Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 maart 2000
gepubliceerd op 12 april 2000

Koninklijk besluit tot vervanging van het koninklijk besluit van 26 september 1997 betreffende de benamingen, de kenmerken en het loodgehalte van de benzines voor motorvoertuigen

bron
ministerie van economische zaken
numac
2000011137
pub.
12/04/2000
prom.
20/03/2000
ELI
eli/besluit/2000/03/20/2000011137/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 MAART 2000. - Koninklijk besluit tot vervanging van het koninklijk besluit van 26 september 1997 betreffende de benamingen, de kenmerken en het loodgehalte van de benzines voor motorvoertuigen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, inzonderheid op de artikelen 1, 5° en 14;

Gelet op de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid, inzonderheid op artikel 5, § 1, 3°;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 september 1997 tot vervanging van het koninklijk besluit van 21 februari 1992 tot vervanging van het koninklijk besluit van 22 september 1986 betreffende de benamingen, de kenmerken en het loodgehalte van de benzines voor motorvoertuigen;

Gelet op het ministerieel besluit van 3 april 1991 betreffende het gebruik van vervangingscomponenten in benzine;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor de Middenstand, gegeven op 12 oktober 1999;

Gelet op het advies van de Hoge Gezondheidsraad, gegeven op 20 oktober 1999;

Gelet op het advies van de Raad voor het Verbruik, gegeven op 26 oktober 1999;

Gelet op het advies van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, gegeven op 14 december 1999;

Gelet op het advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, gegeven op 16 december 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad moest worden omgezet in intern recht, tegen 1 juli 1999;

Overwegende dat bovenvermelde Richtlijn de nieuwe kenmerken van benzines vastlegt vanaf 1 januari 2000;

Overwegende dat het laatste van de zes wettelijk vereiste adviezen pas werd verstrekt op 16 december 1999;

Overwegende dat de Nederlandse vertaling van de Europese norm EN 228 zeer laattijdig beschikbaar was bij de verantwoordelijke van de instituten voor normalisatie;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, van Onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, van Onze Minister van Middenstand, van Onze Minister van Economie en van Onze Staatssecretaris voor Energie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient onder benzine voor motorvoertuigen te worden verstaan elke vluchtige minerale olie bestemd voor gebruik in inwendige verbrandingsmotoren met gestuurde ontsteking, die dienen voor de aandrijving van voertuigen.

De benzine is samengesteld uit minimaal 80 % (v/v) koolwaterstoffen, met inbegrip van de conventionele additieven (maximum 3 % (v/v) zoals : anti-rijm, anti-corrosie, detergenten, kleurstoffen, antioxidantia, anti-roest en mag substitutiemotorbrandstoffen (zuurstofhoudende verbindingen) bevatten, zoals bepaald bij de bijlage van dit besluit.

Art. 2.De benzines voor motorvoertuigen die op de markt gebracht worden, worden ingedeeld in twee types : 1° de ongelode benzines : benzine waarvan de verontreiniging door loodverbindingen uitgedrukt in lood, niet meer bedraagt dan 0,005 g Pb/l, met de volgende benamingen : - ongelode benzine 90 RON - ongelode benzine 95 RON - ongelode benzine 98 RON - super benzine 98 RON met loodvervanger;2° de gelode benzine : andere benzine dan "ongelode benzine" met de volgende benaming : - super benzine.

Art. 3.§ 1. Het is verboden : 1° benzines voor motorvoertuigen onder een andere benaming dan die bepaald bij artikel 2 op de markt te brengen;2° de producten onder de in artikel 2 bepaalde benamingen op de markt te brengen indien ze niet de kenmerken bezitten, bedoeld in artikel 4;3° gelode benzine op de markt te brengen vanaf 1 januari 2000; § 2. In afwijking van hetgeen bepaald is in § 1, 3°, mogen kleine hoeveelheden gelode benzine op de markt gebracht worden tot een maximum van 0,5 % van de totale verkoop, voor distributie door speciale belanghebbende groeperingen ten behoeve van oude, karakteristieke voertuigen, mits het voorafgaandelijk akkoord van de Minister die de Energie onder zijn bevoegdheid heeft.

Het loodgehalte van deze benzine mag niet meer bedragen dan 0,15 g/l en het benzeengehalte niet meer dan 1 %. De andere waarden van de kenmerken moeten beantwoorden aan deze van de ongelode benzine 98 RON.

