Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 maart 2007
gepubliceerd op 23 april 2007

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 27bis van het koninklijk besluit nr. 43 van 15 december 1934 betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2007011129
pub.
23/04/2007
prom.
20/03/2007
ELI
eli/besluit/2007/03/20/2007011129/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 MAART 2007. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 27bis van het koninklijk besluit nr. 43 van 15 december 1934 betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Met het voorliggend koninklijk besluit wordt artikel 27bis van het koninklijk besluit nr. 43 betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen ten uitvoer gelegd.

Kapitalisatieondernemingen zijn ondernemingen die onder de vorm van een eenmalige of een periodieke premie gelden uit het publiek kunnen aantrekken die met gekapitaliseerde interest na een vastgestelde periode worden terugbetaald.

Behalve door kapitalisatieondernemingen met een toelating overeenkomstig het koninklijk besluit nr. 43, is het uitoefenen van kapitalisatieverrichtingen op dit ogenblik ook mogelijk door kredietinstellingen en door verzekeringsondernemingen met de toelating voor tak 26. Wanneer de kapitalisatieverrichtingen gebeuren door kredietinstellingen of verzekeringsondernemingen, vallen ze onder de geldende sectorale wetgeving.

De kapitalisatieondernemingen met toelating overeenkomstig het koninklijk besluit nr. 43 zijn aan een beperkt controlestatuut onderworpen. Men moet vaststellen dat een dergelijk statuut niet meer beantwoordt aan de vereisten van een modern, adequaat toezicht.

Artikel 141 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen heeft in het koninklijk besluit nr. 43 een nieuw artikel 27bis ingevoegd. In toepassing van dit artikel werden met ingang van 1 januari 1993 door de toenmalige Controledienst voor de Verzekeringen geen nieuwe toelatingen meer verleend in de zin van Hoofdstuk I van het koninklijk besluit nr. 43.

Voor de ondernemingen die op deze datum een toelating bezaten, bleef het koninklijk besluit nr. 43 van 15 december 1934, samen met het koninklijk besluit van 12 mei 1938 tot vaststelling van een algemeen reglement betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen, van toepassing. Op dit ogenblik zijn nog twee ondernemingen als kapitalisatieonderneming actief op de Belgische markt.

Artikel 27bis bepaalt verder dat, na het advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen te hebben ingewonnen, de Koning alle nodige overgangsmaatregelen kan treffen om de op 1 januari 1993 toegelaten kapitalisatieondernemingen in staat te stellen een statuut te kiezen als kredietinstelling of verzekeringsonderneming.

Aangezien een dergelijke overstap voor reglementaire en praktische problemen zou kunnen zorgen, werd de Koning gemachtigd daarvoor de nodige bijkomende maatregelen te treffen, zij het met naleving van de op dat ogenblik geldende en in het Belgische recht omgezette Europese rechtsregels.

Het voorliggend koninklijk besluit heeft als bedoeling de datum vast te leggen waarop het koninklijk besluit nr. 43 wordt opgeheven. Tevens bevat het een aantal overgangsmaatregelen om de twee op dit ogenblik nog toegelaten ondernemingen, de mogelijkheid te bieden een aangepast statuut aan te nemen en om de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen de mogelijkheid te geven om maatregelen te nemen teneinde een geordende afwikkeling van de bestaande overeenkomsten te waarborgen met eerbiediging van de belangen van de beleggers.

Opheffing van het koninklijk besluit nr. 43 Overeenkomstig de artikelen 1 en 5 van dit besluit, wordt het koninklijk besluit nr. 43 van 15 december 1934 betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen opgeheven met ingang van 31 december 2007. Zoals hierna wordt uiteengezet blijven de ondernemingen die op die datum niet voldoen aan de vereisten van het door hen vooropgestelde statuut of die zouden hebben geopteerd om geen statuut aan te vragen, voor de afwikkeling van de verrichtingen evenwel verder onderworpen aan de bepalingen van het koninklijk besluit nr.43.

Het koninklijk besluit van 12 mei 1938 tot vaststelling van een algemeen reglement betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen, genomen in uitvoering van artikel 13 van het koninklijk besluit nr. 43, wordt voor de duidelijkheid eveneens met ingang van dezelfde datum expliciet opgeheven.

