Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 maart 2007
gepubliceerd op 28 maart 2007

Koninklijk besluit tot uitvoering van het Hoofdstuk 8 van Titel IV van de programmawet van 27 december 2006 tot voorafgaande melding voor gedetacheerde werknemers en zelfstandigen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2007022443
pub.
28/03/2007
prom.
20/03/2007
ELI
eli/besluit/2007/03/20/2007022443/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 MAART 2007. - Koninklijk besluit tot uitvoering van het Hoofdstuk 8 van Titel IV van de programmawet (I) van 27 december 2006 tot voorafgaande melding voor gedetacheerde werknemers en zelfstandigen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij ter ondertekening aan Uwe Majesteit voorleggen is genomen in uitvoering van Hoofdstuk 8 van Titel IV van de programmawet (I) van 27 december 2006, die een voorafgaande meldingsplicht voor gedetacheerde werknemers en zelfstandigen invoert.

Volgens de bepalingen van dit hoofdstuk komt het aan de Koning toe om bepaalde categorieën van werknemers, zelfstandigen en stagiairs uit te sluiten van het toepassingsgebied, rekening houdend met de korte duur van hun verblijf in België of de aard van hun activiteit. Dit is het doel van de artikelen 1 tot 3 van het huidige besluit.

Bovendien bepaalt het hoofdstuk dat de Koning de categorieën van gegevens bepaalt die deel uitmaken van de voorafgaande melding evenals de categorieën van gegevens die deel uitmaken van de melding door de Belgische gebruiker in het geval dat de gedetacheerde het ontvangstbewijs voorzien in de artikelen 139 en 153 van het hoofdstuk, niet kan voorleggen.

Diezelfde artikelen 139 en 153 voorzien dat het aan Uwe Majesteit toekomt om de termijn te bepalen waarbinnen de voorafgaande melding kan worden geannuleerd.

De artikelen 141 en 155 van de wet geven Uwe Majesteit de mogelijkheid om bepaalde Belgische gebruikers vrij te stellen van de verplichting om te waarschuwen dat gedetacheerden niet in het bezit zijn van een ontvangstbewijs dat aantoont dat ze een voorafgaande melding verricht hebben.

Tenslotte komt het aan Uwe Majesteit toe om de bepalen welke de bevoegde inspectiediensten zijn die op de toepassing van de wet moeten toezien en om te omschrijven wat er verstaan wordt onder activiteiten in de bouwsector voor dewelke een uitsluiting uit het toepassingsgebied van de wet niet mogelijk is.

Er is rekening gehouden met alle opmerkingen die de Raad van State gemaakt heeft.

Artikelenbespreking Artikel 1 Teneinde de EU principes van proportionaliteit te respecteren worden een aantal categorieën vrijgesteld van de verplichting tot voorafgaande melding aangezien dit voor deze personen zou leiden tot een onevenredig zware verplichting die administratieve complicaties veroorzaakt die het vrij verkeer kunnen belemmeren.

Deze overweging beantwoordt gedeeltelijk aan de opmerking die de Raad van State gemaakt heeft in verband met de overeenstemming met de hogere rechtsnormen. 1° De werknemers tewerkgesteld in de sector van het internationaal vervoer van personen of goederen, tenzij deze werknemers cabotageactiviteiten op het Belgisch grondgebied verrichten. Het gaat hier om chauffeurs, piloten, cabinepersoneel, binnenschippers, zeelieden, enzovoort, in dienst van een in het buitenland gevestigde werkgever.

Deze categorie werknemers wordt vrijgesteld van de verplichting tot het verkrijgen van een arbeidskaart door art. 2, lid 9 van het KB van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers : « het rijdend of varend personeel dat voor rekening van een in het buitenland gevestigde werkgever tewerkgesteld is aan werken van vervoer te land, ter zee of in de lucht, op voorwaarde dat hun verblijf in België geen drie opeenvolgende maanden overschrijdt. » De wet van 5 maart 2002 tot omzetting van de « detacheringsrichtlijn » en de vereenvoudigde sociale documenten bepaalt in artikel 4 : « Deze wet is niet van toepassing op het varend personeel van de koopvaardij en hun werkgevers », m.a.w. voor deze beroepsgroep moeten geen Belgische sociale documenten opgemaakt worden.

De uitsluiting uit de meldingsplicht is enerzijds ruimer dan de vrijstelling van arbeidskaart (geen tijdsbeperking) maar heeft anderzijds de beperking dat het niet om cabotage mag gaan (vervoer tussen twee punten die binnen België liggen). Dat intern Belgisch vervoer is steeds onderworpen aan de meldingsplicht, ongeacht de duur ervan, aangezien dit rechtstreeks ingrijpt in het Belgische economische weefsel. 2° De werknemers die naar België worden gedetacheerd voor de initiële assemblage en/of de eerste installatie van een goed, die een wezenlijk bestanddeel uitmaakt van een overeenkomst voor de levering van goederen, en die noodzakelijk is voor het in werking stellen van het geleverde goed en die uitgevoerd wordt door gekwalificeerde en/of gespecialiseerde werknemers van de leverende onderneming, wanneer de duur van de bedoelde werken niet meer dan acht dagen bedraagt.Deze afwijking geldt evenwel niet voor activiteiten in de bouwsector, zoals hierna gedefinieerd.

Dit artikel is identiek aan artikel 6 van de wet van 5 maart 2002.

