 96 of 97, § 2 of § 3;b) de activiteiten die hij eventueel heeft verricht in het kader van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap;c) de tewerkstellingsperiodes en de ziekteperiodes;d) de inlichtingen afkomstig van de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding;2° het ingevulde formulier en de schriftelijke bewijzen die werden overgemaakt of de inlichtingen en schriftelijke bewijzen die werden meegedeeld tijdens het evaluatiegesprek door de jonge werknemer zelf, over de stappen die hij heeft gezet om werk te zoeken. De jonge werknemer bewijst de stappen die hij heeft gezet met alle rechtsmiddelen, met inbegrip van de verklaring op eer.

In geval van twijfel over de juistheid van de door de jonge werknemer overgemaakte of meegedeelde inlichtingen of bewijzen, kan de directeur de voorgelegde verklaringen en documenten verifiëren, overeenkomstig de bepalingen van artikel 139.

Bij de evaluatie van de door de jonge werknemer geleverde inspanningen, wordt rekening gehouden met de leeftijd van de jonge werknemer, met zijn opleidingsniveau, zijn bekwaamheden, zijn sociale en familiale situatie, zijn verplaatsingsmogelijkheden en eventuele elementen van discriminatie.

Er wordt eveneens rekening gehouden met de toestand van de arbeidsmarkt in de subregio waar de jonge werknemer zijn hoofdverblijfplaats heeft. Onder subregio wordt verstaan, de zone waarbinnen de bewoners van de gemeente van de jonge werknemer en van de buurgemeenten zich verplaatsen om te gaan werken, zonder dat deze zone beperkt mag worden tot het ambtsgebied van het werkloosheidsbureau waar de jonge werknemer zijn hoofdverblijfplaats heeft. § 5. Indien uit de in § 4 bedoelde evaluatie blijkt dat de jonge werknemer voldoende en passende inspanningen heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, wordt de jonge werknemer schriftelijk op de hoogte gebracht van deze positieve evaluatie.

De jonge werknemer wordt er eveneens van op de hoogte gebracht dat hij zijn inspanningen om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt moet verderzetten en dat er zes maanden later een nieuwe evaluatie volgt.

Een schriftelijk document met de informatie bedoeld in het eerste en tweede lid wordt aan de jonge werknemer overgemaakt na afloop van het evaluatiegesprek of wordt hem per gewone brief toegezonden.

De in het tweede lid bedoelde zesmaandelijkse evaluatie van de inspanningen geleverd door de jonge werknemer om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt na de in deze paragraaf bedoelde positieve evaluatie, gebeurt op basis van de modaliteiten bepaald in dit artikel. § 6. Indien de in § 4 bedoelde evaluatie niet toelaat om te besluiten dat de jonge werknemer voldoende en passende inspanningen heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, wordt de jonge werknemer ervan schriftelijk op de hoogte gebracht.

De jonge werknemer wordt er eveneens van op de hoogte gebracht : 1° dat hij later naar het werkloosheidsbureau zal worden opgeroepen voor een gesprek met de directeur, met het oog op een definitieve evaluatie van de inspanningen die hij heeft geleverd vanaf de positieve evaluatie bedoeld in artikel 59quater/1, § 5;2° dat hij tijdens het evaluatiegesprek, bedoeld in 1°, de mogelijkheid heeft zich te laten bijstaan door een advocaat of door een afgevaardigde van een werknemersorganisatie die een erkende uitbetalingsinstelling heeft opgericht. Een schriftelijk document met de informatie bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt aan de jonge werknemer overgemaakt na afloop van het gesprek, of wordt hem per gewone brief toegezonden.

De definitieve evaluatie van de inspanningen bedoeld in het tweede lid, 1° gebeurt op basis van de modaliteiten bepaald in artikel 59quater/3.".

Art. 6.In hetzelfde besluit, wordt een artikel 59quater/3 ingevoegd, luidende : "Art. 59quater/3. § 1. Ten vroegste na afloop van een termijn van een maand, die ingaat op de dag na de evaluatie bedoeld in artikel 59quater/1, § 6, en op voorwaarde dat de voorwaarden bedoeld in artikel 59bis/1, § 1, op deze dag vervuld zijn, roept de directeur de jonge werknemer bedoeld in artikel 36 op naar het werkloosheidsbureau met het oog op een definitieve evaluatie van de inspanningen die hij heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt vanaf de datum van de ontvangst van de informatiebrief bedoeld in artikel 59ter/1 tot de datum van de ontvangst van de oproep bedoeld in deze paragraaf.