Gelet op de hierna beschreven overgangsmaatregelen moet deze termijn volstaan voor de betrokken ondernemingen om de nodige aanpassingen door te voeren om te voldoen aan de vereisten van het statuut van verzekeringsonderneming of kredietinstelling.

Overgangsmaatregelen De artikelen 2, 3 en 4 bevatten een aantal overgangsmaatregelen om de op dit ogenblik toegelaten kapitalisatieondernemingen de mogelijkheid te bieden een aangepast statuut aan te nemen of om een geordende afwikkeling te waarborgen met eerbiediging van de belangen van de beleggers.

In de loop van 2007 zullen de betrokken ondernemingen, indien zij hun activiteit wensen verder te zetten, een inschrijvingsdossier moeten indienen met het oog op het bekomen van een aangepast statuut. De ondernemingen zullen ervoor moeten zorgen dat de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen zich hierover definitief kan uitspreken uiterlijk op 31 december 2007. Het indienen van een inschrijvingsdossier zal uiteraard enkel dienen te gebeuren door de kapitalisatieondernemingen die thans nog niet beschikken over het gewenste statuut van verzekeringsonderneming of kredietinstelling.

Twee mogelijkheden kunnen zich voordoen.

Een eerste mogelijkheid is dat de onderneming voldoet aan alle vereisten van het gewenste statuut en is ingeschreven op 31 december 2007.

Voor de ondernemingen die uiterlijk op 31 december 2007 als verzekeringsonderneming zijn toegelaten, is voorzien dat zij gedurende een overgangsperiode die afloopt op 31 december 2009 nog kapitalisatiecontracten volgens het koninklijk besluit nr. 43 mogen uitgeven. De overgangsperiode is verantwoord doordat de betrokken onderneming(en) de tijd moet worden gegeven om nieuwe producten te ontwikkelen volgens de vereisten van het nieuwe statuut.

De kapitalisatiecontracten die zij zouden uitgeven tot 31 december 2009 blijven tot de vervaldag onderworpen aan de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 43 en de met toepassing ervan genomen reglementen.

De verplichting om bij de uitgifte van hun kapitalisatiebons de bepalingen van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt na te leven blijft in de overgangsperiode van toepassing. Dit omvat in hoofdzaak het opstellen van een prospectus met de nodige informatie aan potentiële beleggers.

Voor ondernemingen die het statuut van kredietinstelling verkrijgen is er geen behoefte aan dergelijke overgangsregeling, vermits kredietinstellingen in hun normale activiteit spaarverrichtingen met interestkapitalisatie kunnen aanbieden.

Een tweede mogelijkheid is dat een onderneming vanaf 1 januari 2008 niet voldoet aan de vereisten van het door haar gevraagde statuut of dat zij zou hebben geopteerd om geen statuut aan te vragen. In deze gevallen dient in een afwikkelingsregeling te worden voorzien.

Vermits in deze hypothese de onderneming vanaf 1 januari 2008 niet meer onderworpen zou zijn aan een controlestatuut, is het noodzakelijk dat zij ter afwikkeling aan de bepalingen onderworpen blijft van het koninklijk besluit nr. 43 en de met toepassing ervan genomen reglementen.

Dit is inzonderheid nodig omdat de in het koninklijk besluit nr. 43 voorziene beschermingsregeling voor de consument, vooral inzake het bijzonder voorrecht op de dekkingswaarden tegenover de technische voorzieningen, van toepassing moet blijven.

De betrokken onderneming kan vanaf voormelde datum evenwel geen nieuwe kapitalisatiecontracten meer afsluiten.

De betrokken onderneming dient in dit geval ook onverwijld alle gepaste maatregelen te nemen om een geordende afwikkeling met eerbiediging van de belangen van de beleggers te waarborgen. Zij dient een afwikkelingsplan uit te werken dat vooraf aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen ter goedkeuring moet worden voorgelegd. Indien de onderneming in gebreke blijft een dergelijk afwikkelingsplan uit te werken, kan de Commissie er ambtshalve één opleggen. De Commissie kan hierbij de maatregelen nemen die zijn voorzien in artikel 26, § 2, derde lid, en § 4 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.