Daardoor zijn de hier geviseerde personen niet onderworpen aan de Belgische loonsvoorwaarden en de reglementering inzake jaarlijkse vakantie. 3° De werknemers die als gespecialiseerde technici tewerkgesteld worden door een in het buitenland gevestigde werkgever en naar België komen om dringende onderhoudswerken of dringende reparatiewerken uit te voeren aan machines of apparatuur die door hun werkgever geleverd werden aan de in België gevestigde onderneming in dewelke de reparaties of het onderhoud plaatsvinden, mits hun verblijf nodig voor de activiteiten, niet meer dan 5 dagen per kalendermaand bedraagt. Deze bepaling is geïnspireerd op het ontwerp van KB tot wijziging, wat betreft de onderzoekers en de kaderleden, van het KB van 9 juni 1999 houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers (versie van 20 december 2005), artikel 1, 30°, met dit verschil dat de duur daar als volgt wordt bepaald : « De vrijstelling is beperkt tot de activiteit en de duur van het onderhoud of de reparatie. Per betrokken buitenlandse onderdaan kan de vrijstelling voor maximum vier weken per kwartaal, zeven weken per halfjaar en drie maanden per kalenderjaar ingeroepen worden. [...] ».

Het toepassingsgebied van deze uitzondering is zeer scherp omschreven : - Gespecialiseerde technici - Dringend onderhoud/reparaties - Enkel aan machines geleverd door de werkgever van de technici Aldus wordt vermeden dat dit een achterpoortje openzet.

De duur van de vrijstelling is gekoppeld aan de notie verblijf nodig voor de activiteiten. Dit is een gemakkelijker te hanteren criterium en vermijdt dat bij inspecties personen beweren nu nog niet te « werken » maar enkel aanwezig te zijn. 4° De werknemers die naar België komen voor het bijwonen van wetenschappelijke congressen, mits hun verblijf nodig voor deze congressen niet meer dan 5 dagen per kalendermaand bedraagt; Deze bepaling is geïnspireerd op het ontwerp van KB tot wijziging, wat betreft de onderzoekers en de kaderleden, van het KB van 9 juni 1999 houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, meer bepaald artikel 2, 27°.

De duur van de vrijstelling is gekoppeld aan de notie verblijf. In de meerderheid van de gevallen zullen immers de verblijfsdagen niet aangerekend worden op de betaalde vakantiedagen van de betrokkenen, zodat het arbeidsdagen zijn. Het exacte tijdstip of de duur van de conferentie doen er aldus niet echt toe. Bovendien bestaan sommige conferenties uit facultatieve workshops, halve dagen, enzovoort. 5° De werknemers die naar België komen voor het bijwonen van vergaderingen in beperkte kring, mits hun verblijf nodig voor de activiteiten, niet meer dan 5 dagen per kalendermaand bedraagt. Het gaat hier om zeer diverse types vergaderingen, meestal in de vorm van een zogenaamde zakenreis : onderhandelen van een contract met een klant, houden van evaluatiegesprekken met ondergeschikten, strategische vergaderingen in multinationals, enzovoort. 6° De werknemers die door een overheidsdienst worden tewerkgesteld. Hiermee worden de « ambtenaren & contractuelen » uitgesloten van het toepassingsgebied. Het zou onwenselijk zijn indien ambtenaren uit de andere Staten voor bijvoorbeeld het frequent bijwonen van vergaderingen in Brussel onder de meldingsplicht zouden vallen.

Anderzijds is deze uitzondering zeer ruim geformuleerd : de overheidsdienst bepaalt immers zelf wie kan beschouwd worden als haar werknemers, zodat dit een mogelijkheid tot achterpoortje laat voor mensen afkomstig uit « verre landen », aangezien een Belgische controleur of inspecteur moeilijk het statuut van bijvoorbeeld een Ghanese of Kazachse « ambtenaar » kan nagaan wanneer die bijvoorbeeld beweert (aan de hand van een schimmig document) te werken voor een lokale openbare elektriciteitsmaatschappij.

Dit achterpoortje zou kunnen gesloten worden door de uitgesloten categorie te beperken tot een overheidsdienst van bijvoorbeeld een land van de EER/Zwitserland of bilateraal & multilateraal socialezekerheidsverdrag of kandidaat-lidstaat, maar ook van andere Staten komen er veel ambtenaren in België vergaderingen bijwonen in het kader van allerlei Europese en andere internationale programma's en initiatieven hetgeen de formulering van dit artikel absurd gecompliceerd zou maken. Indien misbruik vastgesteld wordt van deze uitsluiting kan de poort nog altijd achteraf gesloten worden, rekening houdend met de op het terrein concreet vastgestelde constructies. 7° De werknemers die tewerkgesteld worden door een internationale instelling van publiek recht in België gevestigd en waarvan het statuut wordt geregeld door een in werking getreden verdrag. Deze formulering heeft betrekking op de zogenaamde « zetelakkoorden ».

Dit zijn verdragen die aan internationale instellingen van publiek recht (internationale organisaties die internationale rechtspersoonlijkheid hebben : van de NAVO over de Afrikaanse Unie tot het Internationaal Comité van het Rode Kruis) bepaalde voorrechten en immuniteiten verlenen, zoals vrijstelling van directe belastingen en socialezekerheidsbijdragen, immuniteit van rechtsmacht,...

Artikel 2, 21°, sub b) van het KB van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers stelt de volgende categorie werknemers vrij van de verplichting tot het verkrijgen van een arbeidskaart : « stagiairs die tewerkgesteld worden door een internationale instelling van publiek recht in België gevestigd en waarvan het statuut geregeld wordt door een in werking getreden verdrag, of die tewerkgesteld worden in het kader van een programma goedgekeurd door die instelling. » Enkel de stagiairs worden hier geviseerd omdat de werknemers van de instellingen door BuZa automatisch een verblijfsvergunning krijgen waaraan een arbeidskaart voor deze instelling gekoppeld is. Deze categorie moet dan ook niet uitgesloten worden van de arbeidskaarten aangezien ze er nu al een krijgt. 8° De leden van een diplomatieke of consulaire zending. Artikel 1, c) van het verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer van 1961 omschrijft de personeelsleden van de zending als « de leden van het diplomatieke personeel of van het administratieve en technische personeel en van het bedienend personeel van de zending ».