De oproep bedoeld in het eerste lid wordt geacht ontvangen te zijn op de derde werkdag die volgt op de ontvangst van de brief bij de post.

De aanwezigheid van de jonge werknemer op het evaluatiegesprek is verplicht. De jonge werknemer mag zich evenwel laten bijstaan door een advocaat of door een afgevaardigde van een werknemersorganisatie die een erkende uitbetalingsinstelling heeft opgericht.

Indien de jonge werknemer zich niet aanmeldt op het evaluatiegesprek, wordt hem een nieuwe, aangetekende oproeping toegezonden.

Indien de jonge werknemer zonder geldige reden geen gevolg geeft aan de tweede oproeping, wordt hij uitgesloten van het recht op uitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 70. In dit geval kan het evaluatiegesprek plaatsvinden wanneer de jonge werknemer zich op het werkloosheidsbureau aanmeldt.

De jonge werknemer die, binnen een termijn van drie werkdagen die aanvangt op de dag van de afwezigheid, ter verantwoording van zijn afwezigheid een reden opgeeft die door de directeur aanvaard wordt, behoudt evenwel het recht op uitkeringen. In dat geval wordt hem een nieuwe oproeping toegestuurd, wanneer het als rechtvaardiging aanvaarde motief van de aanwezigheid opgehouden heeft te bestaan. § 3. De inspanningen geleverd door de jonge werknemer vanaf de datum van de ontvangst van de informatiebrief bedoeld in artikel 59ter/1 tot de datum van de ontvangst van de oproep bedoeld in § 1, eerste lid, worden geëvalueerd door de directeur op basis van : 1° de inlichtingen waarover de Rijksdienst reeds beschikt in verband met de jonge werknemer, onder meer de tewerkstellingsperiodes, de ziekteperiodes en de informatie afkomstig van de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding;2° het ingevulde formulier en de schriftelijke bewijzen die werden overgemaakt of de inlichtingen en schriftelijke bewijzen die werden meegedeeld tijdens het evaluatiegesprek door de jonge werknemer zelf, over de stappen die hij heeft gezet om werk te zoeken; De jonge werknemer bewijst de stappen die hij heeft gezet met alle rechtsmiddelen, met inbegrip van de verklaring op eer.

In geval van twijfel over de juistheid van de door de jonge werknemer overgemaakte of meegedeelde inlichtingen of bewijzen, kan de directeur de voorgelegde verklaringen en documenten verifiëren, overeenkomstig de bepalingen van artikel 139.

Bij de evaluatie van de door de jonge werknemer geleverde inspanningen, wordt rekening gehouden met de leeftijd van de jonge werknemer, met zijn opleidingsniveau, zijn bekwaamheden, zijn sociale en familiale situatie, zijn verplaatsingsmogelijkheden en eventuele elementen van discriminatie.

Er wordt eveneens rekening gehouden met de toestand van de arbeidsmarkt in de subregio waar de jonge werknemer zijn hoofdverblijfplaats heeft. Onder subregio wordt verstaan, de zone waarbinnen de bewoners van de gemeente van de jonge werknemer en van de buurgemeenten zich verplaatsen om te gaan werken, zonder dat deze zone beperkt mag worden tot het ambtsgebied van het werkloosheidsbureau waar de jonge werknemer zijn hoofdverblijfplaats heeft. § 4. Indien de directeur vaststelt dat de jonge werknemer voldoende en passende inspanningen heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, brengt hij de jonge werknemer op de hoogte van deze positieve evaluatie, onmiddellijk na afloop van het evaluatiegesprek.

De jonge werknemer wordt er eveneens van op de hoogte gebracht dat hij zijn inspanningen om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt moet verderzetten en dat er zes maanden later een nieuwe evaluatie volgt.

Een schriftelijk document met de informatie bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt na afloop van het evaluatiegesprek aan de jonge werknemer overgemaakt. § 5. Indien de directeur vaststelt dat de jonge werknemer niet voldoende en passende inspanningen heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, brengt hij de jonge werknemer op de hoogte van deze negatieve evaluatie, onmiddellijk na afloop van het evaluatiegesprek.