Er werd rekening gehouden met de opmerkingen van de Raad van State vermeld in zijn advies van 8 februari 2007.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

ADVIES 42.139/1 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 22 januari 2007 door de Minister van Economie verzocht hem, binnen een termijn van dertig. dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot uitvoering van artikel 27bis van het koninklijk besluit nr. 43 betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen », heeft op 8 februari 2007 het volgende advies gegeven : STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe het koninklijk besluit nr. 43 van 15 december 1934 betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen met ingang van 31 december 2007 op te heffen. Met ingang van dezelfde datum wordt ook het koninklijk besluit van 12 mei 1938 tot vaststelling van een algemeen reglement betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen, opgeheven (artikel 1 van het ontwerp). Daarnaast bevat het ontwerp een aantal overgangsmaatregelen ten einde de bestaande kapitalisatieondernemingen in staat te stellen het statuut te kiezen van kredietinstelling of verzekeringsonderneming (artikelen 2 tot 4 van het ontwerp).

De ontworpen regeling vindt rechtsgrond in artikel 27bis, vierde en vijfde lid, van het voornoemde koninklijk besluit nr. 43 van 15 december 1934, die aan de Koning de bevoegdheid verlenen om, na het advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen te hebben ingewonnen, alle nodige overgangsmaatregelen te treffen om de op 1 januari 1993 toegelaten kapitalisatieondernemingen in staat te stellen een statuut te kiezen als kredietinstelling of verzekeringsinstelling, en om de datum vast te stellen waarop het koninklijk besluit nr. 43 van 15 december 1934 wordt opgeheven.

ONDERZOEK VAN DE TEKST Opschrift In het opschrift van het ontwerp dient tevens melding te worden gemaakt van de datum van het koninklijk besluit waaraan uitvoering wordt gegeven.

Aanhef 1. Men redigere het eerste lid van de aanhef van het ontwerp als volgt : « Gelet op het koninklijk besluit nr.43 van 15 december 1934 betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen, inzonderheid op artikel 27bis, ingevoegd bij de wet van 22 maart 1993 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003; ». 2. Onmiddellijk na het eerste lid van de aanhef moet een nieuw tweede lid worden toegevoegd waarin wordt verwezen naar het op te heffen koninklijk besluit van 12 mei 1938.Dat lid dient te luiden : « Gelet op het koninklijk besluit van 12 mei 1938 tot vaststelling van een algemeen reglement betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 juli 1939, het besluit van de Regent van 28 december 1948 en de koninklijke besluiten van 17 maart 1962 en 10 november 1969; ». 3. In het lid van de aanhef waarin wordt verwezen naar het advies van de Raad van State dient melding te worden gemaakt van « artikel 84, § 1, eerste lid, 1 ° » van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. Artikel 1 1. In artikel 1, eerste en tweede lid, van het ontwerp, moet de zinsnede « behoudens het bepaalde in de artikelen 3 en 4 van dit besluit » telkens als overbodig worden geschrapt.2. Tenzij de stellers van het ontwerp de vermelding van de datum van 31 december 2007 wensen te behouden in het eerste en het tweede lid van artikel 1, kan ook die vermelding telkens worden geschrapt.In de plaats ervan dient in de bepaling van inwerkingtreding (artikel 5 van het ontwerp) melding te worden gemaakt van de datum van 31 december 2007. 3. De opheffingsbepalingen in het eerste en het tweede lid van artikel 1 dienen te worden vervolledigd met de vermelding van de normatieve teksten die nog van kracht zijnde wijzigingen bevatten van de betrokken koninklijke besluiten.Wat dat betreft, kan worden volstaan met een verwijzing naar de tekstvoorstellen onder 1 en 2 van de opmerkingen bij de aanhef van het ontwerp.

Artikel 3 1. Naar analogie van artikel 27bis, tweede lid, van het koninklijk besluit nr.43 van 15 december 1934 kan artikel 3 van het ontwerp worden aangevuld met de zinsnede « en de met toepassing ervan genomen reglementen ». Een gelijkaardige opmerking geldt ten aanzien van artikel 4, tweede lid. 2. Aangezien het opschrift van het koninklijk besluit nr.43 van 15 december 1934 al wordt vermeld in artikel 1, eerste lid, van het ontwerp, volstaat het om in artikel 3 telkens te schrijven « van het voornoemde koninklijk besluit nr. 43 », zonder herhaling van het opschrift van dat besluit. Dezelfde opmerking geldt ten aanzien van artikel 4 van het ontwerp. 3. Om taalkundige redenen vervange men het woord « afsluiten » door het woord « sluiten ».Dezelfde aanpassing dient in artikel 4, eerste lid, te worden aangebracht.