Artikel 2, g) van het verdrag van Wenen inzake consulair verkeer van 1963 omschrijft de leden van de consulaire post als « consulaire ambtenaren, consulaire bedienden en leden van het bedienend personeel ». Consulaire bedienden zijn het administratief en technisch personeel. 9° De werknemers die in het buitenland verblijven, er tewerkgesteld worden door een in het buitenland gevestigde werkgever en die naar België komen om aan internationale sportwedstrijden deel te nemen evenals de scheidsrechters, begeleiders, officiële vertegenwoordigers, personeelsleden en alle andere personen geaccrediteerd en/of erkend door internationale of nationale sportfederaties, voor zover hun verblijf in het land, nodig voor deze activiteiten, de duur van de sportproef en hoogstens 3 maanden per kalenderjaar niet overschrijdt. De sportlui en hun entourage worden vrijgesteld van de verplichting tot het verkrijgen van een arbeidskaart in artikel 2, 16° van het KB van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers.

Het enige verschil met de hier opgenomen tekst is dat de vrijstelling in het KB van 9 juni 1999 kan voor de volgende periode : « voor zover het verblijf in het land niet langer dan drie opeenvolgende maanden duurt ». 10° De artiesten met internationale faam evenals de begeleiders waarvan de aanwezigheid vereist is voor het schouwspel op voorwaarde dat hun verblijf nodig voor deze activiteiten, in België niet meer dan 21 dagen per trimester bedraagt. Artikel 2, 17° van het KB van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers stelt de volgende categorie werknemers vrij van de verplichting tot het verkrijgen van een arbeidskaart : « de schouwspelartiesten met internationale faam evenals de begeleiders waarvan de aanwezigheid vereist is voor het schouwspel op voorwaarde dat hun verblijf in België drie opeenvolgende maanden niet overschrijdt ».

Verschil : « artiesten » versus « schouwspelartiesten » en een andere omschrijving van de duur. Er is gekozen voor het bredere begrip « artiesten » om bijvoorbeeld een Franse schilder die een expositie doet in een Belgische galerij gedurende een week uit te sluiten van de meldingsplicht. 11° De vorsers en de leden van een wetenschappelijk team die in het buitenland verblijven en door een universiteit of een wetenschappelijke instelling gevestigd in het buitenland worden tewerkgesteld, die in België aan een wetenschappelijk programma in een onthaaluniversiteit of een wetenschappelijke instelling deelnemen, op voorwaarde dat hun verblijf nodig voor deze activiteiten, niet meer dan 3 maanden per kalenderjaar bedraagt. In het kader van de ontwikkeling van een kenniseconomie en de bevordering van het wetenschappelijk onderzoek in België is het wenselijk een vrijstelling te voorzien voor de effectieve deelname aan een wetenschappelijk programma in België en niet enkel voor het louter bijwonen van wetenschappelijke congressen of vergaderingen (art. 1, 4° en art. 2, 1° KB).

Art. 2. 1° De naar België gedetacheerde zelfstandige, voor de initiële assemblage en/of de eerste installatie van een goed, die een wezenlijk bestanddeel uitmaakt van een overeenkomst voor de levering van goederen en die nodig is voor het in werking stellen van het geleverde goed en die uitgevoerd wordt door de zelfstandige die het goed levert, wanneer de duur van de bedoelde werken niet meer dan acht dagen bedraagt.Deze afwijking geldt evenwel niet voor activiteiten in de bouwsector, zoals hierna gedefinieerd.

Dit artikel is de tegenhanger van artikel 1, 1° van dit KB, maar dan voor de gedetacheerde zelfstandige. Deze toevoeging is gebeurd naar aanleiding van een opmerking door de NAR. 2° De naar België gedetacheerde zelfstandige om dringende onderhoudswerken of dringende reparatiewerken uit te voeren aan machines of apparatuur die door hem geleverd werden aan de in België gevestigde onderneming in dewelke de reparaties of het onderhoud plaatsvinden, mits zijn verblijf nodig voor de activiteiten, niet meer dan 5 dagen per kalendermaand bedraagt. Dit artikel is de tegenhanger van artikel 1, 2° van dit KB, maar dan voor de gedetacheerde zelfstandige. Deze toevoeging is gebeurd naar aanleiding van een opmerking door de NAR. 3° De zelfstandigen die geen hoofdverblijfplaats in België hebben en er conferenties geven, of hieraan deelnemen, op voorwaarde dat de duur van het verblijf nodig voor deze conferenties niet meer dan 5 dagen per kalendermaand bedraagt. Artikel 1, 7° van het Koninklijk besluit van 3 februari 2003 tot vrijstelling van bepaalde categorieën van vreemdelingen van de verplichting houder te zijn van een beroepskaart voor de uitoefening van een zelfstandige beroepsactiviteit, viseert : « de vreemdelingen, die geen hoofdverblijfplaats hebben in België en hier conferenties geven, voorzover de duur van het verblijf, nodig voor deze conferenties, geen drie opeenvolgende maanden overschrijdt; ».