De jonge werknemer wordt er eveneens van op de hoogte gebracht : 1° dat hij gedurende een periode van minstens zes maanden zal uitgesloten worden van het recht op uitkeringen;2° dat de uitsluiting van het recht op uitkeringen bedoeld in 1°, ten vroegste zal kunnen worden opgeheven na afloop van de voormelde periode van zes maanden en op voorwaarde dat de inspanningen die hij zal geleverd hebben om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt na de in deze paragraaf bedoelde negatieve evaluatie, positief worden geëvalueerd;3° dat hij de evaluatie van zijn inspanningen bedoeld in 2° ten vroegste zal kunnen vragen na afloop van de voormelde periode van zes maanden. Een schriftelijk document met de informatie bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt aan de jonge werknemer overgemaakt na afloop van het evaluatiegesprek. § 6. In het in § 5 bedoelde geval wordt de in artikel 36 bedoelde jonge werknemer uitgesloten van het recht op uitkeringen gedurende een periode van zes maanden, berekend van datum tot datum.

De beslissing genomen in toepassing van het eerste lid gaat in vanaf de maandag die volgt op de afgifte ter post van de brief waarmee ze aan de jonge werknemer wordt betekend.

De uitsluiting bedoeld in het eerste lid heeft tijdelijk geen uitwerking gedurende de periode tijdens dewelke de jonge werknemer het werk heeft hervat als loontrekkende en tijdens deze betrekking tijdelijk werkloos wordt.".

Art. 7.In artikel 59quinquies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2004 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 februari 2005, 28 september 2010 en 28 december 2011, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1°) § 1, vierde lid, wordt vervangen door de volgende bepaling : "Indien de werkloze zonder geldige reden geen gevolg geeft aan de tweede oproeping, wordt hij uitgesloten van het genot van uitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 70. In dit geval kan het evaluatiegesprek plaatsvinden wanneer de werkloze zich op het werkloosheidsbureau aanmeldt."; 2°) § 8 wordt opgeheven.

Art. 8.In hetzelfde besluit, wordt een artikel 59quinquies/1 ingevoegd, luidende : "Art. 59quinquies/1. § 1. Ten vroegste na afloop van een termijn van zes maanden die ingaat op de dag na de positieve evaluatie bedoeld in artikel 59quater/3, § 4, en op voorwaarde dat de voorwaarden bedoeld in artikel 59bis/1, § 1, op deze datum vervuld zijn, vraagt de directeur schriftelijk aan de in artikel 36 bedoelde jonge werknemer om informatie over te maken betreffende de inspanningen die hij heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt vanaf de voormelde positieve evaluatie tot de datum van ontvangst van deze vraag naar informatie door hiertoe het door de Rijksdienst opgestelde formulier in te vullen en over te maken aan het werkloosheidsbureau, per gewone brief of via e-mail, in voorkomend geval samen met een kopie van de schriftelijke bewijzen van zijn inspanningen.

Het ingevulde formulier en de schriftelijke bewijzen bedoeld in het eerste lid, moeten het werkloosheidsbureau bereiken binnen een termijn van één maand die ingaat op de dag nadat de jonge werknemer de vraag naar informatie heeft ontvangen.

De jonge werknemer, die geen gevolg geeft aan de vraag naar informatie, wordt uitgesloten van het recht op uitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 70.

De vraag naar informatie bedoeld in het eerste lid, wordt geacht ontvangen te zijn op de derde werkdag die volgt op de afgifte van de brief aan de post. § 2. In afwijking van § 1 wordt de jonge werknemer die dit uitdrukkelijk schriftelijk vraagt, uitgenodigd naar het werkloosheidsbureau voor een evaluatiegesprek over zijn inspanningen.

Deze schriftelijke vraag moet het werkloosheidsbureau bereiken vóór de afloop van de termijn van één maand bedoeld in § 1, tweede lid.

De aanwezigheid van de jonge werknemer op het evaluatiegesprek is verplicht. Hij mag zich echter laten vergezellen door een persoon naar keuze.

Indien de jonge werknemer zich niet aanmeldt op het evaluatiegesprek, wordt hem een nieuwe aangetekende oproeping toegezonden.

Indien de jonge werknemer zonder geldige reden geen gevolg geeft aan de tweede oproeping, wordt hij uitgesloten van het recht op uitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 70. In dit geval kan het evaluatiegesprek plaatsvinden wanneer de jonge werknemer zich op het werkloosheidsbureau aanmeldt.