Artikel 4 Ter wille van de duidelijkheid schrijve men in artikel 4, derde lid : « Zij dienen alle gepaste maatregelen te nemen om een geordende afwikkeling van hun kapitalisatieactiviteiten te waarborgen met eerbiediging van... ».

Artikel 5 Rekening houdende met wat is opgemerkt onder 2 bij artikel 1, redigere men artikel 5 van het ontwerp als volgt : « Dit besluit treedt in werking op 31 december 2007 ».

De kamer was samengesteld uit : de heren : M. VAN DAMME, kamervoorzitter;

J. BAERT, W. VAN VAERENBERGH, staatsraden;

M. RIGAUX, M. TISON, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. G. VERBERCKMOES, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de Mevr. I. Vos, adjunct-auditeur.

De griffier, G. VERBERCKMOES. De voorzitter, M. VAN DAMME.

20 MAART 2007. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 27bis van het koninklijk besluit nr. 43 van 15 december 1934 betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het koninklijk besluit nr. 43 van 15 december 1934 betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen, inzonderheid op artikel 27bis, ingevoegd bij de wet van 22 maart 1993 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 mei 1938 tot vaststelling van een algemeen reglement betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 juli 1939, het besluit van de Regent van 28 december 1948 en de koninklijke besluiten van 17 maart 1962 en 10 november 1969;

Gelet op het advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen gegeven op 28 november 2006;

Gelet op het advies nr. 42.139/1 van de Raad van State, gegeven op 8 februari 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Opheffingsbepalingen

Artikel 1.Het koninklijk besluit nr. 43 van 15 december 1934 betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 307 van 30 maart 1936, de wet van 22 maart 1993 en het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt opgeheven met ingang van 31 december 2007.

Het koninklijk besluit van 12 mei 1938 tot vaststelling van een algemeen reglement betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 juli 1939, het besluit van de Regent van 28 december 1948 en de koninklijke besluiten van 17 maart 1962 en 10 november 1969, wordt opgeheven met ingang van 31 december 2007. HOOFDSTUK 2. - Overgangsbepalingen

Art. 2.Het uitoefenen van kapitalisatieverrichtingen, via het openbaar aantrekken van spaargelden, is vanaf 1 januari 2008 enkel mogelijk door kredietinstellingen en verzekeringsondernemingen die beschikken over de vereiste vergunning of toelating.

Art. 3.De kapitalisatieondernemingen die op het ogenblik van de opheffing van het voornoemde koninklijk besluit nr. 43, beschikken over de toelating als verzekeringsonderneming, kunnen tot 31 december 2009 kapitalisatiecontracten sluiten beheerst door de regels van het voornoemde koninklijk besluit nr. 43 en de met toepassing ervan genomen reglementen.

Art. 4.Kapitalisatieondernemingen die op het ogenblik van de opheffing van het voornoemde koninklijk besluit nr. 43, niet beschikken over de toelating als verzekeringsonderneming of over de vergunning als kredietinstelling, kunnen geen nieuwe kapitalisatieovereenkomsten meer sluiten vanaf 1 januari 2008.

De ondernemingen bedoeld in het vorige lid blijven onderworpen aan het voornoemde koninklijk besluit nr. 43 en de met toepassing ervan genomen reglementen voor de behoeften van de afwikkeling van hun kapitalisatieactiviteiten.

Zij dienen alle gepaste maatregelen te nemen om een geordende afwikkeling van hun kapitalisatieactiviteiten te waarborgen met eerbiediging van de belangen van de beleggers. Hiertoe werken zij een afwikkelingsplan uit dat zij vooraf aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen ter goedkeuring voorleggen. Indien een onderneming in gebreke blijft een dergelijk afwikkelingsplan uit te werken kan de Commissie er ambtshalve één opleggen. Zij kan tevens ten aanzien van deze ondernemingen alle maatregelen nemen voorzien in artikel 26, § 2, derde lid, en § 4 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen. HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen

Art. 5.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 6.Onze Minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 maart 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

^