Niet alleen de duur van de vrijstelling is verschillend, maar de vrijstelling van beroepskaart richt zich enkel tot degenen die conferenties geven, de vrijstelling van de meldingsplicht ook tot degenen die conferenties bijwonen. 4° De zelfstandigen die geen hoofdverblijfplaats in België hebben en er aan vergaderingen in beperkte kring deelnemen, op voorwaarde dat de duur van het verblijf nodig voor deze vergaderingen niet meer dan 5 dagen per kalendermaand bedraagt. Dit artikel is de tegenhanger van artikel 1, 5° van dit KB, maar dan voor de gedetacheerde zelfstandige. 5° De zelfstandige sportlui en, in voorkomend geval, hun zelfstandige begeleiders, die geen hoofdverblijfplaats hebben in België en die hier prestaties verrichten in het kader van hun respectievelijk beroep, voorzover de duur van het verblijf, nodig voor deze activiteiten, geen drie maanden per kalenderjaar overschrijdt. Artikel 1, 9° van het Koninklijk besluit van 3 februari 2003 tot vrijstelling van bepaalde categorieën van vreemdelingen van de verplichting houder te zijn van een beroepskaart voor de uitoefening van een zelfstandige beroepsactiviteit, viseert : « de buitenlandse sportlui en, in voorkomend geval, hun buitenlandse zelfstandige begeleiders, die geen hoofdverblijfplaats hebben in België en die hier prestaties verrichten in het kader van hun respectievelijk beroep, voorzover de duur van het verblijf, nodig voor deze activiteiten, geen drie opeenvolgende maanden overschrijdt; ». 6° De zelfstandige artiesten en, in voorkomend geval, hun zelfstandige begeleiders, die geen hoofdverblijfplaats hebben in België en die hier prestaties verrichten in het kader van hun respectievelijk beroep, voorzover de duur van het verblijf, nodig voor deze activiteiten, geen 21 dagen per kwartaal overschrijdt. Artikel 1, 10° van het koninklijk besluit van 3 februari 2003 tot vrijstelling van bepaalde categorieën van vreemdelingen van de verplichting houder te zijn van een beroepskaart voor de uitoefening van een zelfstandige beroepsactiviteit, viseert : « de buitenlandse artiesten en, in voorkomend geval, hun buitenlandse, zelfstandige begeleiders, die geen hoofdverblijfplaats hebben in België en die hier prestaties verrichten in het kader van hun respectievelijk beroep, voorzover de duur van het verblijf, nodig voor deze activiteiten, geen drie opeenvolgende maanden overschrijdt; ». 7° De zelfstandigen tewerkgesteld in de sector van het internationaal vervoer van personen of goederen, tenzij deze zelfstandigen cabotageactiviteiten op het Belgisch grondgebied verrichten. Dit artikel is ingevoerd naar analogie met de vrijstelling voor werknemers tewerkgesteld in het internationaal transport (art. 1, 1° KB). 8° De zakenlui die zich naar België begeven voorzover de duur van het verblijf, nodig voor hun activiteiten, geen 5 dagen per kalendermaand overschrijdt. Dit punt is geïnspireerd op artikel 1, punt 6° van het Koninklijk besluit van 3 februari 2003 tot vrijstelling van bepaalde categorieën van vreemdelingen van de verplichting houder te zijn van een beroepskaart voor de uitoefening van een zelfstandige beroepsactiviteit. Het ligt ook in de lijn van artikel 1, 5° van dit KB. 9° De bestuurders en de mandatarissen van vennootschappen die zich naar België begeven om deel te nemen aan raden van bestuur en algemene vergaderingen van vennootschappen, voorzover de duur van het verblijf, nodig voor deze activiteiten, geen 5 dagen per kalendermaand overschrijdt. Dit punt is geïnspireerd op artikel 1, punt 6° van het Koninklijk besluit van 3 februari 2003 tot vrijstelling van bepaalde categorieën van vreemdelingen van de verplichting houder te zijn van een beroepskaart voor de uitoefening van een zelfstandige beroepsactiviteit.

Art. 3. 1° De stagiairs die in het kader van hun studies een verplichte stage of beroepsopleiding in België doorlopen. Artikel 2, 19° van het KB van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers stelt de volgende categorie werknemers vrij van de verplichting tot het verkrijgen van een arbeidskaart : « de studenten die ten behoeve van hun studies in België, verplichte stages verrichten ».

Door de studenten/stagiairs omschrijving en de beroepsopleiding is de vrijstelling van de meldingsplicht veel ruimer ! 2° De zelfstandige stagiairs die student zijn en toegelaten zijn tot het verblijf en een stage volgen in België in het kader van hun studies, voor de duur van hun stage. De stage die vericht wordt door de studenten moet noodzakelijk zijn voor het bekomen van hun diploma. 3° De zelfstandige stagiairs die in België een stage verrichten die werd goedgekeurd door de bevoegde overheid in het kader van een uitwisselingsprogramma gebaseerd op wederkerigheid, voor de duur van hun stage. Art. 4.

Dit artikel bepaalt de categorieën van gegevens die deel uitmaken van de voorafgaande melding in toepassing van de artikelen 139 en 153 van Hoofdstuk 8 van Titel IV van de programmawet.

Art. 5.

Gezien het brede toepassingsgebied (art. 138 van het Hoofdstuk) vallen de volgende situaties ook onder de meldingsplicht : - Een Franse zelfstandige consultant woont vlak bij de grens. Zijn cliënteel bevindt zich 30 % in België, 70 % in Frankrijk. Hij gaat tot 3 keer per week over de grens. - Een manager van een Franse onderneming gaat gedurende 2 tot 3 jaar 70 % van zijn arbeidstijd doorbrengen in het Belgisch filiaal (30 % in Franse moedervennootschap) om een herstructurering te leiden. Hij pendelt meerdere keren per week per Thalys.

Het is in de praktijk uiteraard ondoenbaar om voor elk stukje werkzaamheden in België een afzonderlijke melding te doen. Vandaar dat voor deze situaties het mogelijk is om een algemene melding te doen die geldig is voor een jaar (telkens verlengbaar).