De jonge werknemer die, binnen een termijn van drie werkdagen die aanvangt op de dag van de afwezigheid, ter verantwoording van zijn afwezigheid een reden opgeeft die door de directeur aanvaard wordt, behoudt evenwel het recht op uitkeringen. In dat geval wordt hem een nieuwe oproeping toegestuurd, wanneer het als rechtvaardiging aanvaarde motief van de aanwezigheid opgehouden heeft te bestaan. § 3. De inspanningen die de jonge werknemer heeft geleverd vanaf de positieve evaluatie bedoeld in artikel 59quater/3, § 4, tot de datum van ontvangst van de vraag naar informatie bedoeld in § 1, eerste lid, worden door de directeur geëvalueerd.

In afwijking van het eerste lid mag de evaluatie van de inspanningen in de lokalen van het werkloosheidsbureau eveneens gebeuren door een personeelslid dat door de Rijksdienst ter beschikking is gesteld van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap. § 4. Van bij de ontvangst van het ingevulde formulier en de schriftelijke bewijzen overgemaakt door de jonge werknemer overeenkomstig de bepalingen van § 1 of meegedeeld tijdens het evaluatiegesprek bedoeld in § 2, worden de inspanningen geleverd door de jonge werknemer vanaf de positieve evaluatie bedoeld in artikel 59quater/3, § 4, tot de datum van ontvangst van de vraag naar informatie bedoeld in § 1, eerste lid, geëvalueerd op basis van : 1° de informatie waarover de Rijksdienst reeds beschikt in verband met de jonge werknemer, onder meer : a) de periodes tijdens dewelke de jonge werknemer vrijgesteld was van de verplichting om beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt, in toepassing van de artikelen 90, 91, 92, 93, 94, 96 of 97, § 2 of § 3;b) de activiteiten die hij eventueel heeft verricht in het kader van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap;c) de tewerkstellingsperiodes en de ziekteperiodes;d) de inlichtingen afkomstig van de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding;2° het ingevulde formulier en de schriftelijke bewijzen die werden overgemaakt of de inlichtingen en schriftelijke bewijzen die werden meegedeeld tijdens het evaluatiegesprek door de jonge werknemer zelf, over de stappen die hij heeft gezet om werk te zoeken. De jonge werknemer bewijst de stappen die hij heeft gezet met alle rechtsmiddelen, met inbegrip van de verklaring op eer.

In geval van twijfel over de juistheid van de door de jonge werknemer overgemaakte of meegedeelde inlichtingen en bewijzen, kan de directeur de voorgelegde verklaringen en documenten verifiëren, overeenkomstig de bepalingen van artikel 139.

Bij de evaluatie van de door de jonge werknemer geleverde inspanningen, wordt rekening gehouden met de leeftijd van de jonge werknemer, met zijn opleidingsniveau, zijn bekwaamheden, zijn sociale en familiale situatie, zijn verplaatsingsmogelijkheden en eventuele elementen van discriminatie.

Er wordt eveneens rekening gehouden met de toestand van de arbeidsmarkt in de subregio waar de jonge werknemer zijn hoofdverblijfplaats heeft. Onder subregio wordt verstaan, de zone waarbinnen de bewoners van de gemeente van de jonge werknemer en van de buurgemeenten zich verplaatsen om te gaan werken, zonder dat deze zone beperkt mag worden tot het ambtsgebied van het werkloosheidsbureau waar de jonge werknemer zijn hoofdverblijfplaats heeft. § 5. Indien uit de in § 4 bedoelde evaluatie blijkt dat de jonge werknemer voldoende en passende inspanningen heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, wordt de jonge werknemer schriftelijk op de hoogte gebracht van deze positieve evaluatie.

De jonge werknemer wordt er eveneens van op de hoogte gebracht dat hij zijn inspanningen om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt moet verderzetten en dat er zes maanden later een nieuwe evaluatie volgt.

Een schriftelijk document met de informatie bedoeld in het eerste en tweede lid wordt aan de jonge werknemer overgemaakt na afloop van het in § 2 bedoelde gesprek of wordt hem per gewone brief toegezonden.

De in het tweede lid bedoelde zesmaandelijkse evaluatie van de inspanningen geleverd door de jonge werknemer om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt na de positieve evaluatie bedoeld in deze paragraaf, gebeurt volgens de modaliteiten bepaald in artikel 59quater/2. § 6. Indien de in § 4 bedoelde evaluatie niet toelaat om te besluiten dat de jonge werknemer voldoende en passende inspanningen heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, wordt de jonge werknemer ervan schriftelijk op de hoogte gebracht.