Art. 4.§ 1. De gelode benzine voor motorvoertuigen vermeld in artikel 2 dient te beantwoorden aan de norm NBN T 52-705 - Aardolieproducten Gelode benzine voor motorvoertuigen - Specificaties. Laatste uitgave.

Deze norm wordt opgeheven vanaf 1 januari 2000. § 2. De ongelode benzines voor motorvoertuigen vermeld in artikel 2 dienen te beantwoorden aan de norm NBN - EN 228 - Brandstoffen voor wegvoertuigen Ongelode benzine - Eisen en Proefmethoden. Laatste uitgave, aangevuld met zijn aanpassing en gewijzigd door de vereisten opgelegd in bijlage I van de richtlijn 98/70/EG, overgenomen in de bijlage van dit besluit, of aan elke andere norm die in voege is in een andere lidstaat van de Europese Unie die een gelijkwaardige kwaliteit waarborgt.

Art. 5.De Minister die de Energie onder zijn bevoegdheid heeft en de Minister die het Leefmilieu onder zijn bevoegdheid heeft, bepalen de modaliteiten van toevoeging van substitutiemotorbrandstoffen (zuurstofhoudende verbindingen) inzonderheid de types van substitutiemotorbrandstoffen die kunnen gebruikt worden, hun beperkingen en hun eventuele kenmerken.

Art. 6.§ 1. Onverminderd het facultatief gelijktijdig gebruik van merken of alle andere commerciële benamingen, moeten de benamingen van benzines voor motorvoertuigen, gedefinieerd in artikel 2 van dit besluit, aangeduid worden op de documenten betreffende de verkoop en de levering. § 2. Iedere benzinepomp bestemd voor de verkoop van benzine voor motorvoertuigen draagt zichtbaar en leesbaar het merkteken respectievelijk voorzien in de norm NBN T 52-705, in de norm NBN EN 228 en in de aanpassing van zijn bijlage.

Art. 7.§ 1. De ambtenaren van het Bestuur Economische Inspectie, van het Bestuur Energie en van het Centraal Laboratorium van het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid van het Ministerie van Economische Zaken zijn belast met het toezicht op de toepassing van dit besluit. § 2. De praktische modaliteiten voor een systematisch en statistisch verantwoorde controle op het naleven van de kenmerken van de benzines werden vastgelegd in het koninklijk besluit van 8 februari 1995 tot vaststelling van de modaliteiten voor de werking van het Fonds voor de Analyse van Aardolieproducten, gewijzigd door het koninklijk besluit van 15 januari 1997.

De monsters genomen door ambtenaren die door de Minister van Economie zijn aangeduid en de analyses uitgevoerd door een erkend laboratorium, mogen gebruikt worden voor het vaststellen van alle inbreuken op de bepalingen van dit besluit.

Art. 8.De inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consumment.

Art. 9.§ 1. Het koninklijk besluit van 26 september 1997 tot vervanging van het koninklijk besluit van 21 februari 1992 tot vervanging van het koninklijk besluit van 22 september 1986 betreffende de benamingen, de kenmerken en het loodgehalte van de benzines voor motorvoertuigen wordt opgeheven. § 2. Het ministerieel besluit van 3 april 1991 betreffende het gebruik van vervangingscomponenten in benzine, wordt opgeheven.

Art. 10.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 11.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Onze Minister van Middenstand, Onze Minister van Economie en Onze Staatssecretaris voor Energie, zijn ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 maart 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Mevr. M. AELVOET De Minister van Middenstand, J. GABRIELS De Minister van Economie, R. DEMOTTE De Staatssecretaris voor Energie, O. DELEUZE

Bijlage Wijzigingen van de vereisten en proefmethodes van de norm NBN EN 228 betreffende de ongelode benzines toepasselijk vanaf 1 januari 2000 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 20 maart 2000 tot vervanging van het koninklijk besluit van 26 september 1997, betreffende de benamingen, de kenmerken en het loodgehalte van de benzine voor motorvoertuigen.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Mevr. M. AELVOET De Minister van Middenstand, J. GABRIELS De Minister van Economie, R. DEMOTTE De Staatssecretaris voor Energie, O. DELEUZE

^