Wegens de fraudegevoeligheid en de daaruit volgende nood om de exacte tewerkstellingslocaties en duur te kennen zijn de interim en de bouwsector uitgesloten.

Art. 6.

Analogie met DIMONA en om de databank up-to-date te houden.

Art. 7.

Dit artikel bepaalt de categorieën van gegevens die deel uitmaken van de melding die opgelegd wordt aan de Belgische gebruiker in toepassing van de artikelen 6 en 20 van de wet.

Art. 8.

De uitsluitingen uit het artikel 69 van de wet van 4 augustus 1978 (cfr. art. 141 van de wet) via KB van 6 december 1978 zijn : «

Artikel 1.Zijn vrijgesteld van de verplichting opgelegd door artikel 69, § 1, van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, om de aldaar bedoelde werknemers te melden aan de Sociale Inspectie van het Ministerie van Sociale Voorzorg, voor zoveel reeds een ander persoon dezelfde verplichting heeft krachtens dit artikel : 1° Alle besturen en diensten van het Rijk, de provinciën, de gemeenten en de parastatalen.2° Elk natuurlijk persoon, wanneer de tewerkstelling van de werknemers bedoeld in genoemd artikel 69, § 1, niet geschiedt in de uitoefening van zijn beroepsactiviteit.» Enkel de tweede uitsluiting wordt behouden in het KB. Omdat het begrip detachering in het kader van LIMOSA veel ruimer ingevuld wordt (zowel naar personeel toepassingsgebied als naar situaties), is het opportuun ook het eraan gekoppelde toezicht zo ruim mogelijk te interpreteren, zodat zo weinig mogelijk eindgebruikers of opdrachtgevers uitgesloten worden van de toezichtverplichting.

Om een totaalbeeld te krijgen van elke vorm van tewerkstelling van buitenlanders in België, dient op de overheidsdiensten (uit hoofde van hun rol als eindgebruiker of opdrachtgever) dezelfde verplichting te rusten als op privé-eindgebruikers of privé-opdrachtgevers, m.a.w. toepassing maken van het algemene rechtsbeginsel "patere legem ipse fecisti".

De verplichtingen voor de particulier die werken voor strikt private doeleinden laat uitvoeren (bijvoorbeeld verbouwingen aan zijn gezinswoning door een gedetacheerde Poolse schrijnwerker met wiens Poolse werkgever hij rechtstreeks contracteert) in artikel 69, namelijk wanneer geen andere persoon die meldingsverplichting heeft, worden dan weer volledig opgeheven.

Art. 9.

Dit artikel wijst de diensten aan die bevoegd zijn voor de controle op de toepassing van de wet en haar uitvoeringsbesluiten.

Art. 10.

Dit artikel is integraal gekopieerd van artikel 7 van het KB van 29 maart 2002 tot vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van het vereenvoudigd stelsel betreffende het opmaken en bijhouden van sociale documenten voor de ondernemingen die in België werknemers ter beschikking stellen en tot bepaling van de activiteiten in de bouwsector bedoeld in artikel 6, § 2, van de wet van 5 maart 2002 tot omzetting van de richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten, en tot invoering van een vereenvoudigd stelsel betreffende het bijhouden van sociale documenten door ondernemingen die in België werknemers ter beschikking stellen.

Art. 11.

De toelevering van gegevens aan het kadaster en de ontsluiting van gegevens voor de meewerkende instellingen zal via de KSZ verlopen.

Aldus zal adequaat gewaakt worden over de principes inzake finaliteit, proportionaliteit en relevantie bij deze gegevensstromen.

De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE

20 MAART 2007. - Koninklijk besluit tot uitvoering van het Hoofdstuk 8 van Titel IV van de programmawet (I) van 27 december 2006 ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de programmawet (I) van 27 december 2006, inzonderheid op de artikelen 138, 139, 140, 141, 153, 154, 155, 156 et 163;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 april 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 28 april 2006;

Gelet op het advies van het Algemeen Beheerscomité voor het Sociaal Statuut der Zelfstandigen, gegeven op 19 juli 2006;

Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 30 januari 2007;