De jonge werknemer wordt er eveneens van op de hoogte gebracht : 1° dat hij later naar het werkloosheidsbureau zal worden opgeroepen voor een gesprek met de directeur, met het oog op een definitieve evaluatie van de inspanningen die hij heeft geleverd vanaf de positieve evaluatie bedoeld in artikel 59quater/3, § 4;2° dat hij tijdens het evaluatiegesprek bedoeld in 1° de mogelijkheid heeft zich te laten bijstaan door een advocaat of door een afgevaardigde van een werknemersorganisatie die een erkende uitbetalingsinstelling heeft opgericht. Een schriftelijk document met de informatie bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt aan de jonge werknemer overgemaakt na afloop van het in § 2 bedoelde gesprek of hem per gewone brief toegezonden.

De definitieve evaluatie bedoeld in het tweede lid, 1°, gebeurt volgens de modaliteiten bepaald in artikel 59quater/3.".

Art. 9.In hetzelfde besluit, wordt een artikel 59quinquies/2 ingevoegd, luidende : "Art. 59quinquies/2. § 1. In de loop van de vijfde of zesde maand van uitsluiting brengt de directeur de jonge werknemer, die gedurende een periode van zes maanden uitgesloten is van het recht op uitkeringen in toepassing van artikel 59quater/3, § 6, ervan op de hoogte dat hij ten vroegste na afloop van de voormelde periode van zes maanden een evaluatie kan vragen van de inspanningen die hij heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt na de negatieve evaluatie bedoeld in artikel 59quater/3, § 5, door hiertoe het door de Rijksdienst opgestelde formulier in te vullen en over te maken aan het werkloosheidsbureau, per gewone brief of via e-mail, in voorkomend geval, samen met een kopie van de schriftelijke bewijzen van zijn inspanningen. § 2. Ten vroegste na afloop van de periode van zes maanden bedoeld in 59quater/3, § 6, roept de directeur de jonge werknemer die dit uitdrukkelijk schriftelijk heeft gevraagd op voor een gesprek in het werkloosheidsbureau met het oog op een evaluatie van de inspanningen die hij heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, na de negatieve evaluatie bedoeld in artikel 59quater/3, § 5.

De aanwezigheid van de jonge werknemer op het evaluatiegesprek is verplicht. De werknemer kan zich evenwel laten bijstaan door een advocaat of door een afgevaardigde van een werknemersorganisatie die een erkende uitbetalingsinstelling heeft opgericht.

Indien de jonge werknemer zich niet aanmeldt op het evaluatiegesprek, blijft de uitsluiting van toepassing tot de inspanningen geleverd door de jonge werknemer om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt na de negatieve evaluatie bedoeld in artikel 59quater/3, § 5, positief worden geëvalueerd. § 3. De directeur evalueert de inspanningen geleverd door de jonge werknemer om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt na de negatieve evaluatie, bedoeld in artikel 59quater/3, § 5, op basis van het ingevulde formulier en van de overgemaakte schriftelijke bewijzen of van de inlichtingen en schriftelijke bewijzen meegedeeld door de jonge werknemer tijdens het evaluatiegesprek.

De in het eerste lid bedoelde evaluatie gaat over de inspanningen geleverd door de jonge werknemer gedurende de periode van zes maanden die voorafgaat aan de datum van ontvangst door het werkloosheidsbureau van het ingevulde formulier en van de schriftelijke bewijzen of van de schriftelijke vraag van de jonge werknemer om opgeroepen te worden voor een evaluatiegesprek. § 4. Indien de directeur vaststelt dat de jonge werknemer voldoende en passende inspanningen heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, brengt hij de jonge werknemer op de hoogte van deze positieve evaluatie, onmiddellijk na afloop van het evaluatiegesprek of per gewone brief.

De jonge werknemer wordt er eveneens van op de hoogte gebracht dat hij zijn inspanningen om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt moet verderzetten en dat er zes maanden later een nieuwe evaluatie volgt.

Een schriftelijk document met de informatie bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt aan de jonge werknemer overgemaakt na afloop van het evaluatiegesprek, of wordt hem per gewone brief toegezonden.

De uitsluiting van het recht op uitkeringen in toepassing van artikel 59quater/3, § 6, wordt opgeheven vanaf de datum van ontvangst door het werkloosheidsbureau van het ingevulde formulier en van de schriftelijke bewijzen of van de schriftelijke vraag van de jonge werknemer om opgeroepen te worden voor een evaluatiegesprek.

De in het tweede lid bedoelde zesmaandelijkse evaluatie van de inspanningen geleverd door de jonge werknemer om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, na de positieve evaluatie bedoeld in deze paragraaf, gebeurt volgens de modaliteiten bepaald in artikel 59quater/2. § 5. Indien de directeur vaststelt dat de jonge werknemer niet voldoende en passende inspanningen heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, brengt hij de jonge werknemer op de hoogte van deze negatieve evaluatie, onmiddellijk na afloop van het evaluatiegesprek of per gewone brief.

De jonge werknemer wordt er eveneens van op de hoogte gebracht : 1° dat de uitsluiting van het recht op uitkeringen in toepassing van artikel 59quater/3, § 6, zal verlengd worden gedurende een periode van minstens zes maanden;2° dat de uitsluiting van het recht op uitkeringen bedoeld in 1°, ten vroegste zal kunnen worden opgeheven na afloop van de voormelde periode van zes maanden en op voorwaarde dat de inspanningen die hij zal geleverd hebben om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, na de negatieve evaluatie bedoeld in deze paragraaf, positief worden geëvalueerd;3° dat hij de evaluatie van zijn inspanningen bedoeld in 2°, ten vroegste zal kunnen vragen na afloop van de voormelde periode van zes maanden. Een schriftelijk document met de informatie bedoeld in het eerste en het tweede lid wordt aan de jonge werknemer overgemaakt na afloop van het evaluatiegesprek of hem via de post toegestuurd. § 6. In het in § 5 bedoelde geval wordt de uitsluiting van het recht op uitkeringen in toepassing van artikel 59quater/3, § 6, verlengd met een periode van zes maanden, berekend van datum tot datum.

De beslissing genomen in toepassing van het eerste lid, wordt schriftelijk aan de jonge werknemer betekend.

De in het eerste lid bedoelde uitsluiting heeft tijdelijk geen uitwerking gedurende de periode tijdens dewelke de jonge werknemer het werk hervat heeft als loontrekkende en tijdens deze betrekking tijdelijk werkloos wordt. § 7. Dit artikel blijft van toepassing zolang de inspanningen die de jonge werknemer levert om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt niet positief worden geëvalueerd.".

Art. 10.Artikel 59nonies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2004, wordt vervangen door de volgende bepalingen : "

Art. 59nonies.§ 1. De oproeping voor de evaluatiegesprekken bedoeld in de artikelen 59quater, § 1, eerste lid, 59quater/1, § 2, eerste lid, 59quater/2, § 2, eerste lid, 59quater/3, § 1, eerste lid, 59quinquies, § 1, eerste lid, 59quinquies,/1, § 2, eerste lid, 59quinquies/2, § 2, eerste lid en 59sexies, § 1, eerste lid, gebeurt door verzending van een gewone brief die het motief, de dag en het uur van het gesprek vermeldt.

Het evaluatiegesprek vindt plaats ten vroegste de tiende dag na de afgifte van de uitnodiging ter post.

De werknemer die belet is op de dag waarvoor hij werd opgeroepen, mag het uitstel van het gesprek vragen. De directeur stelt een nieuwe datum vast, die niet meer dan vijftien dagen na de eerder vastgestelde datum mag gelegen zijn. Behoudens gevallen van overmacht wordt het uitstel slechts eenmaal verleend. De aanvraag om uitstel moet, behoudens gevallen van overmacht, ten laatste de dag die voorafgaat aan het gesprek op het werkloosheidsbureau aankomen. § 2. De werkloze die, ten laatste op het ogenblik van het in de artikelen 59quater, 59quater/1, 59quater/2, 59quater/3, 59quinquies, 59quinquies/1 of 59sexies bedoelde evaluatiegesprek op basis van een medisch attest een arbeidsongeschiktheid inroept, die nog niet werd vastgesteld door voor het werkloosheidsbureau aangewezen geneesheer, wordt onderworpen aan een medisch onderzoek overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 141.

De oproeping voor het gesprek wordt van nul en generlei waarde beschouwd indien uit het advies van de voor het werkloosheidsbureau aangewezen geneesheer blijkt dat de werkloze een blijvende arbeidsongeschiktheid van minstens 33 % vertoont.

Indien uit het advies van de voor het werkloosheidsbureau aangewezen geneesheer blijkt dat de werkloze gedurende minstens twee jaar een tijdelijke arbeidsongeschiktheid van minstens 33 % vertoont, wordt de oproeping voor het gesprek bedoeld in de artikelen 59quater, 59quinquies of 59sexies ingetrokken. Een nieuwe uitnodiging wordt verstuurd ten vroegste op het einde van de periode van erkende arbeidsongeschiktheid, in zoverre op deze datum de voorwaarden bedoeld in artikel 59bis vervuld zijn.