Gelet op advies 42.253/1 van de Raad van State, gegeven op 22 februari 2007, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, van Onze Minister van Werk en van Onze Minister van Middenstand, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De volgende categorieën van gedetacheerde werknemers worden uit het toepassingsgebied van het Hoofdstuk 8 van Titel IV van de programmawet (I) van 27 december 2006 gesloten : 1° De werknemers tewerkgesteld in de sector van het internationaal vervoer van personen of goederen, tenzij deze werknemers cabotageactiviteiten op het Belgisch grondgebied verrichten;2° De werknemers die naar België worden gedetacheerd voor de initiële assemblage en/of de eerste installatie van een goed, die een wezenlijk bestanddeel uitmaakt van een overeenkomst voor de levering van goederen en die noodzakelijk is voor het in werking stellen van het geleverde goed en die uitgevoerd wordt door gekwalificeerde en/of gespecialiseerde werknemers van de leverende onderneming, wanneer de duur van de bedoelde werken niet meer dan acht dagen bedraagt.Deze afwijking geldt evenwel niet voor activiteiten in de bouwsector, zoals hierna gedefinieerd; 3° De werknemers die als gespecialiseerde technici tewerkgesteld worden door een in het buitenland gevestigde werkgever en naar België komen om dringende onderhoudswerken of dringende reparatiewerken uit te voeren aan machines of apparatuur die door hun werkgever geleverd werden aan de in België gevestigde onderneming in dewelke de reparaties of het onderhoud plaatsvinden, mits hun verblijf nodig voor de activiteiten, niet meer dan 5 dagen per kalendermaand bedraagt;4° De werknemers die naar België komen voor het bijwonen van wetenschappelijke congressen, mits hun verblijf nodig voor deze congressen, niet meer dan 5 dagen per kalendermaand bedraagt;5° De werknemers die naar België komen voor het bijwonen van vergaderingen in beperkte kring, mits hun verblijf nodig voor de activiteiten, niet meer dan 5 dagen per kalendermaand bedraagt;6° De werknemers die door een overheidsdienst worden tewerkgesteld;7° De werknemers die tewerkgesteld worden door een internationale instelling van publiek recht in België gevestigd en waarvan het statuut geregeld wordt door een in werking getreden verdrag;8° De leden van een diplomatieke of consulaire zending;9° De werknemers die in het buitenland verblijven, er tewerkgesteld worden door een in het buitenland gevestigde werkgever en die naar België komen om aan internationale sportwedstrijden deel te nemen evenals de scheidsrechters, begeleiders, officiële vertegenwoordigers, personeelsleden en alle andere personen geaccrediteerd en/of erkend door internationale of nationale sportfederaties, voorzover hun verblijf in het land, nodig voor deze activiteiten, de duur van de sportproef en hoogstens 3 maanden per kalenderjaar niet overschrijdt;10° De artiesten met internationale faam evenals de begeleiders waarvan de aanwezigheid vereist is voor het schouwspel op voorwaarde dat hun verblijf in België, nodig voor deze activiteiten, niet meer dan 21 dagen per kwartaal bedraagt;11° De vorsers en de leden van een wetenschappelijk team die in het buitenland verblijven en door een universiteit of een wetenschappelijke instelling gevestigd in het buitenland worden tewerkgesteld, die in België aan een wetenschappelijk programma in een onthaaluniversiteit of een wetenschappelijke instelling deelnemen, op voorwaarde dat hun verblijf, nodig voor deze activiteiten, niet meer dan 3 maanden per kalenderjaar bedraagt.

Art. 2.De volgende categorieën van gedetacheerde zelfstandigen worden uit het toepassingsgebied van het Hoofdstuk 8 van Titel IV van de programmawet (I) van 27 december 2006 gesloten : 1° de naar België gedetacheerde zelfstandige, voor de initiële assemblage en/of de eerste installatie van een goed, die een wezenlijk bestanddeel uitmaakt van een overeenkomst voor de levering van goederen en die noodzakelijk is voor het in werking stellen van het geleverde goed en die uitgevoerd wordt door de zelfstandige die het goed levert, wanneer de duur van de bedoelde werken niet meer dan acht dagen bedraagt.Deze afwijking geldt evenwel niet voor activiteiten in de bouwsector, zoals hierna gedefinieerd; 2° de naar België gedetacheerde zelfstandige om dringende onderhoudswerken of dringende reparatiewerken uit te voeren aan machines of apparatuur die door hem geleverd werden aan de in België gevestigde onderneming in dewelke de reparaties of het onderhoud plaatsvinden, mits zijn verblijf nodig voor de activiteiten, niet meer dan 5 dagen per kalendermaand bedraagt;3° de zelfstandigen die geen hoofdverblijfplaats in België hebben en er conferenties geven, of hieraan deelnemen, op voorwaarde dat de duur van het verblijf nodig voor deze conferenties niet meer dan 5 dagen per kalendermaand bedraagt;4° de zelfstandigen die geen hoofdverblijfplaats in België hebben en er aan vergaderingen in beperkte kring deelnemen, op voorwaarde dat de duur van het verblijf nodig voor deze vergaderingen niet meer dan 5 dagen per kalendermaand bedraagt;5° de zelfstandige sportlui en, in voorkomend geval, hun zelfstandige begeleiders, die geen hoofdverblijfplaats hebben in België en die hier prestaties verrichten in het kader van hun respectievelijk beroep, voorzover de duur van het verblijf, nodig voor deze activiteiten, geen drie maanden per kalenderjaar overschrijdt;6° de zelfstandige artiesten en, in voorkomend geval, hun zelfstandige begeleiders, die geen hoofdverblijfplaats hebben in België en die hier prestaties verrichten in het kader van hun respectievelijk beroep, voorzover de duur van het verblijf, nodig voor deze activiteiten, geen 21 dagen per kwartaal overschrijdt;7° de zelfstandigen tewerkgesteld in de sector van het internationaal vervoer van personen of goederen, tenzij deze zelfstandigen cabotageactiviteiten op het Belgisch grondgebied verrichten;8° de zakenlui die zich naar België begeven voorzover de duur van het verblijf, nodig voor hun activiteiten, geen 5 dagen per kalendermaand overschrijdt;9° de bestuurders en de mandatarissen van vennootschappen die zich naar België begeven om deel te nemen aan raden van bestuur en algemene vergaderingen van vennootschappen, voor zover de duur van het verblijf, nodig voor deze activiteiten, geen 5 dagen per kalendermaand overschrijdt.

Art. 3.De volgende categorieën van gedetacheerde stagiairs en van zelfstandige gedetacheerde stagiairs worden uit het toepassingsgebied van het Hoofdstuk 8 van Titel IV van de programmawet (I) van 27 december 2006 gesloten : 1° de stagiairs die in het kader van hun studies of beroepsopleiding een verplichte stage in België doorlopen, voor de duur van hun stage;2° de zelfstandige stagiairs die student zijn en toegelaten zijn tot het verblijf en een stage volgen in België in het kader van hun studies, voor de duur van hun stage;3° de zelfstandige stagiairs die in België een stage verrichten die werd goedgekeurd door de bevoegde overheid in het kader van een uitwisselingsprogramma gebaseerd op wederkerigheid, voor de duur van hun stage.