In de andere gevallen wordt een nieuwe uitnodiging naar de werkloze verstuurd, overeenkomstig de bepalingen van § 1.".

Art. 11.Artikel 70 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 november 1995, 11 april 1999, 4 juli 2004 en 14 februari 2005, wordt vervangen door de volgende bepalingen : "

Art. 70.§ 1. De werkloze of de in artikel 36 bedoelde jonge werknemer die geen gevolg heeft gegeven aan een oproeping van het werkloosheidsbureau of aan een uitnodiging om thuis te wachten op het bezoek van een controleur, zoals bepaald in de artikelen 59quater, 59quater/1, 59quater/2, 59quater/3, 59quinquies, 59quinquies/1, 140 of 141, wordt uitgesloten van het recht op uitkeringen.

De beslissing genomen in toepassing van het eerste lid heeft uitwerking vanaf de dag van de afwezigheid. § 2. De in artikel 36 bedoelde jonge werknemer die geen gevolg heeft gegeven aan de vraag naar informatie bedoeld in de artikelen 59quater/1, § 1, eerste lid, 59quater/2, § 1, eerste lid of 59quinquies/1, § 1, eerste lid, wordt uitgesloten van het recht op uitkeringen.

De beslissing genomen in toepassing van het eerste lid heeft uitwerking vanaf de dag na het verstrijken van een termijn van één maand, respectievelijk bepaald in de artikelen 59quater/1, § 1, tweede lid, 59quater/2, § 1, tweede lid of 59quinquies/1, § 1, tweede lid.

In afwachting van de beslissingen, bedoeld in paragraaf 1 en in deze paragraaf, beveelt de directeur de schorsing van de uitbetaling vanaf voornoemde dag. De schorsing wordt echter ambtshalve opgeheven en de beslissing heeft maar uitwerking vanaf de maandag volgend op de afgifte ter post van de brief waarbij de beslissing ter kennis wordt gebracht van de werkloze, wanneer de beslissing niet genomen is binnen een termijn van een maand ingaand de dag volgend op deze van de afwezigheid. § 3. De uitsluiting houdt op de dag waarop : 1° hetzij, het ingevulde formulier en de eventuele schriftelijke bewijzen respectievelijk bedoeld in de artikelen 59quater/1, § 1, tweede lid, 59quater/2, § 1, tweede lid of 59quinquies/1, § 1, tweede lid, op het werkloosheidsbureau aankomen;2° hetzij, de werkloze zich aanmeldt op het werkloosheidsbureau;3° hetzij de werkloze een uitkeringsaanvraag indient na een onderbreking van zijn uitkeringen gedurende ten minste vier weken, ten gevolge van een werkhervatting als loontrekkende of een vergoede periode van arbeidsongeschiktheid. § 4. Onverminderd de mogelijkheid voorzien in § 3, 3°, wordt de uitsluiting, toegepast in geval van oproeping bedoeld in artikel 59quater of 59quinquies, evenwel : 1° met terugwerkende kracht ingetrokken, indien de werkloze zich op het werkloosheidsbureau aanmeldt binnen de termijn van dertig werkdagen die aanvangt op de dag van de afwezigheid en op dat ogenblik een schriftelijke overeenkomst afsluit als bedoeld in artikel 59quater, § 5, of 59quinquies, § 5.In dit geval wordt de datum voor het volgende gesprek bepaald vertrekkende van de dag van afwezigheid.

In geval van herhaalde afwezigheid wordt evenwel toepassing gemaakt van 2°; 2° stopgezet vanaf de dag waarop de werkloze zich aanmeldt op het werkloosheidsbureau, indien deze dag gelegen is buiten de termijn van dertig werkdagen die aanvangt op de dag van de afwezigheid, mits indiening van een uitkeringsaanvraag. De werkloze die binnen een termijn van drie werkdagen die aanvangt de dag van de afwezigheid, ter verantwoording van zijn afwezigheid een reden opgeeft die door de directeur aanvaard wordt, behoudt evenwel het genot van de uitkeringen. § 5. In afwijking van de §§ 3 en 4 kan het recht op uitkeringen evenwel reeds toegekend worden vanaf de dag bepaald door de directeur, indien deze op basis van de elementen van het dossier de door de werkloze ter rechtvaardiging voor zijn afwezigheid ingeroepen reden als geldig aanvaardt.".

Art. 12.Artikel 144, § 2, eerste lid, 5°bis, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2004, wordt vervangen door de volgende bepaling : "5°bis het recht op uitkeringen wordt beperkt of geweigerd met toepassing van de artikelen 59quater/3, § 6, 59quinquies, § 6, 59quinquies/2, § 6 of 59sexies, § 6;".

Art. 13.§ 1. De door dit besluit ingevoegde bepalingen zijn, ten vroegste vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, eveneens van toepassing, op de in artikel 36 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering bedoelde jonge werknemer die is toegelaten tot het recht op wacht- of inschakelingsuitkeringen vóór 27 juli 2012 en die de in artikel 59ter van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991 bedoelde verwittigingsbrief niet heeft ontvangen.

Naar de in het eerste lid bedoelde jonge werknemer wordt een brief verzonden om hem te informeren dat zijn actieve zoekgedrag naar werk voortaan om de zes maanden geëvalueerd zal worden overeenkomstig de bepalingen ingevoegd in dit besluit. Deze brief bevat eveneens informatie over het verdere verloop van de opvolgingsprocedure van het actieve zoekgedrag naar werk en de eventuele gevolgen van deze procedure.

De overeenkomstig de bepalingen van het tweede lid naar de in het eerste lid bedoelde jongere verzonden informatiebrief wordt gelijkgesteld met de informatiebrief bedoeld in artikel 59ter/1, ingevoegd door dit besluit, indien hij door de jonge werknemer wordt ontvangen ten laatste zes maanden vóór de vraag naar informatie bedoeld in artikel 59quater/1, § 1, ingevoegd door dit besluit.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt de informatiebrief bedoeld in het tweede lid, geacht ontvangen te zijn op de derde werkdag die volgt op de afgifte van de brief ter post. § 2. De opvolgingsprocedure voorzien in artikel 59bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 is van toepassing tot het einde van de lopende opvolgingsprocedure : 1° op de jonge werknemer bedoeld in artikel 36 van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991, die de op 1 augustus 2011 aangevatte beroepsinschakelingstijd ten vroegste beëindigt vanaf 26 juli 2012;2° op de jonge werknemer bedoeld in artikel 36 van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991, die op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit, de verwittigingsbrief ontvangen heeft bedoeld in artikel 59ter van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991. De door dit besluit ingevoegde bepalingen zijn ten vroegste vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit van toepassing op de in het eerste lid bedoelde jonge werknemer, vanaf het moment waarop de opvolgingsprocedure bedoeld in artikel 59bis van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991 eindigt ingevolge een positieve evaluatie van zijn zoekinspanningen naar werk of van de naleving van de overeenkomst.

Na afloop van de in het tweede lid bedoelde positieve evaluatie, wordt een schriftelijk document, dat de jonge werknemer ervan op de hoogte brengt dat zijn actieve zoekgedrag naar werk voortaan om de zes maanden zal geëvalueerd worden overeenkomstig de door dit besluit ingevoegde bepalingen, overhandigd aan de jonge werknemer na afloop van het evaluatiegesprek of later via de post overgemaakt. Dit document bevat eveneens informatie over het verdere verloop van de opvolgingsprocedure van het actieve zoekgedrag naar werk en de eventuele gevolgen van deze procedure.

Het overeenkomstig de bepalingen van het tweede lid naar de in het eerste lid bedoelde jongere verzonden of hem overhandigde informatiedocument wordt gelijkgesteld met de informatiebrief bedoeld in artikel 59ter/1, ingevoegd door dit besluit, indien hij door de jonge werknemer wordt ontvangen ten laatste zes maanden vóór de vraag naar informatie bedoeld in artikel 59quater/1, § 1, ingevoegd door dit besluit.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt het informatiedocument bedoeld in het derde lid dat met de post wordt overgemaakt, geacht ontvangen te zijn op de derde werkdag die volgt op de afgifte van de brief ter post. § 3. Voor de toepassing van de §§ 2 en 3 en in afwijking van artikel 59quater/1, ingevoegd door dit besluit, gaat de eerste evaluatie, waartoe wordt overgegaan na de verzending van de informatiebrief of van het informatiedocument bedoeld in de §§ 2 en 3, over de inspanningen die de jonge werknemer heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt vanaf de datum van ontvangst van de voormelde informatiebrief of het voormelde informatiedocument, tot de datum van ontvangst van de vraag naar informatie bedoeld in artikel 59quater/1, § 1, ingevoegd door dit besluit.

Art. 14.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 juli 2012.

Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK

^