Art. 4.§ 1. Voor de gedetacheerde werknemers bevat de melding bedoeld in artikel 140 van voornoemde wet van 27 december 2006 de volgende categorieën gegevens : 1° Identificatiegegevens van de werknemer.Indien deze beschikt over een identificatienummer van het Rijksregister of het nummer van de Kruispuntbank bedoeld in artikel 8 van de voormelde wet van 15 januari 1990, volstaat dit nummer. 2° Nationaal identificatienummer in het land van oorsprong, indien dit bestaat;3° Begindatum van de detachering in België;4° Voorziene duur van de detachering in België;5° Soort diensten verricht in het kader van de detachering;6° Plaats waar, in Belgïe, de arbeidsprestaties worden geleverd;7° Wekelijkse arbeidsduur;8° Werkrooster;9° De identificatiegegevens betreffende de werkgever en zijn lasthebber indien deze laatste de melding van detachering doet.In het geval dat deze reeds beschikken over een ondernemingsnummer of een identificatienummer bij de sociale zekerheid, ingeval het gaat om een natuurlijke persoon die niet de hoedanigheid heeft van een onderneming in de zin van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, volstaat dit nummer. 10° De identificatiegegevens van de Belgische gebruiker.In het geval dat deze reeds beschikt over een ondernemingsnummer of identificatienummer bij de sociale zekerheid, indien het gaat om een natuurlijke persoon die niet de hoedanigheid heeft van onderneming in de zin van de voornoemde wet van 16 januari 2003, volstaat dit nummer. § 2. Voor de gedetacheerde zelfstandigen bevat de melding bedoeld in artikel 154 van voornoemde programmawet van 27 december 2006 de volgende gegevens : 1° Identificatiegegevens van de zelfstandige.In het geval dat deze reeds beschikt over een ondernemingsnummer of identificatienummer bij de sociale zekerheid, indien het gaat om een natuurlijke persoon die niet de hoedanigheid heeft van onderneming in de zin van de voornoemde wet van 16 januari 2003, volstaat dit nummer. 2° Nationaal identificatienummer in het land van oorsprong, indien dit bestaat;3° Begindatum van de detachering in België;4° Voorziene duur van de detachering in België;5° Plaats waar, in België, de arbeidsprestaties worden geleverd;6° Soort diensten verricht in het kader van de detachering;7° BTW nummer in het land van oorsprong indien dit bestaat of ondernemingsnummer indien hij er over beschikt;8° Identificatiegegevens betreffende de lasthebber die de voorafgaande melding doet.In het geval dat deze reeds beschikt over een ondernemingsnummer of identificatienummer bij de sociale zekerheid, indien het gaat om een natuurlijke persoon die niet de hoedanigheid heeft van onderneming in de zin van de voormelde wet van 16 januari 2003, volstaat dit nummer; 9° Identificatiegegevens betreffende de Belgische gebruiker.In het geval dat deze reeds beschikt over een ondernemingsnummer of identificatienummer bij de sociale zekerheid, indien het gaat om een natuurlijke persoon die niet de hoedanigheid heeft van onderneming in de zin van de voormelde wet van 16 januari 2003, volstaat dit nummer. § 3. Voor de gedetacheerde stagiairs bevat de melding bedoeld in artikel 140, van voornoemde programmawet van 27 december 2006 de volgende categorieën gegevens : 1° Identificatiegegevens van de stagiair.Indien deze beschikt over een identificatienummer van het Rijksregister of het nummer van de Kruispuntbank bedoeld in artikel 8 van de voormelde wet van 15 januari 1990, volstaat dit nummer; 2° Nationaal identificatienummer in het land van oorsprong, indien dit bestaat;3° Begindatum van de detachering in België;4° Voorziene duur van de detachering in België;5° Identificatiegegevens betreffende de buitenlandse instelling waar de stagiair zijn studie of zijn beroepsopleiding volgt.In het geval dat deze reeds beschikt over een ondernemingsnummer of identificatienummer bij de sociale zekerheid, indien het gaat om een natuurlijke persoon die niet de hoedanigheid heeft van onderneming in de zin van de voormelde wet van 16 januari 2003, volstaat dit nummer; 6° Identificatiegegevens betreffende de Belgische instelling bij dewelke de stagiair gedetacheerd is.In het geval dat deze reeds beschikt over een ondernemingsnummer of identificatienummer bij de sociale zekerheid, indien het gaat om een natuurlijke persoon die niet de hoedanigheid heeft van onderneming in de zin van de voormelde wet van 16 januari 2003, volstaat dit nummer. § 4. Voor de zelfstandige gedetacheerde stagiairs bevat de melding bedoeld in artikel 154 van voornoemde programmawet van 27 december 2006 de volgende categorieën gegevens : 1° Identificatiegegevens van de stagiair.Indien deze beschikt over een identificatienummer van het Rijksregister of het nummer van de Kruispuntbank bedoeld in artikel 8 van de voormelde wet van 15 januari 1990, volstaat dit nummer; 2° Nationaal identificatienummer in het land van oorsprong, indien dit bestaat;3° Begindatum van de detachering in België;4° Voorziene duur van de detachering in België;5° Identificatiegegevens betreffende de buitenlandse instelling waar de stagiair zijn studie of zijn beroepsopleiding volgt.In het geval dat deze reeds beschikt over een ondernemingsnummer of identificatienummer bij de sociale zekerheid, indien het gaat om een natuurlijke persoon die niet de hoedanigheid heeft van onderneming in de zin van de voormelde wet van 16 januari 2003, volstaat dit nummer; 6° Identificatiegegevens betreffende de Belgische instelling bij dewelke de stagiair gedetacheerd is.In het geval dat deze reeds beschikt over een ondernemingsnummer of identificatienummer bij de sociale zekerheid, indien het gaat om een natuurlijke persoon die niet de hoedanigheid heeft van onderneming in de zin van de voormelde wet van 16 januari 2003, volstaat dit nummer.

Art. 5.Voor gedetacheerde werknemers of gedetacheerde zelfstandigen die regelmatig werkzaamheden uitoefenen op het grondgebied van België en één of meerdere andere landen en niet woonachtig zijn in België, moet de melding zoals voorzien in artikelen 140 en 154 van voornoemde programmawet van 27 december 2006, de volgende gegevens bevatten : 1° Identificatiegegevens van de werknemer;2° Nationaal identificatienummer in het land van oorsprong, indien dit bestaat;3° Identificatienummer van het Rijksregister of Identificatienummer van de Kruispuntbank bedoeld in artikel 8 van voornoemde wet van 15 januari 1990, indien dit bestaat;4° Begindatum van de detachering in België;5° Duur van de detachering in België;6° Soort diensten verricht in het kader van de detachering;7° Voor de werknemers, de wekelijkse arbeidsduur. Deze melding is geldig voor een periode van maximaal 12 maanden en kan telkens na afloop van deze periode verlengd worden voor een volgende periode van maximaal 12 maanden.

De bepalingen van dit artikel gelden evenwel niet voor activiteiten in de bouwsector of in de sector van de uitzendarbeid.

In de zin van dit besluit wordt verstaan onder regelmatig werkzaamheden uitoefenen op het grondgebied van België en één of meerdere andere landen : een activiteit die structureel in verschillende landen wordt uitgeoefend waarvan een substantieel deel in België, waardoor de betrokken persoon frequent korte periodes in België voor beroepsredenen aanwezig is.

Art. 6.Indien de detachering niet plaatsvindt op de oorspronkelijk voorziene datum, moet de aangever zijn melding annuleren voor het einde van de eerste kalenderdag die overeenkomt met de begindatum van de gemelde detachering.

Art. 7.De melding bedoeld in artikelen 141 en 155 van voornoemde programmawet van 27 december 2006 bevat de volgende gegevens : 1° Identificatiegegevens van de aangever.In het geval dat deze reeds beschikt over een ondernemingsnummer of identificatienummer bij de sociale zekerheid, indien het gaat om een natuurlijke persoon die niet de hoedanigheid heeft van onderneming in de zin van de voormelde wet van 16 januari 2003, volstaat dit nummer. 2° Identificatiegegevens met betrekking tot de gedetacheerde werknemer of zelfstandige of stagiair.In het geval dat deze reeds beschikt over een identificatienummer van het Rijksregister of Identificatienummer van de Kruispuntbank bedoeld in artikel 8 van voornoemde wet van 15 januari 1990, volstaat dit nummer. 3° Identificatiegegevens met betrekking tot de werkgever van de gedetacheerde werknemer of de instelling bij dewelke de stagiair zijn stage of beroepsopleiding volgt.In het geval dat dezen reeds beschikken over een ondernemingsnummer of identificatienummer bij de sociale zekerheid, indien het gaat om een natuurlijke persoon die niet de hoedanigheid heeft van onderneming in de zin van de voormelde wet van 16 januari 2003, volstaat dit nummer.

Art. 8.Zijn vrijgesteld van de verplichting opgelegd door artikelen 141 en 155 van voornoemde programmawet van 27 december 2006 om via elektronische weg aan de bevoegde instelling de hierbij bedoelde werknemers of zelfstandigen te melden : - elke natuurlijke persoon, indien de tewerkstelling van de gedetacheerde werknemers of zelfstandigen bedoeld in artikel 141 of 155 van voornoemde programmawet van 27 december 2006 voor strikt private doeleinden geschiedt.

Art. 9.Worden, onverminderd de plichten van de officieren van gerechtelijke politie, aangewezen als ambtenaren en beambten belast met het toezicht op de uitvoering van Hoofdstuk 8 van Titel IV van de programmawet (I) van 27 december 2006 : 1° de bevoegde ambtenaren belast met het toezicht, behorend tot de Sociale Inspectie van de FOD Sociale Zekerheid;2° de controleurs en inspecteurs van de Algemene directie Toezicht op de Sociale Wetten van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;3° de sociale controleurs en inspecteurs van de Algemene directie Inspectie van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;4° de controleurs en inspecteurs van de Algemene directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;5° de ambtenaren van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, aangewezen overeenkomstig artikel 22 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie;6° de bevoegde ambtenaren van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen. Als een van deze aangewezen ambtenaren feiten vaststelt die onder de bevoegdheid vallen van een andere dienst belast met het toezicht op de huidige wet, dan maakt deze ambtenaar onmiddellijk aan de bevoegde controledienst de elementen over die nodig zijn voor de vaststelling van de inbreuk.

Art. 10.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder activiteiten in de bouwsector : alle activiteiten in de bouwsector die betrekking hebben op van nature onroerende goederen of op onroerende goederen door incorporatie en die de verwezenlijking, het herstel, het onderhoud, de wijziging of de vernietiging van bouwwerken beogen, en met name de volgende werkzaamheden : 1° uitgravingswerk;2° grondwerk;3° opbouw;4° montage en demontage van geprefabriceerde elementen;5° inrichting of uitrusting;6° verbouwing;7° renovatie;8° herstelling;9° ontmanteling;10° afbraak;11° onderhoud;12° onderhoud - schilder- en schoonmaakwerken;13° sanering.

Art. 11.De mededeling door andere instanties van gegevens die in de gegevensbank bedoeld in artikel 163, eerste lid, van voornoemde programmawet van 27 december 2006, moeten worden opgenomen, geschiedt via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.

Art. 12.Dit besluit treedt in werking op 1 april 2007.

Art. 13.Onze Minister van Sociale Zaken, Onze Minister van Werk en Onze Minister van Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 maart 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE

^